Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de ruimtelijke toetsingskader van een bedrijfsmatige paardenhouderij

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de ruimtelijke toetsingskader van een bedrijfsmatige paardenhouderij
CiteertitelRuimtelijk toetsingskader bedrijfsmatige paardenhouderij
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-12-2008nieuwe regeling

25-11-2008

Website van de gemeente Westvoorne, 10-12-2008

199.13417.00

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de ruimtelijke toetsingskader van een bedrijfsmatige paardenhouderij

Samenvatting

De voorliggende notitie vormt het toetsingskader voor de planologische inpasbaarheid en de ruimtelijke mogelijkheden van de bedrijfsmatige, gebruiksgerichte paardenhouderij in de vorm van maneges en pensionstallen.

Het paardrijden en alles wat daarmee samenhangt, vormt ook in Westvoorne een belangrijke recreatieve activiteit. De door het Ministerie van LNV aangegeven disbalans in vraag en aanbod van paardrijmogelijkheden is in Westvoorne nadrukkelijk aanwezig. Paardenhouderijen leiden echter ook vaak tot verrommeling van het landschap door landschappelijk niet goed ingepaste buitenrijbanen, opslag van voer, stro en materialen.

In het gemeentelijk beleid wordt veel nadruk gelegd op het behoud van de landschappelijke waarden van het landelijk gebied en het tegengaan van versnippering en verstedelijking. Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de kernkwaliteit van Westvoorne.

Het streven van het gemeentebestuur om de landschappelijke kwaliteiten van Westvoorne te behouden en waar mogelijk de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren, vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt voor het beleid ten aanzien van maneges en pensionstallen.

Het te voeren beleid is duidelijk:

  • -

    De maneges Tinte en Het Groene Dak zijn bestaande en als zodanig functionerende maneges met een op de activiteiten toegesneden bestemming. Deze bestemming staat niet ter discussie.

  • -

    Om het voorzieningenniveau voor de hippische sport weer op een goed niveau te brengen, wordt gestreefd naar de realisering van 1 of 2 nieuwe maneges c.q. een hippisch centrum in de gemeente. De maximale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen voor een nieuwe manege bedraagt 2.500 m² in de zone van de geestgronden die grenst aan het polderlandschap en 4.500 m² op locaties in het polderlandschap. Een hippisch centrum kan uitgroeien tot een maximumoppervlakte aan gebouwen en overkappingen van 6.500 m² .

  • -

    Bestaande pensionstallingen zijn toelaatbaar en worden voorzien van een passende bestemming voor zover deze passen binnen de criteria; deze bestaande pensionstallen die planologisch inpasbaar zijn, krijgen een uitbreidingsmogelijkheid van 10% van de bestaande gebouwen en overkappingen die in gebruik zijn voor de paardenhouderij (exclusief eventuele bedrijfswoning).

  • -

    Nieuwe pensionstallingen zijn alleen toegestaan wanneer gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing. Het gaat dan veelal om hergebruik van agrarische bebouwing ter plaatse van vroegere agrarische bedrijven. Nieuwbouw is alleen toegestaan onder de voorwaarde van sanering van een deel van de bebouwing overeenkomstig de saneringsregeling voor woningen in het landelijk gebied.

  • -

    Voor alle ontwikkelingen geldt dat een goede landschappelijke inpassing en een hoog kwaliteitsniveau een vereiste is. Voorts zal moeten worden voldaan aan de overige aangegeven criteria.

1. Inleiding

1.1. Inleiding

Aanleiding

Westvoorne heeft veel inwoners die als hobby een of meerdere paarden houden of die een hippische sport beoefenen. Door de mooie omgeving en de aanwezigheid van een aantal ruiterpaden en -routes leent de gemeente zich, meer dan veel andere gemeenten in de stadsregio, goed voor paardensport en recreatie te paard. In de agrarische sector komen door bedrijfsbeeindiging bedrijfsgebouwen en gronden beschikbaar voor andere functies. Sommigen zien hierin een mogelijkheid om hun hobby om te zetten in een bedrijfsmatige activiteit. Het houden van paarden heeft echter invloed op de omgeving. Voor de gemeente vormen vooral de ruimtelijke implicaties van het houden van paarden en de milieuaspecten aandachtspunten.

 

In 2004 heeft de gemeente, samen met Kuiper Compagnons, de nota "Paardensport in Westvoorne"1) opgesteld. Het doel van de nota was het verkrijgen van een goed beeld van de huidige faciliteiten voor de paardensport in de gemeente en de aansluiting daarvan op de behoeften en wensen van de paardensportbeoefenaars. Daaraan gekoppeld was de vraag op welkewijze en in welke mate particulier initiatief door de gemeente zou kunnen worden ondersteund om de voorzieningen op het gewenste/ noodzakelijke niveau te brengen indien aantoonbaar is dat het huidige voorzieningenniveau niet voldoet. De directe aanleiding hiertoe vormde een tweetal burgerinitiatieven. In het eerste burgerinitiatief werd het college verzocht om in samenspraak met de provincie binnen korte tijd een actief beleid te ontwikkelen om de stichting van een hippisch centrum mogelijk te maken met als doel de mogelijkheid te blijven hebben om de ruitersport te beoefenen door de huidige en toekomstige belanghebbenden. Dit ter compensatie van de opheffing van de manege aan de Hoefweg in Oostvoorne en de manege aan de Duinzoom in Rockanje. Het tweede verzoek was erop gericht om medewerking te verlenen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu om op het terrein van het Klokhuis in Rockanje een hippisch centrum mogelijk te maken. De nota "Paardensport in Westvoorne" resulteert in een aantal mogelijke locaties voor een manege of hippisch centrum.

 

Voorts is door DCMR Milieudienst Rijnmond medio 2006 in het kader van de voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne een "Voorontwerp visie Paardenhouderij Westvoorne"2) opgesteld.

In het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is echter gekozen voor een consoliderend beleid voor de paardenhouderijen. Ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen worden geen nieuwe mogelijkheden geboden. De reden hiervoor is de complexiteit van de paardenhouderij die nader onderzoek en afweging wenselijk maakt. De voorliggende notitie biedt de bouwstenen voor deze afweging voor zover het de bedrijfsmatige paardenhouderij betreft.

1.2. Doel van de notitie

De doelstelling van de voorliggende notitie is als volgt:

"Het vaststellen van het ruimtelijk beleid voor de bedrijfsmatige paardenhouderij en het bieden van een toetsingskader en leidraad voor de planologische inpasbaarheid van bestaande bedrijfsmatige paardenhouderijen en verzoeken om nieuwe bedrijfsmatige paardenhouderijen op te richten dan wel bestaande bedrijfsmatige paardenhouderijen uit te breiden."

1.3. Afbakening

Alleen bedrijfsmatig

In deze nota wordt ingegaan op de bedrijfsmatige vormen van paardenhouderij.

In dit kader wordt een paardenhouderij als een bedrijfsmatige activiteit aangemerkt wanneer de paardenhouderij en de daarmee samenhangende activiteiten worden verricht met een winstoogmerk. Van hobbymatige paardenhouderij is sprake wanneer het houden van paarden kleinschalig is en niet is gericht op het genereren van omzet. Het onderscheid tussen (semi)bedrijfsmatig en hobbymatig kan niet eenvoudig in een aantal paarden worden uitgedrukt, maar is afhankelijk van de omstandigheden. Indicatoren zijn bijvoorbeeld de kring van gebruikers, de aanwezigheid van gekwalificeerd personeel, worden er diensten aangeboden zoals instructie, zijn er paarden van derden, wordt er geadverteerd. Volgens de Sectorraad Paarden1) kan de vraag in hoeverre een paardenhouderij daadwerkelijk bedrijfsmatig is, het best worden beoordeeld aan de hand van een bedrijfsplan, waarin de werkelijke aard van de activiteiten duidelijk naar voren komt. Om een paardenhouderij als bedrijfsmatig aan te merken zullen er in ieder geval ten minste 5 paarden van derden aanwezig dienen te zijn.

Ook dient een bedrijfsplan duidelijkheid te verschaffen over de continuïteit van een bedrijf.

 

Verenigingsaccommodatie

Behalve op de bedrijfsmatige paardenhouderij wordt in deze nota ook aandacht besteed aan de ruimtelijke aspecten van verenigingsaccommodatie. De directe aanleiding daartoe vormt het feit dat de vereniging De Voornse Ruiters bij het gemeentebestuur kenbaar heeft gemaakt dat de vereniging fors moet investeren om de accommodatie op het door de vereniging gewenste niveau te brengen of moet omzien naar een andere locatie. Op zich kan de accommodatie van een vereniging niet als paardenhouderij worden aangemerkt. De vereniging houdt immers zelf geen paarden. Vanwege de nauwe verbondenheid tussen vereniging en paarden zijn er wat de ruimtelijke aspecten betreft echter overeenkomsten met de bedrijfsmatige paardenhouderij.

 

Diversiteit

De diversiteit in de paardenhouderij is bijzonder groot. In algemene zin zijn er de puur agrarische bedrijven waar uitsluitend paarden worden gefokt of jonge paarden worden opgefokt, bedrijven die als hengstenhouderij in gebruik zijn of waar paarden voor de melkproductie worden gehouden. Deze productiegerichte bedrijven vormen in feite agrarische bedrijven.

In Westvoorne zijn echter vrijwel uitsluitend paardenbedrijven waar in overwegende mate niet agrarische activiteiten worden ondernomen, zoals de pensionstallen en maneges. Er is slechts een enkel bedrijf dat zich vooral richt op het fokken van paarden. Op de paardenhouderijen die als agrarisch bedrijf kunnen worden aangemerkt, wordt in het kader van de voorliggende notitie dan ook niet verder ingegaan. De notitie beperkt zich tot de gebruiksgerichte paardenbedrijven in de vorm van maneges, pensionstallen en verenigingsaccommodatie.

 

Het voorliggende beleids- en toetsingskader moet een praktisch instrument zijn en beperkt zich tot die vormen die al in de gemeente voorkomen of waarvoor concrete plannen zijn.

1.4. Leeswijzer

Deze notitie is als volgt opgebouwd.

  • -

    Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het relevante beleidskader. Een uitgebreider overzicht hiervan is opgenomen in bijlage 2 bij deze notitie.

  • -

    In hoofdstuk 3 wordt een korte kenschets gegeven van de huidige situatie. Het hoofdstuk begint met een korte beschrijving van het landschap in Westvoorne. Daarna wordt verder ingegaan op de huidige situatie van de paardenhouderij in de gemeente. Vervolgens worden enkele specifieke aandachtspunten en knelpunten als gevolg van individuele verzoeken tot verplaatsing, uitbreiding en/ of aanpassing van het bestemmingsplan aan de orde gesteld. Het hoofdstuk eindigt met een samenvatting en conclusies.

  • -

    In hoofdstuk 4 komen de criteria aan de orde, die de leidraad vormen bij de beoordeling of medewerking kan worden verleend aan de bedrijfsmatige paardenhouderij in de vorm van een manege of pensionstal. Ook wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de criteria die van belang zijn voor de beoordeling van de geschiktheid van een locatie voor verenigingsaccommodatie.

  • -

    De bevindingen en het advies van de Adviesraad Sport en Accommodaties zijn in hoofdstuk 5 samengevat en van een commentaar voorzien.

  • -

    Hoofdstuk 6 schetst een beeld van de vervolgstappen.

Een aantal onderwerpen, zoals een uitgebreidere versie van het beleidskader, aanbevelingen voor de landschappelijke inpassing en een voorlopige toetsing van enkele initiatieven, is als bijlage opgenomen.

2. Beleidskader

Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van die elementen uit het beleid van Rijk, provincie en regio die van belang zijn in relatie tot een visie op de paardenhouderij. Een uitgebreidere samenvatting van het beleidskader is opgenomen in bijlage 2 bij deze notitie.

 

Samenvatting en conclusies beleidskader

  • -

    Het ruimtelijk beleid van het Rijk geeft geen directe handvaten voor de paardenhouderij.

  • -

    Visie Paard en Landschap1) van het Ministerie van LNV ziet duidelijk kansen voor de paardenhouderij. De paardenhouderij heeft een belangrijke recreatieve en economische functie, maar kan ook leiden tot verrommeling van het landschap. De visie bevat een aantal aanbevelingen voor de paardenhouderij in relatie tot het landschap.

  • -

    Het paardrijden en alles wat daar mee samenhangt, vormt ook in Westvoorne een belangrijke recreatieve activiteit. De door LNV aangegeven disbalans in vraag en aanbod van

  • -

    paardrijmogelijkheden is in Westvoorne nadrukkelijk aanwezig, zoals ook uit hoofdstuk 3

  • -

    zal blijken. Vooral de mogelijkheden voor het rijden in een binnenrijbaan (binnenbak) zijn zeer beperkt. Ook het ontbreken van een goede landschappelijke inpassing is op een aantal locaties in Westvoorne zeer herkenbaar.

  • -

    Mede met het oog op de uitvoerbaarheid moeten plannen voor de paardenhouderij worden getoetst aan bestaande wettelijke regelingen, zoals de Wet ammoniak en veehouderij, de Flora- en faunawet en de Wet geurhinder veehouderij.

  • -

    Specifieke aandacht voor vooral de gebruiksgerichte paardenhouderij in het provinciaal beleid ontbreekt. Er is een toetsingskader voor vrijkomende agrarische bebouwing en niet-agrarische functies in het landelijk gebied, maar dit is niet afgestemd op de gebruiksgerichte paardenhouderij. Echter, ook het stads- en dorpsgebied vormt geen geschikte locatie voor de paardenhouderij.

  • -

    In het gemeentelijk beleid wordt veel nadruk gelegd op het behoud van de landschappelijke waarden van het landelijk gebied en het tegengaan van versnippering en verstedelijking. Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de kernkwaliteit van Westvoorne.

3. Huidige situatie

In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de huidige situatie in relatie tot de paardenhouderij. Allereerst wordt een beknopte schets gegeven van het landschap. Uit het beleidskader blijkt dat behoud van de landschappelijke kwaliteiten een essentieel onderdeel vormt van het ruimtelijk beleid, maar dat de landschappelijke inpassing van paardenhouderijen zeker niet altijd als goed kan worden aangemerkt. Een toetsingskader voor de paardenhouderij zal dan ook altijd in relatie tot de landschappelijke aspecten moeten worden bezien.

Vervolgens wordt een beknopt beeld geschetst van de huidige situatie van de paardenhouderij in Westvoorne. Naast de paardenhouderij in het algemeen wordt ook aandacht besteed aan de hippische verenigingen. Hoewel de hippische verenigingen zelf geen bedrijfsmatige vorm van paardenhouderij vormen, zijn deze wel van betekenis voor de bedrijfsmatige gebruiksgerichte paardenhouderij. Leden van deze verenigingen vormen mede het "klantenpotentieel" van de bedrijfsmatige paardenhouderij.

Het laatste deel van dit hoofdstuk gaat in op enkele specifieke knelpunten ten aanzien van de paardenhouderij. Het hoofdstuk eindigt met een samenvatting en conclusies.

3.1. Landschap

Mede op basis van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne kan het landschap als volgt kort worden beschreven (zie figuur 1).

 

Er zijn in de gemeente Westvoorne drie landschapstypen te onderscheiden: het duin-, het achterduin- en het polderlandschap.

Het duinlandschap beslaat een gebied vanaf de zee tot halverwege het duinbos en wordt gekenmerkt door het strand met daarachter de duinen, struwelen en duinbossen en ligt als een rug tussen zee en land. Door de aanwezigheid van reliëf, struweel en bos kan het landschap worden gekarakteriseerd als een besloten en kleinschalig gebied. Vrijwel het hele gebied is bestemd als natuurgebied en wordt veel gebruikt voor dagrecreatie. Het gebied is zeer extensief bewoond.

Te behouden waarden in het duinlandschap zijn in ieder geval:

  • -

    het reliëf;

  • -

    natuurwaarden in de vorm van flora en fauna;

  • -

    beslotenheid en kleinschalige karakter.

Achter deze circa 12 tot plaatselijk 16 m hoge rug loopt het landschap af naar de lager gelegen polder. Dit overgangsgebied is het achterduinlandschap. Dit type landschap is qua ruimtelijke opbouw en qua functies zeer divers en kleinschalig van karakter. Er zijn veel verschillende beplantingselementen zoals bosgebieden, houtsingels, wegbeplanting en erfbeplanting waardoor er een halfopen landschap ontstaat. Tevens herbergt dit gebied een scala aan functies die in gebruik variëren van extensief tot intensief; akkerbouw, weidebouw, volle grondteelt van groente, kassen, verblijfsrecreatie en wonen. Ook liggen hier natuurgebieden en landgoederen.

 

Dit achterduinlandschap kan nog worden onderverdeeld in de binnenduinrand en geestgronden. De binnenduinrand bestaat voornamelijk uit duinbos en maakt voor een aanzienlijk oppervlak onderdeel uit van het langs de kust gelegen natuurgebied. De her en der tussen en bij de bosgebieden gelegen agrarische gronden zijn veelal door afgraving verkregen en kenmerken zich door de zeer kleinschalige verkaveling en de vele bewoonde kavels. Het gebied van de binnenduinrand ligt op een hoogte van circa +1 tot +4 m NAP. De geestgronden bestaan voornamelijk uit (voormalige) land- en tuinbouwgrond en kunnen worden gekarakteriseerd als een halfopen landschap. Dit landschap is ontstaan door het afgraven van de duinen (soms tot aan het grondwaterniveau) en het egaliseren van het land ten behoeve van agrarisch gebruik. De gronden liggen op een hoogte van circa 0 tot + 1 m NAP. Her en der liggen grote en kleine poelen. Er is sprake van een kleinschalige, zij het min of meer regelmatig blokvormige verkaveling.

 

In het achterduinlandschap zijn nog restanten van vroegere polders te herkennen in de vorm van de Noorddijk en Vleerdamsedijk.

Te behouden waarden in het achterduinlandschap zijn in ieder geval:

  • -

    het besloten karakter van de binnenduinrand;

  • -

    de kleinschalige verkaveling;

  • -

    de vele beplantingselementen;

  • -

    het halfopen karakter van de geestgronden met op sommige plaatsen doorzichten;

  • -

    cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals de Noorddijk en Vleerdamsedijk.

Het polderlandschap heeft een heel ander karakter; het is een open en veel grootschaliger landschap. De polders worden gekenmerkt door de agrarische functie, vooral akker- en weidebouw en nabij Brielle door tuinbouw in de vorm van kassen. De ruimtelijke opbouw wordt bepaald door de verschillende ringdijken om de diverse polders en de erfbeplanting bij de boerderijen. Doordat de polders vooral door bedijking van aanwassen zijn verkregen is er sprake van een grootschalige mozaïek- tot blokvormige verkaveling van de polders. Opvallend zijn de kreekrestanten en enkele andere relatief brede vanaf de geestgronden gegraven watergangen. In de nabijheid van het achterduinlandschap komen ook bosopstanden voor, die in het kader van de Ruilverkaveling Voorne-Putten zijn gerealiseerd.

Te behouden waarden in het polderlandschap zijn in ieder geval:

  • -

    het open karakter van de polders en de herkenbaarheid van de dijken;

  • -

    vroegere kreekrestanten.

3.2. De paardenhouderij in Westvoorne

Omvang en soorten paardenhouderij

Er zijn in de gemeente Westvoorne een relatief groot aantal locaties waar paarden worden gehouden. Het merendeel hiervan betreft locaties waar privé en hobbymatig paarden staan. Het is vooral gebruiksgerichte paardenhouderij, al zal hier en daar ook wel een veulen worden geboren. Er is slechts een enkel bedrijf bekend, dat zich bedrijfsmatig bezig houdt met het fokken van paarden. Het fokken van paarden kan worden aangemerkt als een agrarische, productiegerichte activiteit. Zoals eerder aangegeven, beperkt deze notitie zich tot de gebruiksgerichte bedrijfsmatige paardenhouderij in de vorm van maneges en pensionstallen en verenigingsaccommodatie en gaat deze niet in op de productiegerichte bedrijfsmatige paardenhouderij en het hobbymatig houden van paarden.

 

Pensionstallingen

Een aantal bedrijven houdt zich bedrijfsmatig bezig met pensionstalling. Het betreft in het algemeen relatief kleinschalige bedrijven. Aan de Meelzakseweg in Rockanje is een vrij omvangrijk "rusthuis"/pensionstalling voor paarden gevestigd ter plaatse van een voormalig melkveehouderijbedrijf. Het betreffende perceel heeft een agrarische bestemming.

 

Maneges

Er zijn op dit moment (oktober 2008) twee als zodanig functionerende maneges in de gemeente aanwezig, namelijk de maneges Tinte en Het Groene Dak. De manege Tinte is gevestigd aan de Rietdijk aan de rand van Tinte op de overgang van dorp en polderlandschap. Het Groene Dak ligt in de directe nabijheid van de dorpskern van Rockanje aan de Nieuw-Rockanjesedijk. De manege is enige tijd niet in gebruik geweest, maar een nieuwe eigenaar heeft de activiteiten hervat. Beide maneges zijn in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne als zodanig bestemd.

 

Daarnaast is er nog een tweetal locaties binnen de gemeente, dat een manegebestemming heeft in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne, maar waar −voor zover bekend − geen manegeactiviteiten meer plaatsvinden.

Aan het Kortedijkje, op de grens van dorp en polder, ligt De Paddock. De accommodatie bestaat uit een tiental boxen voor de stalling van paarden, een kantine en een buitenrijbaan. Er vinden al geruime tijd geen activiteiten meer plaats. De locatie is goed bereikbaar, zowel vanuit het dorp als van buitenaf. De Paddock is inmiddels verkocht. De nieuwe eigenaar lijkt niet de intentie te hebben om de paardrijactiviteiten te continueren.

Ook de locatie Windgatseweg 1b in Rockanje heeft in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne een manegebestemming. Er is wel een pension-/ handelsstal gevestigd, maar manegeactiviteiten lijken niet meer plaats te vinden. Deze locatie ligt in het besloten achterduingebied, op relatief korte afstand tot de duinen. De bereikbaarheid van deze locatie voor gemotoriseerd verkeer, zowel vanuit de dorpskernen als van buitenaf, is veel geringer dan van De Paddock door het ontbreken van wegen met een gebiedsontsluitende functie in de directe nabijheid.

 

Een aantal jaren geleden is manege Kaandorp in Oostvoorne opgeheven om plaats te maken voor woningbouw. De manege heeft zijn activiteiten niet elders voortgezet en de gebouwen zijn afgebroken.

Ook de manege Duinzoom in Rockanje werd gesloten. Deze manege grensde direct aan het duingebied. Dit legde zodanige beperkingen op aan het aantal paarden dat kon worden gehouden, dat een rendabele bedrijfsvoering niet meer mogelijk was. Op de betreffende locatie zijn inmiddels woningen gebouwd.

Eerder heeft eveneens een aantal binnen het gemeentelijke grondgebied gelegen maneges hun activiteiten beëindigd en is de bestemming van de betreffende locaties aangepast. Dit zijn onder andere:

  • -

    manege Ponderosa, gelegen in de binnenduinrand van Rockanje;

  • -

    manege Noordweg 10 in Oostvoorne.

Ten aanzien van de relatie tot het bestemmingsplan kunnen zich de volgende situaties voordoen:

  • -

    het bedrijf is aanwezig, maar niet als zodanig bestemd (zoals de pensionstallingen);

  • -

    het bedrijf is aanwezig en tevens als zodanig bestemd (Manege Tinte en Het Groene Dak);

  • -

    er is geen manegebedrijf aanwezig, maar de locatie heeft wel een manegebestemming (De Paddock, Windgatseweg).

Verenigingsaccommodatie

Op het bedrijventerrein Moolhoek in Rockanje is de rijvereniging Voornse Ruiters gevestigd. Deze rijvereniging huurde in het verleden de locatie waar nu De Paddock is gevestigd. Omdat de boerderij, waarvan de locatie deel uitmaakte werd verkocht, moest de vereniging omzien naar een andere locatie. De locatie maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Moolhoek, de activiteiten van de rijvereniging zijn als zodanig bestemd.

 

Paardenhouderij en landschap

Paardenhouderij komt zowel in het achterduinlandschap als het polderlandschap voor, zowel privé als bedrijfsmatig. Bedrijfsmatige paardenhouderij ontbreekt in het duinlandschap, al worden op sommige plaatsen bij in de duinen gelegen woningen wel paarden gehouden voor eigen gebruik. Ook worden paarden ingezet bij het beheer van de duinen.

Ook in Westvoorne leidt de paardenhouderij op een aantal plaatsen tot verrommeling van het landschap. Dit komt onder meer tot uiting in buitenrijbanen die niet of onvoldoende landschappelijk zijn ingepast, opslag van materiaal in de open lucht of rommelig uitziende veelal kleine paardenweitjes.

 

Verenigingen

Er zijn 6 verenigingen actief in de gemeente Westvoorne. Hoewel geen cijfers ter vergelijking beschikbaar zijn, lijkt dit aantal in vergelijking met andere gemeenten relatief hoog. De oorsprong ligt waarschijnlijk in het grote aantal maneges, dat in het verleden in de gemeenten

Oostvoorne en Rockanje aanwezig was. De "liefhebbers" zijn gebleven, de accommodatie is voor een belangrijk deel verdwenen.

Alle verenigingen zijn aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNSH). Dit zijn:

  • -

    LR & PC De Overmaasse Ruiters;

  • -

    LR Xenophon;

  • -

    RPC Rockanje;

  • -

    LR, PC en MV de Voornse Ruiters;

  • -

    RV 't Groene Dak;

  • -

    RV Het Colinsland.

In 2004 telden de verenigingen samen ongeveer 6701) leden. De Voornse Ruiters is een grote vereniging, evenals Het Colinsland. De meeste leden van deze verenigingen wonen in de gemeente Westvoorne. Circa 70% beschikt over een eigen paard.

 

Behoudens De Voornse Ruiters is geen enkele vereniging is in het bezit van een eigen locatie. De verenigingen maken gebruik van de volgende locaties.

 

LR & PC De Overmaasse Ruiters:

  • -

    privé-bakken in Oostvoorne;

  • -

    stal De Ronde in Zwartewaal;

  • -

    terrein van de Voornse Ruiters in Rockanje;

  • -

    groenstrook Haringvlietdam in Hellevoetsluis (mennen).

LR Xenophon:

  • -

    privé-bakken in Oostvoorne;

  • -

    privé-bak aan de Hoefweg in Oostvoorne.

RPC Rockanje:

  • -

    Het Klokhuis (in de winter geen wedstrijden in verband met het ontbreken van overdekte accommodatie).

LR, PC en MV De Voornse Ruiters:

  • -

    eigen locatie;

  • -

    manege Simonshaven (wedstrijden in het winterseizoen in verband met het ontbreken van overdekte accommodatie).

RV 't Groene Dak:

  • -

    manege Hellevoetsluis.

RV Het Colinsland:

  • -

    manege Tinte.

Alle verenigingen maken gebruik van buitenrijbanen en overdekte accommodaties, met uitzondering van de RPC Rockanje. Deze vereniging maakt gebruik van de buitenrijbaan bij Het Klokhuis, maar kan in de winter geen wedstrijden organiseren. De buitenrijbanen waarvan gebruik wordt gemaakt zijn beperkt geschikt voor het organiseren van officiële wedstrijden. Dressuur tot op M2-niveau kan gereden worden. Springwedstrijden kunnen niet georganiseerd worden en voor de menners zijn er nauwelijks mogelijkheden. In de zomermaanden wijken deze uit naar de openbare groenstrook naast de Haringvlietdam.

Bijna alle verenigingen zijn zowel in de winter als in de zomer en voor alle disciplines voor de volle 100% afhankelijk van derden. De Voornse Ruiters zijn alleen in de wintermaanden afhankelijk van derden omdat zij niet beschikken over een binnenaccommodatie, wat een vereiste is voor onder andere het houden van wedstrijden in de wintermaanden.

In de nota "Paardensport in Westvoorne" zijn de wensen van de verenigingen als volgt samengevat:

De verenigingen in de gemeente zijn vooral op zoek naar een verenigingsaccommodatie waar zowel in de winter als in de zomer wedstrijden en activiteiten georganiseerd kunnen worden. De verenigingen willen in mindere mate afhankelijk zijn van derden met uitzondering van Rijvereniging 't Colinsland, die de bestaande situatie wil optimaliseren, maar zich niet wil vestigen op een andere locatie, noch wil fuseren/samenwerken met een andere vereniging. De maneges en pensionstallen willen de bestaande situatie verbeteren en uitbreiden om op die manier beter tegemoet te kunnen komen aan de wensen van de paardenbezitters. Om aan de eisen te voldoen van de KNHS zijn aanpassingen en uitbreidingen wenselijk.

3.3. Specifieke aandachtspunten

In de huidige situatie doen zich enkele specifieke aandachtspunten en knelpunten voor, die op korte termijn om een oplossing vragen. Het betreft individuele verzoeken tot verplaatsing, uitbreiding en/of aanpassing van het bestemmingsplan. Hierna wordt op de verschillende verzoeken en initiatieven ingegaan.

 

Het Groene Dak

Jarenlang is Het Groene Dak als manege geëxploiteerd. De manege is in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne bestemd tot Bedrijven met de nadere aanduiding "manege". De locatie is zowel vanuit het dorp als van buitenaf goed bereikbaar. Op de locatie is een rijhal met stallen aanwezig. Daarnaast werd een aantal paarden gestald in tot stalruimte verbouwde zeecontainers. Er zijn 2 buitenrijbanen aanwezig, 1 met een maat van 20 x 40 m en een grotere rijbaan. Enkele jaren geleden zijn de manegeactiviteiten beëindigd. Inmiddels is er een nieuwe eigenaar van het bedrijf, die een modern bedrijf wil opzetten met een compleet aanbod aan voorzieningen op hippisch vlak. De basis van het bedrijf wordt gevormd door:

  • -

    het geven van rijlessen aan kinderen en volwassenen;

  • -

    het stallen van paarden;

  • -

    het verhandelen van paarden.

De bedoeling is om het bedrijf gefaseerd te laten groeien. Wanneer blijkt dat de accommodatie en voorzieningen niet meer voldoen aan de verwachte groei van de vraag, zal de accommodatie worden uitgebreid met een rijhal van 20 x 60 m en minimaal 40 boxen.

Het bedrijf richt zich eveneens op het fokken van paarden. Het fokken op zich kan worden opgevat als een agrarische activiteit.

 

Het Klokhuis

Ter plaatse van Het Klokhuis op de hoek Schapengorsedijk/Pancrasgorsedijk worden al een groot aantal jaren paarden gehouden. De locatie is in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Rockanje bestemd tot Woondoeleinden. In het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is, in afwachting van nader onderzoek naar de mogelijkheden voor de paardenhouderij, uitgegaan van de bestemmingslegging die is opgenomen in het eerstgenoemde bestemmingsplan. De locatie is zowel vanuit het dorp als van buitenaf goed bereikbaar.

De eigenaar van Het Klokhuis heeft echter al geruime tijd plannen om de paardenhouderij uit te bouwen tot een hippisch centrum. Op dit moment beschikt Het Klokhuis over stallen voor circa 28 paarden. Er zijn twee buitenbanen aanwezig, een met een maat van 20 x 40 m, de andere is groter. De bedoeling is om het bedrijf uit te bouwen tot 98 stalplaatsen. In samenhang hiermee wordt eveneens voorzien in 2 overdekte rijbanen, die geschikt zijn voor springen, aangespannen rijden en dressuurwedstrijden tot en met Z-niveau.

 

De Aelbrechtshoeve

De Aelbrechtshoeve is gevestigd aan de Aelbrechtsweg 10 in Oostvoorne. Het gebied waarin de Aelbrechtsweg ligt maakt onderdeel uit van het glastuinbouwintensiveringsgebied bij Tinte.

Een deel van het perceel ligt onder een bovengrondse hoogspanningsleiding.

 

De locatie is van buitenaf goed bereikbaar vanaf de Schrijversdijk, maar de afstand tot Rockanje en Oostvoorne is vrij groot, hemelsbreed ligt de locatie op bijna 6 km van Rockanje en 3 km van Oostvoorne. De afstand tot Brielle bedraagt circa 2 km. De locatie is in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne, in afwachting van nader onderzoek naar de mogelijkheden voor de paardenhouderij, bestemd tot Agrarisch gebied. Er zijn opengrondse agrarische bedrijven toegestaan, met uitzondering van productiegerichte paardenhouderijen.

 

In de huidige situatie zijn er in de stal achter het woonhuis boxen om paarden te stallen en er is een tweetal zeecontainers geschikt gemaakt als stal. De locatie biedt onderdak aan paarden van de eigenaar en aan enkele paarden van derden. Verder is er een buitenrijbaan aanwezig.

 

 

De eigenaar heeft plannen om De Aelbrechtshoeve uit te laten groeien tot een manege met stallen voor 49 paarden en een binnenrijbaan. Op dit moment zijn ongeveer 10 paarden aanwezig. De volgende activiteiten zullen worden ontplooid:

  • -

    pensionstalling;

  • -

    het geven van paardrijlessen aan kinderen en volwassenen;

  • -

    het bieden van faciliteiten aan ruiterverenigingen;

  • -

    het geven van clinics;

  • -

    het organiseren van lokale wedstrijden en concoursen.

Onderlinge wedstrijden worden op dit moment georganiseerd samen met Het Klokhuis.

 

Sint-Annahoeve, Meelzakseweg 1, Rockanje

De Sint-Annahoeve is een rusthuis voor oudere paarden en pony's. Daarnaast biedt het bedrijf in de zomermaanden weidegang aan paarden die niet het hele jaar in het rusthuis staan. De Sint-Annahoeve is in 1998 gestart als pensionstal, maar in de loop van de jaren vooral overgeschakeld op oudere paarden. Van oorsprong was hier aan de noordzijde van de Meelzakseweg een melkveehouderijbedrijf aanwezig. De paardenboxen zijn ondergebracht in verschillende gebouwen. Daarnaast is een aantal containers geschikt gemaakt als onderkomen voor de dieren. Het bedrijf heeft een milieuvergunning voor 120 paarden, op dit moment zijn circa 100 paarden aanwezig. Het bedrijf beschikt over 30 ha grasland, waar de paarden in de zomerperiode weidegang krijgen. Een groot deel van het grasland grenst direct aan het Sint-Annabos. Ook aan de zuidzijde van de Meelzakseweg, tegenover de bedrijfsgebouwen, beschikt het bedrijf nog over grasland. Hemelsbreed ligt het bedrijf circa 2 km van Rockanje. De bereikbaarheid vanuit het dorp is goed, de bereikbaarheid van buitenaf (via de Zwartedijk) is redelijk.

Het bedrijf wenst de bedrijfsbebouwing uit te breiden met een nieuw bedrijfsgebouw. Hoewel de exacte indeling van het gebouw nog niet is uitgewerkt, wordt gedacht aan 26 paardenboxen van verschillende afmetingen.

 

De Voornse Ruiters, Kerkweg 61, Rockanje

Zoals hiervoor is aangegeven, zijn De Voornse Ruiters gevestigd op het bedrijventerrein Moolhoek in Rockanje. De huidige vestigingsplaats is min of meer uit nood geboren, omdat de huur van de toenmalige locatie aan het Kortedijkje werd opgezegd.

De accommodatie bestaat uit twee onoverdekte rijbanen en een verenigingsgebouw.

Het perceel maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Moolhoek en is bestemd tot Bedrijfsdoeleinden, met de subbestemming rijvereniging.

Het ledenaantal van de vereniging is de afgelopen jaren fors toegenomen. De vereniging telt circa 250 leden, waarvan 60% uit Westvoorne. Behalve voor het paardrijden worden de buitenrijbanen ook gebruikt voor het mennen, zowel door De Voornse Ruiters als in de wintermaanden door De Overmaasse ruiters. Er is bij De Voornse Ruiters behoefte aan uitbreiding en betere faciliteiten. Om de kwaliteit ook naar de toekomst te kunnen garanderen moeten forse investeringen worden gedaan.

Daarnaast zijn er regelmatig parkeerproblemen. De rijvereniging maakt gebruik van de openbare parkeergelegenheid op het bedrijventerrein. Wanneer het vrachtwagenparkeerterrein vol is, parkeren vrachtautochauffeurs hun auto op het bedrijventerrein. Dit gaat ten koste van de parkeermogelijkheden voor vrachtauto's.

De leden van De Voornse Ruiters beschikken allen over een eigen paard of pony en komen rijdend of met een trailer naar de vereniging. De vestiging op een bedrijventerrein is ook uit dat oogpunt niet ideaal in verband met het aanwezige bedrijfsverkeer. Door het vrachtverkeer ontstaan gevaarlijke situaties, waardoor de ruiters voor hun eigen veiligheid soms gebruikmaken van de voetpaden. Dit levert ergernis op bij anderen.

In verband met de noodzakelijke investeringen en gelet ook op de beperkingen op de huidige locatie heeft de vereniging zich nader beraden over de toekomstige mogelijkheden. De conclusie daarvan was dat er een sterke voorkeur is voor een verhuizing naar De Paddock, die destijds te koop was. In de wintermaanden zou gebruik kunnen worden gemaakt van de faciliteiten van Het Klokhuis wanneer dit bedrijf zou kunnen uitgroeien tot hippisch centrum. Inmiddels heeft De Paddock echter een andere eigenaar, waardoor verhuizing naar deze locatie niet meer tot de mogelijkheden behoort.

 

Samenvatting

Het onderstaande overzicht geeft een globale samenvatting van de aandachtspunten/initiatieven.

 

plaats

bestemming Landelijk Gebied Westvoorne

huidigeactiviteiten

toekomstige activiteiten

teiten wensen

Het Groene Dak

Rockanje

Bedrijven, nadere aanduiding manege

  • -

    pensionstalling

  • -

    instructie

  • -

    pensionstalling

  • -

    instructie

  • -

    wedstrijden

  • -

    fokken/africhten

  • -

    handel

mogelijke uitbreiding accommodatie in toekomst (binnenrijbak, extra stallen)

Het Klokhuis

Rockanje

Wonen

  • -

    pensionstalling

  • -

    (onderlinge) wedstrijden

  • -

    pensionstalling

  • -

    instructie

  • -

    officiële wedstrijden

uitgroei naar hippisch centrum (overdekte rijbakken)

De Aelbrechtshoeve

Oostvoorne

Agrarische doeleinden

  • -

    pensionstalling

  • -

    pensionstalling

  • -

    instructie

  • -

    officiële wedstrijden

  • -

    uitgroeien tot lokale manege

  • -

    binnenrijbak

  • -

    extra stallen

St-Annahoeve

Rockanje

Agrarische doeleinden

  • -

    voornamelijk rusthuis voor paarden, tevens pensionstalling

idem

extra stallen

De Voornse Ruiters

Rockanje

Bedrijfsdoeleinden, subbestemming rijvereniging

  • -

    instructie

  • -

    wedstrijden

idem

  • -

    andere locatie

  • -

    uitbreiding accommodatie

Drie van de initiatieven hebben betrekking op locaties aan de zuidzijde van Rockanje. Omdat de locatie op het bedrijventerrein Moolhoek langzamerhand te klein wordt, hadden de Voornse Ruiters zich ook graag aan de zuidzijde van Rockanje gevestigd, ter plaatse van De Paddock. Door de verkoop van De Paddock is dit echter niet meer mogelijk. Clustering van activiteiten zou ook de mogelijkheid bieden om in principe van elkaars faciliteiten gebruik te maken.

3.4. Samenvatting en conclusie

Landschap

Het landschap in Westvoorne is in hoofdlijnen te onderscheiden in 3 landschapstype: het duinlandschap met een grote mate van beslotenheid en grote natuurwaarden, het achterduinlandschap, kleinschalig, en voor een deel halfopen en het polderlandschap, grootschalig en open.

Zoals ook elders het geval is, doet zich in Westvoorne het verschijnsel van "verrommeling" van het landschap voor als gevolg van het houden van paarden.

Paardenhouderij

  • -

    De bedrijfsmatige paardenhouderij in Westvoorne bestaat voornamelijk uit pensionstallen.

  • -

    De pensionstallen hebben in het algemeen een kleinschalig karakter.

  • -

    Enkele pensionstallen hebben de ambitie om uit te groeien tot manegebedrijf.

  • -

    Alleen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne zijn nu nog locaties opgenomen die een manegebestemming hebben. Van deze locaties zijn er twee waar een als zodanig functionerende manege aanwezig is. Dit zijn de maneges Tinte aan de Rietdijk in Tinte en Het Groene Dak in Rockanje.

  • -

    In het verleden waren meer maneges in de gemeente aanwezig. Om verschillende redenen zijn deze opgeheven, bijvoorbeeld vanwege beperkingen als gevolg van de milieuwetgeving of wenselijkheid van woningbouw op de betreffende locatie.

  • -

    Binnen de gemeente zijn 6 hippische verenigingen actief. Het relatief grote aantal hangt waarschijnlijk samen met de aanwezigheid van maneges in het verleden. Het merendeel van de leden van deze verenigingen is afkomstig uit Westvoorne. De verenigingen maken vaak gebruik van verschillende locaties. Voor een overdekte accommodatie zijn de verenigingen, uitgezonderd de in manege Tinte gevestigde rijvereniging Het Colinsland, geheel aangewezen op bedrijven buiten de gemeente.

  • -

    Het onvoldoende beschikbaar zijn van accommodatie, zowel voor de ruitersport als het mennen, legt aanzienlijke beperkingen op aan de hippische activiteiten. Zowel kwantitatief (aantal leden verenigingen) als kwalitatief (mogelijkheden voor instructie en niveau van sportbeoefening) vormt dit een rem voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de paardensport. Tegen de achtergrond van een nog steeds groeiend aantal paardenliefhebbers in een gemeente die zich vanwege de kwaliteiten van natuur en landschap goed leent voor de paardenhouderij vormt dit nadrukkelijk een aandachtspunt.

4. Leidraad en toetsingskader

4.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het toetsingskader weergegeven voor de planologische inpasbaarheid van de bedrijfsmatige paardenhouderijen. De criteria zijn gebaseerd op:

  • -

    het voor het gemeentelijke beleid van belang zijnde kader, waaraan een aantal algemene beleidsuitgangspunten ten grondslag ligt (paragraaf 4.2);

  • -

    specifieke uitgangspunten vanuit de van belang zijnde sectorale aspecten; voor een deel hangen deze samen met de kenmerken van het soort paardenhouderij (paragraaf 4.3 t/m 4.6).

Bij de criteria kunnen vervolgens 2 soorten criteria worden onderscheiden:

  • -

    locatiecriteria: deze geven aan of een paardenhouderij of accommodatie voor een vereniging op een bepaalde locatie aanvaardbaar is;

  • -

    inrichtingscriteria: deze geven aan of een concreet plan voor een paardenhouderij of accommodatie voor een vereniging voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Naast de locatie- en inrichtingscriteria zijn er aanbevelingen. Dit zijn handreikingen voor een goede landschappelijke inpassing en de inrichting. Door middel van de aanbevelingen wordt nader vorm gegeven aan het criterium "goede landschappelijke inpassing". Een goede landschappelijke inpassing c.q. verbetering van de landschappelijke kwaliteit vormt een van de basisvoorwaarden voor het verlenen van medewerking aan nieuwe paardenhouderijen of uitbreiding van bestaande bedrijven. Aan een goede landschappelijke inpassing kan op verschillende manieren vorm worden gegeven, afhankelijk van de aard van het bedrijf, de daarmee samenhangende (deels bestaande) bebouwing en terreininrichting en het gebied waarop de landschappelijke inpassing betrekking heeft. De concrete invulling kan dus per locatie verschillen, om die reden zijn hiervoor geen "harde" richtlijnen te geven. De aanbevelingen bieden een handreiking voor de landschappelijke inpassing. Deze zijn als bijlage 4 bij deze notitie opgenomen.

 

Voor iedere nieuwe ontwikkeling geldt bovendien dat een goed bedrijfsplan moet worden opgesteld. Het bedrijfsplan toont allereerst aan dat de beoogde activiteiten bedrijfsmatig zijn. Daarnaast bevat dit plan een marktverkenning en informatie over noodzaak/wenselijkheid van de ontwikkeling, de aard van de activiteiten en bedrijfsvoering, de continuïteit en financiële uitvoerbaarheid. Hoewel dit van een andere orde is, is de noodzaak van een bedrijfsplan bij nieuwe ontwikkelingen bij de locatiecriteria aangegeven.

 

In het kader van deze notitie worden −gelet op de in hoofdstuk 1 aangegeven afbakening − de volgende vormen van bedrijfsmatige paardenhouderij onderscheiden:

  • -

    manege, nader te onderscheiden in:

    • manege met vooral regionale functie c.q. hippisch centrum;

    • manege met overwegend lokale functie;

  • -

    pensionstal, nader te onderscheiden in:

    • reguliere pensionstal (zonder specifieke doelgroep qua paarden);

    • pensionstal, gericht op de stalling van specifieke groepen paarden, zoals oudere paarden (bijvoorbeeld paardenrusthuis); in het vervolg van de notitie wordt een dergelijke pensionstal aangeduid als "speciale pensionstal".

Daarnaast worden nog criteria gegeven voor een verenigingsaccommodatie.

 

Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. In de volgende paragraaf wordt allereerst ingegaan op het kader en de daarmee samenhangende algemene beleidsuitgangspunten. Vervolgens komt een aantal criteria aan de orde, die betrekking hebben op de ruimtelijk-functionele en landschappelijke aspecten, verkeer, milieu en water. Een aantal criteria op het gebied van milieu is ook ontleend aan de geldende milieuwetgeving. Verwezen wordt naar bijlage 2.

4.2. Kader

Kwaliteit van het landschap

Het gemeentebestuur hecht grote waarde aan het behoud van de kwaliteit van het landschap en streeft waar mogelijk naar een verbetering van de landschappelijke kwaliteit. Dit komt onder meer tot uiting in de saneringsregeling voor bovenmatige bebouwing bij burgerwoningen in het landelijk gebied en het opheffen van verspreid glas door middel van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Landschappelijke aspecten spelen dan ook een belangrijke rol bij de toetsing van de planologische toelaatbaarheid van paardenhouderijbedrijven en accommodatie voor een vereniging.

 

Maneges

De grote waarde die wordt gehecht aan de landschappelijke kwaliteiten betekent ook dat geen ongebreidelde uitbreiding van de paardenhouderij mogelijk zal zijn. Anderzijds is er al gedurende langere tijd behoefte aan betere voorzieningen voor de hippische sport en recreatie. Het recreatieve paardrijden en de paardensport hebben gedurende een groot aantal jaren een forse groei laten zien, terwijl de voorzieningen hiervoor, door de sluiting van een aantal maneges, zijn afgenomen. In de toelichting op het in mei 2007 vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is dan ook bij de beleidsuitgangspunten aangegeven, dat de komst van een of twee nieuwe maneges in de gemeente wenselijk is. Hierbij mag uiteraard geen afbreuk worden gedaan aan de ecologische, natuurlijke, historische en landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing zal dan ook altijd een voorwaarde zijn voor het verlenen van medewerking aan nieuwe initiatieven. Dit geldt overigens ook bij uitbreiding van bestaande maneges.

 

Bestaande pensionstallingen

De waarde die aan de bovengenoemde kwaliteiten wordt toegekend, betekent ook een terughoudend beleid voor bedrijfsmatig geëxploiteerde pensionstallen. Binnen de gemeente is op een aantal locaties bedrijfsmatig of semibedrijfsmatig een pensionstalling aanwezig. Op basis van de locatiecriteria zal worden beoordeeld of het bedrijf aanvaardbaar is op de betreffende locatie. Om vervolgens voor een passende bestemming in aanmerking te komen, zullen de inrichtingscriteria bij de beoordeling worden betrokken. Indien een op de paardenhouderij gerichte bestemming niet mogelijk is, zal moeten worden bezien of handhaving van de geldende bestemming aan de orde kan zijn.

Indien de bestaande bedrijven positief kunnen worden bestemd geldt voor deze bedrijven als richtlijn een uitbreidingsmogelijkheid van 10% van de oppervlakte van de bestaande legaal aanwezige gebouwen en overkappingen die voor de pensionstalling in gebruik zijn. Deze uitbreidingsruimte is gebaseerd op de richtlijnen uit de Nota Regels voor Ruimte.

Pensionstallingen worden als bestaand aangemerkt indien ze op 1 oktober 2008 als zodanig in bedrijf zijn en aan de hand van op dat tijdstip betrekking hebbende objectieve gegevens, zoals inschrijving bij de Kamer van Koophandel of fiscale gegevens, kan worden beoordeeld of inderdaad sprake is van bedrijfsmatige activiteiten.

 

Nieuwe pensionstallingen

Uitgangspunt voor nieuwe bedrijfsmatige pensionstallingen is dat de nieuwe functie geen verdere verstening tot gevolg heeft. Nieuwe pensionstallen zijn alleen toegestaan, voor zover deze kunnen worden gehuisvest in bestaande gebouwen. Voor nieuwe pensionstalling mogen geen nieuwe gebouwen of overkappingen worden gebouwd c.q. de bestaande gebouwen en overkappingen mogen niet worden uitgebreid. Wanneer niettemin voor nieuwe pensionstallingen vervanging van bestaande bebouwing noodzakelijk is, zijn de uitgangspunten voor woningen in het landelijk gebied van toepassing. Daarbij is vooral de saneringsregeling van belang. De maximale omvang van de bebouwing (inclusief woning) is bij de saneringsregeling afhankelijk van de te slopen oppervlakte. Voor zover de oppervlakte van gebouwen en overkappingen meer bedraagt dan 240 m² (inclusief op het perceel aanwezige woning), moet van de oppervlakte boven 240 m² ten minste de helft worden gesloopt. De maximale oppervlakte van de bebouwing bedraagt 400 m². Wanneer nieuwbouw aan de orde is, dient verstening te worden teuggedrongen. Nieuwe pensionstallingen zullen zich deze beperkingen goed moeten realiseren, voordat met deze activiteiten wordt begonnen.

 

Accommodatie voor rijverenigingen

Rijverenigingen kunnen zijn gevestigd in een manege waar zij gebruikmaken van de accommodatie en faciliteiten van het manegebedrijf, of beschikken zelf over accommodatie. Een rijvereniging biedt geen stallingsmogelijkheden voor paarden.

4.3. Ruimtelijk-functionele aspecten

Voor een goede ruimtelijke inpassing en een doelmatige bedrijfsvoering is voldoende ruimte nodig. De ruimte die nodig is, is vooral afhankelijk van het soort bedrijf, de omvang en de aard van de bedrijfsvoering. Om die reden kunnen per bedrijfsoort geen algemene cijfers worden gegeven over de noodzakelijke oppervlakte. Dit kan pas goed worden beoordeeld aan de hand van een bedrijfsplan, dat een goed inzicht geeft in de activiteiten van het bedrijf.

In bijlage 3 is een overzicht gegeven van de wenselijke voorzieningen bij de soorten bedrijven die in deze notitie worden onderscheiden.

4.4. Ruimtelijk-landschappelijke aspecten

Inleiding

Bij de beoordeling of bestaande bedrijfsmatige paardenhouderijen als zodanig kunnen worden bestemd en in beperkte mate kunnen worden uitgebreid, medewerking aan de vestiging van nieuwe paardenhouderijen of aan de realisering van een nieuwe verenigingsaccommodatie kan worden verleend, spelen de ruimtelijk-landschappelijke aspecten een belangrijke rol, mede gelet op het belang dat het gemeentebestuur hecht aan het behoud van de landschappelijke kwaliteit en de mogelijkheden tot verbetering daarvan.

Dit geldt zeker ook voor de bestaande bedrijven. Een verdere professionalisering van de bedrijfsvoering in combinatie met ruimtelijke mogelijkheden biedt voor de bestaande bedrijven ook mogelijkheden om verrommeling tegen te gaan en de landschappelijke aspecten te verbeteren.

 

De beoordeling of een paardenhouderij of verenigingsaccommodatie uit ruimtelijk-landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is hangt mede af van het gebied c.q. het landschapstype. Voor de ruimtelijk-landschappelijke criteria en aanbevelingen wordt dan ook aangesloten op de zonering die op basis van de landschappelijke kenmerken en kwaliteiten is weergegeven in paragraaf 3.1:

  • -

    duinlandschap;

  • -

    achterduinlandschap, nader te onderscheiden in:

    • binnenduinrand;

    • geestgronden;

  • -

    polderlandschap.

Duinlandschap

Binnen het duinlandschap zijn geen bedrijfsmatige paardenhouderijen bekend. De vestiging van gebruiksgerichte vormen van bedrijfsmatige paardenhouderij (maneges en pensionstallingen) en verenigingsaccommodatie is binnen het duinlandschap niet wenselijk en zal ook niet mogelijk zijn door de natuurwaarden van het duingebied.

 

Achterduinlandschap-binnenduinrand

In de binnenduinrand zijn geen bedrijfsmatige paardenhouderijen bekend. De vestiging van gebruiksgerichte vormen van bedrijfsmatige paardenhouderij (maneges, pensionstallingen en verenigingsaccommodatie), is in de binnenduinrand niet wenselijk en zal ook niet mogelijk worden gemaakt met het oog op de natuurwaarden van het aangrenzende duingebied.

 

Achterduinlandschap-geestgronden

Locatiecriteria landschap

De geestgronden bestaan voornamelijk uit (voormalige) land- en tuinbouwgrond en kunnen worden gekarakteriseerd als een halfopen landschap.

Binnen dit gebied liggen De Paddock en de vroegere manege aan de Windgatseweg. Beide hebben een manegebestemming. Bij De Paddock vinden echter geen op de paardenhouderij gerichte activiteiten meer plaats. R.P. Quarter Horsers aan de Windgatseweg richt zich op het fokken en africhten van paarden. Verder zijn er geen voor de bedrijfsmatige paardenhouderij bestemde locaties in dit gebied. Omdat het huidige gebruik niet meer in overeenstemming is met de bestemmingslegging, bestaat het voornemen om de manegebestemming voor beide locaties te vervangen door een andere, meer passende bestemming.

Voor zover bekend zijn er ook geen bestaande bedrijfsmatig geëxploiteerde pensionstallen. Binnen de geestgronden is onder nader te stellen voorwaarden de vestiging van op de paardensport toegespitste bedrijven aanvaardbaar, evenals verenigingsaccommodatie. Binnen het gebied kan wat de toelaatbaarheid van de verschillende vormen van bedrijfsmatige paardenhouderij betreft, nog een onderscheid worden gemaakt, afhankelijk van het deelgebied. Er is een onderscheid gemaakt in

  • -

    het totale gebied van de geestgronden;

  • -

    de randzone tegen de binnenduinrand;

  • -

    de randzone tegen het polderlandschap.

Binnen het totale gebied van de geestgronden moet de vestiging van een regionaal hippisch centrum vanwege het grootschalige karakter worden uitgesloten. Wel zijn in het totale gebied pensionstallingen toelaatbaar, mits uiteraard wordt voldaan aan de criteria.

In de randzone tegen de binnenduinrand wordt de vestiging van een manege c.q. verenigingsaccommodatie uitgesloten.

In de randzone tegen het polderlandschap zijn er vanuit landschappelijk oogpunt wel in beperkte mate mogelijkheden, zowel voor een kleinschalige manege als voor verenigingsaccommodatie.

 

Inrichtingscriteria landschap

  • -

    landschappelijke inpassing;

  • -

    maximale te bebouwen oppervlakte voor een nieuwe manege 2.500 m²;

  • -

    maximale goothoogte 4 m;

  • -

    nieuwe pensionstallen alleen in bestaande, legaal aanwezige bebouwing;

  • -

    voor zover nieuwbouw van pensionstallen aan de orde is, is de saneringsregeling zoals deze geldt voor burgerwoningen van toepassing;

  • -

    opslag van strooisel, voer en materiaal in de open lucht is niet toegestaan, met uitzondering van de opslag van ruwvoeder in balen of in een sleufsilo, mits goed ingepast.

Polderlandschap

Binnen het polderlandschap heeft een tweetal locaties een manegebestemming. Er zijn verschillende, voornamelijk kleinschalige, bedrijfsmatige pensionstallen alsmede een "paardenrusthuis".

Het polderlandschap biedt de meeste mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe bedrijven of de verdere ontwikkeling van bestaande bedrijven, niet alleen van relatief kleinschalige, maar ook van grootschalige bedrijven zoals een regionaal hippisch centrum of manege met een grote overdekte wedstrijdbak, mits goed landschappelijk ingepast. De kwetsbaarheid van delen van het polderlandschap, die in het streekplan zijn aangeduid als A+-gebied vormt daarbij nadrukkelijk een aandachtspunt. In het polderlandschap biedt de vestiging in de nabijheid van bospercelen extra ruimtelijke mogelijkheden voor de inpassing van bebouwing, terreinen en voorzieningen.

 

Inrichtingscriteria landschap

  • -

    landschappelijke inpassing;

  • -

    maximale te bebouwen oppervlakte voor bestaande en nieuwe maneges 4.500 m²;

  • -

    maximale goothoogte 4 m;

  • -

    "paardenrusthuis/pensionstalling": het betreft een bestaand bedrijf dat in een grote behoefte voorziet. Gelet op de ligging in het polderlandschap, tegen de achtergrond van het St. Annabos, is een grotere uitbreiding dan 10% hier aanvaardbaar en kan medewerking worden verleend aan de uitbreiding conform de milieuvergunning;

  • -

    nieuwe pensionstallen alleen in bestaande bebouwing;

  • -

    voor zover nieuwbouw van nieuwe pensionstallen aan de orde is, is de saneringsregeling zoals deze geldt voor burgerwoningen van toepassing;

  • -

    opslag van strooisel, voer en materiaal in de open lucht is niet toegestaan, met uitzondering van ruwvoeder in balen of in een sleufsilo en goed ingepast.

4.5. Verkeersaspecten

Inleiding

Een goede en veilige bereikbaarheid is voor alle bedrijfsmatige vormen van paardenhouderij van belang. Het gewicht dat hieraan kan worden toegekend verschilt echter, afhankelijk van het aantal bezoekers en de daarmee samenhangende verkeersaantrekkende werking, de herkomst en het soort vervoermiddel. Ook de noodzaak van parkeergelegenheid hangt nauw met deze factoren samen. Om die redenen zijn de criteria vanuit het aspect verkeer niet gebonden aan het type gebied, maar hangen deze samen met het soort bedrijf. In verband daarmee worden voor de in deze notitie aangegeven vormen van paardenhouderij de locatie- en inrichtingscriteria voor het aspect verkeer per bedrijfstype weergegeven

 

Maneges met een regionale functie c.q. hippische centra

Locatiecriteria verkeer

Voor deze bedrijven is het met het oog op de verkeersaantrekkende werking van belang dat deze zich op korte afstand van het regionale hoofdwegennet bevinden. De maneges dienen goed bereikbaar te zijn voor zowel gemotoriseerd verkeer vanuit Oostvoorne, Rockanje en Tinte (ook voor trailers en vrachtauto's) als voor langzaam verkeer.

 

Inrichtingscriteria verkeer

Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn:

  • -

    minimaal 0,4 parkeerplaats per stalplaats voor bezoekers;

  • -

    minimaal 0,7 parkeerplaats per werkzame persoon;

  • -

    een deel van de parkeerplaatsen moet geschikt zijn voor het parkeren van auto's met trailer of voor vrachtwagens;

  • -

    aanwezigheid van een "overloopparkeerterrein" in de directe nabijheid;

  • -

    indien ook stallingsmogelijkheden voor paarden van derden aanwezig zijn, stallingsmogelijkheden voor min of meer permanent aanwezige trailers.

Maneges met een lokale functie

Locatiecriteria verkeer

Maneges met vooral een lokale functie hebben hun klantenkring binnen een beperkter gebied dan de hippische centra en dienen zich op korte afstanden van Oostvoorne of Rockanje te bevinden. Een goede en veilige bereikbaarheid voor langzaam verkeer vanuit het dorpsgebied is van groot belang. Vanuit de andere kernen dienen deze maneges goed bereikbaar te zijn voorgemotoriseerd verkeer (inclusief trailers en vrachtwagens).

 

Inrichtingscriteria verkeer

Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn:

  • -

    minimaal 0,4 parkeerplaats per stalplaats;

  • -

    minimaal 0,7 parkeerplaats per werkzame persoon;

  • -

    een deel van de parkeerplaatsen moet geschikt zijn voor het parkeren van auto's met trailer of voor vrachtwagens;

  • -

    indien ook stallingsmogelijkheden voor paarden van derden aanwezig zijn, stallingsmogelijkheden voor min of meer permanent aanwezige trailers.

Reguliere pensionstallen

Locatiecriteria verkeer

Er moet rekening mee worden gehouden dat een deel van de klanten van pensionstallingen naar locaties elders gaat voor instructie of wedstrijden. De pensionstallingen moeten dan ook goed bereikbaar te zijn voor trailers en dienen goed bereikbaar te zijn vanaf het regionale hoofdwegennet. Ook dienen ze goed bereikbaar te zijn vanuit (een van) de dorpskernen.

 

Inrichtingscriteria verkeer

Er dient voldoende parkeergelegenheid te zijn:

  • -

    minimaal 0,3 parkeerplaats per stalplaats (bezoekers + werkzame personen);

  • -

    stallingsmogelijkheden voor min of meer permanent aanwezige trailers.

Speciale pensionstallen

Locatie- en inrichtingscriteria verkeer

Deze stallen, zoals een paardenrusthuis, veroorzaken minder verkeersbewegingen dan de reguliere pensionstallen, omdat de paarden min of meer permanent aanwezig zijn en vrijwel niet tussentijds worden vervoerd voor instructie, wedstrijden of recreatief gebruik. Ook zullen er in vergelijking met de reguliere pensionstallen minder bezoekers zijn. Vanuit het aspect verkeer gelden er dan ook geen specifieke locatie- en inrichtingscriteria. Indien sprake is van een combinatie van speciale en reguliere pensionstal zijn de locatie- en inrichtingscriteria voor reguliere pensionstallen van toepassing.

 

Verenigingsaccommocatie

Locatiecriteria

Rijverenigingen moeten goed bereikbaar zijn voor gemotoriseerd verkeer vanuit de kernen Oostvoorne, Rockanje en Tinte en voor trailers en (kleine) vrachtauto's. Daarnaast dienen de rijverenigingen goed en veilig bereikbaar te zijn voor langzaam verkeer. Voor ruiters die te paard komen en menners is vooral de ligging aan een veilige route (geen hoge verkeersintensiteiten, geen hoge snelheden) belangrijk. Een goede bereikbaarheid en een voor ruiters veilige route kunnen in sommige situaties met elkaar in conflict komen.

 

Inrichtingscriteria

Bij rijverenigingen moeten voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn. Daarbij zal vooral ook aandacht moeten worden besteed aan parkeermogelijkheden voor auto's met trailers en (kleine) vrachtauto's. Omdat bij verenigingsaccommodatie geen stallen aanwezig zijn, kan de parkeerbehoefte niet worden uitgedrukt in de vorm van een getal per stalplaats. De behoefte aan parkeerplaatsen zal in overleg met de vereniging nader moeten worden bepaald. Indien de vereniging wedstrijden organiseert, kan een overloopparkeerterrein wenselijk zijn.

4.6. Milieuaspecten

Inleiding

Bij paardenhouderijen spelen diverse milieuaspecten een rol. Enerzijds kan een paardenhouderij leiden tot milieuhinder ter plaatse van gevoelige functies in de omgeving. Daarbij gaat het onder andere om geur- en stofhinder. Daarnaast kan er sprake zijn van functies in de omgeving die leiden tot beperkingen ter plaatse van de (beoogde) paardenhouderij, bijvoorbeeld uit het oogpunt van externe veiligheid of bodemkwaliteit. Hieronder wordt ingegaan op de relevante milieuaspecten en de locatie- en inrichtingscriteria die daaruit voortvloeien. Deze zijn niet zozeer gebonden aan het type bedrijf, maar hangen vooral af van de omvang van de bedrijven en de ligging ten opzichte van milieugevoelige functies. Dit kunnen woningen van derden zijn, maar ook kwetsbare natuurgebieden. Voor zover criteria voortvloeien uit wettelijke regeling, wordt ook verwezen naar bijlage 2 (Beleidskader).

 

Milieuhinder paardenhouderijen

De aanwezigheid van een paardenhouderij kan in de omgeving leiden tot verschillende soorten hinder, bijvoorbeeld stofhinder (bij droog weer veroorzaakt door een buitenrijbaan met zand) en geurhinder (mestopslag).

In de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2007) is voor paardenhouderijen een richtafstand opgenomen van 50 m tot een rustige woonwijk.

 

Het toetsingskader paardenbeleid heeft uitsluitend betrekking op bedrijfsmatige gebruiksgerichte paardenhouderijen. De bedrijfsmatige paardenhouderijen zullen allemaal vallen binnen de werkingssfeer van de Wet milieubeheer. Ingevolge de Wet milieubeheer is een paardenhouderij vergunningplichtig of valt deze binnen de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer. Dit is onder meer afhankelijk van het aantal te houden paarden, de afstand tot stankgevoelige objecten en de ligging ten opzichte van een voor verzuring gevoelig gebied. Wordt hieraan niet voldaan, dan is een paardenhouderij vergunningplichtig. In dat geval moet bij de beoordeling rekening worden gehouden met de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet Ammoniak en Veehouderij. In bijlage 2 wordt nader ingegaan op het Besluit landbouw milieubeheer en de Wet geurhinder en veehouderij.

 

Voor paardenhouderijen waarop het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing is, geldt een afstand van minimaal 100 m tussen de inrichting en geurgevoelig objecten categorie I of II, en ten minste 50 m tot aan een geurgevoelig object categorie III, IV of V (zie bijlage 2).

 

Voor paardenhouderijen die vergunningplichtig zijn geldt op basis van de Wet geurhinder en veehouderij een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten van minimaal 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom.

 

Bij droog weer is het mogelijk dat een buitenrijbaan met zand stofoverlast in de directe omgeving veroorzaakt. Een afstand van 25 m tussen rijbak en woningen en andere gevoelige objecten wordt voldoende geacht om deze hinder te voorkomen. Ook het aanhouden van deze afstand tot stap- of trainingsmolens wordt gewenst geacht. Wanneer de buitenrijbaan op kortere afstand wordt gerealiseerd, kan door het nat houden van de rijbak stofhinder worden voorkomen.

 

Externe veiligheid en volksgezondheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • -

    bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;

  • -

    vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

 

Binnen de gemeente Westvoorne is een beperkt aantal risicovolle inrichtingen gelegen. Daarnaast is er ten noorden van de gemeente in het havengebied sprake van verschillende risicovolle inrichtingen. Bij ontwikkelingen in de omgeving van risicovolle inrichtingen dient rekening te worden gehouden met de ligging van de PR 10-6-contour en het invloedsgebied voor het GR. Binnen de PR 10-6-contour zijn geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogelijk. Bij ontwikkelingen binnen het invloedsgebied voor het GR dient het GR te worden verantwoord.

Daarbij spelen de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid een rol.

 

Er vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N218 en de N57. Deze wegen kennen op het grondgebied van de gemeente Westvoorne geen PR 10-6-contour. Het GR ligt in beide gevallen ruim (meer dan een factor 10) onder de oriënterende waarde. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg leidt daarom niet tot beperkingen voor paardenhouderijen. Bij ontwikkelingen op korte afstand van de N218 en de N57 dient het GR te worden verantwoord.

 

Binnen de gemeente Westvoorne ligt een aantal planologisch relevante gasleidingen en een olieleiding voor ruwe olie (crude). De ligging van deze gasleidingen is schematisch weergegeven in de navolgende figuur. Langs de leidingen gelden toetsingsafstanden en minimale bebouwingsafstanden waarmee bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening dient te worden gehouden. Deze afstanden zijn met name van belang voor de Aelbrechtshoeve.

Bron: Landelijk Gebied Westvoorne.

 

Daarnaast is er sprake van een tweetal bovengrondse hoogspanningslijnen binnen de gemeente Westvoorne. Mogelijk is er sprake van gezondheidsrisico's voor kinderen bij langdurig verblijf in de directe nabijheid van hoogspanningslijnen. Met paardrijactiviteiten waar kinderen aan deelnemen dient daarom in de directe nabijheid van hoogspanningsleidingen terughoudend te worden omgegaan. De 2 hoogspanningslijnen liggen parallel aan elkaar. Voor de zuidwestelijk gelegen lijn geldt een zakelijke rechtstrook van 36 m aan weerszijden waarbinnen geen nieuwe bebouwing mogelijk is. De indicatieve zone bedraagt 200 m aan weerszijden. Binnen deze zone worden activiteiten en functies met kinderen zoveel mogelijk vermeden. Voor de noordoostelijk gelegen lijn geldt een zakelijke rechtstrook van 25 m en een indicatieve zone van 80 m. Ook voor de hoogspanningsleidingen geldt dat deze met name voor de Aelbrechtshoeve van belang zijn.

 

Bodemkwaliteit

Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren). Het beleid van de provincie Zuid Holland gaat hierbij uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

 

Bij de uitbreiding van bestaande paardenhouderijen of bij nieuwvestiging dient te worden aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functiewijziging.

 

Luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De uitbreiding of nieuwvestiging van paardenhouderijen zal naar verwachting geen relevante gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving, omdat de verkeersaantrekkende werking beperkt is. De Wlk zal dergelijke ontwikkelingen dan ook niet in de weg staan.

 

Stiltegebieden

De provincie Zuid-Holland heeft enkele milieubeschermingsgebieden voor de stilte ("stiltegebieden") aangewezen. Deze gebieden zijn opgenomen in de provinciale Milieuverordening. Het provinciale beleid omtrent stiltegebieden is erop gericht om de plaatsen waar geen of weinig geluidsbelasting, als gevolg van menselijke activiteiten, is te beschermen tegen verstoring van de (bijna) natuurlijke akoestische situatie. Dit komt overeen met het stand still-principe. Daarnaast wordt er naar gestreefd om situaties met een hoge geluidsbelasting te verbeteren.

 

Binnen de gemeente Westvoorne is één stiltegebied gelegen. Het gaat om het gebied Voorne's Duin. In het stiltegebied dient geluidshinder zoveel mogelijk voorkomen/beperkt te worden. Activiteiten die in dit verband moeten worden geweerd, zijn met name niet-agrarische bedrijvigheid, intensieve toeristisch-recreatieve voorzieningen als jachthavens, permanente en geluidshinderlijke tijdelijke verblijfsrecreatieve voorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen met grote verkeers- of publiekaantrekkende werking, lawaaisportterreinen en militaire activiteiten. Het ruimtelijk beleid richt zich ook op het voorkomen van de toename en bij voorkeur het verminderen van gemotoriseerd verkeer door stiltegebieden.

Paardenhouderijen zijn onder bepaalde voorwaarden mogelijk binnen stiltegebieden. Omdat dit gebied echter tevens als Natura 2000-gebied is aangewezen, is de vestiging van paardenhouderijen binnen dit gebied uitgesloten.

 

Wet ammoniak en veehouderij (Wav)

De Wav heeft alleen betrekking op de ammoniakemissie uit dierverblijven en niet op andere bronnen van ammoniak binnen een veehouderij. De bepaling van de ammoniakemissie vindt plaats aan de hand van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Als een paardenhouderij is gelegen in een voor ammoniak zeer kwetsbaar gebied of in een zone van 250 m daaromheen, kan de paardenhouderij op grond van artikel 4 niet worden vergund. Buiten de zone van 250 m kan het oprichten of uitbreiden van een veehouderij in het kader van de Wav niet worden geweigerd op grond van de ammoniakemissie.

 

Natuurbeschermingswet/Natura 2000

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn Europese lidstaten verplicht beschermde natuurgebieden op haar grondgebied aan te wijzen. Het gaat hierbij om de zogenaamde Natura 2000-gebieden.

Voor de gemeente Westvoorne is het Natura 2000-gebied Voornes Duin van belang. Met de formele aanwijzing, binnen het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet), van het Voornes Duin als Natura 2000-gebied is de provincie Zuid-Holland het bevoegde gezag.

In dat kader moet voor elk initiatief dat een significant negatief effect heeft op het Voornes Duin een Nb-wetvergunning worden aangevraagd bij de provincie Zuid-Holland.

 

Voorts moet voor alle Natura 2000-gebieden in Nederland een Natura 2000-beheerplan worden vastgesteld. In een dergelijk beheerplan wordt aangegeven welke natuurdoelen behaald moeten worden, welke maatregelen hiertoe worden genomen en welke relatie met bestaand gebruik en beheer in een gebied bestaat. Daarnaast vormt het beheerplan het afwegingskader bij vergunningverlening. De provincie heeft het voornemen om nog in 2008 een aanvang te maken met het opstellen van een beheerplan voor het Voornes Duin.

 

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en fauna- wet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.

 

Verstoring

De vraag is in hoeverre extra paardenhouderijen leiden tot verstoring van natuurwaarden in het duingebied. Verstoring van natuurwaarden is een veelbesproken maar slecht onderzocht thema. De meningen over dit onderwerp worden sterk gekleurd door wat mensen zelf als verstorend ervaren. Uit de schaarse onderzoeken over dit thema wordt duidelijk dat verstoring als ecologisch effect een relatief ondergeschikte rol speelt bij uitbreiding of verandering van menselijke activiteiten. Indicatief voor de verwachte verstoring van de extra ruiters in het Voornse duingebied is een recent onderzoek naar de verstoringsgevoeligheid van vogels in relatie tot recreatie (Bureau Waardenburg, 2004). In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat in gebieden waar een bepaalde verstoringsbron geen werkelijke dreiging vormt en daarnaast ook voorspelbaar is, het mogelijk is dat vogels steeds minder reageren op de verstoringsbron. Het type verstoring is daarbij bepalend voor de verstoringsafstand:

  • -

    voorspelbaarheid: voorspelbare gebeurtenissen of gedrag leiden tot minder verstoring en kortere verstoringsafstanden;

  • -

    gedrag verstoorder: richting (langs versus naderend), gedrag (rustig doorgaand versus alternerend stilhoudend en roepen), vervoer (lopend met hond versus fiets, roeiboot versus motorboot) van verstoorder beïnvloeden de verstoringsafstand;

  • -

    duur en frequentie: continue verstoring heeft ernstiger gevolgen dan infrequente verstoring. Bij verstoring zijn onverstoorde perioden waarin de vogels kunnen compenseren voor verloren tijd essentieel.

Indien de bovenstaande criteria worden toegepast op ruiteractiviteiten in het duingebied kan het volgende worden geconstateerd:

  • -

    voorspelbaarheid: ruiters volgen bestaande route structuren op min of meer vaste tijdstippen en zijn daardoor zeer voorspelbaar;

  • -

    gedrag verstoorder: ruiters kunnen worden beschouwd als langslopende, rustig doorgaande niet-gemotoriseerde recreanten; veel dieren zullen in ruiter en paard bovendien vooral het paard herkennen en er verder weinig aandacht aan schenken;

  • -

    duur en frequentie: ruiteractiviteiten vinden plaats tussen zonsopkomst en -ondergang met een piek in de weekenden; 's nachts, 's ochtends zeer vroeg en buiten de weekenden zijn er dus vele rustige perioden.

De extra ruiters zullen zich bovendien voegen bij de reeds bovenstaande recreanten en daardoor relatief zeer weinig toevoegen aan de bestaande recreatiedruk. Samenvattend kan dus gesteld worden dat verstoring van natuurwaarden in de duinen door extra ruiters verwaarloosbaar klein is.

 

Water

Bij ruimtelijke plannen is het noodzakelijk voldoende aandacht te besteden aan het aspect water. Dit aspect is niet zozeer van belang bij de beoordeling of een locatie geschikt is voor een paardenhouderij, maar speelt met name een rol bij de uitwerking en vormgeving van de specifieke plannen. Om die reden zijn voor dit aspect vooralsnog geen locatiecriteria geformuleerd.

Hierna wordt op de relevante aspecten ingegaan.

 

Watertoets en Waterbeheer

Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.

In het plangebied wordt het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer gevoerd door het waterschap Hollandse Delta. De rioleringstaak valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Westvoorne. In het kader van de verplichte watertoets dient over ruimtelijke ontwikkelingen overleg gevoerd te worden met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in de waterparagraaf bij het ruimtelijke plan.

 

Waterhuishoudkundige aandachtspunten

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor duurzaam waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

 

Bij de bouw van bouwwerken is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in waterberging .

 

Als oppervlaktewater in de omgeving aanwezig is, geniet het de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken af te koppelen en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Voor het afvoeren van hemelwater van schoon verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Het waterschap geeft de voorkeur aan uitsluitend het afkoppelen van dakoppervlakken, aangezien wegverhardingen rond paardenhouderijen vaak veel verontreinigingen bevatten.

Verder moet er rekening mee worden gehouden dat bij vaste mestopslag het uitzakkende mestvocht niet mag afstromen naar het oppervlaktewater. In verband daarmee moet een afstand van ten minste 5 m worden aangehouden tussen de mestopslag en de insteek van een sloot.

4.7. Toetsingskader

Op basis van de voorgaande paragrafen kunnen voor de maneges met een regionale functie c.q. hippische centra, de lokale maneges, de reguliere pensionstallen en de speciale pensionstallen en voor de accommodatie van een hippische vereniging de volgende locatiecriteria worden geformuleerd om te toetsen of deze bedrijven planologisch inpasbaar zijn, dan wel vestiging van een nieuwe of uitbreiding van een bestaande paardenhouderij op een locatie aanvaardbaar is.

In aanvulling op de locatiecriteria is een aantal inrichtingscriteria geformuleerd. Op basis hiervan kunnen concreet vormgegeven plannen worden beoordeeld. De inrichtingscriteria bieden in tegenstelling tot de locatiecriteria meer mogelijkheden tot aanpassing van de inrichting wanneer niet aan de criteria wordt voldaan. De inrichtingscriteria zullen in het algemeen pas aan bod komen wanneer op basis van de locatiecriteria een positief oordeel kan worden gegeven. Op de hiernavolgende bladzijden zijn de criteria voor de verschillende bedrijfsvormen weergegeven.

Nieuwe maneges met voornamelijk regionale functie c.q. hippische centra

locatiecriteria hippische centra

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

bedrijfsplan (in verband met bedrijfsmatige karaker, continuïteit en beschikbaarheid voldoende ruimte) (met name voor nieuwe initiatieven)

 

 

 

 

alleen in polderlandschap

 

 

 

 

locatie van voldoende omvang, nader te toetsen aan de hand van bedrijfsplan

 

 

 

 

goede bereikbaarheid regionale hoofdwegennet

 

 

 

 

goed bereikbaar voor trailers en kleine vrachtwagens

 

 

 

 

goed bereikbaar voor langzaam en gemotoriseerd verkeer uit de dorpskernen

 

 

 

 

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

 

 

 

 

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

 

 

 

 

Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied): passend in beheerplan/Nb-wetvergunning

 

 

 

 

Wet ammoniak en veehouderij

 

 

 

 

externe veiligheid en volksgezondheid

 

 

 

 

Flora- en faunawet

 

 

 

 

 

inrichtingscriteriahippische centra

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerkingen

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

maximum oppervlak bebouwing 6.500 m²

maximum goothoogte 4 m

geen opslag open lucht, met uitzondering van ruwvoer in balen of in een sleufsilo

0,4 parkeerplaats per stalplaats

0,7 parkeerplaats per werkzame persoon

deel parkeerplaats geschikt voortrailers/vrachtauto's

overloopparkeerterrein

eventueel stallingsmogelijkheid trailers

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

afstand mestopslag-in-steek watergang minimaal 5 m

uitbreiding verhard opper- vlak >250 m²: minimaal 10% compensatie open water

bodemkwaliteit

 

Maneges met lokale functie

locatiecriteria lokale maneges

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

bedrijfsplan (in verband met bedrijfsmatige karaker, continuïteit en beschikbaarheid voldoende ruimte) (met name voor nieuwe initiatieven)

alleen in polderlandschap, eventueel op geestgronden tegen rand polderlandschap

locatie van voldoende omvang, nader te toetsen aan de hand van bedrijfsplan

korte afstand tot Oostvoorne of Rockanje en goed bereikbaar voor langzaam verkeer

goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer uit de andere dorpskernen

goed bereikbaar voor trailers en kleine vrachtwagens

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied): passend in beheerplan/Nb-wetvergunning

Wet ammoniaken veehouderij

externe veiligheid en volksgezondheid

Flora- en faunawet

 

inrichtingscriteria localemaneges

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerking

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

maximum oppervlak bebouwing bestaandeen nieuwe maneges polderlandschap: 4.500 m²

maximum oppervlak bebouwing nieuwe maneges geestgronden: 2.500 m²

maximum goothoogte 4 m

geen opslag open lucht, met uitzondering van ruwvoer in balen of in een sleufsilo

0,4 parkeerplaats per stalplaats

0,7 parkeerplaats per werkzame persoon

deel parkeerplaats geschikt voor trailers/ vrachtauto's

eventueel stallingsmogelijkheid trailers

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

afstand mestopslag-insteek watergang minimaal 5 m

uitbreiding verhard oppervlak >250 m²: minimaal 10% compensatie open water

bodemkwaliteit

 

Speciale pensionstallen

locatiecriteria speciale pensionstallingen

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

bedrijfsplan (in verband met bedrijfsmatige karaker, continuïteit en beschikbaarheid voldoende ruimte) (met name voor nieuwe initiatieven)

alleen op geestgronden en in polderlandschap

bij nieuwe pensionstallen gebruik van bestaande bebouwing

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied): passend in beheerplan/Nbwet-vergunning

Wet ammoniaken veehouderij

externe veiligheid en volksgezondheid

Flora- en faunawet

 

inrichtingscriteria speciale pensionstallingen

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerking

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

maximum oppervlak bebouwing:

  • -

    bestaande bedrijven: huidig + 10%;

  • -

    nieuwe bedrijven: saneringsregeling woningen;

  • -

    paardenrusthuis: conform milieuvergunning

maximum goothoogte 4 m

geen opslag open lucht, met uitzondering van ruwvoer in balen of in een sleufsilo

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

afstand mestopslag-in-steek watergang minimaal 5 m

uitbreiding verhard oppervlak >250 m²: minimaal 10% compensatie open water

bodemkwaliteit

 

Verenigingsaccommodatie

locatiecriteria verenigingsaccommodatie

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

beleidsplan met langere termijnvisie

alleen in polderlandschap, eventueel op geestgronden tegen rand polderlandschap

locatie van voldoende omvang, nader te toetsen aan de hand van beleidsplan

korte afstand tot Oostvoorne of Rockanje en goed bereikbaar voor langzaam verkeer

goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer uit de andere dorpskernen

afstand mestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

afstand mestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebied): passend in beheerplan/Nbwet-vergunning

Wet ammoniaken veehouderij

externe veiligheid en volksgezondheid

Flora- en faunawet

 

inrichtingscriteria verenigingsaccommodatie

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerking

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

parkeerbehoefte in overleg te bepalen

deel parkeerplaats geschikt voor trailers

geen opslag in openlucht

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

afstand mestopslag-insteek watergang minimaal 5 m

uitbreiding verhard oppervlak >250 m²: minimaal 10% compensatie open water

bodemkwaliteit

5. Bevindingen en advies Adviesraad Sport en Accommodaties

Het gemeentebestuur heeft het ontwerptoetsingskader (exclusief het later toegevoegde hoofdstuk 6) voorgelegd aan de Adviesraad Sport en Accommodaties (ASA) met het verzoek hierover te adviseren. De bevindingen van de ASA zijn in dit hoofdstuk samengevat en van een commentaar voorzien. Het totale advies is als bijlage 6 bij deze notitie opgenomen.

 

Reactie

Opdracht werkgroep

Voor het uitbrengen van een advies heeft de ASA een werkgroep opgericht, met als opdracht "Formuleer een aanpak om te komen tot een solide gemeentelijk paardenbeleid". Aandachtspunten voor de invulling van het begrip "solide" zijn:

  • -

    de wenselijkheid dat particulieren, om onafhankelijk te blijven van derden, eigen faciliteiten realiseren en in een aantal gevallen deze particulieren de ruimte exploiteren voor derden;

  • -

    de behoefte aan een winteraccommodatie;

  • -

    de behoefte van verenigingen aan zekerheid en continuïteit, waarbij investeringen en stijging van exploitatiekosten niet tot een onaanvaardbaar hoog contributieniveau mogen leiden. Het contributieniveau wordt omschreven als:

    • enerzijds de hoogte van de bijdrage van de individuele paardensportbeoefenaar;

    • anderzijds de hoogte van de bijdrage van de overheid indien particuliere initiatieven niet leiden tot een voldoende aanbod;

  • -

    het ontbreken van invulling aan het oprichten van een nieuwe manege na het wegvallen

  • -

    van de maneges in Rockanje en Oostvoorne.

Commentaar

De nota heeft als doel om een ruimtelijk beleid te formuleren voor de bedrijfsmatige paardenhouderij en verenigingsaccommodatie en het bieden van een toetsingskader en leidraad voor de planologische inpasbaarheid van bestaande bedrijfsmatige paardenhouderijen, verzoeken om bedrijfsmatige paardenhouderijen op te richten of bestaande bedrijfsmatige paardenhouderijen uit te breiden of op een nieuwe locatie verenigingsaccommodatie op te richten. De voorstellen in deze nota moeten dan ook tegen deze achtergrond worden bezien. De nota biedt "gereedschap" in de vorm van het toetsingskader om initiatieven van derden te beoordelen en heeft niet de ambitie om een allesomvattend "paardenbeleid" te formuleren. In verband daarmee is geen aandacht besteed aan bijvoorbeeld het hobbymatig houden van paarden. De opdracht van de ASA aan de werkgroep heeft dan ook een grotere reikwijdte dan de voorliggende nota.

Bevindingen werkgroep

 

Reactie

  • 1.

    De werkgroep constateert dat het toetsingskader niet is gestoeld op een "paardenbeleid", maar dat het kader is opgezet vanuit een landschapsbeleid. Het wordt door de werkgroep gezien als een algemeen geldend middel om de kwaliteit van het landschap te behouden c.q. te verbeteren.

Commentaar

Hiervoor is al aangegeven dat de nota als doel heeft het formuleren van een toetsingskader voor de planologische inpasbaarheid van paardenbedrijven. Bij het beoordelen van de planologische inpasbaarheid speelt het landschap een belangrijke rol. Paardenhouderijen vallen vaak meer op in het landschap dan bijvoorbeeld veehouderijbedrijven en leiden gemakkelijker tot verrommeling door de vele kleine weitjes en bouwwerken, zoals een buitenbak.

 

Reactie

  • 2.

    De werkgroep waardeert de opzet en methode. Zij ziet de nota als een voortvarende aanzet om in de zeer nabije toekomst een solide paardenbeleid te ontwikkelen.

Commentaar

Van deze opmerking wordt kennisgenomen.

 

Reactie

  • 3.

    De werkgroep mist een langetermijnvisie om een aanvaardbare en haalbare balans tussen vraag en aanbod te bewerkstelligen of te behouden. Door de nadruk op de kwaliteit van het landschap heeft de werkgroep zorg of de ondernemers voldoende "ruimte" krijgen om verantwoord te kunnen ondernemen en de continuïteit te kunnen waarborgen.

Commentaar

Het vinden van een goed evenwicht tussen vraag en aanbod voor paardensport en -recreatie is vooral een verantwoordelijkheid van de ondernemers. Het gemeentebestuur wil initiatiefnemers tegemoet komen, maar heeft een bredere verantwoordelijkheid dan alleen paardensport en -recreatie. Ten aanzien van de mogelijkheden wordt vooraf duidelijkheid geboden in de vorm van het toetsingskader. Daarbij moet worden opgemerkt dat dit toetsingskader voor een deel ook voortvloeit uit beleid en regelgeving van andere overheden.

 

Reactie

  • 4.

    Het is niet verantwoord om de meetlat alleen te richten op verrommeling van het landschap zonder daarbij andere beleidsterreinen te betrekken. Het niet benoemen en inkaderen van kwaliteitsbegrippen en het niet vaststellen van waarden geeft te veel beperkingen en schept onzekerheden.

Commentaar

In de nota komen ook andere aspecten aan bod, zoals verkeer en milieu. Dat veel aandacht wordt besteed aan de landschappelijke aspecten hangt samen met het belang dat het gemeentebestuur in het algemeen hecht aan de landschappelijke kwaliteit. Ook voor veel andere gebruiksmogelijkheden, zoals wonen en recreatie en toerisme, vormt landschap een belangrijk aspect. De waarden van het landschap zijn beknopt weergegeven bij de beschrijving van de huidige situatie. Op basis hiervan is in de bijlage 4 een aantal aanbevelingen geformuleerd voor de inrichting van bedrijfspercelen. Voor dit onderdeel is het moeilijk "harde" inrichtingscriteria te formuleren, omdat deze afhankelijk zijn van de specifieke locatie en met verschillende middelen vaak eenzelfde doel kan worden bereikt.

 

Reactie

  • 5.

    Het toetsen van bedrijfsmatige paardenhouderijen enkel aan een landschapsbeleid schept rechtsongelijkheid. De werkgroep kan zich voorstellen dat dit toetsingskader ook van toepassing zou moeten zijn op onder meer agrarische bedrijven en particulieren.

Commentaar

Het beleid zoals dat is neergelegd in het in 2007 vastgestelde bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is vooral consoliderend en volgt voor bijvoorbeeld grondgebonden agrarische bedrijven en woningen voor een groot deel het beleid dat is neergelegd in de voorheen geldende bestemmingsplannen voor het buitengebied. Nieuwe agrarische bedrijven en nieuwe woningen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Voor nieuwe initiatieven buiten de bedrijfsmatige paardenhouderij zijn onderdelen van het toetsingskader eveneens toepasbaar.

 

Reactie

  • 6.

    Twee van de drie Westvoornse verenigingen zien geen aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid of hun continuïteit ten aanzien van accommodaties beter is te waarborgen of dat investeringen beter zijn te realiseren. Er ontbreekt een aanzet om de balans tussen vraag en aanbod te herstellen.

Commentaar

Naar aanleiding van deze opmerking is een toetsingskader opgenomen voor hippische verenigingen.

 

Reactie

  • 7.

    Het toetsingskader geeft zowel de burger als de gemeente een te grote interpretatieruimte. Het is beter deze ruimte in te kaderen. Dit komt de eenduidigheid, helderheid en rechtsgelijkheid ten goede.

Commentaar

Met dit toetsingskader beoogt het gemeentebestuur vooraf al duidelijkheid te geven over de criteria, waaraan initiatieven worden getoetst. Een aantal van de criteria is te objectiveren, door bijvoorbeeld het opnemen van een afstandsmaat. Bij andere criteria is dit minder eenvoudig omdat −zoals aangegeven − er soms verschillende middelen zijn om het gewenste doel te bereiken en de middelen ook locatiegebonden zijn. Op een ander schaalniveau deed dit zich onlangs nog voor, doordat door het Toetsingskader ammoniak en veehouderij Natura 2000, dat "meetbare" criteria bevatte voor de beoordeling van de ammoniakdepositie op natuurwaarden, op landelijk niveau een streep werd gehaald.

 

Reactie

  • 8.

    Aanvaardbaarheid en haalbaarheid van uitbreiding van bestaande paardenhouderijen en oprichting van nieuwe paardenhouderijen worden beoordeeld aan de kwaliteitseis "goed". Er ligt geen visie of beleid ten aanzien van sport en recreatie met paarden aan ten grondslag.

Commentaar

Het gemeentebestuur onderkent het belang van paardensport en -recreatie. Feit is dat een aantal in het verleden hiervoor aanwezige voorzieningen is verdwenen, terwijl de belangstelling voor hippische activiteiten in het algemeen voortdurend is toegenomen. Het gemeentebestuur wil paardenbedrijven zeker faciliteren, echter binnen de in de nota aangeven randvoorwaarden.

 

Reactie

  • 9.

    De opzet en invulling van het toetsingskader is geenszins een voortvloeisel van een gemeentelijke visie, beleid of doelstelling ten aanzien van de disbalans tussen vraag en aanbod.

Commentaar

In de visie van het gemeentebestuur is het opheffen van de disbalans tussen vraag en aanbod niet primair de taak van het gemeentebestuur, maar vooral afhankelijk van de initiatieven van de ondernemers. Zoals aangegeven staat het gemeentebestuur positief tegenover nieuwe ontwikkelingen, mits aan de voorwaarden ten aanzien van de planologische inpasbaarheid kan worden voldaan.

 

Reactie

  • 10.

    De ASA verwacht dat de disbalans tussen vraag en aanbod niet verdwijnt door initiatieven te toetsen aan de landschappelijke kwaliteitseisen, zeker niet indien de kwaliteitseisen moeilijk zijn te omschrijven. Een duidelijke visie of beleid kan problemen voorkomen, problemen die nu kunnen ontstaan bij toetsing van het nu voorgestane beleid aan de kwaliteit van het landschap.

Commentaar

De ASA legt opnieuw het accent op de landschappelijke aspecten. Op zich vormt dit een belangrijk onderdeel van het toetsingskader, wat ook begrijpelijk is gelet op het belang dat het gemeentebestuur hieraan hecht als algemeen uitgangspunt van beleid. Daarnaast bevat het toetsingskader ook duidelijk meetbare criteria, zoals omvang van de bebouwing, criteria voor parkeren en afstandsmaten. Echter niet alle criteria zijn afdoende te kwantificeren. De landschappelijke eisen zijn ook niet zodanig dat daardoor geen initiatieven kunnen worden ontplooid.

 

Reactie

  • 11.

    De ASA neemt aan dat de gemeente in het toetsingskader een expliciete invulling gaat geven aan een aantal kwaliteitsaspecten of waarderingen, zoals het invulling geven aan de landschappelijke kwaliteit, het nader aanduiden van de kernkwaliteiten. Voorts is de ASA van mening dat bedrijfsmatig niet alleen moet worden benaderd vanuit een winstoogmerk. Wanneer ook de arbeidsinspanningen geldelijk zouden worden gehonoreerd, zijn veel paardenpensions niet winstgevend. De ASA verzoekt ook een duidelijk onderscheid te maken tussen een paardenhouderij en een pension. Een paardenhouderij exploiteert paarden en een pension exploiteert faciliteiten en voorzieningen.

Commentaar

In paragraaf 3.1 is een beknopte beschrijving gegeven van de landschappelijke kwaliteiten. Deze beschrijving is ontleend aan het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne. Het bestemmingsplan en ook het voorliggende toetsingskader richten zich op behoud van de waardevolle kenmerken van de onderscheiden landschapstypen.

Voor de binnenduinrand bestaan deze kenmerken uit de bossen en beplantingselementen, de beslotenheid en kleinschaligheid. Richting polders krijgt het achterduinlandschap meer het karakter van een halfopen landschap, met een regelmatige blokverkaveling. Ook hier wordt het landschap gekenmerkt door kleinschaligheid. Het polderlandschap is een veel opener en grootschaliger landschap, met veelal beplante dijken en open polders. De bebouwing is grotendeels langs de dijken geconcentreerd. De landschappelijke inpassing zal zich vooral moeten richten op deze kenmerken. Hiertoe is in bijlage 4 een aantal aanbevelingen voor de inrichting opgenomen. Deze aanbevelingen zijn niet geformuleerd als harde criteria, maar geven wel richting aan de gewenste inrichting van percelen.

 

Voor de beoordeling of sprake is van een bedrijfsmatige paardenhouderij is het winstoogmerk een belangrijk criterium. Ook de belastingdienst hanteert dit als uitgangspunt bij de beoordeling of sprake is van een bedrijfsmatige activiteit. Dit hoeft echter niet te betekenen dat ook altijd daadwerkelijk winst wordt gemaakt. De activiteiten moeten daar echter wel op zijn gericht. In de voorliggende nota is aangegeven dat ook andere indicatoren van belang kunnen zijn bij de afbakening van bedrijfsmatige en hobbymatige activiteiten.

Ruimtelijk is het minder van belang of paarden dan wel faciliteiten worden geëxploiteerd. Bovendien lopen in de paardenhouderij functies vaak in elkaar over. Een manege biedt bijvoorbeeld vaak ook mogelijkheden voor pensionstalling.

 

Reactie

  • 12.

    De werkgroep gaat ervan uit dat nieuwbouw van nieuwe stallen bij een uitbreiding van betaande bedrijven niet onder de saneringsregeling valt.

Commentaar

In de nota is aangegeven dat, wanneer bestaande pensionstallen op basis van de locatiecriteria positief kunnen worden bestemd, het niet reëel is om voor deze bedrijven de saneringsregeling toe te passen. Voor deze bedrijven geldt een uitbreidingsmogelijkheid van 10% van de bestaande oppervlakte aan gebouwen en overkappingen die voor de pensionstalling in gebruik is. Dit zal worden aangevuld bij de locatiecriteria voor het achterduinlandschapgeestgronden. Bij de binnenduinrand en het polderlandschap is dit reeds vermeld.

 

Reactie

  • 13.

    Het toetsingskader zou een paragraaf dienen te wijden aan de doorwerking van dit beleid en van de toets naar particulieren en overige agrarische bedrijven die gebruikmaken van de landschappelijke ruimtes.

Commentaar

In tegenstelling tot het merendeel van de paardenhouderijen zijn de mogelijkheden voor burgerwoningen en agrarische bedrijven reeds neergelegd in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne. Bij de toetsing van bouwaanvragen vormt dit bestemmingsplan het verplichte toetsingskader.

Reactie

  • 14.

    Het speciale paardenpension (paardenrusthuis) is als een gewone pensionstal te kwalificeren, met dezelfde regels, bedrijfscultuur en exploitatie. Bij het rusthuispension worden ongeveer 30 pensionpaarden regelmatig door hun eigenaren gebruikt. Bij het toekennen van een grotere uitbreidingsmogelijkheid dan 10% voor dit bedrijf wordt de landschappelijke inpassing terzijde geschoven ten gunste van een aanname van de verkeersintensiteit.

Commentaar

Het onderscheid tussen een reguliere pensionstal en speciale pensionstal (met specifieke doelgroep) is gemaakt omdat de verkeersaantrekkende werking verschillend is. De eigenaren van dergelijke paarden bezoeken hun paarden in het algemeen minder frequent dan de eigenaren die hun paard(en) daadwerkelijk actief gebruiken. Indien het als rusthuispension aangemerkte bedrijf (gedeeltelijk) is aan te merken als een reguliere pensionstal, dan zijn hier ook de criteria voor een reguliere pensionstal van toepassing.

 

Reactie

  • 15.

    De gemeente geeft aan dat zij het voornemen heeft om een ruimtelijke visie te ontwikkelen die moet aansluiten bij de kernkwaliteiten en waarmee sturing kan worden gegeven aan toekomstige ontwikkelingen. De ontwikkelingen dienen te worden vertaald naar bestemmingsplannen. De werkgroep mist deze ruimtelijke visie en de aanwijzingen of aanzetten hoe deze ontwikkelingen worden vertaald naar bestemmingsplannen.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is aan de nota een passage over de verdere procedure in re latie tot op te stellen bestemmingsplannen toegevoegd.

 

Reactie

  • 16.

    De beleidsdoelstellingen "herstellen van balans tussen vraag en aanbod" en "het voorkomen van verrommeling" bijten elkaar. De gemeente wil verrommeling beperken en voorkomen, terwijl aan de andere kant de gemeente medewerking wil verlenen aan hippische activiteiten. Daar is moeilijk een evenwicht aan te brengen, bij beslissingen en keuzes wordt dit evenwicht meer bepaald door belangenafweging. De ASA adviseert de gemeente te kiezen uit de volgende opties, waarbij de ASA de voorkeur heeft voor optie 1.

    • 1.

      De gemeente ontwikkelt een paardenbeleid naast een landschapsbeleid en bekijkt waar tegenstrijdigheden zich voordoen en past het toetsingskader aan.

    • 2.

      De gemeente handhaaft de keuze voor een toets gekoppeld aan landschapsbeleid, maar dient de volgende acties te ondernemen:

      • a.

        het onderbouwen welke consequenties dit landschapsbeleid heeft voor de balans invraag en aanbod paardensport en -recreatie;

      • b.

        samen met de bedrijfsmatige paardenhouderij en overige belanghebbenden het kwaliteitsbegrip "verrommeling" eenduidig laten invullen;

      • c.

        overleg te voeren met de getoetste initiatiefnemers.

Commentaar

Eerder is benadrukt dat landschappelijke kwaliteit een belangrijke leidraad vormt voor het totale ruimtelijke beleid, de verantwoordelijkheid daarvoor beslaat een breder terrein dan alleen het paardenbeleid. In zoverre is een aanpassing van het toetsingskader dan ook niet aan de orde. De consequenties van het beleid voor de balans tussen vraag en aanbod zijn afhankelijk van initiatieven en mogelijkheden van de ondernemers. De vraag is in hoeverre zij bereid en in staat zijn om te voldoen aan de criteria. De sector zelf heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid en er zijn zeker mogelijkheden. Hiervoor wordt bijvoorbeeld ook verwezen naar de Visie Paard en Landschap1) die handreikingen bevat voor de landschappelijke inpassing van paardenbedrijven.

Met de genoemde initiatiefnemers zal overigens nog nader overleg plaats hebben, voor een deel zijn in het verleden ook reeds gesprekken gevoerd.

 

Reactie

  • 17.

    Een van de criteria: het is verboden om strooisel, voer en materiaal in de open lucht op te slaan, met uitzondering van ruwvoeder mits opgeslagen in een sleufsilo en goed ingepast, is getoetst door de werkgroep. Zolang agrarische bedrijven bestaan, wordt ruwvoer en materiaal ook buiten onoverdekt opgeslagen. Overdekt opslaan kost bebouwingsvierkante meters en daarmee stalruimte. Als er sprake was van een streven om de disbalans tussen vraag en aanbod op te heffen zou dit verbod niet eens aan de orde zijn geweest.

Commentaar

Bij de criteria is al een uitzondering gemaakt voor de opslag van ruwvoeder in een sleufsilo. Ook voor ruwvoeder dat is gewikkeld in balen is opslag in de open lucht het meest doelmatig, ook omdat de temperatuur dan veelal wat lager is. In verband daarmee wordt ook opslag van ruwvoer in balen toegestaan. Dergelijke opslag kan storend zijn in het landschap. Ook hiervoor geldt een goede inpassing, zodat de opslag zo min mogelijk opvalt. Opslag van hooi en stro in de openlucht is niet wenselijk. Zolang agrarische bedrijven bestaan, was er geen boer die anders dan uit nood zijn hooi en stro onoverdekt buiten opsloeg. Niet voor niets bood voorheen de overkapping van de hooiberg beschutting tegen vocht en de daarmee samenhangende schimmels. Stro werd vroeger veelal boven de stal of onder een overkapping opgeslagen om vocht, verwering en schimmels te voorkomen. Als hooi en stro onoverdekt buiten opgeslagen wordt, dan draagt dit naar verwachting zeker bij aan verrommeling, omdat het dan onvermijdelijk wordt om het materiaal af te dekken met zeilen. Ook opslag van ander materiaal in de open lucht is niet wenselijk.

6. Het vervolg

In dit hoofdstuk wordt in hoofdlijnen de verdere procedure uiteengezet die noodzakelijk is om duidelijkheid te verschaffen aan de bedrijfsmatige paardenhouderijen.

Daarbij wordt allereerst een onderscheid gemaakt tussen de bedrijven, die in de voorliggende nota reeds in hoofdlijnen zijn getoetst en de overige bedrijfsmatige paardenhouderijen.

6.1. Al ontwikkelde initiatieven

Enkele initiatieven zijn al in hoofdlijnen getoetst in het kader van de voorbereiding van de voorliggende nota. Over deze toetsing zal nader overleg plaatsvinden met de betrokken bedrijven en waar nodig zal nadere informatie worden gevraagd. Indien de conclusie moet worden getrokken dat de beoogde plannen niet haalbaar zijn, wordt in overleg bezien in hoeverre aanpassing van de plannen mogelijk is.

6.2. Overige bestaande bedrijfsmatige paardenhouderijen

Verspreid over de gemeente komen verschillende paardenhouderijen voor, met name in de vorm van pensionstallen. Van de op de peildatum (1 oktober 2008) in de gemeente aanwezige bedrijfsmatige paardenhouderijen, zal moeten worden beoordeeld of daadwerkelijk sprake is van een bedrijfsmatige paardenhouderij. Vervolgens kan worden getoetst of deze planologisch inpasbaar zijn.

6.3. Natuurbeschermingswet

Een belangrijk onderdeel van de toetsing voor een aantal bedrijven vormt de ligging ten opzichte van het Natura 2000-gebied Voornes Duin. Voor bedrijven in de nabijheid van Voornes Duin moeten de effecten op het Natura 2000-gebied worden getoetst, waarbij met name de ammoniakdepositie van belang is. Voor elk initiatief dat een significant negatief effect heeft op het Voornes Duin moet een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) worden aangevraagd bij de provincie Zuid-Holland (bevoegd gezag). Voorts moet door de provincie een Natura 2000-beheerplan worden vastgesteld. In een dergelijk beheerplan wordt aangegeven op welke wijze de natuurdoelen die in het aanwijzingsbesluit zijn aangegeven behaald moeten worden, welke maatregelen hiertoe worden genomen en welke relatie met bestaand gebruik en beheer in een gebied bestaat. Daarnaast zal het beheerplan het afwegingskader gaan vormen bij vergunningverlening op basis van de Nb-wet.

 

Voor iedere individuele situatie zal een passende beoordeling van de effecten van een ontwikkeling op het Natura 2000-gebied, waarbij alle relevante factoren moeten worden meegewogen en moet worden gekeken of sprake is van een significante verslechtering. Voor de ammoniakdepositie betekent dat kan worden uitgebreid indien de nieuwe depositie lager of gelijkblijvend is aan de oude depositie of de depositie zo laag is dat er geen negatief effect op de vegetaties is. In dat kader moet verder gekeken worden naar:

  • -

    invloed van andere milieuaspecten;

  • -

    invloed van andere sectoren;

  • -

    de achtergronddepositie in relatie tot de bedrijfsgerichte depositie;

  • -

    bedrijfsgerichte maatregelen;

  • -

    gevoeligheid van de verschillende habitattypen in een gebied;

  • -

    gebiedsgerichte saldering.

Er zal door het Ministerie van LNV een handreiking worden opgesteld, die handvatten zal bieden waarmee het bevoegde gezag vergunningaanvragen kan beoordelen voor uitbreiding of oprichting van veehouderijbedrijven (onder andere paardenhouderijen). Deze handreiking is nog niet beschikbaar. Het is ook niet duidelijk wanneer deze verschijnt en hoe concreet hiermee kan worden gewerkt.

 

Zolang de door het Rijk op te stellen handreiking niet beschikbaar is, heeft de provincie geen toetsingskader om te kunnen beoordelen wat de gevolgen zijn voor Voornes Duin van een toename van de ammoniakdepositie. Bijkomend probleem is dat de toegestane waarden voor Voornes Duin in de huidige situatie al worden overschreden. De provincie zal eind oktober 2008 starten met de procedure die moet leiden tot een beheerplan voor Voornes Duin. De gemeente kan in dat kader haar ruimtelijke wensen en ontwikkelingen naar voren brengen en verzoeken deze op te nemen in het beheerplan. Dit geldt ook voor de bedrijfsmatige paardenhouderij.. De toetsing in het kader van een beheerplan is dezelfde als de toetsing indien in een concrete situatie een aanvraag om een Nb-wet vergunning wordt gedaan. De voorkeur van de provincie gaat ernaar uit dat met nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk wordt gewacht totdat het beheerplan gereed is (mogelijk eind 2009). Het is immers eenvoudiger en minder tijdrovend om een groot aantal locaties in één keer te beoordelen dan iedere locatie of ontwikkeling afzonderlijk. Voor ontwikkelingen die worden opgenomen in het beheerplan vervalt bovendien de vergunningplicht op basis van de Nb-wet.

 

De conclusie hiervan is, dat voor de bedrijven die in de directe nabijheid van het Natura 2000-gebied Voornes Duin liggen, de toetsing in het kader van de Nb-wet essentieel is voor de vraag of planologische inpassing mogelijk is.

6.4. Bestemmingsplan

Indien de toetsing van bestaande bedrijven en initiatieven leidt tot een planologische inpasbaarheid, dan zal het bestemmingsplan moeten worden aangepast.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierdoor is artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die de mogelijkheid bood om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan, vervallen. De Wro kent een enigszins daarop gelijkende mogelijkheid in de vorm van het projectbesluit. Door het verkorten van de proceduretermijnen bij bestemmingsplannen levert een projectbesluit geen voordelen op in vergelijking met het opstellen van een bestemmingsplan en kan het in het ongunstigste geval nog langer duren dan bij een bestemmingsplan voordat een projectbesluit rechtskracht verkrijgt. Om een juridisch-planologische basis te kunnen bieden, is het opstellen van een bestemmingsplan voor elk van de betreffende daarvoor in aanmerking komende paardenhouderijen de meest aangewezen weg.

Bijlage 1. Begrippen

In deze bijlage wordt een aantal begrippen omschreven die in het toetsingskader zijn gehanteerd of begrippen die bij de toetsing van bedrijfsplannen van belang kunnen zijn. Waar aanbevelingen omtrent de maatvoering zijn aangegeven, zijn deze ontleend aan de nota Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening van de Sectorraad Paarden 1).

 

agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, welke een wezenlijke bijdrage levert aan de inkomensvorming.

 

bebouwde kom

gebieden zoals aangegeven op de kaartbijlage 1A.

 

binnenrijbak/binnenrijbaan

overdekte piste ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een doorgaans bewerkte/aangepaste bodem.

 

box

een ruimte met vier (deels) dichte wanden, bedoeld voor verblijf van 1 paard, en voorzien van een droge ligplaats met voldoende ventilatie en lichtsterkte.

 

buitenrijbak/buitenrijbaan

paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.

 

geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

 

longeercirkel

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waarin een paard onder begeleiding specifieke training kan worden gegeven, aanbeveling doorsnede longeercirkel: circa 12 m.

 

loopstal

een open of gesloten ruimte met een bodem die bij voorkeur deels verhard is, bedoeld voor de groepshuisvesting van paarden en voorzien van voldoende droge ligplaatsen met voldoende ventilatie en lichtsterkte.

 

manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, functiegebonden horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodaties en het houden van wedstrijden en/of andere met de paardensport samenhangende evenementen.

In navolging van de nota "Paardensport in Westvoorne" worden het kader van deze notitie 2 soorten maneges onderscheiden:

  • -

    manege met vooral regionale functie c.q. hippisch centrum:

    • is gericht op zowel recreatief als professioneel gebruik;

    • moet mogelijkheden bieden voor dressuur tot en met Z-niveau, springen en mennen:

    • deel van klantenpotentieel komt uit regio;

    • goede bereikbaarheid vanaf het regionale hoofdwegennet belangrijk.

  • -

    manege met overwegend lokale functie:

    • recreatief gebruik en instructie;

    • kleinschaliger en eenvoudigere voorzieningen in vergelijking met hippisch centrum;

    • jongere leeftijdsgroepen belangrijke doelgroep;

    • goede bereikbaarheid vanuit dorpsgebied(en) belangrijk, ook voor langzaam verkeer.

paardenhouderij

het houden van paarden en pony's ten behoeve van:

  • a.

    het produceren van deze dieren, geschikt voor bepaalde taken zoals hengstenstations, opfokbedrijven, handelsstallen en africht- en trainingsstallen (productiegerichte paardenhouderij);

  • b.

    het gebruiken van dieren, zoals ten behoeve van pensionstallen, verhuurbedrijven, rijscholen en maneges (gebruiksgerichte paardenhouderij).

paardenpension/paardenstalling

het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden; onder paardenpension en/of paardenstalling worden geen maneges verstaan.

 

paardenrusthuis

een paardenpension dat gelegenheid biedt aan het stallen van paarden die door hun leeftijd of gebreken niet meer geschikt zijn voor gebruik in de sport of voor recreatief gebruik.

 

paddock

een omheinde ruimte waar een of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen.

 

poetsplaats/wasplaats

ruimte met een afmeting van circa 3 x 3 m, waar het paard kan worden verzorgd met mogelijkheden tot gebruik van koud en warm water.

 

stapmolen

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen door middel van aansturing via een computergestuurde bedieningskast, aanbevolen doorsnede stapmolen: circa 12 m (afhankelijk van het aantal paarden).

 

trainingsmolen

ruimte (eventueel overdekt) in de vorm van een cirkel, waar meerdere paarden tegelijk kunnen stappen, draven of galopperen door middel van aansturing via een computergestuurde bedieningskast, aanbevolen doorsnede trainingsmolen: circa 20 m (afhankelijk van het aantal paarden).

 

uitloop

een ruimte (eventueel (deels) overdekt met een bodem die mogelijk (deels) verhard is, waar een of meerdere paarden in stap vrij kunnen bewegen:

  • -

    aanbeveling afmeting uitloop apart van een box gelegen: circa 6 x 6 m;

  • -

    aanbeveling afmeting uitloop direct aan een box gelegen: circa 3 x 3 m.

Bijlage 2. Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt kort het beleidskader weergegeven, voor zover dat voor deze notitie van belang is. Een uitgebreidere samenvatting van een deel van het hierna weergegeven beleidskader is onder andere opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne. Het beleidskader dat van belang is voor de verschillende milieuaspecten is opgenomen bij de betreffende paragraaf in hoofdstuk 4.

 

B2.1. Rijksbeleid

 

Nota Ruimte (2006)

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

 

In de nota wordt geen specifieke aandacht aan de paardenhouderij besteed. Wel wordt in de nota aandacht besteed aan de grondgebonden landbouw (waar een deel van de paardenhouderij tot behoort), aan recreatieve ontwikkelingen en routenetwerken (denk hierbij aan maneges, pensionstallen en ruiterpaden).

 

Visie Paard en Landschap (2007)

In deze nota is de visie van het Ministerie van LNV op de paardenhouderij verwoord, vooral met het oog op de landschappelijke aspecten.

Het landschap is van grote betekenis voor recreatie en vrije tijd. De paarden zijn in opmars in het Nederlandse landschap. 17 miljoen keer per jaar wordt in Nederland een buitenrit gemaakt op één van de circa 400.000 paarden die Nederland rijk is. De paardenhouderij voorziet in een duidelijke behoefte en geeft de regionale economie een impuls. Er is echter ook een risico dat ongecontroleerde groei leidt tot landschappelijke verrommeling, tot aantasting van natuur en tot conflicten met andere vormen van recreatie. De opgave van de overheid is de ontwikkeling te begeleiden. De sector zelf heeft ook een belangrijke verantwoordelijkheid hierin. Op gemeentelijk niveau is de rol van de overheid het meest zichtbaar.

Het beeld van de paardenhouderij is in de visie als volgt samengevat:

ontwikkeling

goed

niet goed

behoeft aandacht

draagt bij jonge mensen bij aan positieve vorming

X

groeiend aantal mensen geniet van paardensport

X

economische ontwikkeling in de paardenhouderij en de goede positie op de internationale afzetmarkt

X

initiatief voor betereorganisatie van de sector door de vorming van de Sectorraad Paarden

X

bijdrage aan de levendigheid van het platteland

X

disbalans in vraag en aanbod van paardrijmogelijkhe- den

X

landschappelijke inpassing

X

basisinformatie over ontwikkeling van de sector

X

inbreng vanuit paardenhouderij in overleggen van LV met koepelorganisaties als LTO, Unie van Waterschap- pen en NGO's

X

 

ontwikkeling

goed

niet goed

behoeft aandacht

toegankelijkheid agrarisch gebied

X

knelpunten in landelijke, recreatieve ruiterroutes

X

gebruik recreatieveroutes door ruiters en andere ge- bruikers

X

veiligheid voor en door ruiters op openbare wegen

X

organisatiegraad hobbymatige paardenhouderij en aan- spreekpunt

X

 

De Visie geeft voorts een aantal aanbevelingen voor de landschappelijke inpassing van paarenhouderijen.

 

Besluit landbouw milieubeheer

Op paardenhouderijen die op enige afstand liggen van geurgevoelige objecten en waar minder dan 50 paarden aanwezig zijn, is het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing. Voor deze paardenhouderijen geldt een afstand van minimaal 100 m tussen de inrichting en een geurgevoelig object categorie I of II. De afstand tot aan een geurgevoelig object categorie III, IV of V moet ten minste 50 m bedragen. Deze afstanden moeten worden gemeten vanaf de buitenzijde van het geurgevoelig object tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. Een dierenverblijf is een al dan niet overdekte ruimte waarbinnen landbouwhuisdieren worden gehouden. Volgens de toelichting bij het besluit kan ook een uitloop hiertoe behoren.

 

Tabel B2.1 Indeling van objecten

objectcategorie

omschrijving

I

  • 1.

    bebouwde kom met stedelijk karakter;

  • 2.

    ziekenhuis, sanatorium, en internaat;

  • 3.

    objecten voor verblijfsrecreatie.

II

  • 1.

    bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overigens agrarische omgeving;

  • 2.

    objecten voor dagrecreatie.

III

  • 1.

    verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitenge- bied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.

IV

  • 1.

    woning behorend bij een agrarischbedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;

  • 2.

    verspreid liggende niet-agrarische bebouwing.

V

  • 1.

    woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn.

 

Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat een beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Voor paarden geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten van minimaal 100 m binnen de bebouwde kom en 50 m buiten de bebouwde kom. Indien een geurgevoelig object onderdeel uit maakt van een andere veehouderij, hoeft geen rekening te worden gehouden met de genoemde normering. De mogelijk daar aanwezige agrarische bedrijfswoning, anders dan bij een veehouderij, heeft binnen het kader van de Wgv dezelfde beschermde status gekregen als een burgerwoning buiten de bebouwde kom.

Onder een geurgevoelig object wordt in de Wgv verstaan: Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.

 

Wet ammoniak en veehouderij

Voor het beoordelen van het aspect ammoniak bij veehouderijen is de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) een belangrijk toetsingskader. De Wav is op 8 mei 2002 in werking getreden (Staatsblad 2002, 207) en voor het laatst gewijzigd op 1 mei 2007. De Wav heeft alleen betrekking op de ammoniakemissie uit dierverblijven en niet op andere bronnen van ammoniak binnen een veehouderij.

 

De bepaling van de ammoniakemissie vindt plaats aan de hand van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). De Rav bevat in bijlage 1 een lijst van stalsystemen met bijbehorende emissiefactoren in kg NH3 per dierplaats per jaar. De Rav wordt periodiek geactualiseerd.

 

Als een paardenhouderij is gelegen in een voor ammoniak zeer kwetsbaar gebied of in een zone van 250 m daaromheen, kan de paardenhouderij op grond van artikel 4 niet worden vergund. Beschikt een paardenhouderij echter reeds over een milieuvergunning dan kan een paardenhouderij op grond van artikel 6 en artikel 7, lid 1, sub c, wel uitbreiden met paarden.

 

De ligging van de dierverblijven is bepalend voor de vraag of een veehouderij is gelegen in of binnen de genoemde zone van een zeer kwetsbaar gebied. Buiten de zone van 250 m kan het oprichten of uitbreiden van een veehouderij in het kader van de Wav niet worden geweigerd op grond van de ammoniakemissie.

 

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober

2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a.

    door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;

  • b.

    door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;

  • c.

    door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden.

 

Natura 2000

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijnen zijn Europese lidstaten verplicht beschermde natuurgebieden op haar grondgebied aan te wijzen. Het gaat hierbij om de zogenaamde Natura 2000-gebieden.

 

Voor Natura 2000-gebieden gaan, binnen het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet), beheerplannen gelden. In de beheerplannen wordt per gebied de toelaatbare belasting vastgesteld, met als uitgangspunt dat de huidige natuur niet verslechtert en waar mogelijk wordt verbeterd.

Een belangrijk aspect hierbij is de belasting van stikstof, waaronder ammoniak. Veel plantensoorten zijn gevoelig voor grote hoeveelheden ammoniak. Daarom moet voor deze natuurgebieden rekening worden gehouden met de ammoniakdepositie.

 

Vooruitlopend op de formele aanwijzing van Natura 2000-gebieden en de vaststelling van de beheersplannen is door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) het toetsingskader ammoniak en Natura 2000 opgesteld.

Naar het oordeel van de Raad van State (uitspraak 200800289, d.d. 26 maart 2008) biedt het toetsingskader ammoniak en Natura 2000 echter onvoldoende zekerheid dat de natuurwaarden in Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Uit de uitspraak en het advies van de Raad van State kan niet de conclusie worden getrokken dat uitbreiding van veehouderijbedrijven niet meer mogelijk is, waardoor bij elk individueel geval een beoordeling moet plaatsvinden naar de effecten voor het Natura 2000-gebied.

 

Met de formele aanwijzing van het Voornes Duin als Natura 2000-gebied is de provincie Zuid-Holland in het kader van de Nb-wet het bevoegde gezag en moet voor elk initiatief dat een significant negatief effect heeft op het Voornes Duin een Nb-wetvergunning worden aangevraagd bij de provincie.

 

Wordt de drempelwaarde niet overschreden, dan kan een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer worden verleend. Bij overschrijding van de drempelwaarde is vergunningverlening alleen mogelijk als na uitbreiding de nieuwe depositie kleiner of gelijk is aan de huidige depositie en/of als de totale depositie op het Natura 2000-gebied (alle bedrijven) binnen de kritische depositiewaarde blijft.

 

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.

 

B2.2. Provinciaal beleid

 

Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam, RR2020, Tien punten voor regio Rotterdam (2005)

De centrale opgave voor het groenblauwe raamwerk van Voorne-Putten is het verbeteren van de landschappelijke kwaliteit. Het heeft recreatieve potenties en er is een markt voor landelijke woonmilieus. Vooral de randen van het eiland en het krekenstelsel bieden kansen om de ecologische en recreatieve kwaliteit te verbeteren. De grondgebonden landbouw heeft op Voorne-Putten nog altijd een gezond perspectief. Mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling liggen vooral in een verdere intensivering van de productie. Maar ook verbreding van de bedrijfsvoering biedt kansen, bijvoorbeeld naar natuur- en landschapswaarden, agrotoerisme en zorg.

 

Voor het agrarisch gebied wordt in het streekplan een onderscheid gemaakt in agrarisch gebied met bijzondere waarden (A+) en "gewoon" agrarisch gebied. Het A+-gebied heeft als hoofdfunctie landbouw (met name grondgebonden veehouderij) waarbinnen (verspreid) natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden voorkomen die beschermd dienen te worden. Grootschalige agrarische en niet-agrarische ingrepen zijn in principe uitgesloten. De bescherming van (verspreid gelegen) natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden geldt ook voor het "gewone" agrarische gebied. Hier zijn in het streekplan grootschalige ingrepen echter niet expliciet uitgesloten. Een deel van de polder Schapengors is aangeduid als te ontwikkelen natuurgebied.

 

Streekplanuitwerking Voorne (2007)

Deze streekplanuitwerking dient twee doelen:

  • -

    vergroten van de kwaliteit van het landschap door de aanpak van verspreid glas en het versterken van groen/blauw;

  • -

    versterken van een hoogwaardig woongebied door middel van de regeling Ruimte-voor-Ruimte op maat toe te passen en woningen geclusterd te realiseren.

Aan het glasgebied rond Tinte is een aanduiding "glasintensiveringsgebied" gegeven.

 

Regels voor Ruimte (2005)

De Nota Regels voor Ruimte vervangt de Nota Planbeoordeling 2002. Daarmee verschuift binnen de provinciale ruimtelijke ordening het accent van toelatingsplanologie naar ontwikkelingsplanologie. De nadruk ligt op het ontwikkelen van een duurzame omgevingskwaliteit en er wordt invulling gegeven aan economische, ecologische en sociaal-culturele duurzaamheid. De gemeenten worden aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. De nota is daarom met name gericht op het beschermen van de wezenlijke ruimtelijke belangen in de provincie, waarbij ruimte wordt gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen.

 

Het beleid voor het landelijk gebied is in de Nota Regels voor Ruimte als volgt verwoord.

Het landelijk gebied wordt gekenmerkt door een toenemende multifunctionaliteit. Waar voorheen de agrarische sector de drager was van het landelijk gebied, zijn het in toenemende mate ook niet-agrarische functies, waaronder recreatie, natuur en niet-agrarische bedrijvigheid, die het beeld van het landelijk gebied bepalen. Dit wil in de praktijk nog wel eens tot verrommeling leiden. In verband hiermee worden beperkingen gesteld aan nieuwe ontwikkelingen die geen relatie hebben met de ontwikkeling van de hoofdfuncties van het gebied.

 

Mogelijkheden worden geboden aan het verder verbreden van de agrarische sector, waar het gaat om de schaalvergroting van en het ontwikkelen van nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven. Nieuwe economische dragers zijn mogelijk als ze bijdragen aan de vitalisering van het landelijk gebied. Daarom worden voorwaarden gesteld aan nieuwbouw ten behoeve van de vestiging van deze nieuwe dragers. Gedacht moet worden aan nieuwe woningen die kunnen worden gerealiseerd op grond van de Ruimte-voor-Ruimteregeling dan wel andere Rood-voor-Groenconstructies, zoals nieuwe landgoederen. Ten slotte kunnen, onder voorwaarden, voormalige agrarische bedrijfscomplexen worden hergebruikt.

 

In gebieden die in de streekplannen zijn aangeduid als agrarisch gebied met bijzondere cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden (A+/ANL) staat de ontwikkeling van de agrarische sector in samenhang met de ontwikkeling van het agrarisch cultuurlandschap en de aanwezige waarden centraal. Verder moet worden aangegeven welke wijze de ruimtelijke ingrepen landschappelijk worden ingepast.

 

B2.3. Gemeentelijk beleid

 

Structuurvisie Westvoorne (1996)

Planbeschrijving landelijk gebied

Binnenduinrand

Gestreefd wordt naar versterking van de beplantings- en duinrellenstructuur. Dit heeft tot doel de natuurwaarden in het naastgelegen duingebied te versterken en het duingebied recreatief te ontlasten. Verstedelijking als gevolg van verdichting met bebouwing wordt in dit gebied zoveel mogelijk tegengegaan (beperkte uitbreidingsmogelijkheden van bebouwing en zeer beperkte mogelijkheden voor kleinschalige verblijfsrecreatievormen). In verband met de verzuringsgevoelige en de geurhindergevoelige omgeving zullen de mogelijkheden voor intensieve veehouderij beperkt zijn. Verblijfsaccommodatie kan worden uitgebreid onder voorwaarde van het leveren van een bijdrage aan de beplantingsstructuur.

 

Poldergebied

Gestreefd wordt naar behoud en versterking van het kenmerkende open agrarische landschap. Behoud van de grondgebonden agrarische functie van dit gebied is hiervoor essentieel. De herkenbaarheid van het landschap zal worden vergroot door versterking van de beplanting op de dijken. Het ontwikkelen van samenhangende recreatieve routes zal worden bevorderd.

Op grond van een op te stellen milieu-afstemmingskaart zullen de mogelijkheden voor uitbreiding van intensieve veehouderij worden bepaald.

Bij functieverlies van agrarische bedrijfsbebouwing zal gezocht worden naar passende functies. In het poldergebied zal enige uitbreiding van de bebouwing tot de mogelijkheden kunnen behoren, mits deze wordt gerealiseerd binnen de erfbeplanting.

 

Handhavingsnota Westvoorne (2004)

In deze nota wordt aangegeven op welke wijze de gemeente Westvoorne handhavend optreedt tegen overtredingen van de regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en bouwen.

 

"Bewegende Ruimte", Coalitieprogramma 2006-2010 (2006)

De inzet van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van het landelijk gebied is onder meer:

  • -

    behoud van het open landschap;

  • -

    verstedelijking en versnippering tegengaan.

Kaderbegroting 2007 (2006)

In de Kaderbegroting is aangegeven dat de unieke landschappelijke waarden de ruimtelijke kernkwaliteit van Westvoorne vormen. Die kwaliteit moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt. Aantasting van de open en vrije ruimtes moet worden tegengegaan. De weidsheid van het landschap moet worden behouden. Er moet ruimte zijn voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van natuur, landschap, recreatie, werken en wonen. Die ontwikkelingen moeten aansluiten bij de kernkwaliteit van Westvoorne. Groot belang wordt gehecht aan het ontwikkelen van ruimtelijke visies, waarmee sturing kan worden gegeven aan toekomstige ontwikkelingen. Deze zullen uiteindelijk moeten worden vertaald in bestemmingsplannen.

Een van de doelstellingen is behoud van een voor de inwoners en bezoekers leefbaar en aantrekkelijk Westvoorne door het in stand houden van de kwaliteit en de verscheidenheid van het landschap.

 

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne (2007)

Het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne is gericht op het handhaven en waar mogelijk versterken van de natuur- en landschapswaarden en het tegengaan van `verstening´ van het landelijk gebied. In verband hiermee is onder meer een saneringsregeling opgenomen.

Deze regeling houdt in dat bij burgerwoningen een vrijstellingsmogelijkheid is opgenomen voor een grotere oppervlakte aan bebouwing dan bij recht is toegestaan, mits een groter deel van de bestaande bebouwing wordt afgebroken. Voor de paardenhouderij gaat het bestemmingsplan in afwachting van nader onderzoek en een nadere afweging −uit van een consoliderend beleid. Dit betekent dat de mogelijkheden die de bestemmingsplannen Landelijk gebied Oostvoorne en Landelijk gebied Rockanje bieden voor de paardenhouderij in het bestemmingsplan Landelijk gebied Westvoorne zijn overgenomen, maar dat voor paardenhouderijen die niet in overeenstemming zijn met beide genoemde bestemmingsplannen geen mogelijkheden worden geboden.

Bijlage 3. Voorzieningen en ruimtegebrek

Voor een goed functioneren van de verschillende vormen van paardenhouderij zijn de volgende voorzieningen wenselijk. Dit overzicht geeft een indicatie van het ruimtebeslag. Wanneer wordt overgegaan tot een aanpassing van het bestemmingsplan, zullen afhankelijk van de locatie en het bedrijfsplan de mogelijkheden nader worden aangegeven.

 

Regionale manege c.q. hippisch centrum

  • -

    Totaal oppervlakte 1,5 tot 2,5 ha (exclusief weide).

  • -

    Maximaal bebouwd oppervlak 6.500 m².

  • -

    Minimaal 3 bakken, waarvan één binnenbak met officiële wedstrijd maat van 20 x 60 m.

  • -

    Verlichting rond 1 buitenbak.

  • -

    Tribune bij binnenbak met officiële wedstrijdmaat.

  • -

    Grote kantine tussen 100-200 m², te splitsen in (2) kleinere eenheden of afzonderlijke instructie-/vergaderruimte.

  • -

    Overdekte strooisel en ruw-/krachtvoerberging.

  • -

    Ruime was-/poetsplaats.

  • -

    Zadel-, tuig- en poetsberging.

  • -

    Machine- en werktuigberging.

  • -

    Berging springmateriaal.

  • -

    Stap-/trainingsmolen.

  • -

    Springweide.

  • -

    Groot weiland.

  • -

    Mestopslagplaats.

Lokale manege1)

  • -

    Totaal oppervlakte minimaal 0,5 à 1 ha (exclusief weide).

  • -

    Gemiddeld bebouwd oppervlak 2.500 m², in polderlandschap eventueel grotere omvang tot maximaal 4.500 m².

  • -

    Een binnen- en een buitenbak van minimaal 20 x 40 m (1.600 m²).

  • -

    Verlichting rond buitenbak

  • -

    Kleine kantine tot 100 m².

  • -

    Overdekte strooisel en ruw-/krachtvoerberging.

  • -

    Machine- en werktuigberging.

  • -

    Was-/poetsplaats.

  • -

    Zadel- en poetsberging.

  • -

    Mestopslagplaats.

  • -

    Klein weiland (ongeveer 0,5 ha).

Reguliere pensionstal

  • -

    Stalplaatsen van nieuwe pensionstallen uitsluitend binnen bestaande, voormalige agrarisch bedrijfsgebouwen, eventueel ook in de vorm van groepshuisvesting.

  • -

    (semi)verharde uitloop van circa 30 x 50 m.

  • -

    Buitenbak van maximaal 20 x 60 m.

  • -

    Verlichting rond buitenbak.

  • -

    Overdekte strooisel- en ruw-/krachtvoerberging.

  • -

    Machine- en werktuigberging.

  • -

    Was-/poetsplaats.

  • -

    Zadel-, tuig- en poetsberging.

  • -

    Mestopslagplaats.

  • -

    Weiland, oppervlakte afhankelijk van aantal paarden.

Pensionstal met specifieke doelgroep

  • -

    Stalplaatsen van nieuwe pensionstallen uitsluitend binnen bestaande, voormalige agrarisch bedrijfsgebouwen, eventueel ook in de vorm van groepshuisvesting.

  • -

    Ontvangstruimte voor bezoekers

  • -

    (Semi)verharde uitloop van circa 30 x 50 m.

  • -

    Overdekte strooisel- en ruw-/krachtvoerberging.

  • -

    Machine- en werktuigberging.

  • -

    Was-/poetsplaats.

  • -

    Mestopslagplaats.

  • -

    Weiland, oppervlakte afhankelijk van aantal paarden.

Verenigingsaccommodatie

  • -

    Totale oppervlakte 0,5 à 1 ha.

  • -

    Minimaal 2 buitenbakken, waarvan één met officiële wedstrijdmaat van 20 x 60 m.

  • -

    In enkele gevallen binnenbak bij voorkeur met officiële wedstrijdmaat van 20 x 60 m.

  • -

    Verlichting rond buitenbakken, bij binnenbak volstaat met verlichting rond 1 buitenbak.

  • -

    Kantine en bestuurskamer of grotere kantine te splitsen in 2 afzonderlijke eenheden.

  • -

    Berging springmateriaal.

  • -

    Kleine mestopslagplaats.

Bijlage 4. Aanbevelingen landschappelijke inpassing

Achterduinlandschap

 

Inrichting

  • -

    Situering van de bebouwing op enige afstand van de weg geniet de voorkeur boven een situering in de directe nabijheid van de weg.

  • -

    Bij de situering van het complex verder van de weg af dient voorzien te worden in een ontsluiting vanaf de weg door middel van een bomenlaan (eik, beuk of linde).

  • -

    De bebouwingsvrije zone (gemeten uit het boventalud van de sloot of −bij afwezigheid van een sloot −de perceelsgrens) bij het zijen achtererf bedraagt ten minste evenveel als de nokhoogte van het hoogste nabijgelegen tot het complex behorende gebouw.

  • -

    Het grootste gebouw (hoofdgebouw) van het complex wordt gebouwd evenwijdig aan een van de twee zijdelingse erfgrenzen.

  • -

    Overige bebouwing mag worden gebouwd evenwijdig dan wel haaks ten opzichte van het grootste gebouw of de openbare weg.

  • -

    Het hoofdgebouw wordt met de korte gevel gebouwd aan de zijde van de belangrijkste aanliggende openbare weg.

  • -

    Het hoofdgebouw wordt zodanig geleed en vormgegeven dat het onderscheid tussen de belangrijkste functies ook vanaf de buitenzijde afleesbaar zal zijn.

Voor de inpassing van bebouwing en erven binnen het gebied van de geestgronden komen de onderstaande maatregelen en voorzieningen in aanmerking:

  • -

    door de directe nabijheid van de zee is de hoogte van natuurlijke begroeiing veelal beperkt; ook komen er van nature andere bomen en struiken voor dan in het polderlandschap. Voor de landschappelijke inpassing van erven en bebouwing komen kleinschalige bosschages, boomgroepen en natuurlijk uitgroeiende heggen daarom het meest in aanmerking;

  • -

    parkeerterreinen worden zoveel mogelijk uit het zicht aangelegd, in principe niet direct aan de zijde van de openbare weg;

  • -

    in onoverkomelijke gevallen kan een parkeerterrein voor de bebouwing worden gesitueerd, mits het terrein wordt voorzien van hagen en bomen (derde grootte);

  • -

    weinig tot de verbeelding sprekende voorzieningen en plekken (zoals buitenrijbak, mestopslag, sleufsilo, parkeerplaatsen en stalling van trailers) moeten landschappelijk worden ingepast; vanuit landschappelijk oogpunt is mestopslag in een mestput een goed alternatief voor mestopslag op een mestplaat;

  • -

    aanleg van reliëf is gewenst in de vorm van bijvoorbeeld een (drink)poel;

  • -

    heggen, singels en houtwallen als veekering en schuilzone (deels omheind dan wel intern van een afrastering voorzien in verband met mogelijke uitbraak en vraat);

  • -

    aanplant van enkele bomen (in struiken) in of tegen de perceelsrand mede als beschutting tegen de wind, regen en zon;

  • -

    hekwerken worden gerealiseerd in donker gekleurd hout.

In verband met de relatief kleinschalige omgeving is geen omvangrijke uit zware singels bestaande erfbeplanting nodig. De kleinschalige bloken mozaïekverkaveling geeft minder aanleiding tot omvangrijke lijnvormige elementen rondom het erf, maar meer tot het gebruik van struweel, houtwallen (eventueel met greppels) met daarin eventueel enkele hoger uitgroeiende bomen, boomen struikgroepen (bosjes), boomloze losgroeiende heggen en solitaire bomen. Indien echter wel wordt gekozen voor een echte singel (zie onder polderlandschap) dan moet de rand niet te strak te zijn zodat een afwisselend beeld ontstaat:

  • -

    voor een kleinschalig en divers beeld is een gemengd plantsoen gewenst met besdragende soorten en snelen langzaam groeiende soorten en doornstruiken (nesten schuilgelegenheid voor onder meer vogels);

  • -

    takkenrillen bieden nesten schuilgelegenheid aan bijvoorbeeld vogels;

  • -

    de breedte van een houtwal of struweel bedraagt 3 tot 5 m;

  • -

    het aan de zijde van de weg gelegen terrein wordt ten minste ingericht met hagen en/of leidlinden en met enkele solitaire bomen (notenbomen of groter);

  • -

    bladhoudende soorten worden buiten het bereik van paarden aangeplant.

Polderlandschap

 

Inrichting

  • -

    Het polderlandschap kenmerkt zich door de relatief grote openheid van het landschap en de grotere maat en schaal van ruimten en bebouwing. De ligging van erven in een relatief

  • -

    open landschap vereist veelal een relatief omvangrijke erfbeplanting die meer windkering biedt, in het bijzonder aan de noordoost- en zuidwestzijde. In het open landschap is geen

  • -

    dichte singel rondom het hele erf gewenst. Met name de aan de zijde van de openbare

  • -

    weg gelegen representatieve bebouwing kan veelal zichtbaar blijven.

  • -

    De bebouwing wordt gesitueerd in de directe nabijheid van de weg.

  • -

    De bebouwingsvrije zone (gebouwen) (gemeten uit het boventalud van de sloot) bedraagt ten minste 15 m (schouw van waterlopen en aanleg erfbeplanting).

  • -

    Het hoofdgebouw staat met de lange gevel evenwijdig aan een zijdelingse watergang of bij afwezigheid van een watergang haaks op de belangrijkste weg (korte zijde naar de weg

  • -

    toegekeerd).

  • -

    Overige bebouwing wordt met de langste zijde gebouwd naast en evenwijdig aan het hoofdgebouw (evenwijdige noklijnen).

  • -

    Kleinschalige gebouwen met een oppervlakte van 80 m² mogen haaks op het hoofdgebouw worden gebouwd.

  • -

    Meerdere aan de zijde van de weg gelegen gebouwen worden (met uitzondering van een eventuele dienstwoning) in dezelfde rooilijn gebouwd.

  • -

    De zijdelingse erfbeplanting bestaat uit een 7 m brede singelbeplanting bij minder omvang-

  • -

    rijke complexen en uit een 10 m brede singelbeplanting bij een regionaal hippisch centrum of een manege met een grote binnenbak.

  • -

    De erfbeplanting aan de achterzijde van de bebouwing bestaat eveneens uit een 7 of 10 m brede singelbeplanting indien aan deze zijde een nabijgelegen openbare weg/pad aanwezig is; indien geen nabijgelegen openbare weg of pad aanwezig is, kan worden volstaan

  • -

    met een hoge bomenrij, boomgaard of bij aanwezigheid van een sloot een rij knotwilgen.

  • -

    De singelbeplanting bestaat uit gemengd bosplantsoen en één of twee rijen bomen bij singels van 7 m (verhouding aantal bomen en struiken bedraagt 10%) en twee of drie rijen bomen bij singels van 10 m (verhouding aantal bomen en struiken bedraagt 15%).

  • -

    De singelbeplanting mag op enkele plekken worden voorzien van tochtgaten (tegen dazen en horzels) mits de bebouwing daardoor niet onevenredig in het zicht komt te liggen; ook is niet overal een even hoge singel noodzakelijk in verband met de benodigde variatie in bezonning en beschaduwing van het erf.

Voor de inpassing van bebouwing en erven in het polderlandschap komen verder de onderstaande maatregelen en voorzieningen in aanmerking:

  • -

    afscheidingen worden terughoudend vormgegeven, bij voorkeur niet door omvangrijke houten hekwerken rondom weiden of erven; afscheidingen kunnen worden gecamoufleerd met knotwilgen en aan de zijde van de weg afgeplant door middel van een niet voor paarden bereikbare haag;

  • -

    parkeerterreinen worden zoveel mogelijk uit het zicht aangelegd, in principe niet direct aan de zijde van de openbare weg;

  • -

    het aan de zijde van de weg gelegen terrein wordt ten minste ingericht met hagen en/of leidlinden en met enkele solitaire bomen (notenbomen of groter);

  • -

    in onoverkomelijke gevallen kan een parkeerterrein voor de bebouwing worden gesitueerd mits het terrein wordt voorzien van hagen en bomen (derde grootte);

  • -

    weinig tot de verbeelding sprekende voorzieningen en plekken (zoals buitenrijbak, mestopslag, sleufsilo, parkeerplaatsen en stalling van trailers) moeten landschappelijk worden ingepast. Vanuit landschappelijk oogpunt is mestopslag in een mestput een goed alternatiefvoor mestopslag op een mestplaat;

  • -

    beplanting niet te dicht langs de slootkant om de slootschouw niet te belemmeren;

  • -

    voor een dichte singel is een gemengd plantsoen gewenst, met onder meer besdragende en bladhoudende soorten en snel- en langzaam groeiende soorten;

  • -

    takkenrillen bieden nesten schuilgelegenheid aan bijvoorbeeld vogels;

  • -

    belangrijke toe te passen bomen en struiken zijn: els, es, wilg en knotwilg, populier (anders dan witte abeel en ratelpopulier), goed resistente iep, leilinde, gewone en noordse esdoorn evenals meidoorn, veldesdoorn, Gelderse roos, rode kornoelje, vlier, hazelaar, sleedoorn en (buiten het bereik van paarden) meer bladhoudende struiken zoals liguster, hulst en beuk en diverse solitaire bomen en fruitbomen.

Bijlage 5. Voorlopige toetsing van enkele initiatieven

B5.1. Inleiding

In hoofdstuk 3 is een aantal specifieke aandachtspunten aangegeven. Deze hebben betrekking op initiatieven die op korte termijn om een oplossing vragen. In verband daarmee is voor een drietal initiatieven een voorlopige toetsing uitgevoerd aan de criteria, die in hoofdstuk 4 zijn aangegeven. De basis daarvan vormen de nu bekende gegevens van de initiatieven. Vooral de toetsing aan de inrichtingscriteria is niet compleet, omdat niet alle hiervoor benodigde informatie beschikbaar is. De voorlopige toetsing geeft echter wel aan waar eventuele knelpunten kunnen liggen en kan een basis vormen voor nader overleg met betrokkenen.

De toetsing heeft betrekking op de volgende initiatieven/locaties en bedrijfsvormen:

  • -

    Het Klokhuis, Schapengorsedijk 4, Rockanje - regionale manege c.q. hippisch centrum;

  • -

    De Aelbrechtshoeve, Aelbrechtsweg 10, Oostvoorne - lokale manege;

  • -

    Sint-Annahoeve, Meelzakseweg 1, Rockanje - paardenrusthuis (specifieke pensionstalling).

Eveneens is aandacht besteed aan het initiatief van Het Groene Dak, zij het dat het eerder ingediende principeverzoek te weinig concreet is voor een afdoende toetsing van de uitbreidingsplannen; toetsing aan de locatiecriteria kan voor Het Groene Dak achterwege blijven, omdat dit bedrijf in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne al een manegebestemming heeft.

 

B5.2. Het Klokhuis

  • a.

    Locatiecriteria

locatiecriteria hippische centra

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

bedrijfsplan (in verband met bedrijfsmatige karaker, continuïteit en beschikbaarheid voldoende ruimte) (met name voor nieuwe initiatieven)

X

niet beschikbaar, wel toelichting bij bouwvergunningaanvraag

alleen in polderlandschap,

X

locatie van voldoende omvang, nader te toetsen aan de hand van bedrijfsplan

X

In ieder geval te einig ruimte voor landschappelijke inpassing

goede bereikbaarheid regionale hoofdwegennet

X

goed bereikbaar voor trailers en kleine vrachtwagens

X

goed bereikbaar voor langzaam verkeer uit de dorpskernen

X

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

X

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

X

Natuurbeschermingsweg (Natura 2000-gebied: passend in beheerplan/Nbwet-vergunning

nader te onderzoeken

Wet ammoniaken veehouderij

nader te onderzoeken

externe veiligheid en volksgezondheid

X

Flora- en faunawet

nader te onderzoeken

             

Conclusie locatiecriteria

Er is wel een toelichting op de bouwaanvraag, die een uiteenzetting van de plannen bevat. Een compleet bedrijfsplan, waarin wordt ingegaan op marktpotentieel, bedrijfsopzet (inhoudelijk en financieel) ontbreekt echter. Hierdoor is er geen inzicht in de uitvoerbaarheid en continuïteit.

Op basis van de tekeningen lijkt de locatie te klein om een in ruimtelijk opzicht hoogwaardig plan te realiseren.

   

  • b.

    Inrichtingscriteria

Inrichtingscriteriahippische centra

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerkingen

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

X

naar verwachting te weinig ruimte

maximumoppervlakte bebouwing 6.500 m²

X

oppervlak exclusief bestaande bebouwing circa 4.250 m²

maximumgoothoogte

4 m

X

geen opslag openlucht, met uitzondering van ruwvoer in balen of in sleufsilo

beoordeling niet mogelijk

0,4 parkeerplaats per stalplaats

X

naar verwachting te weinig ruimte

0,7 parkeerplaats per werkzame persoon

X

naar verwachting te weinig ruimte

deel parkeerplaats geschikt voortrailers/vrachtauto's

X

overloopparkeerterrein

X

eventueel stallingsmogelijkheid trailers

beoordeling niet mogelijk

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

X

afstand mestopslag-in-steek watergang mini maal 5 m

X

uitbreiding verhard oppervlak >250 m² mini- maal 10% compensatie open water

nader te onderzoeken

bodemkwaliteit

nader te onderzoeken

   

Conclusie inrichtingscriteria

Het overgelegde plan (werknr. 220305-1 d.d. 27-06-05) voldoet op een aantal aspecten niet aan de inrichtingscriteria. Over een aantal aspecten bevat het plan te weinig informatie, voor een deel lijkt niet aan de criteria te kunnen worden voldaan vanwege de te beperkte omvang van de locatie.

   

Eindconclusie Het Klokhuis

Gelet op het grote aantal locatiecriteria waaraan wordt voldaan, biedt de locatie perspectief voor de vestiging van een manege. De locatie is echter te klein om voor de ambities om een hippisch centrum te realiseren. Een bedrijf van kleinere omvang is wellicht wel mogelijk op deze locatie. Dit zou verder kunnen worden onderzocht door de ondernemer. Bij de opzet zou rekening kunnen worden gehouden met groei, wanneer in de toekomst eventueel meer ruimte beschikbaar zou zijn.

Toetsing aan de inrichtingscriteria levert een aantal manco's op, voor een deel ook samenhangend met de te geringe omvang van de locatie.

             

Eventuele gewijzigde plannen moeten goed worden onderbouwd door middel van een bedrijfs- plan, waarin wordt ingegaan op:

  • -

    markt;

  • -

    bedrijfsopzet en bedrijfsvoering (inhoudelijk en financieel);

  • -

    continuïteit.

B5.3. De Aelbrechtshoeve

 

  • a.

    Locatiecriteria

locatiecriteria lokale maneges

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

bedrijfsplan (in verband met bedrijfsmatige karaker, continuïteit en beschikbaarheid voldoende ruimte) (met name voor nieuwe initiatieven)

X

alleen in polderlandschap, eventueel op geestgronden tegen rand polderlandschap

X

locatie van voldoende omvang, nader te toetsen aan de hand van bedrijfsplan

X

locatie naar verwachting te klein voor landschappelijke inpassing en parkeren

korte afstand tot Oostvoorne of Rockanje en goed bereikbaar voor langzaam verkeer

X

goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer uit de dorpskernen

X

goed bereikbaar voor trailers en kleine vrachtwagens

X

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

niet van toepassing

afstand dierenverblijven en/of mestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

X

Natuurbeschermingswet (Natura 200-gebied): passend in beheerplan/NBwet-vergunning

niet van toepassing

Wet ammoniaken veehouderij

X

externe veiligheid en volksgezondheid

X

nader te onderzoeken

Flora- en faunawet

nader te onderzoeken

   

Conclusie locatiecriteria

De locatie voldoet aan het merendeel van de locatiecriteria, maar is naar verwachting te klein om te kunnen voorzien in een goede landschappelijke inpassing en voldoende ruimte voor parkeren. Ook de mogelijkheden voor waterberging moeten nader worden onderzocht. De waterberging hoeft echter niet strikt noodzakelijk op de locatie zelf te worden gerealiseerd. Wat betreft het criterium externe veiligheid en volksgezondheid is van belang dat bij de eventuele uitwerking van het plan rekening wordt gehouden met de in de omgeving aanwezige leidingen en hoogspanningslijnen.

Een aandachtspunt vormt het feit, dat de locatie onderdeel uitmaakt van het intensiveringsge- bied voor glastuinbouw. Voor dit totale gebied is een ruimtelijke visie opgesteld. Ook toetsing aan deze visie is noodzakelijk.

             

  • b.

    Inrichtingscriteria 

inrichtingscriterialokale maneges

Voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerking

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

X

naar verwachting te weinig ruimte

maximumoppervlak bebouwing bestaande en nieuwe maneges polderlandschap: 4.500 m²

X

maximumoppervlak bebouwing nieuwe maneges geestgronden: 2.500 m²

niet van toepassing

maximumgoothoogte 4 m

X

geen opslag openlucht, met uitzondering van ruwvoer in balen of in een sleufsilo

niet goed te beoordelen

0,4 parkeerplaats per stalplaats

naar verwachting te weinig ruimte

0,7 parkeerplaats per werkzame persoon

naar verwachting te weinig ruimte

deel parkeerplaats geschikt voor trailers/vrachtauto's

naar verwachting te weinig ruimte

eventueel stallingsmogelijkheid trailers

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

X

afstand mestopslaginsteek watergang minimaal 5 m

X

nader te onderzoeken

uitbreiding verhard oppervlak >250 m²: minimaal 10% compensatie open water

nader te onderzoeken

bodemkwaliteit

nader te onderzoeken

   

Conclusie inrichtingscriteria

Zoals bij de locatiecriteria is gesignaleerd, is de locatie naar verwachting te klein om alle voor- zieningen te kunnen realiseren.     

   

Eindconclusie Aelbrechtshoeve

De locatie heeft een relatief beperkte omvang. In verband daarmee kan nog niet worden overzien wat de mogelijkheden zijn voor een goede inrichting van de locatie. In overleg zal nader moeten worden bezien welke oplossingen denkbaar zijn en in hoeverre aanpassing van de plannen mogelijk is. Voorts is toetsing aan de visie voor het glastuinbouwintensiveringsgebied noodzakelijk.

     

B5.4. Sint-Annahoeve

 

  • a.

    Locatiecriteria

locatiecriteria speciale 1) pensionstallen

voldoet geheel

voldoet ten dele

voldoet niet

opmerking

bedrijfsplan (inverband met bedrijfsmatige karakter, continuïteit en beschikbaarheid voldoende ruimte)

(met name voor nieuwe initiatieven)

X

alleen op geestgronden en inpolderlandschap

X

goede bereikbaarheid regionale hoofdwegennet

X

goede bereikbaarheid vanuit (een van) de dorpskernen

X

bij nieuwe pensionstallen gebruik van bestaande bebouwing

niet van toepassing

afstand dierenverblijven en/ofmestopslag tot geurgevoelige objecten binnen bebouwde kom > 100 m

niet van toepassing

afstand dierenverblijven en/ofmestopslag tot geurgevoelige objecten buiten bebouwde kom > 50 m

X

Natuurbeschermingsweg (Natura 2000-gebied): passend in beheerplan/Nbwet-vergunning

nader te onderzoeken

Wet ammoniak en veehouderij

X

externe veiligheid en volksgezondheid

X

nader te onderzoeken

Flora- en faunawet

nader te onderzoeken

 

Conclusie locatiecriteria

Er is geen bedrijfsplan aanwezig. Het betreft een bestaand bedrijf. Voor een deel kan het bedrijf ook worden aangemerkt als een reguliere pensionstal. In verband daarmee zijn voor de toetsing nog 2 criteria voor de bereikbaarheid toegevoegd. Het bedrijf voldoet in het algemeen aan delocatiecriteria.

             

  • b.

    Inrichtingscriteria

Inrichtingscriteriaspecifieke pensionstallen

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerkingen

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

X

maximumgoot hoogte 4 m

X

geen opslag open lucht met uitzondering van ruwvoer in balen of sleufsilo

X

afstand buitenbak c.a./gevoelige objectenminimaal 25 m

X

afstand mestopslag insteek watergang minimaal 5 m

X

bodemkwaliteit

nader te onderzoeken

   

Conclusie inrichtingscriteria

Het bedrijf voldoet voor het merendeel van de verschillende aspecten aan de criteria. Voor enkele onderdelen is nader overleg nodig. Dit geldt ook voor de parkeergelegenheid bij het bedrijf. Voor speciale pensionstallingen zijn geen richtcijfers opgenomen voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen, omdat deze stallingen in het algemeen minder vaste bezoekers hebben dan de gewone pensionstallingen. Een deel van de activiteiten van het bedrijf bestaat echter ook uit gewone pensionstalling. In de feitelijke omvang hiervan bestaat echter geen inzicht. De parkeermogelijkheden vormen daarom nog een aandachtspunt.

   

Eindconclusie Sint-Annahoeve

De Sint-Annahoeve voldoet aan de criteria om voor een op de activiteiten afgestemde bestemming in aanmerking te komen.

     

B5.4. Het Groene Dak

Het Groene Dak heeft in het bestemmingsplan Landelijk Gebied Westvoorne een manegebestemming. Deze bestemming staat, gelet op het huidige gebruik, niet meer ter discussie.

   

De plannen voor uitbreiding van HetGroene Dak moeten worden getoetst aan de inrichtings- criteria. Vooralsnog wordt uitgegaan van de inrichtingscriteria voor lokale maneges. Het betreft de volgende criteria. Het eerder door de ondernemer ingediende principeverzoek is echter nog onvoldoende concreet voor een afdoende voorlopige toetsing. Een knelpunt is naar verwachting het feit dat op basis van milieuregelgeving een afstand van 50 m tot omliggende burgerwoningen dient te worden aangehouden. Hiermee zal rekeningen moeten worden gehouden bij een eventuele aanvraag.

  

Inrichtingscriterialokale maneges

voldoet

voldoet niet

na aanpassing

opmerkingen

aanpassing mogelijk

niet mogelijk

voldoet

voldoet niet

landschappelijke inpassing

maximumoppervlak bebouwing bestaande en nieuwe maneges polderlandschap: 4.500 m²

maximumoppervlak bebouwing nieuwe maneges geestgronden: 2.500 m²

maximum goothoogte 4 m

geen opslag openlucht, met uitzondering van ruwvoer in balen of in een sleufsilo

0,4 parkeerplaats per stalplaats

0,7 parkeerplaats per werkzame persoon

deel parkeerplaats geschikt voor trailers/vrachtauto's

eventueel stallingsmogelijkheid trailers

afstand buitenbak c.a./gevoelige objecten minimaal 25 m

afstand mestopslaginsteek watergang minimaal 5 m

uitbreiding verhard oppervlak >250 m²: minimaal 10% compensatie open water

bodemkwaliteit

Bijlage 6. Advies ASA

Bevindingen en advies aangaande de nota "Toetsingskader bedrijfsmatige paardenhouderij"

Op 15 februari 2008 werd door het college van B&W de nota "Toetsingskader bedrijfsmatige paardenhouderijen" aan de Adviesraad Sport en Accommodaties ter advisering voorgelegd.

In de vergadering van 20 februari 2008 verzocht de ASA aan een door haar opgerichte werkgroep deze gemeentelijke nota te toetsen en haar bevindingen op aanstaande 19 maart 2008 te rapporteren.

 

Onderstaand treft u de bevindingen aan van de werkgroep en tevens een voorstel van advies aan de gemeente vanuit de ASA.

 

Kortheidshalve de opdracht aan de werkgroep

De opdracht aan de werkgroep luidt:

"Formuleer een aanpak om te komen tot een solide gemeentelijk paardenbeleid".

De te formuleren aanpak dient de inspraak/inbreng van verenigingen en accommodaties (maneges) te reflecteren.

De werkgroep dient in dit kader invulling te geven aan het begrip "solide" en zou zich kunnen richten op een balans tussen enerzijds een efficiënt gebruik van ruimte voor activiteiten met paarden en anderzijds een effectieve inpasbaarheid van deze activiteiten in die ruimte.

Daarbij te beschouwen:

  • de wenselijkheid dat particulieren, geleid vanuit de wens en mogelijkheid onafhankelijk te blijven van derden (aanbieders van faciliteiten, voorzieningen en diensten, zoals maneges, verenigingen en paardenpensions ), in toenemende mate eigen faciliteiten (paarden bakken en stallen) realiseren, voor zover de ruimte daartoe geschikt en aanwezig is. En in een aantal gevallen deze particulieren de ruimte exploiteren ten behoeve van derden;

  • het feit dat in de gemeente Westvoorne zo zeer een sterke behoefte is aan het stichten van een

  • winteraccommodatie (overdekte bak). Vooralsnog is niet aan die behoefte tegemoet gekomen (ref. nota Paardensport in Westvoorne, november 2004; advies opties locatie manege);

  • de behoefte van verenigingen die, vanuit een eigen filosofie en de waarborg voor de continuïteit van het verenigingsleven, een aantal zekerheden trachten te realiseren. Terughoudendheid ligt in de rede indien noodzakelijke investeringen en stijging in exploitatiekosten zouden kunnen leiden tot een te hoog, wellicht onaanvaardbaar, contributieniveau (ref. beleidsnota Westvoome sport, april 2004; voorwaardenscheppend beleid).

    Dit contributieniveau te omschrijven als:

    • -

      enerzijds de hoogte van de bijdrage die wordt verlangd van de paardensportbeoefenaar voor het gebruikmaken van door derden aangeboden faciliteiten, voorzieningen en diensten;

    • -

      anderzijds de hoogte van de bijdrage van de lokale overheid indien initiatieven vanuit particulieren (verenigingen, ondernemers) in de ogen van de gemeente en de bevolking niet leiden tot een voldoende aanbod.

  • dat na het wegvallen van de maneges in Rockanje en Oostvoorne, geen invulling is gegeven aan het oprichten van een nieuwe manege.

Bevindingen werkgroep.

  • 1.

    Het nu voorliggende "Toetsingskader bedrijfsmatige paardenhouderijen" bevreemdt de werkgroep enigszins. Zij constateert dat het toetsingskader niet gestoeld is op een paardenbeleid, maar dat dit kader vanuit de gemeente wordt gerechtvaardigd en opgezet vanuit een landschapsbeleid. Het wordt door de werkgroep gezien als een algemeen geldend middel - dus niet alleen geldend voor bedrijfsmatige paardenhouderijen - om de kwaliteit van het landschap te behouden, c.q. te verbeteren.

  • 2.

    De werkgroep waardeert de opzet en de methode (combinatie van beleid en toetsingskader) die gevolgd is bij het toetsingskader. Zij ziet deze nota dan ook als een voortvarende aanzet om in de zeer nabije toekomst een solide paardenbeleid te ontwikkelen, afgestemd mede op de raakvlakbeleidsterreinen waaronder het landschapsbeleid.

  • 3.

    De werkgroep mist in deze gemeentelijke nota een lange termijn visie om binnen het kader van de paardensport en -recreatie een aanvaardbare en haalbare balans tussen vraag en aanbod te brengen of te behouden. In dit toetsingskader benadrukt de gemeente ten overvloede het beleidsstreven om de kwaliteit van het landschap te behouden, c.q. te verbeteren. De werkgroep spreekt haar zorg uit dat de ondernemers daardoor niet die 'ruimte' verkrijgen, noodzakelijk om verantwoord te kunnen ondernemen en om hun continuïteit voor een lange tijd te waarborgen.

  • 4.

    Een kader voor een meetlat (bijvoorbeeld de landschappelijke inpasbaarheid) enkel en alleen te richten op verrommeling van het landschap zonder daarbij andere beleidsterreinen (waaronder ook een paardenbeleid) te betrekken is niet te rechtvaardigen. Bovendien, het niet benoemen en inkaderen van de kwaliteitsbegrippen en het niet vaststellen van de waarden daarvan, geeft te veel beperkingen en schept onzekerheden, verwarring en onduidelijkheden die het ondernemersrisico vergroten.

  • 5.

    De keuze voor een kader dat initiatieven van gedefinieerde ondernemers (bedrijfsmatige paardenhouderijen) enkel en alleen toetst aan een landschapsbeleid, schept zondermeer rechtsongelijkheid. Kiezend voor de insteek Landschap en niet specifiek paarden en vanuit een rechtsgelijkheid geredeneerd, kan de werkgroep zich voorstellen dat dit toetsingskader derhalve ook van toepassing zou moeten zijn op ondermeer agrarische bedrijven (verrommeling door onder meer veehouderijen en foeragebedrijven) en particulieren.

  • 6.

    In dit uitgestippeld beleid en toetsingskader vinden twee van de drie Westvoornse verenigingen geen aanknopingspunten waaruit zou kunnen worden afgeleid ofhun continuïteit door lokale ontwikkelingen ten aanzien van accommodaties beter is te waarborgen en de daarop gerichte toekomstplannen (investeringen) beter zijn te realiseren. In dit toetsingskader ontbreekt een uitwerking of een aanzet daartoe van de doelstelling om de balans tussen vraag en aanbod te herstellen.

  • 7.

    De werkgroep constateert dat voor zowel de burger als de gemeente dit toetsingskader een te grote interpretatieruimte geeft. Het is beter deze ruimte in te kaderen. Dit komt de eenduidigheid, helderheid en rechtsgelijkheid ten goede. Deze drie kenmerken bepalen de soliditeit van een beleid.

De werkgroep bevindingen worden hierna verder vertaald naar:

  • a.

    De begrepen lijn in de nota;

  • b.

    Aanduidingen waar een nadere uitwerking, invulling ofinkadering van kwaliteitsaspecten gewenst zijn;

  • c.

    Enkele specifieke aandachtspunten;

  • d.

    ASA-advies;

  • e.

    Een voorstelling van een aantal effecten van een gemeentelijk paardenbeleid;

  • f.

    Een voorbeeld van een detailopmerking door een belanghebbende.

 

  • a.

    De begrepen lijn in de nota.

    Op grond van het voorliggende toetsingskader mag het volgende worden verondersteld. "De gemeente biedt aan derden (in dit geval paardenhouderijen) perspectief om activiteiten met paarden te ondernemen en verleent medewerking aan ontwikkelingen, c.q. initiatieven voor het uitbreiden of oprichten van faciliteiten en voorzieningen ten behoeve van de sport en recreatie met paarden. Onder voorwaarde dat aan deze ontwikkelingen een goed businessplan (betekent tevens een bedrijfsmatige aanpak) ten grondslag ligt en bovendien de initiatieven goed landschappelijk inpasbaar zijn".

     

    Bij het vaststellen van de criteria in dit toetsingskader baseert de gemeente zich op de volgende algemene doelstelling: "het behouden van en het verbeteren (waar mogelijk) van de kwaliteit" .

    In voorliggend toetsingskader betreft het de kwaliteit van het landschap, ofwel de unieke landschappelijke waarden (kernkwaliteit).

     

    Aanvaardbaarheid en haalbaarheid van uitbreidingen van bestaande paardenhouderijen en van oprichtingen van nieuwe paardenhouderijen worden aldus getoetst aan de kwaliteitseis 'goed'. Aan dit toetskader ligt geen visie of beleid ten aanzien van sport en recreatie met paarden ten grondslag.

     

    De gemeente beschouwt zich als een paardengemeente en stelt dat een disbalans tussen vraag en aanbod nadrukkelijk aanwezig is. Ook constateert zij dat paardenhouderijen tot verrommeling van het landschap leiden. Deze laatste constatering bepaalt in zeer grote mate de uitwerking van het toetsingskader. De opzet en invulling van het toetsingskader is geenszins een voortvloeisel van een gemeentelijke visie, beleid of doelstelling ten aanzien van de disbalans tussen vraag en aanbod.

     

    Op bladzijde 14 stelt de gemeente dat ze zich vanwege de kwaliteiten van natuur en landschap, goed leent voor de paardenhouderij. Voor het steeds groeiende aantal paardenliefhebbers zijn accommodaties onvoldoende beschikbaar.

    In tegenstelling tot wat de gemeente verwacht, namelijk dat het voorzieningenniveau weer op een goed niveau worden gebracht, stelt de ASA dat de disbalans tussen vraag en aanbod niet verdwijnt door de oprichting en uitbreiding van paardenhouderijen te toetsen aan de landschappelijke kwaliteitseisen.

    En zeker niet indien deze kwaliteitseisen moeilijk doch subjectief expliciet zijn te omschrijven.

    Een visie of beleid ten aanzien van paarden zou kunnen uitmonden tot een uitwerking die de knelpunten of problemen (geen medewerking, weigeringen, interpretatieverschillen) voorkomen. Problemen die, zo is de verwachting, wellicht ontstaan bij toetsing aan het nu voorgestane beleid ten aanzien van behoud en verbetering van de kwaliteit van het landschap.

    Een solide paardenbeleid zou wellicht tot andere oplossingen kunnen leiden, zodat het streven de disbalans tussen vraag en aanbod op te heffen zou kunnen worden waargemaakt.

  • b.

    Aanduidingen waar een nadere uitwerking, invulling of inkadering vankwaliteitsaspecten gewenst zijn.

    • 1.

      De ASA neemt aan dat de gemeente in dit toetsingskader een expliciete invulling gaat geven aan de volgende kwaliteitsaspecten en waarderingen of deze duidelijk gaat inkaderen:

      • -

        Goede Landschappelijke waarden: Wat is de invulling van goed en wat zijn deze waarden?

      • -

        Een uitwerking en invulling van de landschappelijke kwaliteit. Dit is belangrijk vanwege het gemeentelijk streven deze kwaliteit waar mogelijk te verbeteren.

      • -

        Kemkwaliteiten nader uit te breiden en aan te duiden ook in relatie tot de paarden.

      • -

        In het toetsingskader duidelijk afbakenen op grond van welke criteria de gemeente vindt dat een nieuwe ontwikkeling een landschappelijke waarde heeft of anders de maatschappelijke waarde aantast, verlaagt of verhoogt.

      • -

        "Voorzieningen weer op een goed niveau brengen", aldus de gemeente in het toetsingskader. Blijkbaar is het voorzieningenniveau goed geweest, nu slecht en moet weer goed worden. Een nadere verduidelijking in het toetsingskader zou wenselijk zijn.

      • -

        Bedrijfsmatig niet alleen te benaderen vanuit een winstoogmerk. Vele paardenpensions werken bedrijfsmatig qua exploitatie van de voorzieningen en faciliteiten en qua verzorging, maar zeker niet winstgevend als ook de arbeidsinspanningen geldelijk zouden worden gehonoreerd. Vanuit de belastingwetgeving bezien, werkt in dit geval een pension kostendekkend. Bedrijfsmatig is vanuit verschillende invalshoeken te benaderen.

      • -

        Onderscheid maken door een duidelijke afbakening tussen een paardenhouderij en een pension: een paardenhouderij exploiteert paarden en een pension exploiteert faciliteiten en voorzieningen. De functies zijn onderscheidenlijk.

    • 2.

      De werkgroep gaat er vanuit dat met nieuwe of toekomstige ontwikkelingen wordt gedoeld op zowel uitbreiding als oprichting van paardenhouderijen. Maar dat nieuwbouw van nieuwe stallen bij een uitbreiding niet onder de saneringsregeling valt. Een en ander in het licht te bezien van één van de inrichtingscriteria landschap, die luidt "voor zover nieuwbouw van nieuwe pensionstallen aan de orde is, is de saneringsregeling zoals deze geldt voor burgerwoningen van toepassing (blz. 19).

  • c.

    Enkele specifieke aandachtspunten.

    • Het toetsingskader zou een paragraaf dienen te wijden aan de doorwerking van dit beleid en deze toets naar particulieren en overige agrarische bedrijven die gebruik maken van de landschappelijke ruimtes. In het bijzonder met aandacht voor rechtsgelijkheid en voor de voorstellen van de gemeente ten aanzien van sanering.

    • In dit toetsingskader wordt een pensionstal aangeduid als "speciale pensionstal", indien de voorzieningen worden aangeboden aan een speciaal te definiëren groep paarden, bijvoorbeeld de oude paarden, de zogenoemde rusthuispaarden. Verondersteld wordt dat de verkeersintensiteit (lees overlast) zeer beperkt is en daarom andere inrichtings- en uitbreidingsmaatstaven kunnen worden gehanteerd. Dit speciale paardenpension is echter als een gewone pensionstal te kwalificeren met dezelfde regels, bedrijfscultuur, en exploitatie als de nu als speciaal aangemerkte pensions. Bovendien de meeste bekende paardenpension hebben niet meer dan 20 tot 25 pensionpaarden op stal. Dit geldt eveneens voor het rusthuispension waar van de 100 paarden ongeveer 30 pensionpaarden regelmatig door hun eigenaren worden gebruikt. Het zijn beslist geen rusthuispaarden.

       

      Blijkbaar werkt de gekozen toetsingsmethode differentiatie in de hand en dwingt de gemeente om onderscheidenlijk te definiëren. Dit werkt willekeur en een vrije interpretatie in de hand. Een pensionpaard krijgt van de een op de andere dag een sticker rusthuispaard op. Temeer daar voor een als speciaal onderscheiden paardenpension een grotere uitbreiding dan 10% ten opzichte van de andere te onderscheiden pensionstallen aanvaardbaar is.

      Bij deze differentiatie wordt de goede landschappelijke inpassing terzijde geschoven ten gunste van een aanname ten aanzien van verkeersintensiteit. Bij de overige genoemde bestaande tientallen pensionstallen doet zich geen noemenswaardige verkeersoverlast voor, althans de intensiteit heeft geen differentiatienorm (norm verkeersoverlast ofintensiteit?) overschreden. Zij mogen echter met 10% uitbreiden.

    • De gemeente geeft in het toetsingskader aan dat zij voornemens is een ruimtelijke visie te ontwikkelen die moet aansluiten bij de genoemde kernkwaliteit en waarmee sturing kan worden gegeven aan toekomstige ontwikkelingen. De ontwikkelingen dienen te worden vertaald naar bestemmingsplannen.

      De werkgroep mist in dit voorliggende toetsingskader deze ruimtelijke visie en de aanwijzingen of aanzetten hoe deze ontwikkelingen worden vertaald naar bestemmingsplannen (hoe doelstelling te realiseren). Het integreren van deze visie in dit toetsingskader zou de eenduidigheid, helderheid en zekerheid ten goede komen.

  • d.

    ASA-advies.

    De beleidsdoelstellingen "het herstellen van de balans tussen vraag en aanbod bij de paardensport en -recreatie" en "het voorkomen van verrommeling van het landschap (behouden, c.q. verbeteren van de landschappelijke kwaliteit)" bijten elkaar. Aan de ene kantwil de gemeente verrommeling tegengaan, beperken en voorkomen, terwijl aan de andere kantde gemeente bij recreatie en sport met paarden medewerking wil verlenen, wil stimuleren, ondersteunen en bevorderen. Daar is moeilijk een evenwicht in aan te brengen en wordt bij beslissingen en keuzes dit evenwicht meer bepaald door een belangenafweging.

     

    De gemeente kiest in de nota voor het voorkomen van verrommeling van het landschap. De door de gemeente geconstateerde disbalans tussen vraag en aanbod van paardrijmogelijkheden zal dan blijven bestaan. Temeer daar een ieder zo zijn of haar eigen, aan tijdsomstandigheden(tijdgeest) onderhevige, waardering en verwachting heeft ten aanzien van het kwaliteitsbegrip "verrommeling" en dit het herstel van de balans doet stagneren.

     

    Om dit herstel in balans alsnog te bevorderen adviseert de ASA de gemeente te kiezen uit onderstaande opties, waarbij de ASA haar expliciete voorkeur uitspreekt voor optie 1.

     

    Optie 1.

    De gemeente ontwikkelt een paardenbeleid naast een landschapsbeleid en bekijkt waar tegenstrijdigheden zich voordoen (afstemmen) en past dan het toetsingskader aan.

     

    Optie 2.

    De gemeente handhaaft de keuze voor een toets gekoppeld aan het landschapsbeleid (behouden en verbeteren kwaliteit landschap), maar alvorens dit beleid vast te stellen dient de gemeente onderstaande acties te ondernemen:

    • 2.1

      te onderbouwen wat dit landschapsbeleid voor consequenties heeft voor de balans vraagen aanbod paardensport en -recreatie.

      Daarbij dient de gemeente zich terdege bewust te zijn van het feit dat in dit kader eenondernemer ruimte claimt, die hij noodzakelijk acht om economisch verantwoord eenbedrijf te opereren en voor een lange tijd de continuïteit te waarborgen. Mogelijk komt ditde verrommeling niet ten goede. Aan de andere kant stelt de gemeente in deze nota dat eengoede bedrijfsvoering verrommeling tegengaat.

    • 2.2

      tezamen met de bedrijfsmatige paardenhouderijen en overige belanghebbenden het kwaliteitsbegrip "verrommeling" eenduidig te laten invullen, daarbij uitgaande van rechtsgelijkheid.

      Anders blijft vanwege het subjectiviteitgehalte van het kwaliteitsbegrip "verrommeling"de gemeente de vrijheid behouden de initiatieven van derden en de zich voordoendesituaties naar eigen wijze in te vullen, ondanks het nu voorliggende toetsingskader.

    • 2.3

      overleg te voeren met de getoetste initiatiefuemers, te weten Het Klokhuis, De Aelbrechtshoeve en Sint-Annahoeve en geef hen de mogelijkheid detailopmerkingen te maken (zie voorbeeld onder punt f).

  • e.

    Een voorstelling van een aantal effecten van een gemeentelijk paardenbeleid.

    De ASA zou zich kunnen voorstellen dat een gemeentelijk beleid ten aanzien van paarden zou kunnen uitmonden in ondermeer het:

    • niet beperken tot één kernkwaliteit "Landschapswaarden" (uniek, open agrarisch, herkenbaar), maar ook tot de kernkwaliteit te rekenen: "Leefbaarheid, aantrekkelijkheid, toegankelijkheid, sport, recreatie en huisvesting (voorzieningen, faciliteiten)". En deze kernkwaliteit niet alleen om te zetten naar toetscriteria, maar veeleer als uitgangspunt te nemen bij het opstellen van een beleid dat niet alleen gericht is op verrommeling maar ook gericht is op de geconstateerde disbalans.

    • in balans brengen van lokaal vraag en aanbod en indien de behoefte regionaal kenbaar is, anticiperen op doorgroei naar regionaal (ruimtebeslag en verkeersbewegingen) (toetsingskader geldt voor 5 of 10 jaar?). Kernwaarden voor een bedrijf bestaansrecht, waaronder ruimte en waarborg continuïteit van de bedrijfsvoering;

    • volledig ondersteunen van verenigingen bij hun streven meer zekerheden te verkrijgen bij investeringen voor de toekomst om daarmee hun continuïteit beter te waarborgen;

    • stimuleren waar mogelijk, raadzaam en verantwoord, clustering van (paarden)sportactiviteiten van verenigingen en bedrijven (extra faciliteiten en voorzieningen, o.a. parkeergelegenheden);

    • creëren van voldoende ontwikkelingsruimte voor paardenhouderijen in het buitengebied;

    • weer op een goed niveau brengen van het voorzieningenniveau;

    • vergroten van de toegankelijkheid van gebieden voor paarden (ruiterpaden), zodat de overlast voor dorpskernen vermindert en de veiligheid wordt verbeterd;

    • reguleren van samenwerken tussen de eilandgemeenten ten aanzien van paardensport en -recreatie; leg een doorlopend rondje over het eiland aan;

    • etc.

  • f.

    Een voorbeeld van een detailopmerking door een belanghebbende.

    Een goede landschappelijke inpassing, c.q. verbetering van de landschappelijke kwaliteit en een goed businessplan zijn in dit beleid de basisvoorwaarden op grond waarvan de gemeentemedewerking zal verlenen aan uitbreiding of oprichting.

     

    In alle onderscheiden gevallen is één van de inrichtingstoetsingscriteria een verbod: "Het is verboden strooisel, voer en materiaal in de open lucht op te slaan". Verbod geldt niet voor de opslag van ruwvoeder mits opgeslagen in een sleufsilo en goed ingepast.

     

    Ongetwijfeld is dit verbod ingegeven door het streven verrommeling tegen te gaan en gaat degemeente er vanuit dat dit de landschappelijke kwaliteit verbetert. Zolang agrarische bedrijven en paardenhouderijen bestaan, wordt ruw voer en mateliaal ook buiten onoverdekt opgeslagen. Bovendien vinden verzekeringsmaatschappijen en vergunningverleners het niet altijd verstandig brandbaar materiaal overdekt op te slaan.

     

    Opslaan overdekt kost bebouwingsvierkante meters en gaat ten koste van stalvierkante meters. Het verbod hoeft geenszins te betekenen dat de verrommeling daarmee tot het verleden behoort. Het is ook voorstelbaar dat de nieuwe aanbouw voor opslag vanwege verrommeling van het landschap niet aanvaardbaar is.

     

    Uitgaande van de doelstelling de disbalans tussen vraag en aanbod te elimineren zou dit verbod niet eens aan de orde zijn gekomen en zou gezien de doelstelling de balans te herstellen de kwaliteit van de verrommeling anders zijn ingevuld en aldus een probleem of knelpunt zijn voorkomen.


1)

Paardensport in Westvoorne, gemeente Westvoorne, november 2004.

2)

Voorontwerp Visie Paardenhouderij Westvoorne, DCMR Milieudienst Rijnmond, 2006.

1)

Sectorraad Paarden, Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening, De plaatsbepaling van de paardenhouderij in de Ruimtelijke Ordening met bijbehorende randvoorwaarden, september 2004.

1)

Visie Paard en Landschap, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, juli 2006.

1)

Gegevens grotendeels ontleend aan nota "Paardensport in Westvoorne".

1)

Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar.

1)

Visie Paard en Landschap, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, juli 2006.

1)

Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening "De plaatsbepaling van de paardenhouderij in de Ruimtelijke Ordening met bijbehorende randvoorwaarden", Sectorraad Paarden, Zoetermeer, september 2004.

1)

Oppervlakte is overal exclusief weiland en ruimte voor landschappelijke inpassing, parkeren en water.

1)