Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woudenberg

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg houdende regels omtrent planologische afwijkingsmogelijkheden (Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Woudenberg 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoudenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg houdende regels omtrent planologische afwijkingsmogelijkheden (Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Woudenberg 2020)
CiteertitelBeleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Woudenberg 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-09-2020nieuwe regeling

06-08-2020

gmb-2020-249347

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudenberg houdende regels omtrent planologische afwijkingsmogelijkheden (Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Woudenberg 2020)

[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 29 september 2020 bekendgemaakt, beschikbaar via de Woudenberger.]

1 Inleiding

1.1 Herziening

De laatste herziening van de “Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Woudenberg 2012” was in 2015. Nu het beleid bijna 5 jaar is toegepast is het weer tijd voor een actualisatie. De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan voor de bebouwde kom, en het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) heeft nieuwe besluiten genomen die betrekking hebben op het afwijkingenbeleid. Deze zijn meegenomen in de herziening van het beleid. Dit beleid is daarmee een actuele bouwsteen voor de invoering van de Omgevingswet.

1.2 Afwijken middels beleidsregels

Gemeenten zijn op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht om voor het hele grondgebied één of meerdere bestemmingsplannen te maken. Een bestemmingsplan bepaalt wat er in een gemeente met de ruimte mag gebeuren. Zo wordt aan elk stuk grond een bestemming gegeven. In de regels staat aangegeven hoe de grond gebruikt mag worden en of en hoe er gebouwd mag worden. Aanvragen voor omgevingsvergunningen worden onder andere aan het bestemmingsplan getoetst. Het bestemmingplan beschermt zo tegen ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Bestemmingsplannen worden voor 10 jaar vastgesteld. De bestemmingsplannen zijn voor eenieder beschikbaar en kunnen geraadpleegd worden via Ruimtelijkeplannen.nl. Het is mogelijk dat gewenste ruimtelijke ontwikkelingen onnodig worden beperkt door de regels van het bestemmingsplan. Daarom zijn in bestemmingsplannen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regels opgenomen die het mogelijk maken om af te wijken van het bestemmingsplan.

 

Afwijken van een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt als:

  • 1.

    een ontwikkeling een ondergeschikt effect heeft op de omgeving en of;

  • 2.

    het bestemmingsplan onbedoeld een goede ruimtelijke ordening beperkt;

 

Tevens kan er worden afgeweken van een bestemmingsplan als de ontwikkeling een tijdelijk karakter heeft.

 

Artikel 2.10 lid 2 van de Wabo schrijft voor dat een omgevingsvergunning voor afwijking slechts wordt geweigerd als de vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 Wabo niet mogelijk is. Bij afwijking van de planregels moet deugdelijk worden gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend. Op grond van dit Afwijkingenbeleid wordt voorzien in criteria waarbinnen het meewerken aan, of het weigeren van een afwijking van het bestemmingsplan wordt gemotiveerd. Dit Afwijkingenbeleid wordt daarmee opgesteld om willekeur te voorkomen. Het college van B&W kan gebruik maken van de afwijkingsregels maar is niet verplicht dat te doen: een discretionaire bevoegdheid.. Het college van B&W is bevoegd om dit beleid over afwijkingen vast te stellen (artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb)), omdat het college van B&W bevoegd is om te besluiten over afwijkingsvergunningen op grond van de Wabo. De afwijking als bedoeld in Wabo artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 is een uitzondering (als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat). Voor deze afwijking is de gemeenteraad het bevoegd gezag. Deze beleidsregels geven echter wel de lijn aan die geldt voor de toetsing van dergelijke aanvragen. Het afwijzen dan wel meewerken aan een dergelijke aanvraag wordt echter altijd aan de raad voorgelegd.

 

Beleidsregels zorgen voor een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen. Verder geldt voor besluiten dat ze moeten berusten op een deugdelijke motivering. Deze motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Als een besluit is genomen op basis van een beleidsregel, dan is sprake van een lichtere motiveringsplicht. In de meeste gevallen kan worden volstaan met een verwijzing naar de beleidsregels. De beleidsregels geven belanghebbenden ook inzicht in de wijze waarop het gemeentebestuur een aanvraag toewijst of weigert.

De besluitvorming wordt daarmee transparant en draagt bij aan de rechtszekerheid van burgers.

 

Deze beleidsregels hebben betrekking op:

  • a)

    artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 Wabo: met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking. Het betreft hier de zogenaamde ‘binnenplanse’ afwijkingen (3.6 lid 1 sub c Wro);

  • b)

    artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 Wabo: in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Hier betreft het de 'kruimellijst'. Deze is opgenomen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor);

  • c)

    artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 Wabo: als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor deze afwijkingsmogelijkheid;

  • d)

    Voor de compleetheid zijn ook de uitgangspunten voor partiële herzieningen van bestemmingsplannen toegevoegd.

2 Algemeen

2.1 Bebouwde Kom

In de Wabo wordt onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom. Hiervoor moet aansluiting worden gezocht bij de gemeentelijke Bouwverordening of de opvolger daarvan in het kader van de Omgevingswet. In 2020 wordt het besluit genomen om voor alle gemeentelijke verordeningen één grens van de bebouwde aan te houden.

2.2 Begripsbepalingen

Elk bestemmingsplan benoemt en definieert de belangrijke begrippen die in dat plan voorkomen. Bij een afwijking van een bestemmingsplan moet aansluiting gezocht worden bij de begrippen van het geldende bestemmingsplan. Als een bestemmingsplan voor een begrip geen definitie geeft, dan geldt in de eerste plaats de definitie in het wettelijke taalgebruik (waaronder jurisprudentie). Op de tweede plaats geldt de begrippenlijst die als bijlage 1 bij dit document is gevoegd. Deze lijst sluit aan bij het geldende bestemmingsplan Bebouwde Kom. Op de derde plaats wordt aansluiting gezocht bij het maatschappelijk taalgebruik.

2.3 Wijze van meten

In elk bestemmingsplan staat de wijze van meten benoemd en gedefinieerd. Bij een afwijking van een bestemmingsplan moet ten aanzien van de begrippen en wijze van meten aansluiting worden gezocht bij het betreffende bestemmingsplan. Als in een bestemmingsplan niet de relevante wijze van meten is benoemd, dan geldt de wijze van meten die als bijlage 1 bij dit document is gevoegd.

2.4 Maatvoering

Op de eerste plaats geldt de maatvoering in het betreffende bestemmingsplan. In geval er geen maatvoering in het bestemmingsplan is opgenomen geldt de op het moment van de aanvraag bestaande en vergunde maatvoering van het betreffende bouwwerk. Dit uitgangspunt wordt ook gebruikt als de maatvoering zoals genoemd in het bestemmingsplan niet overeenkomt met de bestaande en vergunde situatie en er geen gegronde reden is waarom in het bestemmingsplan gekozen is voor een afwijkende maatvoering.

2.5 Afwijken van de regels

Veel gebouwen en (bijbehorende) bouwwerken die volgens dit beleid gerealiseerd kunnen worden zijn zodra het college van B&W een afwijking van het bestemmingsplan toestaat ten aanzien van de activiteit bouwen vergunningsvrij. In deze gevallen is er geen wettelijk welstandsadvies nodig. Daar staat tegenover dat de gemeente alleen een afwijking van het bestemmingsplan toestaat, als de gevolgen van het bouwplan bekend zijn. De gemeente is op grond van de Wabo bevoegd om alle informatie op te vragen die redelijkerwijs nodig is om een afwijking van het bestemmingsplan te kunnen verlenen (op grond van de Ministeriële Regeling Omgevingsrecht, art. 3.2 onder b.). Op grond van deze bevoegdheid kunnen gevel- en plattegrondtekeningen van de beoogde situatie worden gevraagd, opdat er een welstandsadvies kan worden afgegeven. Daarnaast houdt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag rekening met de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Juist omdat het bij een aanvraag gaat om een individuele concrete situatie in tegenstelling tot de integrale ruimtelijke benadering bij een (herziening van een) bestemmingsplan houdt de gemeente nadrukkelijk rekening met de consequenties van de afwijking voor de omgeving en omwonenden. De effecten voor de aangrenzende percelen dienen daartoe in beeld te worden gebracht.

 

2.5.1 Afwijken van de beleidsregels

Het college van B&W is bevoegd zowel in positieve als in negatieve zin om, mits uitdrukkelijk gemotiveerd wordt waarom er af geweken wordt, af te wijken van deze beleidsregels indien:

  • -

    stedenbouwkundige, verkeerskundige en/of overige ruimtelijke overwegingen hiertoe aanleiding geven en of;

  • -

    de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van derden hier aanleiding toe geven en of;

  • -

    indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van deze beleidsregels, naar oordeel van het college, zou leiden tot onredelijke beperking van de gebruiks- en/of bouwmogelijkheden.

 

2.5.2 Weigeringsgrond (derde)belanghebbenden

De aanvraag om omgevingsvergunning met afwijking van het bestemmingsplan kan worden geweigerd indien het bouwplan tot gevolg heeft dat de gebruiksmogelijkheden van de gronden en gebouwen van (derde)belanghebbenden onevenredig worden beperkt.

 

2.5.3 Toepassing afwijkingenbeleid bij legalisatie

Afwijken is geen doel op zich. Het moet gaan om afwijkingen die ruimtelijk gewenst zijn. Dat is iets anders dan middels een afwijking een illegale bouwsituatie legaliseren.

Het afwijkingenbeleid is zeker te gebruiken bij een legalisatieonderzoek, maar het afwijkingsbesluit moet wel gebaseerd zijn op de ruimtelijke afweging van het concrete geval.

 

2.5.4 Voormalig restgroen

Van de gemeente gekochte en bij de tuin getrokken stukken restgroen komen middels dit afwijkingenbeleid in aanmerking voor een afwijkingsvergunning, als daarmee op deze gronden hetzelfde te realiseren is als op de bijbehorende erf of tuin bestemming.

 

2.5.5 Maatwerk voor bouwwerken en locaties met bijzondere status

Er is in ieder geval sprake van een locatie of bouwwerk met een bijzondere status als de aanvraag:

  • 1.

    gelegen is binnen een ecologisch waardevol gebied;

  • 2.

    betrekking heeft op een buitenplaats of landgoed;

  • 3.

    betrekking heeft op een monument of beeldbepalend bouwwerk;

  • 4.

    betrekking heeft op een recreatieverblijf/-woning.

In bovenstaande gevallen zal alleen worden afgeweken van het bestemmingsplan als de kwaliteit of gebruiksmogelijkheden van het bouwwerk of de omgeving door de afwijking niet in onevenredige mate verslechteren. Deze aanvragen zullen altijd worden besproken met een ter zake deskundige afdeling of instantie, zodat maatwerk kan worden geboden.

 

2.5.6 Trendsetter

Soms is een bouwplan voor een bijbehorend bouwwerk bij een woning identiek aan eenzelfde plan bij eenzelfde woning in de straat of binnen hetzelfde bouwblok. Het college kan het eerste bouwwerk aanmerken als trendsetter. Dat betekent dat men in die buurt identieke bijbehorende bouwwerken mag bouwen. Niet elk bouwwerk wordt aangemerkt als trendsetter. Eerst wordt bekeken of in het verleden sprake is geweest van wijziging van beleid om een bepaalde trend te doorbreken, of het wenselijk is om het bouwwerk als trendsetter aan te merken, en of het bouwwerk met vergunning is gebouwd.

 

2.5.7 Algemene voorwaarden bij afwijkingen

De voorwaarden voor maatwerk bieden een kader waaraan getoetst moet worden om er voor te zorgen dat de ruimtelijke consequenties beperkt blijven en geen (ongewenste) precedentwerking hoeft te worden gevreesd. Daarbij moet er sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening, te toetsen aan in ieder geval de onderstaande algemene richtlijnen en per geval (mogelijk) aanvullende overwegingen. Deze voorwaarden gelden binnenplanse afwijkingen (hoofdstuk 3), de kruimelgevallenregeling (hoofdstuk 4), afwijkingen met ruimtelijke onderbouwing (hoofdstuk 5) en herzieningen van een bestemmingsplan (hoofdstuk 6).

 

De volgende voorwaarden zijn onverkort van toepassing:

  • 1.

    de activiteit moet passen binnen de geldende of in ontwerp neergelegde visies en beleidskaders van de gemeente, provincie en het rijk;

  • 2.

    seksinrichtingen, prostitutie, erotisch getinte horecabedrijven en horecabedrijven voor het afhalen en nuttigen van drugs (coffeeshops) zijn niet toegestaan;

  • 3.

    de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling moet passen binnen het (woon)gebied;

  • 4.

    de ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van belanghebbenden;

  • 5.

    de belangen van derden mogen door de activiteit niet onevenredig worden geschaad;

  • 6.

    er mag geen aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving;

  • 7.

    er moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en er moet voldaan worden aan de CROW normen voor o.a. parkeren;

  • 8.

    parkeren dient op eigen erf plaats te vinden of de initiatiefnemer legt op eigen kosten parkeerplaatsen aan in het openbaar gebied;

  • 9.

    de ontwikkeling moet voldoen aan de eisen t.a.v. milieu;

  • 10.

    de sociale veiligheid mag niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 11.

    de aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische, archeologische of landschappelijke waarden mogen niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 12.

    bij een monument dient er sprake te zijn van een positief advies van de ter zake bevoegde instantie/adviescommissie;

  • 13.

    Het plaatsen van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding ervan mag nooit ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen terrein;

  • 14.

    Afwijkingen zijn niet toegestaan bij een recreatieverblijf (pand). Een ‘extra’ uitbreiding van een recreatieverblijf zou namelijk de aard, omvang en karakter aantasten en het aanzien geven van een permanente woning.

3 Binnenplanse afwijking

3.1 Bevoegd gezag

De bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan op grond van de in het plan opgenomen afwijkingsregels ligt bij het college van B&W. Het college heeft de mogelijkheid deze bevoegdheid te mandateren aan de medewerkers die de omgevingsvergunningen verlenen.

3.2 Wettelijke voorwaarden

Artikel 3.6 lid 1 sub c Wro als bedoeld in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 Wabo geven de basis voor deze afwijkingen. De afweging of gebruikt wordt gemaakt van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheden in het bestemmingsplan is locatie specifiek en vindt plaats aan de hand van diverse beoordelingspunten. Omdat voor enkele binnenplanse afwijkingen niet direct een toetsingskader in het bestemmingsplan te vinden is zijn er voor deze afwijkingsmogelijkheden beleidsregels geformuleerd.

3.3. Gemeentelijke Richtlijnen

3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid 10% van bestaande maten waaronder percentages (artikel 34.1 bestemmingsplan Bebouwde Kom Woudenberg)

Er wordt alleen meegewerkt aan het toepassen van de 10% afwijkingsbevoegdheid indien dit uit technisch of architectonisch opzicht noodzakelijk is bij de aanpassing of vergroting van een bestaand bouwwerk. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid op architectonische gronden dient ter toetsing te worden voorgelegd bij de commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

 

3.3.2. Afwijkingsmogelijkheid kleinschalige bedrijfsmatige activiteit in de aanbouw of vrijstaand bijgebouw bij woning (artikel 21.5 jo. 21.4.1 bestemmingsplan Bebouwde Kom Woudenberg)

Er wordt alleen meegewerkt aan het toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid indien wordt aangetoond dat door de afwijking geen onevenredige hinder op naastgelegen percelen ontstaat.

 

3.3.3. Mantelzorg

Het bouwen en gebruiken van percelen of bestaande bouwwerken ten behoeve van mantelzorg wordt voornamelijk bepaald in de regeling zoals deze staat in Wabo en andere wetgeving en is binnen die kaders vergunningsvrij. Voorwaarden die nog in bestemmingsplannen staan en afwijken van vergunningsvrije bepalingen zijn daarmee van rechtswege vervallen. Er kunnen zich op een perceel situaties voordoen waardoor de bestaande inrichting een beperking geeft en vergunningsvrije realisatie van mantelzorg niet mogelijk is. Dan geldt dat een afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend ten behoeve van het bieden van mantelzorg in of vanuit een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende voorwaarden:

  • -

    Uitsluitend van toepassing voor de duur van de mantelzorg;

  • -

    Uitsluitend van toepassing voor omstandigheden waar het gebruik (dus de noodzaak van mantelzorg) aantoonbaar is en gelijk aan de uitgangspunten bij de vergunningsvrije regeling;

  • -

    Alleen bij een (bedrijfs)woning welke krachtens het geldende bestemmingsplan als een (bedrijfs)woning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;

  • -

    Er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat;

  • -

    De oppervlakte in gebruik voor mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;

  • -

    Indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze 3 maanden na beeindiging van de mantelzorg te zijn verwijderd. Tevens dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • °

      Een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;

    • °

      De afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;

    • °

      Plaatsing van de unit leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

4 Kruimelgevallenregeling

4.1 Bevoegd gezag

De bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen ligt bij het college van B&W van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd (artikel 2.4, eerste lid, Wabo). Tevens ligt de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan op grond van de “planologische kruimelregeling” bij het college van B&W (artikel 2.12, eerste lid, Wabo). Het college heeft de mogelijkheid deze bevoegdheid te mandateren aan de afdeling of het team dat de omgevingsvergunningen verleent.

4.2 Wettelijke voorwaarden

In artikel 2.12 van de Wabo is geregeld dat voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan als bedoeld in 2.1, eerste lid onder c, slechts een omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijzing of in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Dat laatste is verder uitwerkt in hoofdstuk 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en wordt ook wel de “planologische kruimelregeling” genoemd.

4.3 Algemene voorwaarden

De volgende voorwaarden zijn onverkort van toepassing:

  • 1.

    de activiteit moet passen binnen de geldende of in ontwerp neergelegde visies en beleidskaders van de gemeente, provincie en het rijk;

  • 2.

    seksinrichtingen, prostitutie, erotisch getinte horecabedrijven en horecabedrijven voor het afhalen en nuttigen van drugs (coffeeshops) zijn niet toegestaan;

  • 3.

    de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling moet passen binnen het (woon)gebied;

  • 4.

    de ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van belanghebbenden;

  • 5.

    de belangen van derden mogen door de activiteit niet onevenredig worden geschaad;

  • 6.

    er mag geen aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving;

  • 7.

    er moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en er moet voldaan worden aan de CROW normen voor o.a. parkeren;

  • 8.

    parkeren dient op eigen erf plaats te vinden of de initiatiefnemer legt op eigen kosten parkeerplaatsen aan in het openbaar gebied;

  • 9.

    de ontwikkeling moet voldoen aan de eisen t.a.v. milieu;

  • 10.

    de sociale veiligheid mag niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 11.

    de aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische, archeologische of landschappelijke waarden mogen niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 12.

    bij een monument dient er sprake te zijn van een positief advies van de ter zake bevoegde instantie/adviescommissie;

  • 13.

    het plaatsen van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding ervan mag nooit ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen terrein;

  • 14.

    afwijkingen zijn niet toegestaan bij een recreatieverblijf (pand). Een ‘extra’ uitbreiding van een recreatieverblijf zou namelijk de aard, omvang en karakter aantasten en het aanzien geven van een permanente woning.

4.4 Gemeentelijke richtlijnen

Hieronder zijn de gemeentelijke richtlijnen weergegeven in de volgorde van wettekst van artikel 4 van bijlage II van het Bor, de zogenoemde kruimelgevallen regeling. Met inachtneming van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van de beleidsregels kan een omgevingsvergunning (2.12, eerste lid, onder a, onder 2º) worden verleend in geval van:

 

4.4.1 Een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan binnen of buiten de bebouwde kom:

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan die voldoet aan de bepalingen van artikel 4 lid 1 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.1.a Bijbehorend bouwwerk bij een woning

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk in het achtererfgebied van een woning binnen de bebouwde kom kan in afwijking van het bestemmingsplan toestemming worden verleend. Hierbij gelden de voorwaarden die gesteld worden in bestemmingsplan Bebouwde Kom (2018), artikel 21.2.2:

  • a.

    de gezamenlijk te bebouwen maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op het bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf wordt bepaald aan de hand van de in de navolgende tabel opgenomen staffel, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het gezamenlijke zij- en achtererf onbebouwd en onoverkapt moet blijven; bij het bepalen van de maximum oppervlakte wordt de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak niet meegerekend:

    Oppervlakte perceel (m2)

    Maximum oppervlakte bijbehorende bouwwerken (m2)

    Tot en met 300

    50

    Vanaf 300 tot en met 500

    70

    Vanaf 500 tot en met 750

    80

    Groter dan 750

    100

  • b.

    de maximum oppervlakte per bijbehorend bouwwerk bedraagt 50 m², met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak niet wordt meegerekend;

  • c.

    in afwijking van het bepaalde onder a en b bedraagt het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij het hoofdgebouw zoveel als is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte';

  • d.

    indien de bestaande oppervlakte groter is dan de oppervlakte genoemd in lid a en b, geldt die oppervlakte als maximum;

  • e.

    indien de bestaande oppervlakte groter is dan de oppervlakte genoemd in lid a en b, geldt die oppervlakte als maximum;

  • f.

    bij meer dan twee-aaneengebouwde woningen bedraagt de maximum goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m en bedraagt de maximum bouwhoogte 0,3 m boven de hoogte van de eerste verdiepingsvloer met een absoluut maximum van 4,0 m;

  • g.

    in afwijking van het bepaalde onder f bedraagt de maximum bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel van het hoofdgebouw bij meer dan twee-aaneengebouwde woningen 5,5 m;

  • h.

    bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen bedragen de maximum goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken 3,3 m respectievelijk 5,5 m;

  • i.

    de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen 3,3 m respectievelijk 5,5 m;

  • j.

    de maximum bouwhoogte van vrijstaande overkappingen bedraagt 3,0 m

4.4.1.b. Bijbehorend bouwwerk bij functies niet zijnde een woning

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor een bijbehorend bouwwerk bij functies niet zijnde een woning worden per geval beoordeeld.

 

4.4.1.c Afwijkingsmogelijkheid bouwen gebouw ten behoeve van Mantelzorg

Indien bestaande bouwwerken en bebouwingsmogelijkheden op een perceel ongeschikt of onvoldoende zijn voor het gebruik voor mantelzorgondersteuning, zoals voorzien in het Bor, bijlage II, artikel 2 lid 22, kan een afwijkingsvergunning verleend worden voor de duur van de mantelzorg indien het bouwwerk voldoet aan de onderstaande eisen:

  • a.

    Afwijking wordt slechts verleend ten behoeve van mantelzorg bij een (bedrijfs)woning welke krachtens het geldende bestemmingsplan een (bedrijfs)woning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is en dusdanig gebruikt wordt;

  • b.

    Er wordt slechts afwijking verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;

  • c.

    De maximale oppervlakte dat gebruikt wordt voor mantelzorg bedraagt 80 m²;

  • d.

    Een tijdelijke unit of een tijdelijke uitbreiding van het maximaal toegestaan bebouwingsoppervlak dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • I.

      een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of aan de zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;

    • II.

      de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;

    • III.

      leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

  • e.

    De afwijking wordt verleend voor de duur van de periode waarin mantelzorg wordt geboden.

 

4.4.1.d Afwijking voor bouwwerken/gebouwen ten behoeve van de verkoop agrarische producten

Indien binnen het agrarisch bouwvlak geen ruimte beschikbaar is voor gebruik of bouw van een verkoopruimte voor agrarische producten en/of deze niet goed te bereiken is voor bezoekers, kan een afwijkingsvergunning worden verleend, bij voorkeur voor enkelzijdige verkoopautomaten.

Eisen ten aanzien van een enkelzijdige verkoopautomaat:

  • a.

    het betreft een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

  • b.

    er bestaat een directe relatie tussen de te verkopen producten en het agrarisch bedrijf;

  • c.

    de toe te passen materialen passen bij het gebied, waarbij moet worden gedacht aan toepassing van donkere kleuren, hout, dakpannen of een golfplaat (ter beoordeling van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit);

  • d.

    de vormgeving en constructie van het bouwwerk is eenvoudig maar robuust;

  • e.

    in de nabijheid van het bouwwerk is voldoende parkeergelegenheid;

  • f.

    het plaatsen en gebruik van een verkoopautomaat op deze locatie leidt niet tot een aantasting van de verkeersveiligheid;

  • g.

    het bouwwerk is niet voorzien van lichtreclame;

  • h.

    de nokhoogte van het bouwwerk bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • i.

    de lengte van het bouwwerk bedraagt maximaal 3,00 meter;

  • j.

    de breedte van het bouwwerk bedraagt maximaal 1,50 meter (dat betreft de omvang automaat met beperkte ruimte om te vullen, ca. 90 cm);

  • k.

    gemeten wordt de buitenmaat van het bouwwerk, dus exclusief overstekken (kleiner dan 1 meter).

Indien er sprake is van een tweezijdige automaat mag het bouwwerk een gebouw zijn. In aanvulling op de bovenstaande regels voor enkelzijdige automaten, geldt dan dat de breedte van het gebouw, inclusief overstekken maximaal 2 meter mag bedragen.

 

4.4.1.e. Afwijkingen i.v.m. woningaanpassing

Een zorgbehoefte (anders dan mantelzorg) is geen directe aanleiding voor extra bebouwing, bovenop de mogelijkheden van het bestemmingsplan, vergunningsvrij bouwen en de beleidsregels. Immers, elke levensfase kan gepaard gaan met een behoefte aan extra bebouwing. Er kan uitsluitend worden afgeweken van het bestemmingsplan als onderbouwd wordt waarom bestaande bouwmogelijkheden of aanwezige schuren, qua maatvoering van aanpasbaar bouwen (technisch) onvoldoende of ongeschikt zijn voor levensloopbestendig gebruik. De ruimtelijke kwaliteit van het gebied moet de afwijking toelaten. De eis ten aanzien van de minimaal te behouden buitenruimte zoals opgenomen in het betreffende bestemmingsplan mag nooit worden overschreden.

 

4.4.1.f Artikel 2.9 vangnet

Artikel 2.9 Bor, toegevoegd op 1 november 2014, kan op dit moment dubbel uitgelegd worden. In afwachting op jurisprudentie verklaren wij dat een afwijkingsvergunning verleend kan worden indien door uitleg 2.9 Bor onbedoeld de mogelijkheden van het bestemmingsplan beperkt worden. Toetsing en reikwijdte worden bepaald door het ter plaatse geldende bestemmingsplan.

 

4.4.2 Gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen die voldoen aan de bepalingen van artikel 4 lid 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.3. Bouwwerken geen gebouw zijnde of gedeelte van een bouwwerk

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor bouwwerken die voldoen aan de bepalingen van artikel 4 lid 3 van bijlage II van het Bor mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde anders dan in dit beleid genoemd worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.3.a Afwijking voor erfafscheidingen niet gelegen in achtererfgebied of

gelegen in het achtererfgebied en grenzend aan openbaar (toegankelijk) gebied:

Voor een erfafscheiding niet gelegen in achtererfgebied of gelegen in het achtererfgebied en grenzend aan openbaar (toegankelijk) gebied kan in afwijking van het bestemmingsplan toestemming worden verleend. Hierbij gelden de voorwaarden die gesteld worden in bestemmingsplan Bebouwde Kom (2018), artikel 21.2.3:

  • a.

    De maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;

  • b.

    De maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;

  • c.

    De maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 1,0 m;

  • d.

    In afwijking van het bepaalde in lid c zijn erf-en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien het een erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50% transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt voorzien.

 

4.4.3.b Afwijking voor toegangspoorten/sierhek niet gelegen in achtererfgebied van de woning:

Toegangspoorten niet gelegen in het achtererfgebied zijn enkel in afwijking met het bestemmingsplan toegestaan indien zij in ieder geval voldoen aan de volgende bepalingen:

  • a.

    De toegangspoort moet minimaal 1,5 m teruggeplaatst zijn ten opzichte van de erfgrens;

  • b.

    De toegangspoort moet passen bij de architectuur van het hoofdgebouw (ter toetsing bij de commissie Ruimtelijke Kwaliteit;

  • c.

    Stenen elementen in de toegangspoort mogen maximaal 2 meter hoog zijn;

  • d.

    De toegangspoort moet voor 50% van het oppervlak open zijn;

  • e.

    De toegangspoort mag een maximale breedte (doorgang) van 7 meter en een maximale hoogte van 2,5 meter hebben.

 

4.4.3.c. Afwijkingen voor hekwerken op het hoofdgebouw

In afwijking van het bestemmingsplan wordt een hekwerk op het hoofdgebouw toegestaan. Hierbij gelden de voorwaarden die gesteld worden in bestemmingsplan Bebouwde Kom (2018), artikel 21.3.1:

  • a.

    Het hekwerk op een dakterras dient 2 meter vanaf de erfgrens te zijn gesitueerd;

  • b.

    Het hekwerk dient voor minimaal 80% van het oppervlak open te zijn;

  • c.

    Het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw;

  • d.

    Het hekwerk mag maximaal 1,50 meter hoog zijn;

 

4.4.3.d. Afwijkingen voor hekwerken op een bijbehorend bouwwerk

In afwijking van het bestemmingsplan wordt een hekwerk op een aanbouw toegestaan indien er in ieder geval wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    Het hekwerk op het bijbehorend bouwwerk dient op minimaal 2 meter van de erfgrens te zijn gesitueerd;

  • b.

    Het hekwerk dient voor minimaal 80% van het oppervlak open/transparant te zijn;

  • c.

    Het hekwerk dient ondergeschikt te zijn aan de aanbouw;

  • d.

    Het hekwerk mag maximaal 1,50 meter hoog zijn;

  • e.

    De aanbouw bevindt zich aan de achtergevel van het hoofdgebouw.

 

4.4.3.e. Afwijkingen voor een trap van tuin naar balkon of dakterras

In afwijking van het bestemmingsplan wordt een trap naar een balkon of dakterras toegestaan indien er in ieder geval wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    De hoogte van het hekwerk van de trap mag niet hoger zijn de hoogte van het hekwerk op het terras;

  • b.

    De trap dient op minimaal 1 meter uit de erfgrens geplaatst te worden;

  • c.

    Het plaatsen van de trap is alleen toegestaan indien op de eerste etage de woonkamer is gesitueerd;

  • d.

    Het balkon of (dak)terras bevindt zich aan de achtergevel van het hoofdgebouw;

  • e.

    De realisatie van de trap heeft niet tot gevolg dat er een extra woning gerealiseerd wordt.

 

4.4.3.f Afwijkingsmogelijkheid oprichten overkapping bij een bedrijf buiten hetbouwvlak en op minder dan drie meter afstand van de zij- en/of achterste perceelsgrens

Overkappingen gelegen buiten het bouwvlak en binnen een afstand van drie meter van de zij-of achterperceelsgrens die in afwijking van het bestemmingsplan worden toegestaan, moeten in ieder geval voldoen aan de voorwaarde dat het perceel ten allen tijden goed bereikbaar is voor de hulpdiensten.

 

4.4.4. Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw dan wel de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor dakkapellen en gelijksoortige uitbreidingen die voldoen aan de bepaling van artikel 4 lid 4 van bijlage II van het Bor mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor dakkapellen en gelijksoortige uitbreidingen anders dan in dit beleid genoemd worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.4.a. Afwijking voor een dakopbouw

Een afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend voor een dakopbouw ten behoeve van een woning of een ander gebouw voor ten hoogste een afwijking van 10% van de bestaande maten. De dakopbouw moet voldoen aan de algemene eisen van welstand zoals opgenomen in onze Welstandnota en naar het oordeel van de commissie Ruimtelijke Kwaliteit waarbij in geval zorgvuldig rekening wordt gehouden met eerdere (legale) precedenten op naburige woningen met het doel een nieuwe eenheid in visuele beleving te verkrijgen. Een dakopbouw is uitsluitend mogelijk op het hoofdgebouw.

 

4.4.5. Een antenne-installatie

Aan aanvragen voor afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van het plaatsen van een antenne-installatie wordt alleen meegewerkt indien wordt voldaan aan de criteria zoals opgenomen in het antennebeleid. Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor een antenne-installatie die voldoet aan de bepaling van artikel 4 lid 5 van bijlage II van het Bor Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.6. Een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor gebouwen ten behoeve van een installatie die voldoen aan de bepalingen van artikel 4 lid 6 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor een installatie anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.7. Een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor een installatie die voldoet aan de bepalingen van artikel 4 lid 7 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.8 Het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor gebruik dat voldoet aan de bepalingen van artikel 4 lid 8 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor gebruik anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.9 Het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor gebruik dat voldoet aan de bepalingen van artikel 4 lid 9 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor gebruik anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.9.a Gebouw, een woning of woongebouw

Er wordt geen afwijking van het bestemmingsplan verleend voor het omzetten van een woning of woongebouw in een andere functie. Er is al tekort aan woningen binnen de gemeente.

 

4.4.9.b. Gebruik van een woning voor de uitoefening van een aan huisgebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Afwijking wordt verleend voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten binnen het hoofdgebouw, exclusief aan- en uitbouwen onder de voorwaarden dat:

  • a.

    het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en uitbouwen met een maximum van 50 m²;

  • b.

    ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;

  • c.

    de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten of voorbereiding van een catering op locatie elders.

4.4.9.c. Gebruik van een woning voor de uitoefening van langdurige zorg

Afwijking wordt verleend voor het gebruik van een woning voor langdurige opvang van minderjarigen onder de voorwaarden dat:

  • a.

    uitsluitend minderjarigen worden opgevangen;

  • b.

    indien er sprake is van verlengde jeugdhulp dan is het, in afwijking van het bepaalde onder sub toegestaan personen tot 23 jaarop te vangen;

  • c.

    de opgevangen personen onder voogdij zijn geplaatst;

  • d.

    de voogd(en) zelf in het gezinshuis wonen;

  • e.

    de opgevangen personen in het gezinshuis wonen en samen met de voogd(en) en een huishouden vormen;

  • f.

    er maximaal vijf personen tegelijkertijd worden opgevangen;

  • g.

    de opvang van een persoon in principe duurt tot de dag waarop de betreffende persoon de leeftijd van 18 jaar bereikt indien sprake is van verlengde jeugdhulp zoals bepaald onder sub b duurt de opvang tot de dag waarop de betreffende persoon de leeftijd van 23 jaar bereikt.

 

4.4.9.d. Gebruik van een aan- en uitbouw en bijgebouw ten behoeve vankleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en een aan huis gebonden beroep

Afwijking voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in aan- en uitbouwen en bijgebouwen, behorende bij het hoofdgebouw, wordt niet verleend ten behoeve van het gebruik als bed& breakfast. Daarnaast dient er aan de voorwaarden genoemd onder 4.4.9.b te worden voldaan en moet worden aangetoond dat er geen onevenredige hinder op naastgelegen percelen ontstaat.

 

4.4.9.e. Gebouw, geen woning of woongebouw zijnde

Slechts bij hoge uitzondering wordt een afwijking van het bestemmingsplan verleend. Een functieverandering naar een seksinrichting, prostitutie, erotisch getinte horecabedrijven of horecabedrijf voor het afhalen en nuttigen van drugs (coffeeshop) is in ieder geval niet toegestaan. Voor andere functieveranderingen dienen de overwegingen om van het bestemmingsplan af te wijken zorgvuldig te zijn onderbouwd. In de onderbouwing dient in ieder geval aangegeven te worden waarom:

  • °

    de veranderde maatschappelijke behoefte deze ontwikkeling noodzakelijk maakt

  • °

    de nieuwe functie past binnen de omgeving;

  • °

    er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting en de parkeerdruk in de omgeving ontstaat;

  • °

    de nieuwe functie geen onevenredige negatieve milieueffecten veroorzaakt voor de omgeving;

  • °

    de ruimtelijke uitstraling van de nieuwe functie past binnen of aansluit bij het (woon)gebied.

Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.9.f. Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Er wordt geen afwijking van het bestemmingsplan verleend voor het veranderen van de bestaande functie van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.4.10 Het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor gebruik dat voldoet aan de bepalingen van artikel 4 lid 10 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Voor zover wij hebben kunnen nagaan voldoet geen enkele recreatiewoning in Woudenberg aan deze bepalingen. Aanvragen voor gebruik anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg.

 

4.4.11. Ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar:

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor gebruik dat voldoet aan de bepalingen van artikel 4 lid 11 van bijlage II van het Bor, mits de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd. Aanvragen voor gebruik anders dan in dit beleid worden per geval beoordeeld. Voor een aanvraag om toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg. Er wordt alleen medewerking verleend aan een aanvraag als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    er mag geen permanente/onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving;

  • 2.

    bij het bovengenoemde gebruik moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en wordt voldaan aan de in het CROW opgenomen uitgangspunten met betrekking tot parkeren. De regel is dat parkeren op eigen erf dient plaats te vinden of dat de initiatiefnemer op eigen kosten parkeerplaatsen aanlegt in het openbaar gebied;

  • 3.

    de aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische of landschappelijke waarden mogen niet onherstelbaar worden beïnvloed door de activiteit;

  • 4.

    de afwijking wordt terughoudend toegepast voor tijdelijke afwijking. Indien sprake is van een permanente behoefte dan kan uitsluitend een permanente vergunning worden verleend;

  • 5.

    Voor het organiseren van evenementen wordt alleen van het bestemmingsplan afgeweken voor maximaal drie evenementen per jaar per bestemmingsplangebied en voor een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

5 Afwijken met ruimtelijke onderbouwing

5.1 Bevoegd gezag

De bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, ligt bij het college van B&W (artikel 2.4 lid 1 Wabo). Het college heeft de mogelijkheid deze bevoegdheid te mandateren aan de afdeling die de omgevingsvergunningen verleent. De gemeenteraad heeft op dit moment nog geen Algemene verklaring van geen bedenkingen, op artikel 6.5 van het Bor afgegeven.

5.2 Wettelijke voorwaarden

 

In aanvulling op de in hoofdstuk 4 genoemde afwijkingsmogelijkheden is in artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° van de Wabo een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan. De gemeente kan op basis van dit artikel een omgevingsvergunning verlenen, onder voorwaarde dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

5.3 Gemeentelijke richtlijnen

De gemeenteraad van Woudenberg heeft op 30 oktober 2008 besloten om in principe af te zien van het toepassen van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 2.12. lid 1 Wabo). Dit houdt in dat de gemeente Woudenberg de voorkeur uitgesproken heeft voor het vaststellen van (postzegel)bestemmingsplan en terughoudend is ten aanzien van de toepassen van het zogenoemde projectafwijkingsbesluit.

 

Het projectafwijkingsbesluit heeft voor de eigenaar van een perceel, de omwonenden en voor de gemeentelijke organisatie geen voordelen, maar enkel nadelen ten opzichte van een (postzegel) bestemmingsplan: voor elke verandering aan een pand moet wederom een uitgebreide afwijkingsprocedure doorlopen worden. Het besluit van de gemeenteraad heeft ten doel om in voorkomende gevallen een zo efficiënt mogelijke procedure te volgen.

 

De gemeente gebruikt deze afwijkingsbevoegdheid alleen als een goede ruimtelijke onderbouwing aantoont dat de afwijking ruimtelijk aanvaardbaar en noodzakelijk is. Daarnaast zal door ons worden bezien of deze afwijkingsbevoegdheid de meest geschikte vorm is om mee te werken aan de aanvraag of dat een partiële herziening of wijziging van het bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6 lid 1 sub a van de Wro, een beter juridisch planologisch kader kan bieden. Voor een aanvraag om toepassing van de afwijkingsbevoegdheid dan wel een aanvraag om partiële herziening of wijziging van het bestemmingsplan gelden de in de Bijlage 2 opgenomen Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg. Aangezien de gemeenteraad het bevoegd gezag is voor deze aanvragen zal de raad uiteindelijk beslissen over de wenselijkheid om mee te werken.

 

De volgende voorwaarden zijn onverkort van toepassing:

  • 1.

    de activiteit moet passen binnen de geldende of in ontwerp neergelegde visies en beleidskaders van de gemeente, provincie en het rijk;

  • 2.

    seksinrichtingen, prostitutie, erotisch getinte horecabedrijven en horecabedrijven voor het afhalen en nuttigen van drugs (coffeeshops) zijn niet toegestaan;

  • 3.

    de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling moet passen binnen het (woon)gebied;

  • 4.

    de ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van belanghebbenden;

  • 5.

    de belangen van derden mogen door de activiteit niet onevenredig worden geschaad;

  • 6.

    er mag geen aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving;

  • 7.

    er moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en er moet voldaan worden aan de CROW normen voor o.a. parkeren;

  • 8.

    parkeren dient op eigen erf plaats te vinden of de initiatiefnemer legt op eigen kosten parkeerplaatsen aan in het openbaar gebied;

  • 9.

    de ontwikkeling moet voldoen aan de eisen t.a.v. milieu;

  • 10.

    de sociale veiligheid mag niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 11.

    de aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische, archeologische of landschappelijke waarden mogen niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 12.

    bij een monument dient er sprake te zijn van een positief advies van de ter zake bevoegde instantie/adviescommissie;

  • 13.

    Het plaatsen van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding ervan mag nooit ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen terrein;

  • 14.

    Afwijkingen zijn niet toegestaan bij een recreatieverblijf (pand). Een ‘extra’ uitbreiding van een recreatieverblijf zou namelijk de aard, omvang en karakter aantasten en het aanzien geven van een permanente woning.

5.4 Procedure en indieningsvereisten

Procedure

Bij een afwijkingsprocedure als omschreven in paragraaf 5.2 is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van kracht, zoals omschreven in artikel 3.10 t/m artikel 3.14 van de Wabo.

 

Indieningsvereisten

Bij een aanvraag omgevingsvergunning dient te worden voldaan aan de indieningvereisten zoals vastgelegd in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Indien er sprake is van een afwijkingsprocedure als omschreven in paragraaf 5.2, is de aanvrager ingevolge artikel 3.2 van de Mor verplicht om de ruimtelijke gevolgen van de activiteit uit te werken in een ruimtelijke onderbouwing. De gemeente stelt hierbij als eis dat de onderbouwing ten minste de onderdelen bevat zoals benoemd in bijlage 2.

6 (Partiële) herziening bestemmingsplan

6.1 Bevoegd Gezag

De bevoegdheid om een bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk (partieel) te herzien ligt op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening bij de gemeenteraad.

6.2 Wettelijke voorwaarden

Een strijdige activiteit kan ook mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan waarmee de activiteit in strijd is (gedeeltelijk) te herzien. Zo’n partiële of gedeeltelijke herziening wordt ook wel een postzegelbestemmingsplan genoemd. Het plangebied betreft in dit geval het gebied waarbinnen de activiteit plaatsvindt. In afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening staan de bepalingen omtrent de procedure uitgelegd.

6.3 Gemeentelijke richtlijnen

De gemeenteraad van Woudenberg heeft op 30 oktober 2008 besloten om in principe af te zien van het toepassen van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (artikel 2.12 Wabo). Dit houdt in dat de gemeente Woudenberg de voorkeur uitgesproken heeft voor het vaststellen van (postzegel) bestemmingsplan en terughoudend is ten aanzien van het toepassen van het zogenoemde projectafwijkingsbesluit.

 

Het projectafwijkingsbesluit heeft voor de eigenaar van een perceel, de omwonenden en voor de gemeentelijke organisatie geen voordelen, maar enkel nadelen ten opzichte van een (postzegel) bestemmingsplan: voor elke verandering aan een pand moet wederom een uitgebreide afwijkingsprocedure doorlopen worden. Het besluit van de gemeenteraad heeft ten doel om in voorkomende gevallen een zo efficiënt mogelijke procedure te volgen. Gezien de definitieve vorm geeft de gemeente Woudenberg de voorkeur aan bestemmingsplanherzieningen boven projectafwijkingsbesluiten.

 

De volgende voorwaarden zijn onverkort van toepassing:

  • 1.

    de activiteit moet passen binnen de geldende of in ontwerp neergelegde visies en beleidskaders van de gemeente, provincie en het rijk;

  • 2.

    seksinrichtingen, prostitutie, erotisch getinte horecabedrijven en horecabedrijven voor het afhalen en nuttigen van drugs (coffeeshops) zijn niet toegestaan;

  • 3.

    de ruimtelijke uitstraling van de ontwikkeling moet passen binnen het (woon)gebied;

  • 4.

    de ontwikkeling mag geen onevenredige afbreuk doen aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en/of belangen van belanghebbenden;

  • 5.

    de belangen van derden mogen door de activiteit niet onevenredig worden geschaad;

  • 6.

    er mag geen aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu die niet redelijkerwijs te verwachten valt in de betreffende omgeving;

  • 7.

    er moet sprake zijn van een normale afwikkeling van verkeer en er moet voldaan worden aan de CROW normen voor o.a. parkeren;

  • 8.

    parkeren dient op eigen erf plaats te vinden of de initiatiefnemer legt op eigen kosten parkeerplaatsen aan in het openbaar gebied;

  • 9.

    de ontwikkeling moet voldoen aan de eisen t.a.v. milieu;

  • 10.

    de sociale veiligheid mag niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 11.

    de aanwezige waarden waaronder stedenbouwkundige, cultuurhistorische, archeologische of landschappelijke waarden mogen niet nadelig worden beïnvloed door de activiteit;

  • 12.

    bij een monument dient er sprake te zijn van een positief advies van de ter zake bevoegde instantie/adviescommissie;

  • 13.

    Het plaatsen van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding ervan mag nooit ten koste gaan van parkeerplaatsen op eigen terrein;

  • 14.

    Afwijkingen zijn niet toegestaan bij een recreatieverblijf (pand). Een ‘extra’ uitbreiding van een recreatieverblijf zou namelijk de aard, omvang en karakter aantasten en het aanzien geven van een permanente woning.

6.4 Procedure en indieningsvereisten

Procedure

Bij een herziening van het bestemmingsplan als bedoeld in paragraaf 6.2 is de bestemmingsplanprocedure van kracht, zoals omschreven in afdeling 3.2 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

Indieningsvereisten

Zoals vermeld in bijlage 2.

7 Slotbepalingen

7.1. Planschadeovereenkomst en kostenverhaal

Bij het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan overeenkomstig de hoofdstuk 4 (artikelen 4.4.7, 4.4.9 en 4.4.11) 5 en 6 van deze beleidsregels, dient een planschadeovereenkomst te worden afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente.

Daar waar kosten gemaakt moeten worden voor aanpassing aan de openbare ruimte om een ontwikkeling waarvoor middels dit afwijkingenbeleid toestemming gegeven wordt, feitelijk te kunnen realiseren, zal conform de nota plankosten, een (anterieure) overeenkomst gesloten worden en zijn de kosten voor rekening van de veroorzaker.

Het betreft afwijkingen met toepassing van de Wabo afwijkingsvergunningen, artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2 en 3 en afwijkingen conform hoofdstuk 5 en 6 van deze beleidsregels.

7.2. Inspraak

Op grond van de Inspraakverordening gemeente Woudenberg is de gelegenheid tot inspraak geboden over de Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden.

Na de publicatie in De Woudenberger hebben de ontwerpbeleidsregels vanaf 2 juni gedurende zes weken ter visie liggen. Gedurende deze termijn is een ieder de mogelijkheid gegeven om schriftelijk of mondeling zijn/haar zienswijze(n) op deze regels te geven. Tevens is de raadscommissie de gelegenheid gesteld wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Er zijn inspraakreacties kenbaar gemaakt die hebben geleid tot een gewijzigde vaststelling van deze beleidsregels.

 

Naar aanleiding van de opgehaalde wensen en bedenkingen zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • Aanpassingen met betrekking tot foutieve verwijzing naar artikelnummers;

  • Opname verwijzing naar Ruimtelijke plannen in de inleiding van het beleid;

  • Aan artikel 4.4.9 onder c langdurige zorg is verlengde jeugdhulp toegevoegd waardoor opvang tot 23 jaar mogelijk is indien deze hulp door de gemeente is toegekend.

7.3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van publicatie.

7.4 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels Planologische Afwijkingsmogelijkheden Gemeente Woudenberg 2020’.

Aldus vastgesteld op 6 augustus 2020.

Burgemeester en wethouders van Woudenberg

drs. S.M.T. van der Marck-Verschoor

Secretaris

T. Cnossen

Burgemeester

Bijlage 1 - Begripsbepalingen

Algemene bepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Aan- en uitbouw: een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in directe verbinding staat met het hoofdgebouw en in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

  • 2.

    Aangebouwd bijgebouw: een direct aan het hoofdgebouw gebouwd bijgebouw;

  • 3.

    aan-huis-gebonden beroep: een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

  • 4.

    Achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

  • 5.

    Achtergevel: het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;

  • 6.

    Antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

  • 7.

    Antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

  • 8.

    Bebouwde kom: de op grond van de gemeentelijke bouwverordening vastgestelde bebouwde komgrenzen;

  • 9.

    Bestaand bouwwerk: bouwwerk zoals laatstelijk vergund zonder toepassing van afwijkingsmogelijkheden.

  • 10.

    Bestaand gebruik: het gebruik, incl. overgangsrecht, dat op grond van het bestemmingsplan is toegelaten;

  • 11

    Bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of andere bouwwerk met een dak;

  • 12

    Bijgebouw: een al dan niet vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, vorm, constructie of afmetingen onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw;

  • 13

    Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegestaan;

  • 14

    Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels van een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  • 15

    Dakkapel: een dakkapel is een uitspringend dakvenster, aangebracht op een hellend dakvlak en aan alle zijden omgeven door het desbetreffende dakvlak met een breedte van minimaal één dakpan;

  • 16

    Daknok: hoogste punt van een schuin dak;

  • 17

    Dakvoet: laagste punt van een schuin dak;

  • 18

    Dakopbouw: een dakopbouw is een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

  • 19

    Erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden. Tot het erf behoort ook aangekocht snippergroen;

  • 20

    Erker: een kleine grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voorgevel en/of zijgevel van een woning;

  • 21

    Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • 22

    Hoofdgebouw: een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming de belangrijkste is;

  • 23

    Huishouden: een samenwoning van een groep mensen in gezinsverband of daarmee vergelijkbare samenstelling waarbij geen sprake is van een van tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning.

  • 24

    Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wabo geldt, waarbij het vloeroppervlak voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten maximaal 50 m² mag bedragen; tot kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt tevens het bieden van bed&breakfast gerekend tot een maximum van 3 kamers;

  • 25

    Mantelzorg: langdurende zorg die wordt geboden aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en buiten organisatorisch verband;

  • 26

    Mantelzorgwoning: een tijdelijke extra woonruimte in (een aan- of uitbouw van) een woning of bijgebouw, die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, bestemd voor bewoning door een mantelzorgvrager of een mantelzorgverlener en waarin zich zelfstandige voorzieningen bevinden;

  • 27

    Mantelzorgwoning, tijdelijke unit: een tijdelijke mantelzorgwoning is een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;

  • 28

    Openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

  • 29

    Openbare weg: weg als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 30

    Overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak, met maximaal 1 wand;

  • 31

    Peil: voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. Voor gebouwen in andere gevallen en voor bijbehorende bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk / het gebouw, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

  • 32

    Permanente bewoning: bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

  • 33

    Recreatiewoning: een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

  • 34

    Uitbreiding: een aan- of uitbouw aan een hoofdgebouw;

  • 35

    Verlengde Jeugdhulp: jeugdhulp die de gemeente in specifieke situaties in kan zetten voor jongeren van 18-23 jaar.

  • 36

    Voorerfgebied: erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

  • 37

    Voorgevel van een hoofdgebouw: het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;

  • 38

    Voorgevelrooilijn: voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;

  • 39

    Welstandscommissie: de door de gemeente aangewezen commissie die adviseert of een gebouw binnen het welstandsbeleid van de gemeente past;

  • 40

    Woning: een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden;

  • 41

    Wonen: huisvesting van een gezin in een woning, of een aan het gezin gelijk te stellen samenlevingsverband (zie definitie huishouden).

  • 42

    Zijgevel: een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

  • 43

    Zijgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

     

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze beleidsregels wordt als volgt gemeten en berekend:

  • 1.

    de breedte en lengte of diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

  • 2.

    de oppervlakte van een gebouw tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

  • 3.

    de inhoud van een gebouw tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  • 4.

    de goothoogte van een gebouw tussen het peil en de horizontale snijlijn van elk dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren.

  • 5.

    de bouwhoogte van een gebouw tussen het peil en de bovenkant van het gebouw.

  • 6.

    de bouwhoogte van een ander bouwwerk, geen gebouw zijnde tussen het peil en het hoogste punt van het bouwwerk; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

  • 7.

    de bouwhoogte van een antenne-installatie

    • a.

      ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

    • b.

      ingeval van een op of aan een bouwwerk geplaatste (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

  • 8.

    afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Bijlage 2 Indieningsvereisten Ruimtelijke Plannen gemeente Woudenberg

Zoals vastgesteld en van toepassing sinds januari 2012 en gewijzigd vastgesteld 16 juli 2015

 

Inleiding

Voor het opstellen van een bestemmingsplan en de ruimtelijke onderbouwing van een afwijking van het bestemmingsplan is de initiatiefnemer zelf verantwoordelijk.

Er wordt veel belang gehecht aan een goed plan en een goede onderbouwing. Naast de wettelijke vereisten voor een ruimtelijk plan, heeft de gemeente Woudenberg ook haar eigen regels. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), dienen bestemmingsplannen (ex artikel 3.1 en 3.6 Wro) te worden voorzien van een toelichting en afwijkingen van het bestemmingsplan (ex artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wabo) en van een goede ruimtelijke onderbouwing. Hierin moeten de effecten van het project/plan op een aantal aspecten worden bezien. In de onderstaande artikelen zijn de regels en procedureregeling nader uitgewerkt.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze procedureregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    projecten: bouwwerk(en), werk(en) of werkzaamheden en gebruik van gronden die op grond van het geldende bestemmingsplan niet zijn toegestaan en waarvoor een (partiële) herziening, uitwerkings- of wijzigingsplan, of een afwijking van het bestemmingsplan wordt gevraagd;

  • 2.

    (partiële) herziening: herziening van (een onderdeel van) het geldende bestemmingsplan. Deze herziening kan aangevraagd worden ter verwezenlijking van een of meer bouwwerken of werken, het uitvoeren van werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen;

  • 3.

    uitwerkingsplan: uitwerking van een (onderdeel van een) bestemmingsplan waarvoor een uitwerkingsplicht geldt. Deze uitwerking kan aangevraagd worden ter verwezenlijking van een of meer bouwwerken of werken, het uitvoeren van werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen, welke past binnen de aangegeven uitwerkingsregels in het bestemmingsplan;

  • 4.

    wijzigingsplan: wijziging van een (onderdeel van een) bestemmingsplan waarvoor een wijzigingsbevoegdheid geldt. Deze wijziging kan aangevraagd worden ter verwezenlijking van een of meer bouwwerken of werken, het uitvoeren van werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen, welke past binnen de aangegeven wijzigingsregels in het bestemmingsplan;

  • 5.

    afwijking van het bestemmingsplan: afwijking van het geldende bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a onder 3° Wabo. Deze afwijking kan aangevraagd worden ter verwezenlijking van een of meer bouwwerken of werken, het uitvoeren van werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen.

 

Artikel 2 Gegevens aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 4:2, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verstrekt de aanvrager bij de aanvraag om toepassing van een (partiële) herziening van het bestemmingsplan, een uitwerkings- of wijzigingsplan, of om een afwijking van een bestemmingsplan, de volgende gegevens:

    • a)

      Een beschrijving van de huidige situatie: aard, grootte, ligging (geïllustreerd door een situatietekening op schaal, voorzien van kadastraal nummer en noordpijl);

    • b)

      Een beschrijving van het project en een verantwoording van de gemaakte keuzes;

    • c)

      Motivering van de locatiekeuze voor het project;

    • d)

      Een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding en met duurzaamheid;

    • e)

      De uitkomsten van het met toepassing van artikel 3:2 Awb verrichte onderzoek (zorgvuldigheid en belangenafweging);

    • f)

      Een ruimtelijke onderbouwing van het project, inhoudende een beschrijving van de ruimtelijke (waaronder mede te verstaan stedenbouwkundige en landschappelijke) gevolgen die het project op de omgeving zal hebben: inrichting van het plan, ruimtelijke c.q. landschappelijke inpassing, stedenbouwkundige inpassing, parkeerfaciliteiten conform de meest recente CROW-normering, verkeersontsluiting (een en ander geïllustreerd door middel van een inrichtings- of stedenbouwkundige schets).

    • g)

      Een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het plan of project zijn betrokken;

    • h)

      Een toetsing aan vigerend ruimtelijk beleid van:

      • -

        het rijk;

      • -

        de provincie;

      • -

        de gemeente;

    • i)

      Een onderzoek naar de ruimtelijk relevante milieueffecten van het project, waarbij tenminste wordt ingegaan op de aspecten geluid, bodem, luchtkwaliteit, lichtkwaliteit, water, MER en flora en fauna;

    • j)

      Een overzicht van mogelijke belemmeringen voor het project, waarbij minimaal aandacht wordt besteed aan:

      • -

        kabels- en leidingentracés;

      • -

        privaatrechtelijke belemmeringen;

    • k)

      Een onderzoek naar de externe veiligheid waaronder een onderzoek naar onconventionele explosieven;

    • l)

      Een onderzoek naar de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

    • m)

       Een planschaderisicoanalyse (tenzij de gemeente aangeeft dat dit niet hoeft);

    • n)

      Een weergave van de economische uitvoerbaarheid;

    • o)

      De uitkomsten van het in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) (bestemmingsplan) of artikelen 6.18 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) j° 3.1.1 Bro (afwijking van het bestemmingsplan) bedoelde overleg;

    • p)

      Een woningbehoefte onderzoek in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

    • Q)

      Indien van toepassing overzicht en overeenstemming over plankosten ex artikel 6.12 lid 1 Wro.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde gegevens en stukken behoeven niet te worden verstrekt indien:

    • -

      de aanvrager die gegevens of stukken reeds aan het bevoegd gezag heeft verstrekt of het bevoegde gezag reeds over de gegevens of bescheiden beschikt;

    • -

      de verstrekking van die gegevens of bescheiden naar het oordeel van het bevoegd gezag niet nodig is voor het nemen van een beslissing op de aanvraag.

  • 3.

    De gegevens en bescheiden moeten in een zodanige vorm worden aangeleverd dat een effectieve beoordeling mogelijk is. De aanvrager draagt er zorg voor dat de samenhang tussen de verschillende gegevens blijkt uit de aangeleverde gegevens en bescheiden.

  • 4.

    De bij de aanvraag behorende stukken worden door de aanvrager gekenmerkt als behorende bij de aanvraag.

  • 5.

    De in het eerste lid bedoelde (partiële) herziening, wijzigings- of uitwerkingsplan, of een mededeling van de afwijking van het bestemmingsplan dient conform het bepaalde in de artikelen 1.2.1 en 1.2.6 Bro en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening digitaal aan de gemeente, conform het “Handboek Uitbesteding & Aanlevering van Digitale Ruimtelijke Plannen” te worden aangeleverd. Dit geldt tenminste voor het ontwerp- en het definitieve, uiteindelijk vast te stellen plan en/of besluit.

  • 6.

    De in het eerste lid onder i, k, l en p bedoelde onderzoeken dienen door een ter zake deskundige instantie op verantwoorde wijze te worden opgesteld.

  • 7.

    De in het eerste lid onder m genoemde analyse dient door een deskundig extern bureau te worden opgesteld.

  • 8.

    De gevraagde gegevens voor een (partiële) herziening van het bestemmingsplan, uitwerkings- of wijzigingsplan worden volgens het “Handboek Uitbesteding & Aanlevering van Digitale Ruimtelijke Plannen” ingediend.

 

Artikel 3 Ontvankelijkheid

Indien de aanvrager niet tijdig de volledige gegevens en bescheiden heeft overlegd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, kunnen burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, maar alleen nadat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door burgemeester en wethouders gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

 

Artikel 4 Kosten

Alle kosten die verband houden met de totstandkoming van het project komen voor rekening van de aanvrager.

 

Artikel 5 Begeleiding door gemeente

In overleg met de aanvrager kan de gemeente er voor kiezen om zelf de totstandkoming van de artikel 2 lid 5 genoemde digitale plannen te begeleiden. Hiertoe zal de gemeente, voor rekening van de aanvrager een adviesbureau opdracht verlenen tot het opstellen van de verschillende planfasen.

 

Artikel 6 Exploitatieovereenkomst

Voor het verhalen van de kosten kan de gemeente een exploitatieovereenkomst met de aanvrager sluiten. Indien van toepassing moet deze overeenkomst zijn gesloten voordat het ontwerpbestemmingsplan of het (ontwerp)besluit in procedure wordt gebracht.

 

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Indieningsvereisten ruimtelijke plannen gemeente Woudenberg”.

 

Artikel 8 Inwerkingtreding en bekendmaking

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Toelichting op: Beleidsregel Indieningsvereisten Ruimtelijke plannen gemeente Woudenberg  

Wat te doen als u een (bouw)plan heeft dat niet past in het bestemmingsplan?

Ieder bouwplan toetsen wij aan de regels uit het voor dat perceel geldende bestemmingsplan. Het kan zijn dat een bouwplan niet past in het geldende bestemmingsplan, maar dat we toch medewerking willen verlenen aan het plan. Dan is er wel een aanvullende procedure noodzakelijk.

In sommige gevallen kan volstaan worden met een relatief eenvoudige procedure zoals een binnenplanse afwijking van het bestemmingsplan of een kleine afwijking van het bestemmingsplan voor een zogenaamd “kruimelgeval”, zie hiervoor ook de Beleidsregels Planologische Afwijkingen gemeente Woudenberg 2015. Echter, voor sommige plannen is een grote afwijking van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° Wabo), uitwerkings- of wijzigingsplan, of zelfs een (partiële) bestemmingsplanherziening nodig. Deze kennen een “zwaardere” procedure.

Voor het opstellen van een goed bestemmingsplan of een onderbouwing van de afwijking bent u, als initiatiefnemer, zelf verantwoordelijk. Dat betekent dat u zelf een deskundige in de arm moet nemen die voor u een bestemmingsplan kan maken. Wat er allemaal nodig is, leest u in deze toelichting.

 

Eerst een principeverzoek?

Bij het opstellen van een plan met een zwaardere procedure zijn diverse onderzoeken nodig. Om te voorkomen dat u onnodig kosten maakt, adviseren wij u eerst een principeverzoek in te dienen. U dient er rekening mee te houden dat de gemiddelde behandelingstermijn van dergelijke verzoeken 8 weken bedraagt.

Nadat het college een principebesluit heeft genomen, ontvangt u hierover schriftelijk bericht. U wordt dan ook verder geïnformeerd over het eventuele vervolg van de procedure. Wij wijzen u er op dat het college van burgemeester en wethouders in een groot deel van de gevallen niet het besluitnemende orgaan is. In veel gevallen is dat de gemeenteraad. In dergelijke gevallen zal het principebesluit altijd met een voorbehoud worden genomen, namelijk dat het uiteindelijke definitieve besluit aan de gemeenteraad is voorbehouden en dat die anders kan beslissen.

 

Uitwerkings- of wijzigingsplan, (partiële) bestemmingsplanherziening of afwijking van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 3° Wabo) nodig?

Voordat begonnen kan worden met de vereiste procedure van bijvoorbeeld een bestemmingsplan, zult u veel informatie aan moeten leveren. Deze staan genoemd in artikel 2 van deze beleidsregel.

Zoals gezegd bent u, als initiatiefnemer, zelf verantwoordelijk voor het opstellen van een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing. Aangezien er veel belang wordt gehecht aan een goed plan, verdient het aanbeveling om dit uit te besteden aan een hierin gespecialiseerd bureau. Tot op heden is gebleken dat plannen van niet-gespecialiseerde bureaus vaak niet voldoen. Dit kan leiden tot vertraging, waardoor procedures niet gestart kunnen worden.

Naast het aanleveren van een bestemmingsplan vragen wij u ook actief uw buren en andere belanghebbenden te informeren en met hen in overleg te treden. Het resultaat hiervan dient u schriftelijk aan ons inzichtelijk te maken.

 

Inhoud bestemmingsplan

Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen. Een toelichting, planregels en de verbeelding (plankaart). De toelichting is er om de bedoeling van het plan te verduidelijken en vormt de onderbouwing van het bestemmingsplan of ander planologisch besluit. Deze onderbouwing bestaat ook uit onderzoeken en andere bijlagen, waardoor deze ook bij het bestemmingsplan horen. De planregels en de verbeelding zijn juridisch bindend. Op de verbeelding wordt het plangebied met de precieze bestemming(en) aangegeven. De planregels geven de regels die gelden binnen die bestemming(en). Er zijn allerlei soorten regels mogelijk, bijv. over de locatie waar gebouwd mag worden, de bouwhoogte, de manier waarop de grond en de opstallen gebruikt mogen worden, etc.

Om enige uniformiteit te houden in de bestemmingsplannen voor de gemeente Woudenberg hebben wij een Handboek Uitbesteding en Aanlevering Ruimtelijke Plannen opgesteld waaraan u zich moet houden bij het (laten) opstellen van een bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan zoals hierboven aangegeven. In dit Handboek staat de indeling van de toelichting en de planregels en overige vereisten, zoals de wijze van aanleveren van de digitale versie van het bestemmingsplan. Het handboek wordt u op verzoek digitaal toegezonden.

 

Leges of overeenkomst

U dient er rekening mee te houden dat voor het verzoeken om het in procedure brengen van een bestemmingsplan of afwijkingsbesluit, kosten zijn verbonden.

De Legesverordening geeft hiervoor de basis.

Wanneer u een bestemmingsplanherziening nodig heeft voor de realisatie van uw plannen, dienen wij de kosten hiervan te verhalen op de initiatiefnemer. Te denken valt aan de ambtelijke uren voor het volgen van de procedure, eventuele kosten voor aanpassingen in de openbare ruimte etc. Uitgangspunt is dat hiervoor een exploitatieovereenkomst met de initiatiefnemer wordt gesloten waarin deze kosten en andere zaken geregeld worden. Voor het volgen van de planologische procedure nemen we het bedrag uit de Legesverordening op in de exploitatieovereenkomst. Tevens wordt in een overeenkomst het planschaderisico bij de initiatiefnemer gelegd.