Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent kamerverhuurpanden (Verordening op de kamerverhuurpanden 2015) |
Citeertitel | Verordening op de kamerverhuurpanden 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening voor kamerverhuurpanden 2012.
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-09-2020 | nieuwe regeling | 29-06-2015 | RVO15.0056 |
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van woonruimte of een gebouw. Onder ‘eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek’ wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 1 06 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend;
kamerverhuurpand: gebouw of een deel van een gebouw met, of geschikt te maken voor drie of meer kamers, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, welke kamers als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in het verband van een huishouden levende personen. Begeleid wonen wordt niet beschouwd als kamerverhuurpand;
HOOFDSTUK 2. Vergunningsbepalingen
Artikel 2.1 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Het is verboden zonder vergunning van het college burgemeester en wethouders verboden woonruimten om te zetten van een zelfstandige in onzelfstandige woonruimte.
Artikel 2.4 Bijzonder woningcomplex
Het college kan in afwijking van artikel 2.3 een omzettingsvergunning verlenen:
Artikel 2.5 Intrekken van de omzettingsvergunning
Het college gaat niet eerder tot intrekking van de vergunning over, voordat degene tegen wie het besluit tot intrekking wordt genomen bij brief in kennis is gesteld dat het voornemens is, dat het de vergunning zal intrekken, indien voor een nader te bepalen datum niet zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, dat alsnog aan de desbetreffende bepalingen van deze verordening wordt voldaan en hij/zij in de gelegenheid is gesteld zich door of namens het college te doen horen.
HOOFDSTUK 3 Verdere bepalingen
Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van de verordening.
Aldus besloten in de raadsvergadering van 29 juni 2015.
Koen Schuiling,
burgemeester
mr. drs. M. Huisman,
griffier
TOELICHTING VERORDENING OP DE KAMERVERHUURPANDEN 2015
In Den Helder komt het regelmatig voor dat zelfstandige woonruimten worden omgezet in onzelfstandige woonruimten (kamerverhuur). Naast het gegeven dat hierdoor het aantal zelfstandige woningen in Den Helder afneemt, veroorzaakt deze manier van wonen, met name in buurten waar een concentratie van dergelijke vormen van huisvesting plaatsvinden voor veel overlast. Om deze reden is bij raadsbesluit van 2 april 2012 de Verordening voor kamerverhuurpanden 2012 vastgesteld. Deze Verordening is eind 2014 geëvalueerd. Uit deze evaluatie is onder meer naar voren gekomen dat deze verordening in belangrijke mate aan de beoogde doelstelling tegemoet is gekomen. Zo is o.a. het woon- en leefklimaat in met name de buurten binnen de Linie in belangrijke mate is verbeterd. Zie in dit verband de raadsinformatie brief van 16 december 2014 (RI14.0177).
Zoals hierboven is aangegeven gaat het bij kamerverhuur om het omzetten van zelfstandige woningen naar onzelfstandige woningen. In beginsel wijzigt hierdoor de woningvoorraad De regels voor het beheer van de woningvoorraad zijn vastgelegd in de Huisvestingswet 2014. Op grond van deze wet blijft het voor de gemeente mogelijk om wijziging in de woonruimtevoorraad – onttrekken/samenvoegen/splitsen van woningen – te regelen middels een vergunningensysteem (artikel 21 e.v.). Een vergunning wordt verleend, tenzij het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met het onttrekken, samenvoegen of omzetten gediende belang en het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad niet door het stellen van voorwaarden voldoende kan worden gediend. De Huisvestingswet 2014 ziet met name toe op de schaarste van (specifieke) woningen.
De Verordening op de kamerverhuurpanden heeft echter uitsluitend ten doel om de woonomgeving in het belang van de openbare te beschermen. Het beheer van de woningvoorraad is geen doel van de verordening. Het in standhouden van de woningvoorraad is daarom beslist geen reden om een vergunning op grond van de Verordening op kamerverhuurpanden te weigeren. Met het uitsluiten van deze weigeringsgrond treedt de Verordening op de kamerverhuurpanden niet in hetgeen in de Huisvestingswet 2014 is geregeld.
De Verordening op de kamerverhuurpanden 2015 komt in grote lijnen overeen met de Verordening op de kamerverhuurpanden 2012. In afwijking van de eerdere verordening geldt een omzettingsvergunning in Verordening op de kamerverhuurpanden 2015 voor onbepaalde tijd. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de gewenste deregulering.
De Verordening beoogt de concentratie van de kamerverhuurpanden te reguleren. Doel van de regeling is te zorgen voor een spreiding van de kamerverhuurpanden, zodat door een redelijke geografische spreiding van de kamerverhuurpanden niet te veel druk op de leefbaarheid van bepaalde wijken, buurten en straten ontstaat. De regel is dat niet meer dan 1 % van de tot bewoning bestemde gebouwen in een buurt in aanmerking komt voor een omzettingsvergunning en een afstand van minimaal drie zelfstandige woningen tot een ander geregistreerd kamerverhuurpand moet worden aangehouden. Hierdoor wordt voorkomen dat een ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon en leefmilieu in een straat of buurt ontstaat.
In hoofdstuk 3 (verdere bepalingen) staan de straf- en handhavingbepalingen alsmede een hardheidsclausule. De hardheidsclausule biedt het college de mogelijkheid om in specifieke gevallen ten gunste van een aanvrager af te wijken van de verordening. Uiteraard dienen de belangen van derde belanghebbenden daarbij niet uit het oog te worden verloren.
Hoofdstuk 4 geeft overgangs-en slotbepalingen. Hierbij is met name artikel 4.1 (overgangsbepaling) van belang voor alle bestaande kamerverhuurpanden. Dit artikel biedt rechtsbescherming aan de bestaande kamerverhuurpanden met name in die situaties waarin deze kamerverhuurbedrijven niet kunnen voldoen aan de in deze verordening gestelde afstandscriteria.
Dit biedt echter geen vrijbrief om eventueel door de bewoners van dit soort panden veroorzaakte overlast bij omwonenden te continueren. Door het vormen van een dossier kan, ingeval van overlast door de bewoners van een kamerverhuurpand, worden opgetreden tegen de eigenaar/exploitant van een kamerverhuurbedrijf. In het uiterste geval kan en vergunning voor een periode van vijf jaar worden ingetrokken gedurende welke tijd look geen nieuwe vergunning kan worden aangevraagd.
In dit artikel zijn de begripsbepalingen van de verordeningen weergegeven. De omschrijvingen van deze begrippen spreken voor zich. Een bijzondere vermelding dient hierbij te worden gemaakt voor een bijzonder wooncomplex (Artikel 1, onder p), Hiermee wordt bedoeld een samengesteld geheel van tenminste drie woningen. Gedacht moet hierbij worden aan een gebouw waar meerdere kamers kunnen worden verhuurd. Hierbij valt te denken aan een flatgebouw of een oud, fabrieks- of kantoorcomplex, dat uitstekend geschikt te maken is voor studentenhuisvesting. Deze speciale bepaling is opgenomen omdat vanwege de concentratie van kamerverhuurpanden in een dergelijk gebouw niet voldaan zou kunnen worden aan de gestelde afstandscriteria, terwijl het pand zich uitstekend leent voor kamerverhuur.
Het college kan hiermee in afwijking van het bepaalde in artikel 2.3 van de verordening een omzettingsvergunning verlenen als de aanvraag een woningcomplex betreft. Wanneer het college van mening is, dat er geen ontoelaatbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in een straat of buurt ontstaat, kan de omzettingsvergunning afgegeven worden.
Artikel 2.1 Vergunningvereiste.
In dit artikel staat dat zelfstandige woonruimte niet mag worden omgezet in een kamerverhuurpand, zonder dat daarvoor een vergunning als bedoeld in deze verordening is verleend.
Een zelfstandige woonruimte is een volledige woonvoorziening, terwijl er bij onzelfstandige woonruimte gemeenschappelijk gebruik van basisvoorzieningen zoals douche, toilet en/of keuken plaatsvindt. Kenmerkend voor onzelfstandige woonruimte is, dat het niet over een eigen toegang beschikt. In een kamerverhuurpand zijn meerdere kamers verhuurd. Deze kamers kunnen een zelfstandig karakter alsmede een onzelfstandig karakter hebben.
Artikel 2.2 Aanvragen van een omzettingsvergunning.
Hier staan de indieningvereisten. In de verordening zijn geen proceduere bepalingen opgenomen. Dit betekent dat de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde procedurebepalingen voor vergunningen van toepassing zijn.
Artikel 2.3 Gronden tot weigering van een omzettingsvergunning.
In artikel zijn de weigeringsgronden voor een omzettingsvergunning opgesomd. Uitgangspunt is een goed woon- en leefmilieu. Wat onder 'de omgeving van een gebouw' moet worden verstaan is arbitrair, een besluit moet natuurlijk gedragen worden door zijn motivering.
In artikel 2.3 staan de afwegingscriteria waaraan een aanvraag om een omzettingsvergunning wordt getoetst. Als een aanvraag niet aan deze afwegingscriteria voldoet, zal dit leiden tot het nemen van een weigeringsbesluit op de aanvraag om een omzettingsvergunning.
Een omzettingsvergunning kan altijd worden geweigerd als dat leidt tot ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu en bovendien automatisch als sprake is wat onder a en b wordt omschreven.
Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders beleidsregels vaststellen waarin voorwaarden en voorschriften worden opgenomen die aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat daarbij om voorwaarden en voorschriften op het gebied van brandveiligheid, parkeren, wooncomfort, gezondheid en hygiëne.
Artikel 2.4 Bijzonder wooncomplex.
Zie toelichting bij artikel 1 onder q. Het gaat bij bijzondere wooncomplexen om een specifieke situatie die zich bij uitstek leent voor deze vorm van huisvesting, of speciaal daarvoor gecreëerd is. Juist deze bijzondere wooncomplexen zijn niet verenigbaar met de reguliere regeling in deze verordening. Om die reden is dit artikel in de verordening opgenomen.
Hoofdstuk 3 Verdere bepalingen.
In dit hoofdstuk staan de gebruikelijke bepalingen om een gemeentelijke verordening te handhaven. Ook is de datum van het in werking treden van deze verordening bepaald. Artikel 3.1 is een vangnetbepaling. Met behulp van deze bepaling kan de gemeente wellicht een oplossing bieden in toekomstige probleemsituaties waarin deze regeling wellicht niet voorziet.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen.
Op grond van artikel 4.1. blijven de vergunningen die verleend zijn op grond van de Verordening voor de kamerverhuurpanden 2012 in stand.