Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Tiel houdende regels omtrent bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2018 | nieuwe regeling | 06-11-2018 Stad Tiel, 21-11-2018 |
Het is een gegeven van algemene bekendheid dat hennepteelt en drugshandel veelal gepaard gaat met overlast en criminaliteit. Dit is een ongewenste situatie. Artikel 13b van de Opiumwet biedt de de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen ter handhaving van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. Deze bevoegdheid staat bekend als de Wet Damocles.
De tekst van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt als volgt: “De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.”
Bestuursrechtelijke maatregelen zijn reparatoire maatregelen, dat wil zeggen: gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Zij mogen niet dienen als punitieve sancties, dat wil zeggen: niet gericht zijn op het bestraffen van overtredingen.
Er hoeft geen sprake te zijn van overlast ten gevolge van drugsgerelateerde activiteiten om artikel 13b van de Opiumwet te kunnen toepassen. De enkele omstandigheid dat is geconstateerd dat drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, is voldoende voor de toepassing er van.
Deze beleidsregels staan los van de strafrechtelijke handhaving. In voorkomende gevallen kan tevens strafvervolging worden ingesteld door het Openbaar Ministerie, naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
In 2014 is het Regionaal Hennepconvenant “Integrale aanpak van hennepkwekerijen in Oost Nederland” getekend. De convenantpartners werken samen om door middel van een integrale aanpak een einde te maken aan de ongewenste ontwikkelingen ten aanzien van hennepkwekerijen in de provincies Overijssel en Gelderland.
In 2015 zijn de regionaal opgestelde beleidsregels vastgesteld in de meeste gemeenten van Gelderland-Zuid. Eén van de aanbeveling van het rapport over het jaar 2016 was de beleidsregels te herzien op basis van ervaringen en ontwikkelingen. Eind 2017 is een uitvraag naar ervaringen gedaan onder alle gemeenten en de convenantpartners. Begin 2018 is een werkgroep georganiseerd. Deze werkgroep stelde een conceptversie van de beleidsregels op.
3. Algemene uitgangspunten voor bestuursrechtelijk optreden
Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een hennepbericht of bestuurlijke rapportage waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijke maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht.
De benodigde informatie voor de bestuurlijke handhaving ten aanzien van hennepkwekerijen wordt verkregen conform het Regionaal Hennepconvenant, met als ondertitel ‘Integrale aanpak van hennepkwekerijen in Oost Nederland’, en het Uitvoeringprotocol Gelderland-Zuid 2015, behorend bij het Regionaal Hennepconvenant.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle vormen van drugshandel, zoals bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet: een hard- of softdrug dat wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Mocht tussen de verschillende vormen van drugshandel een onderscheid worden gemaakt, wordt dit in deze beleidsregel expliciet toegelicht.
Het begrip ‘verkoop’ wordt ruim geïnterpreteerd: het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook voorbereidingshandelingen, zoals het maken van afspraken om drugs te verkopen tussen leverancier en afnemer, al dan niet via een tussenpersoon wordt hieronder verstaan. Dit betekent dat zelfs bij het leggen van contacten of het niet plaatsvinden van de levering en betaling vanuit het lokaal of de woning sprake kan zijn van verkoop vanuit dat lokaal of woning.
Voor een omschrijving van de definitie van een handelshoeveelheid wordt verwezen naar de Aanwijzing Opiumwet. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State is een hennepkwekerij ook te beschouwen als een handelshoeveelheid waardoor de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ook van toepassing is op hennepkwekerijen.
Als beleidsuitgangspunt wordt als regel gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang en niet voor het opleggen van een last onder dwangsom. Bestuursdwang is een directer middel dat, in tegenstelling tot een last onder dwangsom, tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden, herhaling zal voorkomen en de bekendheid van het pand teniet zal doen.
Van een last onder dwangsom mag in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen-circuit dusdanig groot is, dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.
Bij het toepassen van een last onder bestuursdwang houdt dit feitelijk een (tijdelijke) sluiting van het lokaal of de woning in. Het (tijdelijk) sluiten van een pand moet als de meest effectieve maatregel worden beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen.
In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel in de matrixen aan op de aard van de overtreding van de Opiumwet en de frequentie van de overtreding.De gekozen termijn van de tijdelijke sluiting wordt noodzakelijk geacht om:
te bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel het drugspand definitief uit het drugscircuit wordt verwijderd, door de loop uit het drugspand te halen en de bekendheid van het pand dan wel het erf als locatie waar drugs worden verkocht of daartoe aanwezig zijn bij handelaren, gebruikers en derden te weg te nemen;
Bij het vaststellen van de bestuursrechtelijke maatregelen in de matrixen is een belangenafweging gemaakt, waarbij de bovengenoemde aspecten zijn afgewogen tegen de belangen van belanghebbende(n). Gelet op het recht op respect voor het/ieders privé-, familie- en gezinsleven, de woning en de correspondentie (artikel 8 EVRM) dient bij het sluiten van woningen een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen, waarbij in het bijzonder rekening gehouden dient te worden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Om tot een zorgvuldige belangenafweging te komen, wordt gebruik gemaakt van een aantal indicatoren. Door gebruik te maken van de indicatoren wordt invulling gegeven aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Bij cumulatie van op te leggen bestuursrechtelijke maatregelen, bijvoorbeeld als gevolg van overtredingen van verschillende AHOJ-G-I-criteria , is de zwaarst gestelde bestuursrechtelijke maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van het beleid (zie verderop in deze beleidsregel de afwijkingsbevoegdheid).
Bij een sluiting voor onbepaalde tijd wordt de kanttekening gemaakt dat de pandeigenaar te allen tijde een verzoek tot opheffing van de sluiting kan indienen. Dit verzoek kan in beginsel alleen ingewilligd worden als de vrees voor herhaling verdwenen is en de burgemeester van oordeel is dat er door nieuwe feiten en omstandigheden een andere belangenafweging moet plaatsvinden.
4. Toepassen last onder bestuursdwang
Voor het toepassen van de last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet zijn de algemene bepalingen uit artikel 5:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. Hieronder zijn de stappen kort uiteengezet.
Op basis van de bestuurlijke rapportage of het hennepbericht, opgesteld door de politie, en eventueel andere verkregen informatie over het desbetreffende pand wordt een dossier aangemaakt om op grond van artikel 13b van de Opiumwet bestuurlijk op te kunnen treden.
Per dossier wordt een situatiebeoordeling gemaakt en bezien of handhavend opgetreden kan worden. Deze beoordeling gebeurt aan de hand van de in hoofdstuk vijf en zes opgenomen feiten en omstandigheden en daarbij behorende handhavingsmatrixen. De belangenafweging is hiermee zoveel mogelijk inzichtelijk gemaakt.
Indien uit de situatiebeoordeling blijkt dat een waarschuwing wordt gegeven, wordt deze op schrift gesteld en (indien mogelijk) namens de burgemeester aan belanghebbende(n) overhandigd of verzonden.
Waarschuwingen kunnen bekendgemaakt worden zonder vermelding van het huisnummer. Een waarschuwing is ‘pandgebonden’, maar kan niet worden ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister, want de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen is hierop niet van toepassing. Om het voor nieuwe pandeigenaren mogelijk te maken in te zien of een pand al eerder in aanraking is geweest met artikel 13b van de Opiumwet kan de waarschuwing bekend gemaakt worden op officielebekendmakingen.nl, de gemeentelijke website en in het plaatselijke huis-aan-huis blad.
Als een eigenaar naast het pand waarin de overtreding van de Opiumwet heeft plaatsgevonden, nog andere panden bezit en er een gegronde aanleiding bestaat te vrezen dat ook in die panden overtredingen van de Opiumwet zullen gaan plaatsvinden (bijvoorbeeld door het verhuurbeleid van deze eigenaar) dan kan de waarschuwing zich ook richten tot deze panden. In dat geval wordt in de waarschuwing gemeld om welke panden het gaat en waarom deze verbreding noodzakelijk geacht wordt.
Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt het voornemen bekend gemaakt. Tegen dit voornemen kan een zienswijze (schriftelijk of mondeling) naar voren worden gebracht (artikel 4:8 en 4:9 van de Awb). Hiervan wordt afgezien als de vereiste spoed zich hiertegen verzet (artikel 4:11, onder a, van de Awb).
De zienswijze kan een ander licht op de zaak werpen, waardoor een minder zware of juist zwaardere bestuursrechtelijke maatregel opgelegd moet worden.
Last onder bestuursdwang inhoudende sluiting
Het besluit wordt op schrift gesteld en per gewone post en aangetekend verzonden aan diegene die bevoegd is de last uit te voeren. In de last onder bestuursdwang inhoudende sluiting worden in ieder geval de volgende elementen opgenomen:
de wijze van sluiting van het pand: de eigenaar van het pand wordt in de gelegenheid gesteld de sloten te vervangen en/of de sleutels aan de gemeente te overhandigen. Als de eigenaar van het pand dat niet doet of er nog meer sleutels in omloop zijn, zorgt de gemeente voor een oplossing. De sloten worden op kosten van de eigenaar vervangen of er wordt een hangslot geplaatst.
Effectuering last onder bestuursdwang inhoudende sluiting
Als de overtreder geen gevolg geeft aan de last, zal de burgemeester overgaan tot feitelijke sluiting en zal het pand ontoegankelijk worden gemaakt en worden verzegeld. De overtreder en de eigenaar kunnen tijdens de sluiting niet over het pand beschikken. Op grond van artikel 2:41, lid 2, van de APV is het verboden een pand te betreden, dat is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Als de overtreder zelf het pand niet afdoende heeft afgesloten, kan alsnog tot verzegeling worden besloten. Verzegeling kan controle van de sluiting van het pand gemakkelijker maken. Het verbreken, opheffen of beschadig van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht.
Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd (zoals bijvoorbeeldkamerverhuurpanden) kan, als dit mogelijk is, worden besloten tot gedeeltelijke sluiting door sluiting van de afzonderlijke kamer(s) of een gedeelte van het pand. De rest van het pand blijft dan voor derden toegankelijk. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen. Bij aanhoudende overlast kan het pand alsnog in zijn geheel gesloten worden.
Bewoners die niets met de overtreding(en) in en rond het pand te maken hebben, kunnen worden getroffen door het sluitingsbesluit. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens blijkt dat in dit geval aan de ‘onschuldige’ bewoner passende, vervangende woonruimte moet worden aangeboden.
Op grond van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen wordt de sluiting van het pand binnen vier dagen ingeschreven in de landelijke voorziening.
De toepassing van bestuursdwang geschiedt ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb op kosten van de overtreder. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek heeft verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk heeft begaan, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. Van de eigenaar van een pand die dat verhuurt, mag worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. De eigenaar kan bijvoorbeeld als overtreder worden aangemerkt, indien hij wist, dan wel redelijkerwijs had kunnen weten dat het pand als hennepkwekerij werd gebruikt.
Afloop sluitingstermijn en heropening
Wanneer na heropening van het pand opnieuw overtreding van de Opiumwet plaatsvindt, wordt wederom conform de handhavingsmatrixen bestuurlijk opgetreden.
Als een belanghebbende van mening is dat een voor een bepaalde tijd gesloten pand eerder heropend zou moeten worden, kan een gemotiveerd verzoek tot opheffing van het besluit worden ingediend bij de burgemeester. Dit verzoek kan in beginsel alleen ingewilligd worden als de vrees voor herhaling verdwenen is en de burgemeester van oordeel is dat er door nieuwe feiten en omstandigheden een andere belangenafweging moet plaatsvinden. Het uitgangspunt is nadrukkelijk dat een opgelegde sluiting ook geëffectueerd wordt en alleen bij uitzondering tussentijds wordt opgeheven. Een verzoek wordt in ieder geval niet ingewilligd indien degene tot wie de sluiting zich richtte nog steeds gebruiker is van het pand. Ook zal er bij een lokaal sprake moeten zijn van een opvallend gewijzigd gebruik, bijvoorbeeld winkel in plaats van horeca of andersom, zodat evident is dat er een nieuwe onderneming gevestigd is. Verder zal er aangetoond moeten worden dat er voldoende maatregelen getroffen zijn om herhaling te voorkomen.
5. Handhavingsmatrixen lokalen 5.1 Coffeeshops
Een coffeeshop is een alcoholvrije inrichting waarin onder bepaalde voorwaarden de verkoop van softdrugs wordt gedoogd (de zogenaamde gedoogcriteria die zijn vastgesteld door het College van Procureurs-Generaal). Het niet naleven van deze voorwaarden kan leiden tot vervolging wegens softdrugshandel én bestuursrechtelijke maatregelen op grond van de Opiumwet. Op 19 juni 2015 is het Coffeeshopbeleid gemeente Tiel 2015 vastgesteld. Een handhavingsarrangement maakt onderdeel uit van dit beleid.
Het gaat bij (overige) lokalen om de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Deze worden onderverdeeld in:
Grow- en smartshops vallen ook onder de voor het publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven. Sinds 1 maart 2015 zijn alle handelingen die de (grootschalige) illegale hennepteelt voorbereiden of vergemakkelijken strafbaar. Growshops die alleen leveren aan de kleine thuiskweker blijven legaal. Een smartshop is een winkel, waar in het algemeen smartdrugs en andere psycho-actieve substanties worden verkocht en accessoires voor het gebruiken van dit soort middelen.
Bij de bepaling van de op te leggen maatregelen, zoals opgenomen in onderstaande handhavingsmatrix, is een onderscheid gemaakt tussen hennepkwekerijen en de handel in soft- en/of harddrugs of aanwezigheid van een handelsvoorraad drugs.
Een lokaal zal minder bekend staan als drugspand als in het lokaal een hennepkwekerij is opgericht. De eigenaar/opdrachtgever van de kwekerij zal hier niet veel ruchtbaarheid aan willen geven. Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij rechtstreeks vanuit het lokaal soft- en/of harddrugs worden verkocht of verstrekt, aangezien het lokaal dan (regelmatig) bezocht wordt door gebruikers en/of handelaren.
In de matrix is de grens van 500 planten gehanteerd aangezien deze grens is gerelateerd aan de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet. Hierin staat dat het aantal van 500 planten aanleiding is om een gevangenisstraf te vorderen. Bij een kleiner aantal planten wordt een taakstraf geëist.
Naast handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet, kan ten aanzien van vergunningplichtige inrichtingen tegen overtredingen in of vanuit een overig lokaal opgetreden worden op grond van de desbetreffende regelgeving, zoals de Drank- en Horecawet en de APV. Dit is niet in deze beleidsregels opgenomen. Hiervoor zijn aparte beleidsregels vastgesteld.
Voor de niet-vergunningplichtige lokalen geldt dat overtredingen alleen op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden gehandhaafd, omdat in beginsel geen wettelijke regelingen van toepassing zijn op grond waarvan handhavend opgetreden kan worden.
5.2.1 Het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van soft- en/of harddrugs in of vanuit een overig lokaal, anders dan een hennepkwekerij of coffeeshop.
5.2.2 Het aantreffen van een hennepkwekerij met minder dan 500 planten.
5.2.3 Het aantreffen van een hennepkwekerij met meer dan 500 planten.
Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand – eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen – zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt niet alleen bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Er dient ‘de facto’ en ‘de animo’ gewoond te worden. Of dit het geval is kan onder meer blijken uit de Basisregistratie personen (Brp), de inrichting en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt. De woning behoeft niet in een woonhuis te zijn gelegen. Onder omstandigheden kan ook een hotelkamer of ander recreatieverblijf als woning gelden.
Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de Brp staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Als er wél sprake is van een bewoner, dan leidt diens tijdelijke afwezigheid, bijvoorbeeld wegens vakantie of opname in een ziekenhuis, er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest.
Niet tot een woning behoren die ruimten die in het geheel niet voor bewoning zijn bestemd en ook niet als zodanig worden gebruikt en die van buitenaf via een eigen ingang kunnen worden betreden. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid dat voor lokalen geldt. Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de illegale drugshandel in één van de verhuurde kamers is geconstateerd dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Gelet op het feitelijke gebruik ervan kan deze kamer in principe worden aangemerkt als afzonderlijke woning. De beleidslijn is echter om uit te gaan van een gehele sluiting van de woning. Dit met het oog op de doelstelling van Opiumwet 13b, het verwijderen van een drugspand uit het drugscircuit. Doorgaans zal een woning als zodanig en niet (alleen) een zich daarin bevindende specifieke kamer bekend staan als drugspand.
In geval van woningen in eigendom van een woningcorporatie wordt in beginsel niet overgegaan tot sluiting van de woning op basis van deze beleidsregels, maar volgt een waarschuwing. Deze uitzondering is in de jurisprudentie aanvaard (zie daarvoor o.a. ECLI:NL:RVS:2016:2770 r.o. 3.2). Woningcorporaties en gemeente hebben een bijzondere verantwoordelijkheid op grond van de Huisvestingswet waardoor een andere belangenafweging voorligt. De woningcorporaties zijn tevens partner in het Regionaal Hennepconvenant en verplichten zich daarmee tot het laten opzeggen van de huurovereenkomst door de huurder(s) of tot het laten ontbinden van de huurovereenkomst via de rechter. Gebeurt dat niet, dan kan de woning alsnog worden gelsoten.
De handhavingsmatrix is gebaseerd op een vaste tabel met een aantal indicatoren die per situatie te beoordelen zijn. Door gebruik te maken van indicatoren wordt een zorgvuldige belangenafweging gemaakt, waarbij in het bijzonder rekening is gehouden met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De indicatoren kunnen in een concrete situatie leiden tot het verkorten of juist verlengen van de sluitingstermijnen uit de handhavingsmatrix. Daarnaast kan de burgemeester op basis van de indicatoren kiezen voor een waarschuwing in plaats van sluiting.
Uitgangspunt van de wetgever is blijkens de Kamerstukken dat bij een woning gelet op het woonrecht getrapte sanctionering plaatsvindt, inhoudend dat een sluitingsmaatregel altijd vooraf gegaan wordt door een waarschuwing, tenzij er sprake is van een ‘ernstig geval’. De jurisprudentie heeft het begrip ‘ernstig geval’ inmiddels ingevuld.
Het onderstaande uitgangspunt van sluiting bij de eerste overtreding gaat uit van de veronderstelling dat er sprake is van een ernstige geval. Bij aanwezigheid van verzachtende indicatoren, zonder dat hier verzwarende feiten tegenover staan, is er geen sprake meer van een ernstig geval en moet op grond van jurisprudentie dus eerst gewaarschuwd worden.
Door dit beleid wordt voldaan aan de wens van de wetgever en het is in overeenstemming met de jurisprudentie.
Onder andere de volgende indicatoren kunnen als verzachtend worden beschouwd. Dat kan tot een kortere sluitingstermijn of een waarschuwing leiden:
Onder andere de volgende indicatoren kunnen verzwarend worden beschouwd. Dat kan tot een langere sluitingstermijn leiden of kan een verzachtende indicator wegstrepen:
Naast bovenstaande aspecten kunnen andere omstandigheden meewegen die voor het concrete geval relevant zijn
Er kunnen zich situaties voordoen die dermate ernstig zijn dat van de hierboven beschreven matrixen en/of van de uitgangspunten moet worden afgeweken. Bijvoorbeeld indien zich een combinatie voordoet van een overtreding van de Opiumwet met bepaalde ernstige strafbare feiten, zoals vuurwapenbezit, geweldsdelicten of mensenhandel. Ook kan er aanleiding zijn van de matrixen af te wijken indien er geen sprake is van herhaling van dezelfde overtreding, maar bij het tweede of derde feit een overtreding uit een andere matrixcategorie wordt begaan. Op grond van discretionaire bevoegdheden en uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit, kan gemotiveerd van deze beleidsregels worden afgeweken.