Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Urk

Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUrk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk
CiteertitelBeleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Urk/612771/CVDR612771_3.html
  2. artikel 125 van de Gemeentewet
  3. artikel 172 van de Gemeentewet
  4. artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  6. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  7. artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-10-2020Nieuwe regeling

28-09-2020

gmb-2020-253491

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk

De burgemeester van de gemeente Urk,

 

Overwegende

  • dat er in de gemeente Urk meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden (met letsel bij personen of bij andere dieren tot gevolg);

  • dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen omtrent de uitleg van het wettelijke voorschrift in de Algemene Plaatselijke Verordening, artikel 2:59 (gevaarlijke honden).

Gelet op

  • De Algemene Plaatselijke Verordening (APV), artikelen 2:59 en 6:1;

  • De Gemeentewet, artikelen 125 en 172;

  • De Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikelen 1:3, 4:81, 4:83 en 5:31.

BESLUIT

 

De Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk vast te stellen.

Artikel 1: Begrippen

1.

Ernstig bijtincident

Een hond bijt een persoon of een ander dier, waarbij het bijten meer dan gering lichamelijk letsel bij personen (bloedingen, wonden, ontstekingen, aanhoudende pijn) of ernstig letsel bij andere dieren tot gevolg heeft.

2.

Licht bijtincident

Een hond bijt een persoon of een ander dier, waarbij het bijten geen of gering lichamelijk letsel bij personen (bijtpuntjes in de huid of kleding) of niet-ernstig letsel bij andere dieren tot gevolg heeft.

3.

Kort aanlijnen

Het aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

4.

Muilkorf

Een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2: Hinderlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond hinderlijk in de zin van artikel 2:59 APV als de hond schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken zoals bedoeld in artikel 3:3 Burgerlijk Wetboek of een persoon of ander dier bijt, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2.

  • 2.

    Bij een eerste incident waardoor een hond als hinderlijk wordt gezien, geeft de burgemeester een schriftelijke waarschuwing aan de eigenaar/houder van de hond.

  • 3.

    Bij een volgend incident in een periode van twee jaar kan de burgemeester de eigenaar/houder van een hinderlijke hond een kort aanlijngebod voor onbepaalde tijd opleggen. Daarnaast dient de hond te zijn voorzien van een uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • 4.

    De burgemeester kan afzien van het opleggen van deze maatregel of deze maatregel opheffen wanneer de eigenaar/houder door middel van een gedragstest, zoals bedoeld in artikel 4, aantoont dat de hond niet (meer) hinderlijk is.

Artikel 3: Gevaarlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond gevaarlijk in de zin van artikel 2:59 APV als:

    • a.

      De hond een bijtincident, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1, heeft veroorzaakt.

    • b.

      Uit een bestuurlijke rapportage van de politie blijkt dat de hond voor een derde keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident, zoals bedoeld in artikel 1 lid 2, heeft veroorzaakt.

  • 2.

    Bij een eerste ernstig bijtincident zoals bedoeld in artikel 1 lid 1, geeft de burgemeester een schriftelijke waarschuwing aan de eigenaar/houder van de hond.

  • 3.

    Bij een volgend ernstig bijtincident of als de hond voor een derde keer binnen een periode van twee jaar een licht bijtincident zoals bedoeld in artikel 1 lid 2 heeft veroorzaakt, kan de burgemeester de eigenaar/houder van de gevaarlijke hond een aanlijn- en muilkorfgebod voor onbepaalde tijd opleggen. Daarnaast dient de hond te zijn voorzien van een uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • 4.

    De burgemeester kan afzien van het opleggen van deze maatregel of deze maatregel opheffen wanneer de eigenaar/houder door middel van een gedragstest, zoals bedoeld in artikel 4, aantoont dat de hond niet (meer) gevaarlijk is.

Artikel 4: Gedragstest

In opdracht en voor rekening van de eigenaar/houder van de hond, kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet (meer) hinderlijk of gevaarlijk is. Een gedragstest dient te worden afgenomen door een bij een beroepsvereniging aangesloten gedragstherapeut/-keurmeester.

Artikel 5: Afstand doen of inbeslagname

  • 1.

    Als de eigenaar/houder van een hond, welke op grond van artikel 2 lid 1 of artikel 3 lid 1 door de burgemeester is aangewezen als hinderlijk dan wel gevaarlijk, handelt in strijd met de bepalingen in artikel 2:59 APV, kan een geldboete of een last onder dwangsom worden opgelegd.

  • 2.

    Als de eigenaar/houder van een hond, welke op grond van artikel 3 lid 1 door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk, handelt in strijd met de bepalingen in artikel 2:59 APV en de hond vervolgens een nieuw bijtincident veroorzaakt met lichamelijk letsel bij personen of letsel bij andere dieren, kan de eigenaar/houder worden gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond.

  • 3.

    De burgemeester kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31 lid 2 Awb als de in lid 2 genoemde situatie zich heeft voorgedaan, de eigenaar/houder van de hond hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond en de burgemeester vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is.

  • 4.

    Bij het in lid 3 omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan in opdracht van de eigenaar/houder van de hond of de burgemeester een gedragstest worden afgenomen bij een beroepsvereniging aangesloten gedragstherapeut/-keurmeester.

  • 5.

    Op basis van de uitgevoerde gedragstest kan de burgemeester besluiten om de hond te laten resocialiseren of te herplaatsen.

  • 6.

    De kosten van vervoer, opvang/verblijf en het testen van de hond komen volledig voor rekening van de eigenaar/houder van de hond.

Artikel 6: Gelegenheid tot het geven van een zienswijze

De burgemeester stelt de eigenaar/houder van de hond in kennis van het voornemen om een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen om deze in de gelegenheid te stellen daarop schriftelijk of mondeling zijn zienswijze te geven, voordat de definitieve besluitvorming plaatsvindt.

Artikel 7: Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van deze beleidsregel af te wijken en kan de burgemeester overgaan tot het toepassen van (spoed)bestuursdwang op grond van artikel 5:31, tweede lid van de Awb of op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet het bevel geven om direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond, indien er vrees is voor de verstoring van de openbare orde.

Artikel 8: Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk”.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

     

Urk,28 september 2020

De burgemeester van Urk,

I.A.Bakker

Procedure

Op basis van de beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Urk, wordt de volgende procedure gevolgd bij bijtincidenten:

Registratie van meldingen

De politie registreert meldingen van bijtincidenten. Hierin staat ten minste vermeld:

  • Personalia van de eigenaar/houder van de hond;

  • Personalia van de benadeelde partij;

  • Gegevens over de bijtende hond;

  • Indien van toepassing de aard en omvang van letsel en/of schade;

  • Of er eerder melding is gemaakt van de desbetreffende hond;

  • Of er strafrechtelijke maatregelen zijn getroffen.

De gemeente Urk ontvangt bovenstaande gegevens van de politie. Daarnaast kan er ook direct melding gedaan worden bij de gemeente. In principe wordt er eerst een schriftelijke waarschuwing gegeven aan de eigenaar of houder van de hond. Ook wordt de eigenaar of houder van de hond gewezen op mogelijke maatregelen die hij/zij zou kunnen nemen om een volgend incident te voorkomen, zoals het aanlijnen van de hond of het raadplegen van een gedragsdeskundige. Deze waarschuwing wordt vastgelegd, maar is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het opleggen van een aanlijngebod of aanlijn- en muilkorfgebod is wel een besluit in de zin van de Awb.

 

Bij zeer ernstige bijtincidenten kan de politie besluiten direct over te gaan tot strafrechtelijke inbeslagname van de hond. De melder van het bijtincident wordt door de politie op de hoogte gebracht van de afhandeling.

Besluitvorming

De gemeente (de burgemeester) kan op basis van de informatie van de politie zich voornemen een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen. Dit voornemen wordt bekend gemaakt aan de eigenaar/houder van de hond. De eigenaar/houder wordt in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn schriftelijk of mondeling een zienswijze in te dienen. De duur van deze termijn hangt af van de specifieke situatie, maar bedraagt in elk geval niet meer dan een kalenderweek. Als uit de zienswijze nieuwe feiten of omstandigheden naar voren komen, kan dit aanleiding geven tot een herziening van het voornemenbesluit. Dit geldt ook als de eigenaar/houder van de hond door middel van een gedragstest aantoont dat de hond niet (meer) hinderlijk of gevaarlijk is. In andere gevallen wordt het aanlijngebod of het aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd.

Bezwaar en beroep

Tegen het genomen besluit kan bezwaar worden gemaakt. De eigenaar/houder van de hond dient dan binnen zes weken na het nemen van het besluit een bezwaarschrift in bij de gemeente. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Om dit te bewerkstelligen, kan er een voorlopige voorziening worden ingediend bij de voorzieningenrechter. Overigens kan de eigenaar/houder ook nadat het besluit tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod is genomen door middel van de gedragstest aantonen dat de hond niet (meer) gevaarlijk of hinderlijk is. In dat geval kan de burgemeester besluiten het opgelegde gebod op te heffen.

Toezicht en handhaving

Als het gebod is opgelegd, moet de eigenaar/houder van de hond zich daaraan houden. Hierop zal toezicht en handhaving plaatsvinden. Dit gebeurt primair door de toezichthouders van de gemeente en secundair door de politie. Zowel de toezichthouders als de politie kunnen een geldboete uitschrijven.

 

Als gebleken is dat de eigenaar of houder van de hond zich niet houdt aan het aanlijngebod of het aanlijn- en muilkorfgebod en de hond vervolgens een nieuw bijtincident veroorzaakt met letsel bij personen of dieren tot gevolg, zal in de regel aan de eigenaar of houder van de hond gevraagd worden of hij/zij vrijwillig afstand wil doen van de hond. Weigert de eigenaar/houder van de hond dit en wordt de kans op een nieuw bijtincident als reëel ingeschat, dan kan de burgemeester op basis van artikel 5:31, lid 2 Awb overgaan tot onvrijwillige inbeslagname. Deze inbeslagname wordt uitgevoerd door de politie. De inbeslagname mag maximaal 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een gedragstest. Afhankelijk van de uitslag, wordt de hond aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. De kosten die gepaard gaan met de bestuursdwang (vervoer, opvang/verblijf en het testen van de hond) worden verhaald op de eigenaar/houder van de hond.

 

In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties, kan worden afgeweken van de hierboven beschreven procedure.