Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede houdende regels omtrent het toewijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen |
Citeertitel | Beleidsregels toewijzen individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Wijk bij Duurstede 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-04-2013 | nieuwe regeling | 26-03-2013 Wijkse Courant, 10-04-2013 | WbD: 2020-324 |
Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994, mede gezien de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18 lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994, mogen burgemeester en wethouders beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen.
Een geneeskundig onderzoek naar een handicap van de aanvrager is reeds aan de orde bij de beoordeling van de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart. De aanvrager moet voor de toekenning van een individuele gehandicaptenparkeerplaats zijn of haar gehandicaptenparkeerkaart te overleggen. Dit maakt herhaling van het geneeskundig onderzoek of een extra onderzoek overbodig.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990
Motorvoertuig: alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;
Gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,1meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45km per uur bedraagt, en geen bromfiets is;
Parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990
Individuele gehandicapten- parkeerplaats aangeduid met bord E01 uit bijlage I van
parkeerplaats: het RVV 1990 waar alleen geparkeerd mag worden door:
Bestuurder: degene die het motorvoertuig of gehandicaptenvoertuig bestuurt;
CROW: Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte;
BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.
2. Toewijzen gehandicaptenparkeerplaatsen
Een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan toegewezen worden aan:
en wanneer zij voldoen aan de criteria zoals in deze beleidsregels staan vermeld.
3. Samenloop beleidsregels parkeervergunningen
Wanneer een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt toegewezen aan een bewoner van een gebied waar vergunninghoudersparkeren geldt, wordt deze parkeerplaats gezien als een eigen parkeergelegenheid als bedoeld in artikel 03 van de beleidsregels parkeervergunningen en vervalt het recht op een parkeervergunning.
5. Aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats
De aanvraag van een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt gedaan door de houder van de gehandicaptenparkeerkaart zelf of, in het geval van een passagierskaart, de wettelijk vertegenwoordiger wanneer de houder niet is staat is de aanvraag zelf te doen.
Om het verzoek voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats in behandeling te nemen dient de aanvrager:
7. Locatie individuele gehandicaptenparkeerplaats
Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt in beginsel aangelegd binnen een loopafstand van maximaal 100 meter van het woonadres (toegangsdeur)van de aanvrager. In overleg met de aanvrager en de politie bepaalt de gemeente de definitieve locatie van de individuele gehandicaptenparkeerplaats.
De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verleend indien:
Voor bezitters van een passagierskaart geldt het volgende:
Indien het niet mogelijk is dat de bestuurder van het motorvoertuig met in achtneming van de algemene verkeersregels in de directe omgeving van de woning van de gehandicapte passagier stopt om deze te ondersteunen bij het in- en uitstappen en zo nodig te begeleiden naar zijn/haar woning wordt een gehandicaptenparkeerplaats toegekend, mits wordt voldaan aan de artikelen 8.2 en 8.3. Tevens moet uit een verklaring blijken dat de betreffende passagier niet een korte tijd (waarin de bestuurder de auto parkeert) alleen kan worden gelaten.
Bij een afwijzing van de aanvraag stelt de gemeente de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte.
Indien het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet binnen het bepaalde onder lid 3 van de in dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.
De gehandicaptenparkeerplaats blijft altijd in eigendom van de wegbeheerder;
Burgemeester en wethouders kunnen gehandicaptenparkeerplaatsen verwijderen wanneer blijkt dat de aanwijzing heeft plaatsgevonden op grond van onjuiste gegevens.
De individuele gehandicaptenparkeerplaats vervalt van rechtswege:
Voorts wordt de aanwijzing van een individuele gehandicapten parkeerplaats ingetrokken wanneer:
Bovengenoemde is opgenomen in het verkeersbesluit. Dit maakt het nemen van een intrekkingsbesluit overbodig.
De betrokkene is verplicht de gemeente in kennis te stellen indien één van de hierboven genoemde gevallen zich voordoet.
Als het kenteken van het motorvoertuig van de gehandicapte, aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen, verandert, dan wordt op zijn of haar verzoek binnen twee werkweken de situatie aangepast.
Indien de gehandicapte, aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen, verhuist en hij wenst de gehandicaptenparkeerplaats mee te verhuizen, dient de situatie opnieuw beoordeeld te worden.
Hiervoor wordt verwezen naar artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht:
“Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.”