Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent tegenprestatie met betrekking tot de participatiewet (Verordening Tegenprestatie Participatiewet)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent tegenprestatie met betrekking tot de participatiewet (Verordening Tegenprestatie Participatiewet)
CiteertitelVerordening Tegenprestatie Participatiewet
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 8a, eerste lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-09-2020nieuwe regeling

20-10-2014

gmb-2020-239828

RB14.0118

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent tegenprestatie met betrekking tot de participatiewet (Verordening Tegenprestatie Participatiewet)

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Den Helder;

    • b.

      de gemeenteraad: de gemeenteraad van Den Helder;

    • c.

      de wet: de Participatiewet;

    • d.

      re-integratie-instrumenten: de instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

    • e.

      re-integratietraject: gecombineerde inzet c.q. aaneenschakeling van re-integratie-instrumenten ten behoeve van leden van de doelgroep;

Hoofdstuk 2 De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 2 Inhoud van een tegenprestatie

Het college kan onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:

  • a.

    naar hun aard niet zijn gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt; en

  • b.

    niet zijn bedoeld als re-integratie instrument; en

  • c.

    worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; en

  • d.

    niet leiden tot verdringing op de reguliere arbeidsmarkt.

Artikel 3 Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan een belanghebbende die geen re-integratietraject volgt een tegenprestatie opleggen.

  • 2.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht door een belanghebbende en;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende moeten in aanmerking worden genomen en;

    • c.

      indien een belanghebbende al maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk verricht, wordt daarmee rekening gehouden

Artikel 4 Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1.

    De tegenprestatie wordt opgedragen voor een maximale duur van 4 maanden.

  • 2.

    De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 16 uur per week.

  • 3.

    De tegenprestatie kan binnen een periode van twaalf maanden maximaal één keer worden opgedragen.

Artikel 5 Geen werkzaamheden voorhanden

  • 1.

    Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2.

    Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn beoordeelt het college binnen een vooraf gestelde periode en in individuele gevallen of wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Tegenprestatie Participatiewet.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na publicatie in werking met ingang van 1 januari 2015.

 

Aldus besloten in de raadsvergadering van 20 oktober 2014.

Koen Schuiling,

voorzitter

mr. drs. M. Huisman,

griffier

Toelichting Verordening Tegenprestatie Participatiewet  

Algemeen

Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als de tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, lid 1, onderdeel c van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Artikel 2 Inhoud van een tegenprestatie

Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij neemt het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht. Artikel 2 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden.

 

Artikel 3 Het opdragen van een tegenprestatie

Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Een tegenprestatie wordt alleen opgedragen aan diegenen die geen re-integratie-activiteiten verrichten. Mensen die een re-integratietraject volgen moeten zich hier volledig op kunnen richten en dienen daarom niet te worden belast met het uitvoeren van een tegenprestatie.

 

Artikel 4 Duur en omvang van een tegenprestatie

Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. De duur van de tegenprestatie is gesteld op maximaal 4 maanden en de omvang is maximaal 16 uur per week. Hiermee wordt voldaan aan het criterium dat

de tegenprestatie beperkt is in duur en omvang. De tegenprestatie kan slechts eens per twaalf maanden worden opgelegd.

 

Artikel 5 Geen werkzaamheden voorhanden

Artikel 5 van deze verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn dan bepaalt het college per individuele cliënt binnen welke termijn een heronderzoek plaatsvindt naar werkzaamheden die kunnen worden ingezet als tegenprestatie. De termijn waarbinnen het heronderzoek wordt uitgevoerd wordt meegedeeld aan de cliënt.

 

Artikelen 6 en artikel 7

Deze artikelen spreken voor zich.