Organisatie | Ouder-Amstel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Fysieke Leefomgeving 2017 – 2020 |
Citeertitel | Beleidsplan Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving FysiekeLeefomgeving 2017 – 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-08-2020 | 31-12-2021 | Nieuwe regeling | 23-06-2020 |
Hierbij treft u aan het beleid op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de fysieke leefomgeving voor de gemeente Ouder-Amstel voor de periode 2017-2020. In dit beleidsplan zijn de keuzes beschreven voor de vergunningverlenings-, toezicht- en handhavingstaken op het gebied van: bouwen, ruimtelijke ordening, brandveiligheid, sloop- en asbestverwijdering, milieu, openbare orde en buitenruimte en kinderopvang. Het is ondoenlijk om alles te toetsen, te controleren en te handhaven en daarom moeten er keuzes gemaakt worden.
Bij het behandelen van vergunningsaanvragen is per taakveld (bouwen, ruimtelijke ordening, milieu etc.) beschreven waar de prioritering en de diepgang van de te toetsen elementen zich vooral op richt. Activiteiten waar de kans groot is dat zich problemen kunnen voordoen en/of dat eventuele problemen een grote impact hebben, worden grondiger getoetst dan activiteiten waarbij dit niet of minder het geval is.
Om te bepalen waar gecontroleerd wordt, zijn de consequenties en risico’s in beeld gebracht. Hiervoor is een risicoanalyse opgesteld welke eens in de vier jaar en zo nodig tussentijds wordt geactualiseerd.
Naar aanleiding van deze risicoanalyse zijn dit de voorgestelde aandachtspunten:
Gemeentelijke handhaving is het sluitstuk van een traject waarin onder meer wordt gesproken met de overtreder en mee wordt gedacht over een oplossing (bijv. vergunning verlenen). Pas als dit traject niet tot een oplossing leidt, is handhaving aan de orde. Bij de uitvoering van handhaving houdt het college rekening met de persoonlijke omstandigheden van de overtreder maar heeft daarbij ook oog voor de belangen van eventueel andere betrokkenen. We noemen dit ‘sociaal handhaven’.
Ten aanzien van toezicht en handhaving is het college een voorstander om te kijken naar andere manieren/mechanismen die naleven van regels bevorderen en borgen. Het geven van eigen verantwoordelijkheid en vertrouwen heeft echter zijn grenzen. We willen namelijk primair een schoon, veilig, gezond en mooi Ouder-Amstel.
Als wij vinden dat de grenzen te veel of te lang worden overschreden dan leggen wij herstel- of strafmaatregelen op. In dit plan is beschreven wanneer wij vinden dat er moet worden opgetreden. Tevens is in dit plan opgenomen welke stappen het college daartoe onderneemt en welke maatregelen wij passend achten.
De wijze waarop de gemeente toezicht houdt en handhaaft is beschreven in de nalevingstrategie. De nalevingstrategie richt zich enerzijds op het stimuleren van de naleving en anderzijds op het reduceren van de risico’s die ontstaan bij het niet naleven van de regels. De naleefstrategie is een onderling afgestemd geheel van deelstrategieën voor preventie, toezicht, sancties en gedogen.
De preventiestrategie richt zich op het vergroten van de bewustwording bij inwoners en ondernemers. Het gevolg is dat er minder toezicht en repressieve handhaving hoeft plaats te vinden omdat er minder overtredingen worden begaan. Bij het vergroten van de bewustwording speelt communicatie een belangrijke rol. Zo moeten inwoners, ondernemers etc. weten welke regels er zijn. Aan ons de taak om hen daarover te informeren. In deze strategie zien wij een link met onder andere ons uitgangspunt dat handhaving eenduidig, helder en transparant is.
In de sanctiestrategie wordt beschreven welke instrumenten het college kan inzetten bij geconstateerde overtredingen. Welk instrument wordt gebruikt hangt af van de potentiële schade, gevaar of hinder die de overtreding veroorzaakt of kan veroorzaken, de aard van de overtreding en de houding van de overtreder (Hoe stelt de houder zich op? Komt de houder zijn afspraken na?). Als het college toch moet optreden dan is het ingrijpen er primair op gericht om de oude situatie te herstellen. Dit zal doorgaans geschieden via een last onder dwangsom waarbij de overtreder de overtreding zelf binnen een bepaalde termijn moet herstellen. Als hij dat niet doet dan kan het college een dwangsom (een te betalen geldbedrag) opleggen. Indien de overtreder niet in staat is om de dwangsom te betalen of als de overtreding leidt tot een gevaarlijke situatie dan zal het college andere middelen toepassen zoals een last onder bestuursdwang.
Er is soms sprake van zeer bijzondere omstandigheden waardoor het noodzakelijk en rechtvaardig is om van handhavend optreden af te zien. Dit kan alleen als er een expliciet besluit van het bevoegde bestuursorgaan van de gemeente aan ten grondslag ligt. Wanneer we gedogen en op welke wijze we dat doen staat beschreven in de gedoogstrategie.
Jaarlijks wordt – op basis van dit beleidsplan – een uitvoeringsprogramma opgesteld. Hierin wordt onder andere aangegeven wat de tijdsbesteding en capaciteit is voor het betreffende jaar en welke onderwerpen uit dat jaar nadrukkelijk de aandacht krijgen. De gemeenteraad wordt vervolgens via een jaarverslag geïnformeerd over hetgeen in dat betreffende jaar aan werkzaamheden is uitgevoerd.
De uitvoering van de VTH-taken zal de komende jaren aan grote wijzigingen onderhevig zijn. Door de komst van de Omgevingswet en de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen zullen taken wegvallen en andersoortige taken terugkomen. De uitvoering van de VTH-taken dient bovendien te voldoen aan de eisen die de gemeente zichzelf heeft opgelegd in de nog vast te stellen ‘kwaliteitsverordening’. In algemene zin betekent dat de organisatie in deze planperiode flexibel zal zijn voor wat betreft het aantal (vaste) medewerkers hetgeen ertoe leidt dat vacatures vooral tijdelijk ingevuld worden en dat samenwerking met partners nog intensiever zal gaan geschieden dan nu het geval is.
1.1 Waarom een VTH-beleidsplan
In 2009 is het ‘Handhavingsbeleid omgevingsregelgeving Ouder-Amstel’ vastgesteld. Gelet op alle ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren in het omgevingsrecht hebben voorgedaan (zie paragraaf 1.3) is het noodzakelijk dat er nieuw beleid wordt vastgesteld voor de uitvoering van de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De gemeente is dit bovendien verplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) waarin staat dat de gemeente het beleid regelmatig dient te evalueren en aan te passen.
Een nieuw beleidsplan is voorts nodig gelet op de vele ontwikkelingen die zich op het vlak van de uitvoering van de VTH-taken zowel landelijk, regionaal als lokaal voordoen. Het is noodzakelijk dat de gemeente daar in haar beleid rekening mee houdt.
Een nieuw beleidsplan komt tot slot tegemoet aan de eisen die de provincie Noord-Holland ten aanzien van de uitvoering van de VTH-taken aan de gemeente stelt. In het kader van het interbestuurlijk toezicht dat de provincie uitoefent, blijkt dat Ouder-Amstel de uitvoering van haar VTH-taken op onderdelen dient te verbeteren.
Hieronder wordt verder ingegaan op de evaluatie van het ‘Handhavingsbeleid omgevingsregelgeving Ouder-Amstel’ en de ontwikkelingen die zich op het vlak van VTH voordoen. Hiermee wordt de noodzaak van het nieuwe beleidsplan verder inzichtelijk gemaakt.
Met het ‘Handhavingsbeleid omgevingsregelgeving Ouder-Amstel’ werden concreet de volgende verbeteringen/voordelen beoogd:
uitvoering van de gemeentelijke handhavingstaak geschiedt conform de wettelijke voorschriften en professioneel. Dit betekent dat de handhaving moet gaan voldoen aan de komende kwaliteitseisen voor handhavingsorganisaties die wettelijk in het Besluit omgevingsrecht, een uitvoeringsbesluit van de Wabo, zullen worden vastgelegd;
Met uitzondering van de derde bullet, is aan de andere bullets door het op- en vaststellen van het ‘Handhavingsbeleid omgevingsregelgeving Ouder-Amstel’ voldaan. Om aan derde bullet te voldoen dienen nog enkele verbeteringen te worden doorgevoerd die zich op de volgende aspecten richten:
Zowel lokaal, regionaal als nationaal is de afgelopen jaren een aantal ontwikkelingen in gang gezet die tot doel hebben de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken te verhogen. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op de wijze waarop de gemeente haar VTH-taken dient uit te oefenen. Hieronder worden deze ontwikkelingen nader toegelicht.
In 2014 heeft een bestuurswisseling plaatsgevonden. In het coalitieakkoord 2014-2018 van de gemeente Ouder-Amstel staan onder meer de volgende punten:
Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving betekent het, dat de taakuitoefening niet alleen gericht is op het uitvoeren van wet- en regelgeving, maar ook op het gesprek aangaan met burgers, bedrijven en instellingen om problemen te benoemen en in gezamenlijkheid oplossingen te bedenken.
Op 1 januari 2016 is Duo+, de samenwerkingsorganisatie van de gemeenten Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn operationeel geworden. In deze samenwerkingsorganisatie zijn eveneens de uitvoering van de VTH-taken belegd met de kanttekening dat de gemeente Diemen deze taken grotendeels in eigen huis blijft uitvoeren. De gemeente Diemen gaat binnen het taakveld VTH wel samenwerken op het gebied van het harmoniseren van de processen.
De gemeente Ouder-Amstel heeft, gelet op deze ontwikkeling, vanaf 2014 bewust afgezien van aanpassing van zaken in het VTH-domein. Omdat in de uitvoeringsorganisatie Duo+ zaken geharmoniseerd voor meerdere gemeenten opgepakt worden.
Het in Duo+ verband uitvoeren van de VTH-taken dient uiteindelijk te leiden tot een meer efficiënte, effectieve, robuuste en kwalitatief hoogstaande uitvoering van de VTH-taken.
Om de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken te optimaliseren is de Wet VTH aangenomen. Deze wet verplicht de gemeente een ‘kwaliteitsverordening’ vast te stellen. De verordening richt zich primair op de VTH-taken die door de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: OD NZKG) worden uitgevoerd (het basistakenpakket). De gemeente moet hiervoor in overleg met de andere bij de omgevingsdienst aangesloten gemeenten, zodat de verordening werkbaar wordt voor de OD NZKG. Voor de VTH-taken die niet bij de OD NZKG zijn belegd, dient de gemeente eveneens vast te leggen hoe zij de kwaliteit van de uitvoering borgt. De gemeente kan dit doen door middel van het vaststellen van een kwaliteitsverordening of beleid.
Door de gemeente wordt een verordening opgesteld die naar verwachting in 2017 in werking treedt.
Interbestuurlijk toezicht provincie Noord-Holland
De provincie Noord-Holland houdt toezicht op de kwaliteit van de VTH-taken bij gemeenten. Uit een in 2016 door de provincie uitgevoerd onderzoek blijkt dat Ouder-Amstel haar toezicht- en handhavingstaken nog op een aantal aspecten dient te verbeteren. Eén van deze verbeterpunten is dat de gemeente een actueel VTH-beleidsplan dient te hebben. Bij het opstellen van dit beleidsplan dient in ieder geval aandacht geschonken te worden aan:
1.3.2 Regionale ontwikkelingen
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG)
Regionaal is een belangrijke gebeurtenis de oprichting van de OD NZKG. Deze dienst voert sinds 2013 het basistakenpakket (een aantal milieu gerelateerde VTH-taken) van de gemeente uit. De afspraken tussen de gemeente en de OD NZKG zijn vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO) die zo nodig jaarlijks wordt geactualiseerd. Binnen de begroting van Ouder-Amstel zijn hiervoor structureel middelen beschikbaar gesteld.
De OD NZKG voert vooralsnog alleen het basistakenpakket uit voor de gemeente. Wettelijk bestaat de mogelijkheid om ook andere VTH-taken (bijvoorbeeld op het gebied van bouwen) naar de OD NZKG over te hevelen. Er bestaan momenteel geen plannen om hiertoe over te gaan. Het kan echter zijn dat landelijke ontwikkelingen (zie paragraaf 1.3.3) nopen tot een heroverweging op dit punt. Indien dit aan de orde is, zal de gemeenteraad in dit proces worden betrokken.
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
De gemeente Ouder-Amstel maakt onderdeel uit van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VRAA). Voor de toetsing van complexe vergunnings- aanvragen op brandveiligheid en brandveilig gebruik, wordt momenteel op ad hoc basis de VRAA ingehuurd.
1.3.3. Landelijke ontwikkelingen
In de komende jaren staat er een aantal grootschalige wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving op het programma, die van invloed zijn op de uitvoering van de VTH-taken. De volgende ontwikkelingen dienen zich aan of zijn reeds in gang gezet:
Naar verwachting wordt op zijn vroegst in 2020 de omgevingswet van kracht. De Omgevingswet zorgt voor een minder complexe regelgeving door het bundelen van 26 wetten in 1 wet en het verlagen van het aantal ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur (4 in plaats van 120). Doel hiervan is het vergroten van het gebruiksgemak en inzichtelijkheid van de regelgeving. Het bundelen van regels heeft bovendien tot doel om activiteiten waar vergunning of ontheffing voor wordt gevraagd in samenhang te beoordelen en niet vanuit elke wet afzonderlijk. Daarnaast houdt de wet rekening met regionale verschillen (grotere bestuurlijke afwegingsruimte), wordt het gemakkelijker vergunningen aan te vragen door middel van 1 (digitaal) loket en zijn er minder onderzoekslasten voor bedrijven.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Op 21 februari 2017 is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb) door de Tweede Kamer aangenomen maar na behandeling in de Eerste Kamer aangehouden. Deze wet beoogt een samenhangend stelsel van kwaliteitseisen en -procedures in het leven te roepen waarmee bedrijven die werkzaam zijn in de bouw (zoals aannemers of architecten) aantoonbaar garanderen dat het te realiseren bouwplan bij oplevering een bepaald kwaliteitsniveau heeft. Het kwaliteitsniveau is gerelateerd aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat de gemeente, na invoering van de wet, aanvragen om omgevingsvergunningen bouwen niet meer toetst aan het Bouwbesluit (preventieve toets) en ook het toezicht tijdens het bouwen niet meer uitoefent. De gemeente houdt nog wel haar taken op de volgende gebieden:
Door het aanhouden van de wet in de Eerste Kamer is het onduidelijk wanneer de wet wordt ingevoerd. Wel zal de invoering geschieden in fasen. De eerste fase richt zich op de zogenaamde bouwwerken in gevolgklasse 1. Dit betreft onder meer de eenvoudige bouwwerken en de eengezinswoningen. Later zullen de bouwwerken in de gevolgklassen 2 en 3 volgen. Hier gaat het om de meer complexe bouwwerken zoals flats, ziekenhuizen en woongebouwen.
Algemene regels vervangen vergunningen
Door de doorzettende deregulering zijn of worden veel activiteiten vergunningsvrij of kunnen worden gerealiseerd met een melding, waaraan algemene regels zijn verbonden. Aangezien wel algemene regels gelden (vergunningvrij is niet regelvrij), is toezicht noodzakelijk om te voorkomen dat gevaarlijke of ongewenste situaties ontstaan. Bovendien worden activiteiten gerealiseerd zonder vergunning en/of melding, waarbij tijdens of na de realisatie blijkt dat wel een vergunning of melding noodzakelijk was. In deze situaties moet een afweging gemaakt worden tussen legaliseren (het alsnog verlenen van een passende vergunning), handhaven of gedogen. Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat er binnen de gemeente minder inzet komt op vergunningverlening en meer op toezicht en handhaving.
Op 1 januari 2017 is de Wet Natuurbescherming van kracht geworden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Hierdoor wordt het voor inwoners en ondernemers eenvoudiger om te achterhalen of een activiteit met mogelijk schadelijke gevolgen voor de natuur toelaatbaar is. De provincies krijgen regie over het natuurbeleid in de regio en maken afwegingen voor vergunningen en ontheffingen.
De impact van deze wet is voor de gemeente niet heel groot. De gemeente kan aanvragen om omgevingsvergunning ontvangen waarbij de Wet Natuurbescherming een rol speelt. Men hoeft dus geen aparte natuurvergunning meer aan te vragen.
Het beleidsplan geeft de gemeentelijke kaders aan die worden gebruikt om de uitvoering van de VTH-taken naar een adequaat niveau te brengen en te houden. Het beschrijft de keuzes die de gemeente maakt bij de uitvoering van haar VTH- taken. De uitwerking van de in dit plan beschreven keuzes komen terug in het uitvoeringsprogramma.
Het beleidsplan heeft betrekking op de volgende taken:
De onderstaande activiteiten vallen niet onder de reikwijdte van dit beleidsplan:
Na de samenvatting en het inleidende hoofdstuk 1 worden in hoofdstuk 2 de visie, ambitie, doelen en uitgangspunten van de gemeente Ouder-Amstel op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de vergunningverlening en de uitgangspunten die de gemeente daar bij hanteert. Wat vinden we belangrijk om toezicht op te houden en te handhaven in Ouder-Amstel? Deze vragen komen aan de orde in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 beschrijft de verschillende strategieën waarmee Ouder-Amstel de naleving van de gestelde handhavingsdoelen wil bewerkstelligen. In hoofdstuk 6 komt aan de orde wat de gemeente Ouder-Amstel doet om ervoor te zorgen dat het beleid dat beschreven is, wordt uitgevoerd, gemonitord en eventueel wordt bijgesteld, en hoe het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad hierover informeert.
Hoofdstuk 2 Waar gaat Ouder-Amstel voor?
In dit hoofdstuk worden de visie, ambitie, doelen en uitgangspunten van de gemeente Ouder-Amstel op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving beschreven. Wat vindt Ouder-Amstel belangrijk en hoe uit zich dat in de uitvoering van de VTH-taken? Deze vragen worden beantwoord door een typering van de gemeente te geven en de visie van het bestuur op de uitvoering van de VTH-taken te schetsen.
2.2 Ouder-Amstel in vogelvlucht
De gemeente Ouder-Amstel bestaat uit de kernen Ouderkerk aan de Amstel en Duivendrecht en het buurtschap Waver en telt 13.421 inwoners1. Ouderkerk aan de Amstel heeft een dorps karakter met een door het Rijk aangewezen beschermd dorpsgezicht terwijl Duivendrecht een meer verstedelijkt karakter heeft met het Amstel Business Park als centraal bedrijventerrein. Ouder-Amstel heeft een centrale ligging ten opzichte van Utrecht, Amsterdam en Schiphol.
Ouder-Amstel staat aan de vooravond van een forse bouwopgave. De komende 20 jaar staat de nieuwbouw van ca. 6.000 woningen gepland in ‘de Nieuwe Kern’, ‘het Amstel Business Park’ en het ‘Endradaterrein’.
In de gemeente zijn 304 bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen. Van 60 bedrijven vindt de uitvoering van de VTH-taken plaats door de OD NZKG en van 44 andere zal de uitvoering op korte termijn door de OD NZKG gaan geschieden. Daarnaast zijn er nog 170 propaantanks voor met name huishoudelijk gebruik die door de gemeente gecontroleerd worden.
De inrichtingen die in de gemeente voorkomen zijn grofweg onder te verdelen in landbouwbedrijven (en daaraan gerelateerde bedrijven) en bedrijven in de dienstensector. Laatstgenoemde bedrijven zijn vooral gecentreerd in de bedrijventerreinen ‘Ambachtsstraat’, ‘Amstel Business Park Zuid’ en ‘Molenkade’. De horecagelegenheden zijn in Ouderkerk aan de Amstel voornamelijk geconcentreerd in en om de Dorpsstraat ( ‘t kampje) en in Duivendrecht aan Rijksstraatweg (beperkt aantal horecagelegenheden).
In de gemeente Ouder-Amstel zijn veel evenementen (zeker zo’n 50 per jaar) waaronder het dancefeest Buiten Westen, de Spierathlon en de marathon van Amsterdam.
Uit het coalitieakkoord 2014-2018 van de gemeente Ouder-Amstel komt naar voren dat de volgende aspecten als belangrijk worden ervaren:
Vanuit deze waarden is de visie van de gemeente Ouder-Amstel ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving de volgende:
het leveren van een bijdrage en/of het scheppen van voorwaarden aan en voor een veilige, duurzame, schone en gezonde gemeente waar het prettig wonen, verblijven, ondernemen en werken is. |
Deze visie maakt duidelijk welke koers Ouder-Amstel de komende jaren wil aanhouden inzake vergunningverlening, toezicht en handhaving en geldt als leidraad bij het formuleren van uitgangspunten, het ontwikkelen van verder beleid en het plannen van activiteiten.
De gemeente heeft de ambitie om een veilige, duurzame, schone en gezonde woon, werk- en leefomgeving voor haar inwoners en ondernemers te realiseren en in stand te houden.
Om dit te bereiken vindt een klantgerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving plaats. In de aanpak van problemen krijgt de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. We zetten sterk in op het aangaan van het gesprek met inwoners en ondernemers. We handhaven met gezond verstand en kijken niet alleen naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.
Dit beleidsplan is erop gericht om de risico's die de veiligheid, duurzaamheid leefbaarheid, aantrekkelijkheid en gezondheid van de leefomgeving in Ouder- Amstel bedreigen zo veel als mogelijk uit te sluiten. Meer dan ‘zo veel als mogelijk’ is niet realiseerbaar aangezien een risicoloze maatschappij een utopie is.
Om invulling te geven aan de bovenstaande ambitie wil het college in de planperiode de volgende doelen realiseren:
Het kwaliteitsniveau van de uitvoering van de VTH-taken, zoals beschreven in de, op de Wet VTH gebaseerde, ‘kwaliteitsverordening’2 en het Bor wordt gerealiseerd en geborgd;
Uitgangspunten geven invulling aan de visie, ambitie en doelen bij de VTH-taken van de gemeente. Naast algemene uitgangspunten kennen vergunningverlening en toezicht en handhaving ook hun eigen uitgangspunten. Hierna worden eerst de gezamenlijke uitgangspunten beschreven en daarna de specifieke uitgangspunten voor vergunningverlening en toezicht en handhaving.
2.6.1 Gemeenschappelijke uitgangspunten
Risico- en informatie gestuurd werken
Het gemeentebestuur heeft - als onafhankelijke partij - de bijzondere positie om regelnaleving af te dwingen. Met deze positie gaan we uiterst zorgvuldig om. Zo zorgen we dat vergunningen binnen wettelijke termijn (of sneller indien mogelijk) worden afgehandeld, onze controles zo min mogelijk last veroorzaken en tijd kosten en dat belangrijke zaken veel aandacht krijgen en minder belangrijke minder.
Het beoordelen van vergunningsaanvragen en meldingen vindt risicogericht plaats. Dat wil zeggen dat wordt nagegaan waar de risico’s zich bevinden en dat de beoordeling van aanvragen zich vooral daar op richt. Bij de beoordeling wordt gekeken waar mogelijk winst valt te behalen op het gebied van veiligheid, duurzaamheid en/of leefbaarheid.
Toezicht en handhaving vindt èn risico- èn informatie gestuurd plaats. De inzet van de dagelijkse werkzaamheden is gebaseerd op een analyse van informatie over specifieke onderwerpen, locaties en doelgroepen en bepaalt daarmee welke acties er ondernomen moeten worden. Deze informatie komt van meldingen van inwoners, partners en eigen waarnemingen. Er wordt nadrukkelijk gekeken naar het maatschappelijk effect van toezicht en naar andere manieren/mechanismen die het naleven bevorderen en borgen. Hierbij staat centraal het geven van vertrouwen, het stimuleren van maatschappelijke initiatieven en het doen van een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. Zeker daar waar burgers of bedrijven zelf zijn gebaat bij het naleven van de regels, wordt meer overgelaten aan hun eigen verantwoordelijkheid.
De risicoanalyse is de basis voor het prioriteren van de handhavingstaken.
In de afgelopen jaren zijn veel processen gedigitaliseerd. In deze planperiode wordt verder gewerkt aan het op elkaar afstemmen en inrichten van de diverse systemen.
Contact met inwoners, ondernemers en instellingen verloopt bij voorkeur digitaal. Door digitaal te werken, wordt gezorgd voor lastenverlichting en een zo kort mogelijke proceduretijd in vergunningsaanvragen en handhavingszaken. Bij digitalisering wordt bewaakt dat ook digitaal minder vaardige bewoners gebruik kunnen blijven maken van gemeentelijke diensten. Specifiek voor dit doel wordt de mogelijkheid geboden om een afspraak in te plannen met de plantoetsers.
Handhaven is het laatste middel, maatwerk mogelijk
De gemeente Ouder-Amstel neemt het voortouw bij overtredingen. Als wij vinden dat de leefomgeving te veel of te lang wordt aangetast dan leggen wij herstel- of strafmaatregelen op via een transparant stappenplan. Soms is het helaas nodig om op deze manier te zorgen voor een schone, veilige, gezonde en mooie leefomgeving. De gemeente probeert in haar rol van toezichthouder primair overtredingen te voorkomen en eventuele overtredingen op te lossen door middel van een goed gesprek met de overtreder en/of de partijen die een conflict hebben. Waar mogelijk wordt een maatwerk oplossing gekozen. Pas als een overtreder echt niet wil meewerken, wordt een handhavingsprocedure opgestart.
Wet- en regelgeving zijn leidend in de afweging van het al dan niet verlenen van een vergunning, het houden van toezicht of het toepassen van een sanctie.
Situationele omstandigheden kunnen echter leiden tot een andere gemotiveerde afweging.
Door te differentiëren biedt de gemeente ruimte om de eigen verantwoordelijkheid te nemen.
Capaciteit en kwaliteit medewerkers
De beschikbare menskracht en middelen moeten voldoende zijn om de taken goed te kunnen uitvoeren. In hoofdstuk 6 wordt hier nader op ingegaan.
Kortheidshalve wordt daar naar verwezen.
Eigen verantwoordelijkheid en de terugtredende overheid
De gemeente gaat ervan uit dat het aanleveren van volledige vergunningsaanvragen en het naleven van regels en voorschriften een verantwoordelijkheid van bewoners, ondernemers, verenigingen, instellingen en overheden is.
Soms kan of wil iemand zich echter niet (meteen) aan de afspraken houden die we met elkaar hebben gemaakt. Het is dan de taak van de gemeenschap en onze taak als gemeentebestuur om elkaar daar op aan te spreken. Wij vragen dan waarom en denken mee over een oplossing. Van de zijde van de gemeente betekent dit het verstrekken van de juiste en actuele informatie over (on)mogelijkheden. Medewerkers moeten kunnen uitleggen wat kan en niet kan en waarom.
Interne en externe samenwerking
Bij het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en de handhaving kunnen medewerkers betrokken zijn van zowel Duo+ (zie paragraaf 1.3.1) als de gemeente Ouder-Amstel. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de wijze waarop bepaalde regels dienen te worden geïnterpreteerd of hoe bepaalde activiteiten dienen te worden beoordeeld. De samenwerking is van belang voor een adequate wijze van uitvoering van de VTH-taken. Deze samenwerking is nog geen vanzelfsprekendheid doordat Duo+ pas ruim een jaar operationeel is. In deze planperiode is het verder vormgeven van de samenwerking dan ook een belangrijk aandachtspunt.
Daarnaast is Ouder-Amstel niet als enige overheidsinstantie verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen en het handhaven van regels. Vandaar dat expliciet de samenwerking wordt gezocht met bijvoorbeeld de politie, Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland, de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Samenwerking met deze organisaties is van groot belang voor zowel samenhangende op elkaar afgestemde vergunningsverlening als voor een helder en eenduidig toezicht en handhaving.
Hier wordt in bijlage 2 nader op ingegaan.
De ‘big 8 cyclus’ is de basis voor de beleidscyclus
Het plan maakt onderdeel uit van de beleidscyclus zoals wettelijk vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en legt een relatie met landelijke kwaliteitscriteria die zijn opgesteld voor de uitvoering van de VTH- taken. In het Bor staan minimumeisen waaraan elke professionele VTH-organisatie moet voldoen. Deze eisen hebben tot doel de uitvoering van de VTH-taken op een adequate, herkenbare en structurele wijze te laten verlopen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een procesmodel waarmee een logische aaneenschakeling tot stand wordt gebracht van diverse bestuurlijke en uitvoerende werkprocessen. Dit procesmodel is, naar zijn vorm, bekend geworden onder de benaming ‘Big 8’.
Figuur 1: Beleid- en uitvoeringscyclus
Dit beleidsplan is binnen deze cyclus het strategisch beleidskader. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma wordt concreet aangegeven waarop de capaciteit wordt ingezet en welke producten worden afgeleverd. Jaarlijks wordt de uitvoering van het VTH-uitvoeringsprogramma geëvalueerd en hierover vindt rapportage plaats aan de gemeenteraad. In deze evaluatie wordt tevens nagegaan of in dit beleidsplan opgenomen uitgangspunten bijstelling behoeven. Indien dit aan de orde is, wordt hier rekening mee gehouden in het nieuwe uitvoeringsprogramma en uiteindelijk bij de herziening van het beleidsplan.
Om te achterhalen of de gemeente adequaat is in haar uitvoering wordt gebruik gemaakt van het interbestuurlijk toezicht van de provincie. De provincie beoordeelt of de processen zodanig zijn ingericht dat de VTH-taken adequaat uitgevoerd kunnen worden. De ambitie is om in 2017 het predicaat redelijk adequaat te krijgen en te houden. Dit betekent onder meer dat de omissies die genoemd staan in paragraaf 1.2. zijn weggewerkt en dat de gemeente alert blijft op de ontwikkelingen die in paragraaf 1.3. staan genoemd en hierop anticipeert.
2.6.2 Uitgangspunten vergunningverlening
Vergunningverlening is een instrument dat wordt ingezet om activiteiten mogelijk te maken. Als uitgangspunt geldt dat niet de regel centraal staat maar de waarden die de regel beoogt te beschermen. Als bij een aanvraag een regel wordt overschreden dan wordt van tevoren met de aanvrager overleg gevoerd over de volgende aspecten:
Initiatiefnemers van vergunningaanvragen zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het indienen van een complete aanvraag. Ook zijn de initiatiefnemers zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak c.q. acceptatie van de voorgenomen plannen bij belanghebbenden, zoals buren. Om inwoners en ondernemers te ondersteunen bij het doen van een vergunningaanvraag geeft de gemeente, binnen redelijke grenzen, de mogelijkheid tot vooroverleg. In het vooroverleg worden plannen verduidelijkt en wordt de initiatiefnemer geïnformeerd over wettelijke regels en procedures. De gemeente kijkt met een open blik naar de aanvragen.
Vergunningverlening geschiedt tijdig en professioneel
De gemeente Ouder-Amstel levert tijdig handhaafbare vergunningen op basis van een zorgvuldige en transparante afweging van belangen. De motivering van besluiten is begrijpelijk en toegespitst op de ontvanger van de informatie.
Alle vergunningen worden in begrijpelijke taal voor de inwoners en ondernemers opgesteld. De vergunningen worden continu getoetst op leesbaarheid en waar nodig verbeterd. Bij complexe vergunningen wordt de conceptvergunning aan een collega voorgelegd met het verzoek hierop te reageren. De input wordt verwerkt in de uiteindelijke vergunning.
Wij streven naar vergunningen die de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Uitgangspunt is het voorkomen van het van rechtswege verlenen van vergunningen als gevolg van overschrijding van wettelijke afhandelingstermijnen van aanvragen. Dit geschiedt onder meer door bij elke van rechtswege tot stand gekomen vergunning te bezien welke verbeteringen doorgevoerd moeten worden om herhaling te voorkomen.
De processen om te komen tot een vergunning zijn ingericht op een werkwijze, waardoor reguliere vergunningen vaak binnen drie weken in plaats van de wettelijke termijn van acht weken worden afgehandeld.
Omgevingsvergunningen die via een projectafwijkingsprocedure worden verleend worden in beginsel binnen de wettelijke termijn van 26 weken afgehandeld. Dit geschiedt door intensief contact tussen aanvrager, vergunningverleners van Duo+ en beleidsmedewerkers van de gemeente.
In 2017 wordt via de ‘leanmethode’ nagegaan of de werkwijzen nog beter gestroomlijnd kunnen worden.
De beoordeling van aanvragen en meldingen kan met meer of minder diepgang plaatsvinden. Een intensieve beoordeling vindt in ieder geval plaats als de aanvraag of melding onvoldoende vertrouwen geeft, een hoog risico kent of als er signalen zijn die duiden op ondermijning van de openbare orde en veiligheid. In hoofdstuk 3 wordt verder op de diepgang van de toetsing ingegaan.
2.6.3 Uitgangspunten toezicht en handhaving
Een optimaal veiligheids- en handhavingsbeleid is gericht op preventie
De gemeente wil in deze beleidsperiode het naleefgedrag van inwoners en ondernemers verder verbeteren. Daarvoor is van belang dat inwoners en ondernemers de regels kennen en er bij hen ook draagvlak is om de regels na te leven. Dit betekent dat de gemeente inzet op voorlichting en het stimuleren van vrijwillige naleving. Zo richten controles zich niet alleen op fout gedrag, maar krijgt gewenst gedrag ook aandacht. Hiermee wordt geprobeerd om overtredingen zoveel mogelijk te voorkomen, waardoor handhaving achteraf minder nodig is. Door toezichtacties van tevoren aan te kondigden, de belangrijkste aandachtspunten vooraf te benoemen, controleresultaten openbaar te maken en andere specifieke preventieacties wordt geprobeerd het naleefgedrag positief te beïnvloeden.
De gemeente voert regie op toezicht en handhaving
De gemeente voert via overleg en het uitvoeringsprogramma de regie bij de toezichtstaken die andere organisaties namens de gemeente uitvoeren De regiefunctie komt tot uiting in de gemotiveerde keuzes die de gemeente maakt met betrekking tot de aard, omvang en intensiteit van toezicht en handhaving.
Uitvoering toezicht en handhaving zijn helder en transparant
De gemeente Ouder-Amstel wil duidelijk zijn over wat wel en niet is toegestaan. Eenduidigheid betekent, dat de gemeente bij geconstateerde overtredingen consequent en voorspelbaar handelt. Vergelijkbare situaties handelt de gemeente (in beginsel) op vergelijkbare wijze af. Hiermee worden willekeur, rechtsongelijkheid en precedentwerking voorkomen.
Daarom gebruikt de gemeente een nalevingstrategie (zie hoofdstuk 5). Deze strategie maakt inzichtelijk welke overtredingen op welke wijze worden voorkomen, opgespoord en gehandhaafd om te zorgen dat de regels worden nageleefd. Bij de keuze welke handhavingsinstrumenten worden ingezet, laat de gemeente zich leiden door die instrumenten die tegen zo laag mogelijk kosten het meeste rendement opleveren.
Handhaving mag niet onevenredig zijn
Situaties die om veiligheidsmaatregelen of handhaving vragen zijn steeds anders. Dat maakt standaardisatie van oplossingen niet mogelijk. Er moet informatie verzameld worden, om te bepalen welke interventie tot het meest succesvolle resultaat kan leiden. Uiteraard zijn er vaste juridische kaders, maar daarbinnen zoekt de gemeente met gezond verstand en oog voor het persoonlijke- en maatschappelijk belang naar maatwerk oplossingen. Door zoveel mogelijk openheid en regelmatig contact met de overtreders werkt de gemeente aan draagvlak voor de beslissingen die genomen worden. Op die manier worden procedures zoveel mogelijk voorkomen. Bij overtredingen met acuut gevaar wordt overigens gelijk sanctionerend opgetreden, bestuurlijk en/of strafrechtelijk.
Correct gedrag is de norm, zowel voor de gemeente als voor inwoners
In situaties dat inwoners en ondernemers door toezichthouders aangesproken worden op hun gedrag, of dat een uitweg gezocht moet worden in een onveilige situatie of een conflict kan de spanning oplopen. Correct gedrag en correct taalgebruik zorgen ervoor dat gesprekken met inwoners en ondernemers minder snel escaleren. Correct gedrag en taalgebruik verwachten we ook van inwoners en ondernemers. Er wordt niet geaccepteerd dat medewerkers geconfronteerd worden met (verbale) agressie of geweld. Bij dergelijke incidenten wordt aangifte gedaan.
Hoofdstuk 3 Vergunningverlening
Het is onmogelijk alle aanvragen tot in detail te toetsen aan alle geldende regelgeving. Dit komt dit door de beperkte capaciteit in relatie tot de hoeveelheid regelgeving die er ondanks de deregulering nog steeds is en vanwege de wettelijke termijnen van afdoening. Om sturing te geven aan de inzet voor het afhandelen van vergunningen en meldingen, wil de gemeente zoveel als mogelijk de aanvragen toetsen aan de hand van objectieve criteria.
Bij het behandelen van vergunningaanvragen wordt het zogenaamde ‘casemanagement’ toegepast. Hierbij wordt een aanvraag zo compleet en integraal mogelijk afgehandeld. Iedere vergunning -, toezicht - of handhavingsdossier heeft een casemanager, die ervoor zorgt dat een dossier integraal door de betrokken partijen wordt beoordeeld. De casemanager communiceert hierover met de afnemer.
3.3 Voorlichting en vooroverleg
De gemeente heeft haar VTH-taken ingericht op het principe dat het overgrote deel van goed naleefgedrag voort komt uit het goed communiceren over (on)mogelijkheden. Als gebruikers weten waaraan ze moeten voldoen en ook weten wat de gemeente van hen verwacht, dan kunnen veel misverstanden bij voorbaat worden vermeden. Om dit te bereiken, hanteren wij de volgende maatregelen:
We zijn geen adviseur: Onze advisering beperkt zich tot een toelichting op de toepasselijke kaders en regels in het concrete geval van de potentiële vergunningaanvrager. We raden standaard aan om een professionele adviseur in de hand te nemen als men zich goed wil voorbereiden of goed aan de regels wil voldoen.
We adviseren initiatiefnemers alleen om een conceptaanvraag in te dienen als we de kansen van een initiatief niet ter plekke (c.q. binnen 20 minuten) goed kunnen inschatten. Potentiële aanvragers van initiatieven die plaatsvinden bij monumenten worden altijd uitgenodigd om eerst een conceptaanvraag in te dienen.
3.4 Specifieke aandachtspunten bij vergunningverlening
In dit hoofdstuk staat de werkwijze centraal die de gemeente volgt bij het toetsen van vergunningaanvragen en meldingen. Hierbij gaat het vooral om de prioritering en de diepgang van de te toetsen elementen van iedere aanvraag/melding. In de volgende paragrafen wordt per taakveld ingegaan op de elementen waarop een aanvraag wordt getoetst. Op basis van ervaringen van de afgelopen jaren zijn er op het vlak van vergunningverlening geen aandachtsvelden waar in het bijzonder aandacht aan dient te worden besteed.
3.5 Werkwijze bij bouw gerelateerde activiteiten
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen wordt getoetst aan het Bouwbesluit 2012, de gemeentelijke bouwverordening, het betreffende bestemmingsplan en aan welstandseisen.
Op basis van de ervaringen van de afgelopen jaren kan worden gesteld dat de bouw gerelateerde aanvragen in Ouder-Amstel grotendeels enkelvoudig van karakter (bestaat uit één toestemmingsvereiste in dit geval bouwen) zijn. Een enkele keer is sprake van een meervoudige aanvraag (bouwen in combinatie met bijvoorbeeld een verzoek om ontheffing van het bestemmingsplan of in combinatie met kappen van bomen of het aanleggen van een inrit). Enkelvoudig betekent niet automatisch eenvoudig. Enkelvoudige bouwwerken kunnen zich richten op complexe constructieve of grote bouwwerken.
Formeel dienen bouw gerelateerde aanvragen op alle aspecten uit het Bouwbesluit en de gemeentelijke bouwverordening te worden getoetst. Gelet op de hoeveelheid aanvragen, de complexiteit van de materie en de beperkte menskracht is ervoor gekozen dit niet te doen. Activiteiten waar de kans groot is dat zich problemen kunnen voordoen en/of dat eventuele problemen een grote impact hebben, worden grondiger getoetst dan activiteiten waarbij dit niet of minder het geval is. Het toetsen van een aanvraag varieert, gelet op het bovenstaande en afhankelijk van het soort en aard van het bouwwerk, van een toets op volledigheid van de ingediende bescheiden tot aan het controleren en narekenen van alle relevante elementen van het bouwwerk. Ouder-Amstel laat veel verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van weinig risicodragende onderwerpen bij aanvragers/initiatiefnemers. Bij herhalingsplannen wordt er bijvoorbeeld geen bestemmingsplantoets meer uitgevoerd en geen afzonderlijke toets aan het Bouwbesluit of constructieve controleberekening gedaan. Hiermee wordt geanticipeerd op de wet ‘kwaliteitsborging voor het bouwen’.
De gemeente Ouder-Amstel legt bij het toetsen van bouwaanvragen, voor zover van toepassing, in ieder geval de nadruk op constructieve veiligheid en brandveiligheid en voorts op gezondheidsaspecten, de energieprestatienorm en welstand
Op het moment van opstellen van dit beleidsplan wordt er gewerkt aan het ontwerpen van werkprocessen voor onder meer het toetsen van bouw gerelateerde aanvragen. Hierbij wordt tevens aandacht besteed aan een systematiek waarmee de diepgang van de toetsing kan worden bepaald. De systematiek bepaalt op basis van de risico’s van de activiteit het toetsingsniveau van de aanvraag waarbij tevens aansluiting wordt gezocht bij het (veronderstelde en gekende) naleefgedrag van ondernemers of inwoners. De resultaten hiervan worden uiteindelijk vastgelegd in controlelijsten en het digitale zaaksysteem. De uitkomsten van deze exercitie zullen door het college van B&W worden vastgesteld.
Aanvragen om omgevingsvergunning bouw worden standaard getoetst aan het geldende bestemmingsplan. Inherent aan het uitgangspunt dat mogelijkheden centraal staan (zie paragraaf 2.6.2) worden aanvragen die niet passen in het bestemmingsplan niet direct geweigerd. Er wordt eerst nagegaan of ontheffing verleend kan worden van hetgeen in het bestemmingsplan is opgenomen. Deze gevallen worden besproken met de wethouder en afhankelijk van de situatie wordt tot besluit overgegaan in het college van B&W of de gemeenteraad.
In de Welstandnota Ouder-Amstel 2003 is één gebied aangewezen als beschermd dorpsgezicht (oude kern van Ouderkerk aan de Amstel), zijn vier gebieden3 aangewezen waarop een bijzonder welstandsregime geldt en zijn vijf gebieden4 benoemd waarop een regulier welstandsregime rust. Er zijn geen welstandsvrije gebieden.
In het beschermd dorpsgezicht is de welstandsbeoordeling gericht op het handhaven, herstellen en versterken van de ruimtelijke karakteristiek en de samenhang van het gebied, door middel van een gedetailleerd beoordelingskader dat nauw is gerelateerd aan de beschrijving en de toelichting op het beschermd gezicht. Voor gebieden waar een bijzonder welstandsregime geldt, is extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk en zet de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten in. Het welstandstoezicht moet een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Gebieden met een regulier welstandsregime kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt hier geen aanvullende eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden.
Burgemeester en wethouders vragen bij elke reguliere bouwvergunningaanvraag advies aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de vergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd.
Bij bouwaanvragen die onder de lichte vergunningprocedure vallen vragen burgemeester en wethouders geen advies aan de welstandscommissie indien het betreffende bouwplan valt onder één van de categorieën veel voorkomende kleine bouwplannen, de ambtelijke toetsingscriteria van toepassing zijn en het bouwplan daaraan zonder twijfel voldoet. De ambtenaar die belast is met de uitvoering van het welstandstoezicht wordt door burgemeester en wethouders gemandateerd om in dat geval het positieve welstandsoordeel te geven
Sloop- en asbestverwijderingen
De gemeente heeft de taak risico's die kunnen ontstaan bij de sloop van bouwwerken en asbestverwijdering beheersbaar te houden. Een deel van deze taak is overgeheveld naar de OD NZKG te weten die werkzaamheden waarbij bouwwerken worden gesloopt en bedrijfsmatig asbest wordt verwijderd. In die gevallen waar alleen asbest wordt verwijderd is de gemeente aan zet.
Personen die dergelijke activiteiten willen uitvoeren, zijn wettelijk verplicht dit minimaal vier weken van te voren te melden conform het Bouwbesluit 2012 en/of het Asbestverwijderingsbesluit 2005. De gemeente of de OD NZKG beoordeelt alle meldingen in ieder geval op de aanwezigheid van plannen voor de te nemen sloopveiligheidsmaatregelen, onderzoeksrapporten naar de aanwezigheid van asbest in het te slopen bouwwerk en certificaten waarmee de uitvoerders dienen aan te tonen dat ze gekwalificeerd zijn om het asbestgevaar te beoordelen en/of het sloop- en verwijderingswerk uit te voeren. De gemeente of de OD NZKG stelt de melder standaard op de hoogte van de uitkomst van de toets die op de melding is uitgevoerd.
Overigens zijn vanaf 2024 alle asbestdaken verboden in Nederland. De maatregel moet gezondheidsproblemen door asbest voorkomen. Oude daken kunnen door de jaren heen zijn aangetast door weer en wind. Daardoor kunnen asbestvezels vrijkomen. En die vormen een gevaar voor de volksgezondheid.
Voor de verwijdering van asbestdaken geldt per 1 januari 2016 de rijks- subsidieregeling verwijdering asbestdaken. De regeling is voor particulieren, bedrijven, non-profit organisaties en overheden en heeft een looptijd tot en met 2019.
De gemeente mag leges heffen voor de behandeling van omgevingsvergunning- aanvragen waarin sprake is van legesplichtige activiteiten zoals bouwen- en slopen, aanpassen van monumenten en activiteiten die ook onder de APV legesplichtig zijn. De hoogte van de leges en de berekening ervan is geregeld in de legesverordening van de gemeente. Deze wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld.
Indien vergunningen op de nominatie staan om te worden geweigerd, dan neemt de gemeente contact op met de aanvrager. De aanvrager wordt in dit geval geadviseerd de aanvraag in te trekken. Hiermee ziet de aanvrager af van de mogelijkheid bezwaar aan te tekenen tegen de eventuele weigeringsbeschikking.
De legesverordening zal in deze beleidsperiode overigens aan een forse verandering onderhevig zijn. Door de eerdergenoemde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (paragraaf 1.3.3) zal de gemeente minder werkzaamheden verrichten bij het beoordelen van een ‘bouwaanvraag’ en daardoor minder leges in rekening kunnen brengen.
De toetsing van de aanvragen om een omgevingsvergunning op brandveiligheid en de toetsing van meldingen voor het brandveilig gebruik gebeurt grotendeels door de gemeente (i.c. Duo+) zelf. Voor de complexe aanvragen omgevingsvergunning en meldingen brandveilig gebruik maakt de gemeente gebruik van de expertise van de VRAA.
Voor het toetsen van aanvragen op brandveiligheid en voor het houden van toezicht is 0,5 formatieruimte aanwezig. Binnen de planperiode zal naar een structurele bezetting van deze functie worden gezocht.
De werkwijzen en toetsingsniveaus worden binnen deze beleidsperiode verder geoptimaliseerd. Aspecten die hierin onder meer worden meegenomen zijn: risicogerichtheid, controlefrequenties, diepgang controles, sancties, nalevingsgedrag en wijze van rapporteren.
3.6 Werkwijze bij milieugerelateerde activiteiten
In de gemeente zijn 304 bedrijven die onder de Wet milieubeheer vallen. Van 60 bedrijven vindt de uitvoering van de VTH-taken plaats door de OD NZKG en van 44 andere zal de uitvoering op korte termijn door de OD NZKG gaan geschieden. De OD NZKG start in 2017 met een risicobenadering en een daarop gebaseerde financieringsmethodiek. Bij de risicobenadering werkt de OD NZKG met een combinatie van de te verwachten effecten op het milieu, de omgeving en de samenleving en het te verwachten gedrag van een bedrijf of branche of degene die een installatie runt of activiteit uitvoert. Op deze manier spelen eerdere ervaringen met de aanvrager, eigenaar of uitvoerder, de houding, de te verwachten opvolging van gestelde regels en de naleving van regels (naleefgedrag), een rol. Dit vertaalt zich in keuzes en het stellen van prioriteiten over de inzet van menskracht en middelen.
Deze risicobenadering wordt gebruikt om per opdrachtgever binnen de kaders van het bestaande uitgavenniveau c.q. de beschikbare formatie de programmering te optimaliseren. Met deze nadere risicobenadering en een hierbij behorende differentiatie in uurtarieven, wordt beter inzichtelijk gemaakt wat de OD NZKG doet (en wat het kost).
De ca. 200 inrichtingen die vallen onder toezicht van de gemeente zijn allemaal meldingsplichtig. In veel wet- en regelgeving worden de laatste jaren vergunningstelsels vervangen door een systeem van meldingen. De meldingen die zich richten op activiteiten die van invloed zijn op het milieu kennen hun basis in het Activiteitenbesluit. Bij meldingen gaat de wetgever er van uit dat voor de activiteiten volstaan kan worden met een mededeling aan het bevoegd gezag. Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad meldingsplichtig is en of de melding volledig is ingediend.
Het algemene uitgangspunt voor de behandeling van meldingen is als volgt:
De meldingen worden door de gemeente geplaatst in een zaaksysteem waarna een controlebezoek wordt aangemaakt.
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Voor een aantal activiteiten eist de APV expliciet dat vooraf een vergunning wordt aangevraagd. Door deregulering is dit aantal activiteiten de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen. De activiteiten die nog steeds vergunningplichtig zijn onder de APV worden als volgt getoetst:
Op 16 februari 2017 is door de gemeenteraad het ‘Beleidskader evenementen Ouder-Amstel 2017-2020’ vastgesteld. Op basis van dit beleidskader en de relevante bepalingen uit de APV zijn door het college van B&W de ‘Beleidsregels evenementen gemeente Ouder-Amstel’ vastgesteld.
In deze beleidsregels is beschreven onder welke voorwaarden een evenement vergunningvrij is, wat de indienings- en beslissingstermijnen zijn en dat er een risicoscan door de gemeente wordt gehouden om de risicoklasse van het evenement te bepalen. Er zijn drie risicoklasse te weten A (weinig tot geen risico’s), B (mogelijke kans op risico’s) en C (grote kans op risico’s). De risicoscan bepaalt de indieningsvereisten van de aanvraag en de wijze waarop de aanvraag wordt behandeld. Bij evenementen in de risicoklassen B en C vindt, onder regie van de gemeente, ter voorbereiding op de advisering in principe een overleg plaats met organisator en de hulpdiensten. Daarbij worden de belangrijkste risico’s bepaald en worden de maatregelen besproken die de organisator in de plannen voorstelt uit te voeren.
Voor evenementen in de categorie A worden doorgaans de standaardvoorschriften van de brandweer opgenomen, terwijl voor evenementen in de risicoklassen B en C een maatwerkadvies wordt gevraagd (bij nieuwe evenementen of evenementen op nieuwe locaties wordt aan de brandweer en politie ook altijd een maatwerkadvies opgevraagd). Evenementen waar politie- inzet bij nodig dienen voor 1 december van het voorafgaande jaar bij de gemeente te zijn aangevraagd zodat de politie haar inzet hierop kan afstemmen. Evenementen in de risicoklasse C worden altijd geëvalueerd.
Voor het aanvragen van een evenementenvergunning zijn standaardvoorschriften beschikbaar die of kunnen worden opgestuurd of van de site van de gemeente kunnen worden gedownload. Op basis van het aanvraagformulier kan de aanvrager bepalen welke gegevens met de aanvraag moeten worden meegezonden.
De gemeente verleent op basis van de APV en andere verordeningen nog vergunningen voor de volgende activiteiten:
De aanvragen voor deze activiteiten worden in beginsel 100% getoetst aan de vigerende regels zoals de beleidsregels die de gemeente voor een deel van deze activiteiten heeft vastgesteld.
De Drank- en Horecawet vereist dat ieder bedrijf of organisatie die alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt daarvoor een vergunning bezit. Bij gemeente nog niet bekende aanvragers van drank- en horeca vergunningen worden altijd in persoon uitgenodigd om hun aanvraag toe te lichten. Bestaande ondernemers die hun ondernemingsvorm wijzigen worden normaliter niet uitgenodigd voor een gesprek. Bij het beoordelen van de aanvraag voor een drank- en horecavergunning wordt ook standaard gekeken of de aanvrager andere vergunningen nodig heeft zoals een vergunning op basis van de wet op de kansspelen. Bij wijziging van bestaande vergunningen wordt de aanvraag alleen getoetst aan het onderdeel dat wordt gewijzigd (bijvoorbeeld leidinggevende of capaciteitsuitbreiding).
De Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) moet voorkomen dat de overheid onbedoeld criminele activiteiten faciliteert door middel van het verlenen van vergunningen, subsidies, het gunnen van opdrachten en het aangaan van vastgoed-en grondtransacties. Op basis van deze wet kan de gemeente de integriteit van aanvragers of gegadigde onderzoeken. Als er ernstig gevaar dreigt voor misbruik van een vergunning of subsidie, kan de gemeente de aanvraag weigeren, een vergunning van aanvullende voorwaarden voorzien of een afgegeven vergunning of subsidie intrekken.
In 2006 hebben Uithoorn, Diemen, Ouder-Amstel, Amstelveen en Aalsmeer een gezamenlijke beleidslijn ontwikkeld. Het Regionaal College Politie Amsterdam- Amstelland besloot om het beleid gefaseerd in te voeren, te beginnen met de branches horeca en prostitutie. Vanuit efficiency en uniformiteit is aansluiting gezocht met de beleidslijn van Amsterdam. Later zijn de evenementenvergunningen vechtsportgala’s ook onder de werkingssfeer gebracht. In een later stadium zou bekeken worden of de wet ook toegepast zou worden op aanbestedingen, bouw- en milieuvergunningen en ICT . Dit is nooit verder uitgewerkt.
Een beleidslijn schept duidelijkheid naar burgers en ondernemingen die potentieel aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen.
Een belangrijk beleidsuitgangspunt is om de administratieve lasten, de extra werkzaamheden en de duur van de procedures voor de aanvragers en voor de gemeente te beperken.
Vanwege het proportionaliteitsbeginsel wordt een selectieve aanpak toegepast. Het Bibob-instrument is immers een zwaar middel dat ingrijpt in de privacy van de aanvrager. In beginsel wordt volstaan met een beperkt vragenformulier (de zogenaamde lichte toets) die inzicht moet verschaffen in bedrijfsstructuur, financiering en betrokken (rechts) personen.
Als op grond van dat ingevulde formulier en/of grond van concrete informatie (OM, politie of andersoortige bij de gemeente beschikbare informatie) aanvullende informatie nodig is, wordt een diepgaander onderzoek gestart aan de hand van een uitgebreid vragenformulier. Indien na dit onderzoek aanleiding bestaat, wordt nader advies gevraagd aan het Landelijk Bureau Bibob.
Amsterdam past de wet breed toe. Dit brengt het risico met zich mee dat criminele activiteiten worden verlegd naar omringende gemeenten, waar de wet niet of in beperkte mate wordt toegepast en er geen sprake is van preventieve werking. (Georganiseerde) criminaliteit speelt zich namelijk niet alleen af in de grote steden. Er is van uit dat oogpunt aanleiding gebleken voor de Amstelland gemeenten om het huidige Bibob-beleid te heroverwegen en aansluiting te zoeken met dat van Amsterdam. Op verzoek van de burgemeesters is regionaal een uitbreiding van het toepassingsbereik voorgesteld. Kern van de toekomstige beleidsregel is dat het college, met inachtneming van hetgeen in de beleidslijn daarover is bepaald, de wet ook standaard toepast met betrekking tot:
En daarnaast in de volgende bijzondere situaties:
Ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat, op basis van een vastgestelde indicatorenlijst, voor het vermoeden dat de beschikking mede kan worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen, te benutten of strafbare feiten te plegen;
De Bibob toetsing op horeca, prostitutie en vechtsportevenementen wordt onverminderd voortgezet. Naar verwachting zal in 2017 een besluit worden genomen over de uitbreiding van het toepassingsbereik en de wijze waarop dit wordt georganiseerd.
Alle kinderopvang centra staan geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Hier worden wettelijk alle aanmeldingen, intrekkingen, wijzigingen, inspectierapporten en handhavingsbrieven in doorgevoerd. Hiernaast werkt de gemeente Uithoorn samen met de GGD Amsterdam in een volgsysteem (THKO) waarin alle stappen voor onder meer besluit, onderzoek e.d. zijn opgenomen. De gemeente Ouder- Amstel heeft 39 actieve kindercentra (peildatum april 2017). Deze bestaan uit kinderdagverblijven, buitenschoolse opvangen, gastouders en gastouderbureaus.
Recent hebben de burgemeesters van de Amstelland gemeenten ingestemd met het harmoniseren van de beleidsregels omtrent artikel 13b van de Opiumwet.
Door het gelijktrekken van deze beleidsregels wordt verplaatsing van criminaliteit voorkomen. In alle Amstelland gemeenten wordt op dezelfde manier opgetreden tegen overtredingen op grond van de Opiumwet.
In de gemeente Ouder-Amstel is een aantal gebieden aangewezen waar alleen geparkeerd mag worden met een vergunning en een aantal zones waar een blauwe zone geldt voor het parkeren van de auto. In dergelijke zones geldt een tijdsbeperking voor het parkeren. In de ‘Parkeerverordening Ouder-Amstel 2014’ en het daarop gebaseerde ‘Uitwerkingsbesluit betaald parkeren Ouder-Amstel 2014’ zijn de voorwaarden beschreven die gelden voor het verkrijgen van een vergunning of ontheffing.
Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
Wat vinden we belangrijk om toezicht op te houden en te handhaven in Ouder- Amstel? Om deze vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van een tweetal bronnen. Ten eerste zijn de praktijkervaringen van de medewerkers en bestuurders in beeld gebracht. Hierbij gaat het om geconstateerde problemen die zodanig risicovol zijn dat het noodzakelijk is dat er in deze beleidsperiode met voorrang toezicht op wordt gehouden en op wordt gehandhaafd.
Ten tweede is een risicoanalyse gehouden waarin inzichtelijk is gemaakt welke problemen zich kunnen voordoen, hoe ernstig deze problemen zijn en hoe groot het risico is dat deze problemen zich zullen voordoen. In paragraaf 4.2 wordt per beleidsveld ingegaan op de bestaande problemen die door medewerkers en bestuurders zijn aangedragen en in paragraaf 4.3 en bijlage 1 komt de risicoanalyse aan de orde.
4.2.1 Bouwen en ruimtelijke ordening
Doelstelling voor dit taakveld is het bevorderen van een veilige, gezonde, duurzame en kwalitatief goede leefomgeving door via controles en het toepassen van handhaving te voorkomen dat:
Het hoofdbestanddeel van het toezicht wordt gevormd door reguliere controles en deze worden bij voorkeur integraal en in een aantal gevallen projectmatig uitgevoerd. Daarnaast vinden naar aanleiding van klachten, meldingen, eigen constateringen en vooraf bepaalde activiteiten die een verhoogde aandacht nodig hebben, ongeplande controles plaats.
Het toezicht op naleving van regels en handhaving voor het taakveld bouwen is onder te verdelen in toezicht op naleving en handhaving van:
In Ouder-Amstel vindt de komende 20 jaar een aantal grootschalige bouwprojecten plaats. Het grootste deel van de toezicht- en handhavingsactiviteiten betreft de reguliere controles op bouwactiviteiten en de eventueel daaruit voortvloeiende handhavingsacties. Relatief veel tijd gaat hierbij zitten in de administratieve afhandeling van de controles.
Uit waarnemingen van medewerkers en bestuurders blijkt dat er een actueel overzicht ontbreekt ten aanzien van het voldoen aan gestelde eisen bij bestaande gebouwen waardoor verantwoordelijken niet op eventuele overtredingen worden aangesproken.
Op het vlak van bouwen en RO dienen aan de volgende aspecten in deze beleidsperiode verhoogde aandacht te worden geschonken bij het houden van toezicht:
De brandpreventieve taken vinden plaats in de fase vóór ingebruikname van een bouwwerk of het houden van een activiteit en richten zich op:
Bij de taken van de VRAA gaat het voorts om het toezicht op bestaande gebouwen en de controles van bedrijven en woongebouwen waarbij wordt bekeken of het gebouw, de inrichting, aan de geldende voorschriften voldoet. De prioritering van het toezicht brandveilig gebruik van gebouwen is gebaseerd op de risicoklasse indeling 1 t/m 4 van de Handleiding PREVAP 2009 van (N)IFV. Deze handleiding wordt door Brandweer Nederland en gemeenten toegepast voor het bepalen welke gebruiksfuncties en gebruik in aanmerking komen voor een vorm van toezicht. De controlefrequentie is afhankelijk van de gebruiksfunctie.
De prioritering van het toezicht op brandveilig gebruik van gebouwen wordt elk jaar opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
Bij geconstateerde overtredingen brengt zij advies uit aan de gemeente (i.c. Duo+) over het vervolgtraject. De gemeente is verantwoordelijk voor de handhaving op de naleving van brandveiligheidsregels. De brandweer zal tijdens hercontroles concluderen of de overtredingen ongedaan zijn gemaakt.
Uit waarnemingen van de VRAA zijn er binnen de gemeente op het vlak van brandveiligheid de volgende aspecten waar in deze beleidsperiode verhoogde aandacht aan wordt geschonken bij het houden van toezicht:
4.2.3 Sloop- en asbestverwijdering
De controleurs van de gemeente en de OD NZKG voeren uit veiligheidsoverwegingen geen controles of metingen uit op de slooplocatie zelf. Men blijft buiten de afzetting. De controles beperken zich daarom tot de maatregelen m.b.t. de veiligheid van omwonenden en voorbijgangers en de aanwezigheid van de juiste papieren en certificaten van de uitvoerende aannemers. Bij vermoedens van onveilige situaties binnen de afzetting zal contact worden opgenomen met de Arbeidsinspectie. Bij het houden van toezicht wordt de hoogste prioriteit gegeven aan illegale sloop. De kans is hier het grootst dat partijen zich niet aan de veiligheids- en asbestverwijderingsvoorschriften houden en daardoor een direct risico kunnen vormen voor de omgeving.
Voor het behoud van een schone, gezonde en veilige leefomgeving moeten bedrijven voldoen aan milieueisen. Op naleving van de milieueisen wordt door milieutoezicht-houders van de gemeente Ouder-Amstel (i.c. Duo+) en de OD NZKG toegezien. De bedrijven worden door de toezichthouders van Duo+ programmatisch en veelal integraal gecontroleerd. Dit betekent dat ook gecontroleerd wordt op de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2012.
Indien er sprake is van een horecabedrijf vindt ook direct een controle plaats op de inrichtingseisen van de Drank- en Horecawet.
De OD NZKG controleert elk jaar ca. 15 (en na overheveling van de eerder genoemde 44 bedrijven, ca. 25) bedrijven en hanteert daarbij de gestelde kaders en randvoorwaarden van de gemeente Ouder-Amstel. Zij voert de taken uit volgens een vastgestelde mandaatregeling en rapporteren elk tertaal over de voortgang van de werkzaamheden.
Toezicht en handhaving op milieugebied richt zich op bedrijfsgebonden (ook wel inrichtinggebonden) activiteiten en activiteiten die buiten de grenzen van bedrijven plaatsvinden (niet inrichtinggebonden activiteiten), zoals het lozen van afvalwater, afvaldumpingen, gevelreiniging, etc. Onder overige activiteiten vallen klachten en handhavingsverzoeken.
Bij het houden van toezicht wordt gewerkt met een bonus/malussysteem waarbij het naleefgedrag van bedrijven de controlefrequentie kan bepalen. Voor bedrijven die goed dan wel slecht naleefgedrag vertonen of die vooruitstrevend bezig zijn op milieugebied wordt de controlefrequentie aangepast. Bij het beoordelen van goed en slecht naleefgedrag worden de volgende situaties als referenties aangehouden:
De controlefrequentie wordt als volgt aangepast als een bedrijf goed dan wel slecht naleefgedrag heeft getoond:
Uit de door de OD NZKG jaarlijks op te stellen rapportages (over de controles die door de OD NZKG namens de gemeente zijn uitgevoerd) komt naar voren dat er, bij de bedrijven die door de OD NZKG worden gecontroleerd, geen ernstige milieuproblemen zijn, waar extra aandacht voor nodig is.
Uit waarnemingen van gemeentelijke medewerkers komt, bij de bedrijven die door de gemeente worden gecontroleerd, de volgende aspecten naar voren waar in deze beleidsperiode verhoogde aandacht aan wordt geschonken bij het houden van toezicht:
4.2.5 Openbare orde en buitenruimte
Het gaat bij de APV, veelal om onderwerpen en activiteiten die in de openbare buitenruimte plaatsvinden en waar burgers direct hinder van kunnen ondervinden. Enkele voorbeelden hiervan zijn geluidsoverlast bij evenementen, hondenpoep en stalling van caravans en aanhangers. Een groot deel van de regels zijn zogenoemde 'vangnetartikelen'. Indien burgers bij problemen in de openbare buitenruimte er onderling niet uitkomen, kan worden teruggevallen op de regels uit de APV.
Toezicht en handhaving op het vlak van de APV geschiedt doorgaans aan de hand van klachten of handhavingsverzoeken.
In het toezicht op evenementen wordt onderscheid gemaakt in de type evenementen omdat niet alle evenementen een gelijk risico kennen. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Bij evenementen in risicoklassen B en C hebben niet alle aspecten een gelijk risico. Daarom wordt er bij de prioritering ook differentiatie aangebracht voor de verschillende aspecten, conform de volgende uitgangspunten:
Vanaf 1 januari 2013 wordt het toezicht en de handhaving van de DHW uitgevoerd door gemeenten. Met ingang van 1 januari 2014 is de DHW gewijzigd en is de leeftijdsgrens voor het kopen, in bezit hebben en consumeren van alcohol verhoogd naar 18 jaar. Het doel daarbij is de bescherming van de volksgezondheid. De gemeenteraad van Ouder-Amstel heeft op 13 februari 2014 het ‘Integraal Alcoholbeleid 2014-2017’ vastgesteld. In dit beleidsplan wordt aangegeven dat de gemeente zich richt ons op de volgende doelgroepen en doelstellingen:
In het ‘Integraal Alcoholbeleid 2014-2017’ wordt verwezen naar het activiteitenprogramma integraal alcoholbeleid waarin is beschreven welke acties in een bepaald jaar worden uitgevoerd om de doelstellingen uit het ‘Integraal Alcoholbeleid 2014-2017’ te realiseren.
Naast de APV en de DHW wordt ook op naleving van bijzondere wetten toegezien, zoals de Opiumwet, de Wet op de kansspelen en de Wegenverkeerswet (hierna: Wvw).
De burgemeester heeft in het kader van de Opiumwet de bevoegdheid om woningen te sluiten om illegale hennepplantages tegen te gaan of te sluiten. Het houden van toezicht en het optreden hiertegen heeft prioriteit omdat hiermee ondermijnende criminaliteit wordt tegengegaan en het belangrijk is dat mensen in een veilige omgeving wonen.
Bij ondermijnende criminaliteit gaat het om criminele samenwerkingsverbanden die het vertrouwen in de maatschappij aantasten, denk aan mensenhandel, drugshandel, fraude, witwassen en cybercrime. Dit soort criminaliteit gaat vaak gepaard met geweld, bedreiging en intimidatie.
Met betrekking tot de Wvw zijn de BOA's bevoegd tot het handhaven op een aantal artikelen van de Wvw. De prioriteit ligt bij foutief parkeren, bij het parkeren zonder vergunningen in gebieden waar een parkeervergunning vereist is, langer parkeren dan in de betreffende zones toegestaan is (blauwe zones) en parkeren op gehandicaptenparkeerplaatsen zonder dat men beschikt over een gehandicaptenparkeerkaart.
De controle op de Wet op de Kansspelen is integraal meegenomen tijdens de controles betreffende de Drank- en Horecawet.
Uit waarnemingen van medewerkers en bestuurders zijn er binnen de gemeente op het vlak van openbare orde en buitenruimte de volgende aspecten waar in deze beleidsperiode verhoogde aandacht aan wordt geschonken bij het houden van toezicht:
Het eerstelijns toezicht op het voldoen aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) ligt bij de GGD. Vastgelegd is dat de GGD de instellingen minimaal eenmaal per jaar controleert. Zij gebruikt daarvoor haar eigen protocollen. Bovendien controleert de brandweer alle instellingen jaarlijks op brandveiligheid. De wet kent een eigen landelijk vastgestelde sanctiestrategie, die ook door de gemeente Ouder-Amstel wordt toegepast. De toezichthouders van Duo+ oefenen zelf geen toezicht uit op naleving van de Wet kinderopvang.
Van de controlebezoeken ontvangt de gemeente rapportages. Op basis van deze rapportages wordt door de gemeente opgetreden tegen geconstateerde overtredingen.
Over de resultaten van het uitgevoerde toezicht legt het college jaarlijks verantwoording af aan de inspectie van het onderwijs. Als blijkt dat de gemeente voldoet aan alle wettelijke criteria krijgt de gemeente van de inspectie de A- status (dit wordt ook wel ‘basisarrangement’ genoemd). De gemeente Ouder- Amstel heeft de A-status. Met de geplande inzet wordt de A-status behouden.
4.3 Risicoanalyse toezicht en handhaving
In de vorige paragraaf is ingegaan op problemen die zich reeds voordoen en waar aandacht voor nodig is. Daarnaast voert de gemeente (i.c. Duo+) natuurlijk ook toezicht uit op vergunde activiteiten en houdt zij ‘algemeen toezicht’. De gemeente wil haar menskracht en middelen echter wel inzetten op de activiteiten met de hoogste risico’s en de grootste problemen. Om dit te realiseren is een risicoanalyse uitgevoerd welke tot doel heeft sturing te kunnen geven aan de toezicht- en handhavingsinspanningen van de gemeente.
In onderstaande tabel zijn de resultaten (alleen hoogste prioriteiten en gebundeld in hoofdactiviteiten) van de risicoanalyse weergegeven. Voor de volledige risicoanalyse wordt verwezen naar bijlage 1.
Constructieve veiligheid bij alle categorieën bouwwerken, met uitzondering van zeer eenvoudige constructies | |
De veiligheid of gezondheid bij bouwen, slopen en het gebruik van het bouwwerk | |
De prioritering is niet bedoeld om een bepaalde volgorde in de handhaving aan te geven. De prioritering is bedoeld om de intensiteit van de handhaving aan te geven. Hoe hoger de prioriteit hoe actiever er gehandhaafd wordt. Verder zal de gemeente naar aanleiding van (niet anonieme) meldingen of handhavingsverzoeken altijd actie ondernemen. Dat geldt des te meer als het bestuursrecht ingezet wordt ter ondersteuning van een strafrechtelijk aanpak om (georganiseerde) criminaliteit te bestrijden.
Hoofdstuk 5 Nalevingsstrategieën
Het doel van toezicht en handhaving is het bewerkstelligen van goed nalevingsgedrag van wet- en regelgeving. De gemeente Ouder-Amstel gaat uit van een goede mix tussen preventief en repressief handhaven. Voor de uitvoering is het van belang welke vorm van toezicht wordt gekozen om zo effectief en efficiënt mogelijk op te treden.
De activiteiten die zijn gericht op het naleven van regels vormen samen de naleefstrategie. De naleefstrategie richt zich enerzijds op het stimuleren van de naleving en anderzijds op het reduceren van de risico’s die ontstaan bij het niet naleven van de voorschriften. De naleefstrategie is een onderling afgestemd geheel van deelstrategieën voor preventie, toezicht, sancties en gedogen.
De deelstrategieën staan hieronder op hoofdlijnen beschreven. In bijlage 6 vindt u hier een korte samenvatting van.
De preventiestrategie richt zich op het vergroten van de bewustwording bij inwoners en ondernemers. Het doel is om aanvragen en meldingen zo compleet mogelijk te laten indienen en het opvragen van aanvullende gegevens en buiten behandeling stellen van een aanvraag of melding zoveel mogelijk te voorkomen. Onduidelijkheden in het aanvraagformulier en/of de bijbehorende tekeningen worden voordat de vergunning wordt verleend opgehelderd. Van bijzonderheden tijdens de vergunningverlening wordt een overdrachtsdocument opgesteld voor de toezichthouders. De toezichthouders worden geïnformeerd over geweigerde aanvragen. De kans bestaat dat de aanvrager namelijk niet afziet van zijn voorgenomen activiteiten.
Het vergroten van de bewustwording bij inwoners en ondernemers leidt er tevens toe dat er minder toezicht en repressieve handhaving hoeft plaats te vinden omdat er minder overtredingen worden begaan. Daarom wordt altijd eerst nagegaan hoe mogelijke problemen voorkomen kunnen worden. Om dit doel te bereiken is het van belang dat:
Regels hebben alleen nut als ze handhaafbaar zijn. Regels zijn handhaafbaar wanneer ze voldoen aan de volgende criteria:
Met deze criteria voor ogen wordt in de beleidsperiode getoetst of nieuw op te stellen regels relevant, eenduidig en controleerbaar – en dus handhaafbaar – zijn.
We communiceren en geven voorlichting
De gemeente Ouder-Amstel gaat er vanuit dat mensen regels willen naleven. Als een inwoner, ondernemer of instelling etc. niet bekend is met de regels dan weet die soms niet dat hij/zij in overtreding is. Daarom communiceren en geven we voorlichting over (nieuwe) regels waardoor het doel en de achterliggende gedachte van de regels helder worden en er begrip ontstaat over de regels die gelden. Daarnaast geven we informatie over het VTH-beleid, het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en het jaarverslag. Bijvoorbeeld via de website en het weekblad voor Ouder-Amstel. Uiteraard blijft het wel de verantwoordelijkheid van de inwoner, ondernemer, instelling etc. om op de hoogte te zijn van de wetten en regels.
We stimuleren maatschappelijke controle
We stimuleren het gebruik van zelfcontrole, convenanten (bijv. in de horecabranche), certificering en keurmerken van brancheorganisaties. We willen ook dat de omgeving weet welke regels er zijn, zodat zij eventuele overtredingen signaleren. We stellen zo veel mogelijk vergunningen en besluiten via onze website beschikbaar.
Burenconflicten met escalatiegevaar (en daarmee samenhangend mogelijk negatieve consequenties voor de leefbaarheid in een buurt of wijk) worden in het kader van buurtbemiddeling in een zo vroeg mogelijk stadium naar ‘Beterburen’ verwezen. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat elke melding van burenconflict meteen wordt doorverwezen naar Beterburen. Politie en woningcorporatie blijven daarnaast een rol houden bij het zoveel mogelijk opheffen van deze situaties d.m.v. kortdurende bemiddeling.
De gemeente is mede verantwoordelijk voor het bewaken van algemene belangen. Vertrouwen in de samenleving is het uitgangspunt, maar wanneer regels niet (spontaan) worden nageleefd is ingrijpen noodzakelijk. De gemeente gaat dan vanuit haar toezichthoudende taak het gesprek aan over naleving van regels. Sanctioneren is daarbij een uiterste maatregel. In de toezichtstrategie staat de vraag centraal hoe de gemeente als bevoegd gezag het toezicht uitoefent.
Doordat we controles uitvoeren, kunnen we overtredingen en illegale activiteiten opsporen en vaststellen. Van de controle maken we een rapportage, die in het digitale systeem wordt opgeslagen. Als de toezichthouder bij de controle een overtreding vaststelt, dan handelt hij volgens de sanctiestrategie. Een algemene omschrijving van een controle staat in bijlage 3.
De werkwijze in Ouder-Amstel is gebaseerd op het beginsel dat toezicht in eerste instantie een preventieve werking moet hebben die eruit bestaat dat wettelijke voorschriften worden nageleefd zonder sanctionering. Overtredingen kunnen zo al in een vroegtijdig stadium worden voorkomen. In de praktijk blijkt dat in een heel aantal gevallen toezichthouders, die controles ter plaatse uitvoeren, met aansporingen en waarschuwingen ervoor (kunnen) zorgen dat de daadwerkelijk bestuursrechtelijke sanctie-instrumenten niet behoeven te worden ingezet.
Daarbij staat de burger centraal, wat betekent dat onze dienstverlening altijd ingericht is op klantvriendelijkheid richting de burger. Waar het kan proberen wij dus de menselijke maat te hanteren; indien er, na afweging van alle belangen, niet hoeft te worden opgetreden doen we dat ook niet.
Preventief toezicht bij bedrijven (inrichtingen)
De controlefrequentie bij bedrijven wordt gebaseerd op het aantal en zwaarte van activiteiten die door een inrichting worden uitgevoerd. De controlefrequentie hangt daarnaast af van hoe het bedrijf met de regels omgaat. Na elke controle kunnen de factoren wijzigen waardoor het bedrijf in een andere controlefrequentie terecht kan komen. Het voordeel van dit alles is dat de bedrijven die zich altijd netjes aan de regels houden, hiervoor beloond worden. Deze bedrijven worden minder vaak bezocht. Bedrijven die meer moeite hebben met het naleven van de regels zullen vaker bezocht worden. Afhankelijk van de aard van de inrichting houdt de OD NZKG, dan wel Duo+ in opdracht van gemeente toezicht op de naleving van de regels door bedrijven en legt, zo nodig, sancties op bij overtredingen.
We gebruiken verschillende soorten controles om effectief en doelmatig na te gaan of regels worden nageleefd. Naast de bovenstaande algemene omschrijving van een controle (bijlage 3) onderscheiden we de specifieke soorten controles, deze staan in bijlage 4. Wel is het zo dat controlebezoeken een momentopname zijn en dat deze het bedrijf of de activiteit niet vrijwaart van hun verantwoordelijkheid om de regels na te leven. Meestal kondigen we controles aan, maar soms niet. We krijgen dan een vollediger beeld door het verrassingselement.
Verschillende controles die nodig zijn bij een bouwwerk, bedrijf of evenement voeren we zoveel mogelijk tegelijk uit. Dit noemen we integraal controleren. Welke vorm van integraal toezicht gehanteerd wordt, hangt sterk af van de situatie van de inwoner of het bedrijf. Deze integrale aanpak ligt in lijn met ons uitgangspunt dat er zo min mogelijk (administratieve) lasten zijn voor bewoners, ondernemers, etc. Ook wordt hiermee tegemoet gekomen aan de extra eisen die in de Wabo aan het toezicht worden gesteld. De Wabo schrijft onder meer voor dat het bestuursorgaan zijn controles moet afstemmen en coördineren om te voorkomen dat gemeentelijke toezichthouders en andere toezichthouders (bijvoorbeeld de OD NZKG) onwetend van elkaar bedrijven bezoeken. Indien gecoördineerd toezicht niet mogelijk is, blijven de controles vanuit de verschillende vakgebieden uitgevoerd.
Onze toezichthouders letten tijdens (het rijden van en naar) controles ook goed op voor andere vakgebieden en overheden. Ook alle buitendienstmedewerkers zijn de oren en ogen van de gemeente.
Tijdens de “normale” werkzaamheden kijken toezichthouders en BOA’s verder dan alleen hun gerichte opdracht van dat moment. Vanuit hun kennis en ervaring hebben zij een breed inzicht van wat wel kan en wat niet. Zodra zij vaststellen dat over een aangetroffen situatie geen goede verklaring kan worden gegeven door de aanwezige(n), wordt een en ander middels een fotorapportage vastgelegd en op kantoor besproken met de meest betrokken collega’s (bijvoorbeeld bestemmingsplantoetsers). Als de situatie in overeenstemming is met de regelgeving, wordt aan de betrokkenen gemeld dat er geen problemen zijn en dat de werkzaamheden door mogen gaan. Als blijkt dat de situatie niet in overeenstemming is met de geldende regelgeving, wordt aan betrokkenen gemeld dat het werk is stilgelegd c.q. beëindigd dient te worden. Stillegging wordt zo snel mogelijk schriftelijk bevestigd, waarbij tevens een dwangsom op het doorbreken van de stillegging wordt opgelegd.
De vrije veldcontroles kunnen zowel een preventief als een repressief karakter hebben. Dit vrije veld toezicht wordt onder andere ingezet voor het beoordelen:
Themacontroles zijn de laatste jaren uitgevoerd op het opslaan van vuurwerk en brandveiligheid op kinderdagverblijven en scholen.
Doel van deze acties is het in beeld krijgen van de naleving van regelgeving op de verschillende taakvelden en het verkrijgen van input voor hernieuwde prioriteitstelling.
Met name gebruikszaken laten zich goed inplannen en prioriteren. Deze aanpak wordt programmatisch toezicht genoemd. Dan gaat het vooral over:
Voor het bepalen van de diepgang van een controle maken we voor een aantal taakvelden (bijv. bouwen, drank en horeca, evenementen) gebruik van de systematiek van het landelijke integraal Toezichtprotocol (iTP). Het iTP is een hulpmiddel voor het houden van integraal, kwalitatief, meetbaar en efficiënt toezicht. Het iTP beschrijft transparant en objectief wat een toezichthouder controleert bij welke soorten gebouwen, bedrijven, activiteiten etc. Het geeft de diepgang en aandachtspunten van een controle aan. In de komende jaren wordt de systematiek doorontwikkeld en binnen Duo+ doorgevoerd in de werkwijzen.
Als preventieve handhaving door middel van voorlichting en toezicht niet leidt tot het gewenste naleefgedrag en er geen sprake is van een gepaste oplossing, legalisatie of actief gedogen, dan past Ouder-Amstel andere maatregelen toe.
Voor de keuze van de maatregel is de potentiële schade, gevaar of hinder die de overtreding veroorzaakt of kan veroorzaken, de aard van de overtreding en de houding van de overtreder (Hoe stelt de houder zich op? Komt de houder zijn afspraken na?) bepalend.
Tegen geconstateerde overtredingen kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. Strafrechtelijke- en bestuursrechtelijke handhavingstrajecten kunnen naast elkaar gebruikt worden (tweesporenbeleid). Het strafrecht wordt dan gebruikt om te straffen, terwijl het bestuursrecht wordt ingezet om de overtreding te beëindigen, de legale situatie te herstellen en de eventuele schade ongedaan te maken.
Eventuele handhaving gebeurt daadkrachtig. Een handhavingstraject wordt pas afgesloten, nadat de overtreding is opgeheven. Bovendien wordt een slecht nalevend bedrijf of gebruiker vaker gecontroleerd.
Indien een overtreding en de gevolgen ervan niet meer ongedaan te maken zijn, is het bestuursrecht niet effectief. Dan is de enige keuze strafrechtelijk optreden. De beslissingsbevoegdheid tot het al dan niet gebruik maken van het strafrecht ligt bij het Openbaar Ministerie (OM). Of strafrecht door het OM wordt ingezet, verschilt echter wel per wet- en regelgeving. Op het gebied van de milieuhandhaving is dat zonder meer het geval. Bij de handhaving van bijvoorbeeld bouwregelgeving en ruimtelijk bestuursrecht is dat niet het geval.
Daar ligt het primaat bij het bestuursrecht.
Strafrecht beschouwen wij altijd als ultimum remedium. In het algemeen kan worden gesteld dat bij de keuze tussen strafrecht en bestuursrecht, het handhaven door middel van bestuursrechtelijke sancties de voorkeur heeft.
Samenloop is echter mogelijk. Onder bepaalde omstandigheden kan het zelfs wenselijk zijn om, in aanvulling op het toepassen van bestuursdwang of het innen van een dwangsom, strafrechtelijk op te treden.
Indien de situatie dat toelaat (bijv. bij geen gevaarlijke situatie etc.) geven wij - voordat we overgaan tot het inzetten van strafrechtelijke instrumenten - veelal eerst een waarschuwing aan de overtreder om tot beëindiging van de strijdigheid te komen.
De wijze waarop de gemeente Ouder-Amstel optreedt tegen geconstateerde overtredingen staat beschreven in de: ‘Beleidsregels sanctiestrategie en hoogte dwangsom Ouder-Amstel 2017’ welke op 1 augustus 2017 door het college van Burgemeester en wethouders zijn vastgesteld. Deze beleidsregels zijn beschreven in bijlage 7.
Onder gedogen wordt verstaan: ‘Het door de gemeente al dan niet onder voorwaarden gedurende een zo kort mogelijke periode bewust niet handhavend optreden in overmacht- of overgangssituaties.’
De gemeente Ouder-Amstel volgt het ‘Landelijk beleidskader gedogen’ wat betekent dat alleen op basis van een schriftelijk besluit en alleen in gevallen waar een beroep kan worden gedaan op overmacht of een overgangssituatie, er sprake kan zijn van (actief) gedogen.
Er is alleen sprake van overmacht in situaties van onverwachte, niet voorzienbare van buiten komende oorzaken/omstandigheden. In overgangssituaties kan gedogen aanvaardbaar zijn als de consequenties van handhaving niet in redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving gemoeid zouden zijn. Kenmerkend voor een overgangssituatie is, dat er concreet zicht dient te zijn op beëindiging van de illegale situatie.
Indien de situatie op bovenstaande gronden voor gedogen in aanmerking komt, dan worden de volgende voorwaarden in acht genomen:
Alleen als feiten en omstandigheden daartoe nopen gaat de gemeente ambtshalve over tot het nemen van een gedoogbeschikking. Het voornemen om een gedoogbeschikking te nemen wordt verstuurd aan degene die een verzoek om gedogen heeft ingediend of aan degene die het bij een ambtshalve besluit betreft. Daarnaast wordt het voornemen om een gedoogbeschikking te nemen bekend gemaakt door aan belanghebbenden het voornemen om een gedoogbeschikking te nemen toe te zenden. Hierbij worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken hun zienswijze over het voornemen naar voren te brengen.
De definitieve gedoogbeschikking wordt aangetekend verstuurd aan de verzoeker om de gedoogbeschikking of degene die het betreft. Voor deze handelswijze is gekozen omdat aangetekende post nu nog de enige manier is om aan te kunnen tonen dat een poststuk is verzonden. Met een bewijs van verzending van aangetekende post ligt de bewijslast niet meer bij de gemeente, maar bij de ontvanger. Aan degene die een zienswijze heeft ingediend tegen het voornemen wordt een brief gestuurd met een reactie op de zienswijze met daarbij een kopie van de definitieve gedoogbeschikking.
Er wordt niet tot gedogen overgegaan indien:
blijkt dat de te gedogen activiteit strijdig is met enige andere bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel en het voor de handhaving van die regel bevoegde gezag kenbaar heeft gemaakt dat het met bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten tegen deze overtreding optreedt dan wel zal optreden.
De beslissing van de gemeente om een overtreding bestuursrechtelijk te gedogen impliceert niet dat er strafrechtelijk wordt gedoogd. Deze afweging is aan het OM voorbehouden. Hetzelfde geldt voor het geval dat een ander bestuursorgaan op grond van een haar toekomende bevoegdheid bestuursrechtelijk handhavend kan optreden. Een bestuursorgaan is in beginsel niet gebonden aan een gedoogbeschikking van een ander bestuursorgaan.
5.4 Overtredingen door de eigen organisatie of andere overheden
De gemeente Ouder-Amstel is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van een groot aantal regels. Een deel van de regels heeft zij zelf opgesteld. Om haar geloofwaardigheid te behouden is het belangrijk dat de gemeente zelf ook de regels naleeft en daarmee een voorbeeldfunctie vervult.
Mocht het voorkomen dat door de eigen organisatie een overtreding wordt begaan, dan wordt tegen deze overtreding opgetreden als tegen iedere andere. Deze lijn geldt ook voor de handhaving van overtredingen die door andere overheden zijn begaan.
5.5 Landelijke handhavingsstrategie
De Landelijke Handhavingsstrategie bevat een stappenplan voor het toepassen van de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sancties (zie hoofdstuk 3 van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS5, zie bijlage 5). De gemeente onderschrijft de gedachtegang van dit stappenplan en handelt zoveel mogelijk in lijn hiermee. Dat betekent dat zij zich het recht behoudt om op basis van de geconstateerde overtreding en om haar moverende redenen van het stappenplan af te wijken en maatwerk toe te passen. In afwijking van het stappenplan stuurt de gemeente bij een geconstateerde overtreding eerst een brief naar de overtreder waarin melding wordt gemaakt van de geconstateerde overtreding. In deze brief wordt de overtreder uitgenodigd om de overtreding binnen een bepaalde termijn te herstellen.
5.6 Strategie bij handhavingsverzoeken en klachten/meldingen
Naast de planmatige programmatische inspanning van de gemeente, wordt er eveneens toezicht gehouden en, indien noodzakelijk, handhavend opgetreden naar aanleiding van klachten, meldingen en verzoeken tot handhaving. Hierbij wordt de volgende werkwijze in acht genomen:
De afhandeling van klachten of meldingen hangt af van de gevaarzetting. Indien de gevaarzetting gering is dan heeft de afhandeling ervan een lage prioriteit en is de gevaarzetting hoog dan heeft de afhandeling een hoge prioriteit. De melder wordt hierover geïnformeerd waarbij de werkwijze en wijze van afhandeling wordt toegelicht.
Hoofdstuk 6 Organisatie en kwaliteitsborging
Om een adequate uitvoering van het handhavingsbeleid mogelijk te maken dient de gemeente over een organisatie te beschikken die bestaat uit voldoende gekwalificeerd personeel en die voldoende middelen heeft om de werkzaamheden uit te voeren. Voor de gemeente Ouder-Amstel wordt sinds 1 januari 2016 de uitvoering van de VTH-taken uitgevoerd door de uitvoeringsdienst Duo+. De afdeling Buurt, team Vergunningen, Toezicht en Handhaving is hiermee belast .
Dit hoofdstuk beschrijft hoe de gemeente (i.c. Duo+) zorgt dat ze het voorgenomen beleid kan uitvoeren en hoe daar verantwoording over wordt afgelegd, ofwel hoe de gemeente haar eigen uitvoeringskwaliteit borgt.
De uitvoering van de VTH-taken op het gebied van de Wabo, APV, brandveiligheid, kinderopvang en bijzondere wetten, zoals gesteld is ondergebracht bij de afdeling Buurt, team Vergunningen, Toezicht en Handhaving van Duo+. Ook de BOA’s maken deel uit van dit team.
Het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving beschikt over de volgende formatie:
Uitvoeringsbeleid, juridische kwaliteitszorg, zienswijze, bezwaar en beroep | ||
Beoordelen constructieberekeningen en energieprestatie-eisen | ||
De BOA’s hebben een eigen bevoegdheid tot strafrechtelijk optreden. Zij staan ten aanzien van deze bevoegdheden onder toezicht van de politie en de Officier van Justitie.
Binnen Duo+ worden ook door de afdeling Buurt toezichthoudende werkzaamheden verricht. Dit zijn:
het team Inrichting en Beheer. Hier wordt sec toezicht gehouden op projecten. De capaciteit en middelen zijn verdisconteerd in de beschikbare budgetten. Daarnaast houdt het team additioneel toezicht op projecten van derden (ontwikkelaars). De ontwikkelaars moeten zelf voorzien in het dagelijks toezicht op de bouwplannen, in ieder geval voor de aanleg van de openbare ruimte.
het team Dagelijks onderhoud. Het betreffen werkzaamheden in opdracht van de gemeente zoals onderhoud groen, kabels en leidingen en klachten c.q. meldingen van bewoners. Tijdens hun werkzaamheden spreken de opzichters mensen aan op gedrag en de wijze waarop zij gebruik maken van gemeentelijke eigendommen. Op basis van overredingskracht proberen zij gewenst gedrag “af te dwingen”.
Daarnaast houdt vanuit de gemeente Ouder-Amstel het projectbureau zich nog bezig met werkzaamheden die het VTH-domein raken. Het projectbureau richt zich op planontwikkeling en transformaties.
6.3 Knelpunten en oplossingsrichtingen
Zoals in paragraaf 1.3 beschreven is en zal de uitvoering van de VTH taken de komende jaren aan grote wijzigingen onderhevig zijn. De organisatie krijgt door ontwikkelingen als de Omgevingswet te maken met taken die wegvallen en andersoortige taken die ervoor terugkomen. Bovendien dient de uitvoering van de VTH-taken te voldoen aan de eisen die de gemeente zichzelf heeft opgelegd in de nog vast te stellen ‘kwaliteitsverordening’ (zie paragraaf 1.3.1 ).
In algemene zin betekent dat de organisatie in deze planperiode flexibel zal zijn voor wat betreft het aantal (vaste) medewerkers hetgeen ertoe dat vacatures vooral tijdelijk ingevuld worden en dat samenwerking met partners waarschijnlijk nog intensiever zal gaan geschieden dan nu het geval is.
In deze beleidsperiode worden de genoemde ontwikkelingen nauwlettend gevolgd en de mogelijke gevolgen voor de organisatie zullen jaarlijks in het uitvoeringsprogramma, of op ad hoc basis indien noodzakelijk, aan de gemeenteraad worden medegedeeld.
Het is binnen de huidige formatie en de beschikbare middelen mogelijk om de reguliere vergunningsaanvragen die in het kader van de Wabo, de APV en de bijzondere wetten worden aangevraagd, binnen de wettelijke termijnen af te handelen. Indien (door het aantrekken van de economie) het aantal aanvragen gaat stijgen dan zal de formatie moeten worden aangevuld om deze extra aanvragen binnen de wettelijk gestelde termijnen af te handelen. Hetzelfde geldt voor vergunningverlening bij grote evenementen. De formatie hiervoor is krap bemeten en bij onverwachte nieuwe aanvragen of onvoorziene problemen bij bekende aanvragen, kunnen er problemen ontstaan in het op een afdoende wijze afhandelen van de aanvraag.
Ook op het gebied van toezicht en handhaving is er in de uitvoering een aantal knelpunten te noemen. Deze knelpunten liggen op de volgende aspecten:
De beperkte capaciteit en de verminderde aandacht kwam doordat de berekende inzet vanuit Ouder-Amstel voor de uitvoering van de VTH-taken in Duo+ niet aansloot bij de uitvoeringspraktijk en door de drukke voorbereidende werkzaamheden en de aanloopproblemen in het eerste jaar van Duo+.
Bovendien spelen op landelijk niveau ontwikkelingen (zie paragraaf 1.3.3), die van grote invloed gaan worden op de wijze waarop Ouder-Amstel zijn VTH-taken gaat uitvoeren. Dat maakt dat er gewacht is met het maken van definitieve keuzes. Binnen de gegeven formatieruimte en toegekende middelen wordt nu gewerkt met een flexibele schil. Vacatures worden niet automatisch definitief ingevuld. In plaats hiervan wordt gewerkt met tijdelijke inhuurkrachten. Aan het eind van een arbeidscontract wordt nagegaan of een verlenging noodzakelijk is. Primair zal gekeken worden of door interne verschuivingen tot oplossingen gekomen kan worden. Als zou blijken dat het betreffende taakveld meer of minder inzet behoeft (bijvoorbeeld door andere aantallen aanvragen/vergunningen, andere prioriteiten of wettelijke veranderingen) worden de consequenties in beeld gebracht en zal een bijsturing plaatsvinden.
6.4 Organisatorische condities
De kwaliteitseisen op het organisatorische vlak betreffen tenminste:
Scheiding vergunningverlening, toezicht en handhaving
Uitgangspunt is om een heldere scheiding in stand te houden tussen de disciplines vergunningverlening en toezicht en handhaving. Het is in beginsel niet toegestaan dat een vergunningverlener zelf de door hem/haar verleende vergunning controleert. Medewerkers opereren zelfstandig onder eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar. Een ieder draagt daardoor onafhankelijk op basis van eigen oordeelsvorming bij aan de totstandkoming van de (omgevings)vergunningen. Bij toezicht is deze onafhankelijke en gescheiden relatie ten opzichte van de (juridische) handhavers eveneens doorgevoerd. Door de teamleider wordt steeds gecontroleerd dat er tussen de klant en de toezichthouders een zakelijke relatie bestaat.
Het voorkomen van het ontstaan van (vaste/frequente) handhavingsrelaties
Integriteitsvragen kunnen zich bij de vergunningverlening en toezicht en handhaving voordoen. De schaal van Ouder-Amstel, de toegankelijkheid van bestuurders en het gekend zijn van ‘de spelers’ maken het noodzakelijk dat de gemeente zich bewust is van bedreigingen van de integriteit en maatregelen neemt.
De gemeente Ouder-Amstel heeft een integriteitsbeleid waar gedragscodes voor bestuurders en medewerkers deel van uitmaken6. In deze gedragscodes zijn een aantal maatregelen opgenomen moeten voorkomen dat bestuurders en medewerkers zich niet integer gedragen.
Om te voorkomen dat er een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouder en personen werkzaam bij de te controleren objecten/gebieden (vaste handhavingsrelatie) vindt de verdeling van de werkzaamheden veelal plaats op basis van evenredigheid en werkdruk. Tevens werken de toezichthouders van Duo+ niet in een vast deel van de gemeente Ouder-Amstel maar werken zij door hele gemeente Ouder-Amstel heen en omdat Duo+ eveneens werkzaamheden verricht voor de gemeente Uithoorn werken zij eveneens voor deze gemeente. Voor wat betreft de controles van milieu-inrichtingen vinden de controles programmatisch plaats. Veel inrichtingen worden niet jaarlijks gecontroleerd. Bovendien zijn er twee toezichthouders belast met deze werkzaamheden, zodat geen sprake is van een voortdurend toezicht door een en dezelfde toezichthouder.
Het op schrift vastleggen van bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden
In zijn algemeenheid geldt dat voor alle medewerkers van Duo+ de taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in een toepasselijke functiebeschrijving en in het competentieboek.
Ten aanzien van een toezichthouder/BOA geldt dat er een wettelijke verplichting bestaat om zijn/haar bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden op schrift vast te leggen. De betrokken toezichthouders zijn door het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel als zodanig aangewezen.
Bij de aanwijzing zijn ook hun taken en bevoegdheden vastgelegd. De aanwijzing vindt plaats op functieniveau. Naast hun toezichthoudende bevoegdheden zijn enkele medewerkers van het team Vergunningen, Toezicht en Handhaving van Duo+ tevens beëdigd als BOA. De beëdiging en aansturing van de BOA's gebeurt door het OM.
In de gemeentelijke mandaatregeling is verder geregeld welke zaken door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester aan Duo+ zijn gemandateerd.
Bereikbaarheid buiten kantooruren
Klachten en meldingen van overlast in het fysiek domein kunnen 24/7 via de website van de gemeente Ouder-Amstel gemeld worden. Op het formulier kunnen onder meer de aard van de klacht/melding, de locatie en andere relevante informatie worden genoteerd. Daarnaast is voor calamiteiten van algemene aard en voor de buitendienst het nummer 020-4965890 buiten kantooruren bereikbaar. De gemeente Ouder-Amstel draait mee in het samenwerkingsverband voor de crisis en rampenbestrijding. Voor milieu gerelateerde klachten is het milieualarmnummer (0800-1636) van de OD NZKG 24 uur per dag bereikbaar.
Er is nog geen 24/7-piketregeling. Met de OD NZKG vindt overleg plaats om medio 2017 aan te sluiten bij de 24 uurs-piketdienst bouwen van deze dienst.
6.5 Overlegstructuur (intern en extern)
De interne organisatie is te kenschetsen als een organisatie met korte lijnen, waarin men elkaar makkelijk opzoekt. Vergunningverleners, toezichthouders (controleren of er geen sprake is van overtreding) en handhavers (treden op tegen geconstateerde overtredingen) weten elkaar goed te vinden. Er vindt elke week bouwplan overleg plaats tussen vergunningverleners, toezichthouders en plantoetsers. Daarnaast vindt ook elke week handhavingsoverleg plaats. De juristen bespreken met de toezichthouders en plantoetsers de lopende handhavingszaken. Tevens is er eens per maand teamoverleg VTH binnen Duo+. Eens per maand is er tussen Duo+ en de burgemeester als portefeuillehouder overleg over VTH-zaken.
Over aanvragen van grote evenementen vindt altijd een vooroverleg en een evaluatie plaats.
Extern wordt in het kader van VTH onder andere samengewerkt met de OD NZKG, de GGD, Brandweer, provincie Noord-Holland, politie en het Waterschap. Periodiek vindt met deze partners op verschillende niveaus overleg plaats. In bijlage 2 wordt hier verder op ingegaan.
Dit beleidsplan vormt het kader voor programmering van de activiteiten op het vlak van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze programmering komt tot uiting in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma vergunningen, toezicht en handhaving, dat door het college van burgemeester en wethouders wordt vastgesteld en ter kennisneming aan de raad wordt voorgelegd. In dit programma wordt aangegeven welke activiteiten in het betreffende jaar worden uitgevoerd. Aan de hand van de doelen en budgetten uit de programmabegroting, de gestelde prioriteiten, de bestuurlijke prioriteiten en het naleefgedrag wordt het jaarlijkse programma gevuld. Daarbij wordt zoveel mogelijk aangegeven wat de beoogde productie is in termen van aantal behandelde aanvragen, gehouden controles, in behandeling genomen handhavingszaken en aantal afgehandelde klachten en meldingen. Naast de aantallen wordt zo mogelijk tevens beschreven wat de effecten van de inspanningen zijn geweest waarbij een relatie wordt gelegd met de gestelde doelen en prioriteiten.
Een vereiste voor een professionele taakuitoefening is de zorg voor voldoende opleiding. Op dit moment is er een beperkt afdelingsbudget beschikbaar waar alle medewerkers gelijkelijk gebruik van kunnen maken. Ruimte voor bijzondere opleidingen is er nauwelijks. Om kosten te besparen wordt steeds nagegaan of het geven van een cursus in eigen huis mogelijk is.
De komende jaren gaat er veel veranderen op het gebied van toezicht en handhaving bijvoorbeeld op het gebied van het omgevingsrecht doet de Omgevingswet zijn intreden. Scholing van de medewerkers is de aankomende jaren daarom noodzakelijk om op een goede wijze invulling te kunnen blijven geven aan de werkzaamheden.
Voor de Boa’s die met grote regelmaat verplichte cursussen (permanente her- en bijscholing voor domein I, verkeersregelaarsexamen, etc.) moeten doen, is een afzonderlijk opleidingsbudget beschikbaar.
De personeelsformatie en de financiële middelen die nodig zijn voor een adequate uitvoering van het VTH-beleid zijn vastgelegd in de begroting van de gemeente Ouder-Amstel voor de uitvoeringsorganisatie Duo+. In het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks aangegeven hoe de personele capaciteit wordt ingezet.
6.9 Monitoring, rapportage en evaluatie
Ter bevordering van de inzichtelijkheid en overzichtelijkheid van de werkzaamheden binnen het team Vergunningen, Toezicht en handhaving worden er werkplannen voor alle medewerkers van het team ontwikkeld. Op basis van de voorgenomen activiteiten in het uitvoeringsprogramma, wordt een jaarverslag opgesteld. Hierin wordt opgenomen in hoeverre de voorgenomen werkzaamheden zijn gerealiseerd en wat de reden is voor eventuele afwijkingen. Deze gegevens worden gebruikt voor een eventuele bijstelling van de werkzaamheden voor het jaar daaropvolgend. Met een goede verantwoording over de uitvoering van de activiteiten kan zowel de effectiviteit als de efficiëntie van de uitgevoerde inspanningen worden beoordeeld. Met het jaarverslag wordt aan de raad verantwoording afgelegd over de uitvoering van de taken (conform artikel 7 Bor).
In dit beleidsplan is een aantal beleidsregels geformuleerd die tot doel hebben te komen tot een efficiënte en effectieve uitvoering van de VTH-taken. Dit zijn algemene uitgangspunten voor het handelen. Dit impliceert dat er altijd bijzondere omstandigheden kunnen zijn die in een concreet geval tot een andere dan hier beschreven aanpak leiden. Of, om het in de termen van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht te formuleren:
Een aantal elementen in deze formulering behoeft explicitering in dit beleidsplan:
Het bestuur handelt overeenkomstig deze nota
Het vastleggen van beleidsregels in de nota heeft tot gevolg dat het college en de burgemeester elk voor hun eigen bevoegdheid, handelt overeenkomstig de uitgangspunten die in dit plan zijn geformuleerd en dat ook derden daarop moeten kunnen vertrouwen.
Behoudens bijzondere omstandigheden
Er kunnen altijd bijzondere omstandigheden zijn die bij toepassing van de beleidsregels in een concreet geval tot onevenredige hardheid kunnen leiden. Er kunnen talloze aanleidingen zijn om hierop een beroep te doen. Het is aan de overtreder of andere belanghebbenden om - bij de aanschrijving - deze bijzondere belangen aan de orde te stellen. Het bestuur gaat zelf niet actief naar dergelijke belangen op zoek. Een beroep op dergelijke bijzondere omstandigheden kan (vrijwel) nooit worden gedaan als de overtreder op voorhand al was meegedeeld welke consequenties zijn handelen zou hebben en hij toch de overtreding heeft gepleegd.
Als uitkomst van een belangenafweging
De bijzondere belangenafweging moet tot de slotsom leiden dat de doelen die met de handhaving zijn gediend in geen verhouding staan tot de belangen die de overtreder heeft bij het voortduren van de illegale situatie. Het moet dus vrijwel per definitie om relatief ondergeschikte overtredingen gaan. Immers, als er sprake is van gevaarzetting, schade, hinder, overlast en dergelijke zal de belangenafweging al snel naar handhaving (moeten) leiden.
Beroep op de hardheidsclausule
In het algemeen kan alleen een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan als er een combinatie is van:
Kan aan een van deze vereisten niet worden voldaan dan ligt een positief besluit naar aanleiding van een beroep op de hardheidsclausule niet in de rede.
Bijlage 1 Risicoanalyse en prioriteiten
Prioriteren met behulp van risicoanalyse
Het ontbreekt de gemeente aan voldoende menskracht en middelen om alle verleende vergunningen op alle vergunde facetten te controleren en daarnaast ook nog alle illegale activiteiten, klachten, handhavingsverzoeken en eventuele bestuurlijke interventies te kunnen opsporen, beoordelen en te sanctioneren. Bovendien is de maatschappelijke noodzaak hiertoe ook niet aanwezig.
De toezicht- en handhavingsinspanningen dienen zich daarom te richten op die activiteiten waar de risico’s als er problemen ontstaan het grootst zijn. Een veel gehoorde kreet in handhavend Nederland luidt ‘vissen waar de vis zit’. Een manier om te bepalen waar de ‘vissen zitten’ is door een risicoanalyse uit te voeren.
Voor het uitvoeren van de risicoanalyse is gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerd risicomodel dat uitgaat uit van de definitie:
In de analyse is van alle activiteiten de inschatting van het risico voor de aantasting van de leefomgeving centraal gesteld. Het risico is daarbij de kans dat niet-naleving van voorschriften leidt tot ongewenste effecten en de schade die dit voor de leefomgeving oplevert. Hoe groter de kans op niet-naleving en hoe groter de schade voor de leefomgeving hoe meer de gemeente stuurt op naleving.
Per activiteit is op basis van ervaring van betrokken medewerkers daarom een inschatting gemaakt van:
De aspecten ‘kans’ en ‘effect’ richten zich op een aantal thema’s. Deze thema’s zijn algemeen geformuleerd en kunnen worden toegepast op elk taakveld (Wabo, APV en bijzondere wetten). Het gaat om de volgende thema’s:
Om het effect van de overtreding te objectiveren naar ernst is de volgende onderverdeling aangehouden:
De kans dat een overtreding plaatsvindt is als volgt geobjectiveerd:
In de analyse is van alle activiteiten de kans ingeschat dat er iets kan gebeuren en Dit leidt vervolgens tot een onderverdeling in hoge, gemiddelde en lage prioriteiten. De hoogte van de prioriteit bepaalt de mate van intensiteit van het toezicht.
De prioritering is niet bedoeld om een bepaalde volgorde in de handhaving aan te geven. De prioritering is bedoeld om richting te geven aan de inzet van mensen, middelen, de frequenties van toezicht en handhaving en de aspecten waarop tijdens handhavingsbezoeken wordt gelet. Hoe hoger de prioriteit hoe actiever er gehandhaafd wordt. Verder zal de gemeente naar aanleiding van (niet anonieme) meldingen of handhavingsverzoeken altijd actie ondernemen. Dat geldt des te meer als het bestuursrecht ingezet wordt ter ondersteuning van een strafrechtelijk aanpak om (georganiseerde) criminaliteit te bestrijden.
De prioriteitenstelling wil zeggen dat overal aandacht aan wordt besteed, alleen met een verschillende toezichts- en handhavingsinzet en tempo.
Hoewel de risicoanalyse met cijfers werkt, is de uitkomst niet objectief maar subjectief. Het is het gevolg van een keuze. Daarom wordt jaarlijks nagegaan of de prioriteiten niet veranderd zijn. De risicoanalyse wordt jaarlijks getoetst op actualiteit, aangezien zowel problemen als naleefgedrag in de tijd veranderen. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s wordt hier op terug gekomen.
In onderstaande tabellen is per taakveld de risicoanalyse beschreven en is de prioriteit van iedere toezicht- en handhavingstaak berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt in vier soorten prioriteiten. Deze prioriteiten zijn in de tabellen te herkennen aan verschillende kleuren.
De volgende aspecten worden gescoord:
Bijlage 2 Samenwerkingspartners
Een van de belemmeringen voor een effectieve en efficiënte handhaving is de versnippering van de uitvoering welke onder meer gepaard gaat met vrijblijvendheid in samenwerking tussen handhavingspartners. Hierdoor is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om problemen aan te pakken die de jurisdicties van afzonderlijke besturen overschrijden, met name mobiele en ketenactiviteiten.
Ketenpartners sluiten voor wat betreft taken en verantwoordelijkheden op elkaar aan en zijn daarop aanspreekbaar.
Voor de realisatie van onze doelstellingen is de gemeente (i.c. Duo+) mede afhankelijk van andere partijen. Hieronder wordt kort stilgestaan bij de partijen waar het meest intensief mee wordt opgetrokken en wordt aangegeven hoe de samenwerking wordt gestructureerd.
Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
In 2013 is de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) van start gegaan. De OD NZKG voert namens Ouder-Amstel de zogenaamde basistaken (voornamelijk vergunningen, meldingen, toezicht en handhaving van inrichtingen Wet milieubeheer) uit. In geval van gecombineerde aanvragen (bijvoorbeeld bouwen en milieu) vindt de vergunningverlening ook door de gemeente plaats.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de expertise van de OD NZKG voor het milieugedeelte van de omgevingsvergunning.
De OD NZKG rapporteert aan de gemeente over de door haar uitgevoerde activiteiten. De gemeente is het loket voor milieuaanvragen en meldingen Activiteitenbesluit. Klachten over milieu (geluidhinder, geurhinder, bodemverontreiniging etc.) kunnen zowel bij de gemeente als de OD NZKG worden ingediend.
Er vindt minstens 4 maal per jaar overleg plaats met de OD NZKG. Dit geschiedt aan de hand van de jaarlijks op te stellen uitvoeringsovereenkomst en de tertaalrapportages. Daarnaast is er tussentijds overleg over concrete uitvoeringszaken. Daartoe is er een vaste contactpersoon bij zowel de OD NZKG als de gemeente.
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
In de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland is onder meer de regionale brandweer ondergebracht. De brandweer heeft een adviserende functie bij vergunningverlening op het vlak van brandpreventie en externe veiligheid en houdt daarnaast toezicht bij bedrijven en instellingen op het naleven van brandpreventieve voorschriften. Met de Veiligheidsregio is op ad hoc basis overleg over lopende en nieuwe zaken.
Politie en Openbaar Ministerie
Belangrijke ketenpartners zijn de politie en het OM. Het OM, de politie en de burgemeester hebben in het kader van het zogenaamde ‘driehoeksoverleg’ regulier overleg met elkaar. Voor lokale activiteiten wordt een lokaal handhavingsoverleg ingevoerd waar vertegenwoordigers van gemeente, politie, OD NZKG, Brandweer en andere betrokken partijen allerlei dossiers uit het domein ‘fysieke leefomgeving’ aan de orde stellen.
De zogenaamde AM (Amstelland-Meerlanden) -gemeenten hebben frequent overleg met elkaar. Deze partners zijn niet afhankelijk van elkaar, maar versterken elkaar door samenwerking. Binnen de regio is regelmatig overleg over ontwikkelingen en worden op casusniveau “problemen” met elkaar gesproken en van elkaars kennis en kunde gebruik gemaakt.
De gemeente Ouder-Amstel staat open voor andere netwerkverbanden, die bij kunnen dragen aan een professionele uitvoering van taken. In een netwerkverband kan een goede balans gevonden worden tussen nabijheid van uitvoering van taken en kwaliteit en professionaliteit waarvoor een zekere schaalgrootte nodig is.
Daarnaast is er nog op ad-hoc basis overleg met waterschap Amstel, Gooi en Vecht, de provincie Noord-Holland, GGD, Voedsel en Warenautoriteit en Arbeidsinspectie.
Bijlage 3 Werkwijze bij een standaard controle
Een controle bestaat meestal uit drie fasen, namelijk het voorbereiden, het uitvoeren en het rapporteren. Per fase gaan we in op de werkwijze die we meestal hanteren.
De toezichthouder voert dossieronderzoek uit. De toezichthouder bestudeert het dossier met bijvoorbeeld de verleende vergunning(en) en eerdere correspondentie. Ook gaat hij na welke regelgeving (mogelijk) van toepassing is. Als dat nodig is stemt de toezichthouder het controlebezoek voordien af met interne vergunningverleners en andere toezichthouders. Dit doet hij ook met externe handhavingspartners. Daarna maakt de toezichthouder meestal een afspraak met de contactpersoon voor de controle. Zo voorkomen we dat het voor een toezichthouder, op het moment dat hij langs komt, niet mogelijk is om een volledige controle uit te voeren. Van deze regel wijken we af als een overtreding pas kan worden vastgesteld als we de contactpersoon niet op de hoogte hebben gesteld. Dit kan het geval zijn bij ontvangen klachten, vaak over het overtreden van gedragsregels.
Na een goede voorbereiding voert de toezichthouder de controle uit. Bij aankomst bij de activiteit of het object meldt de toezichthouder zich bij de contactpersoon en legitimeert zich. Vervolgens geeft de toezichthouder het doel van de controle aan en vertelt hoe hij de controle wil uitvoeren. De toezichthouder voert het controlebezoek uit samen met de contactpersoon. De toezichthouder houdt zich aan de op het terrein geldende veiligheidsaspecten. De toezichthouder gebruikt zijn wettelijke bevoegdheden als dat nodig is en hij houdt zich aan de wettelijk gestelde regels hiervoor. Bijvoorbeeld bevoegdheden en regels voor het betreden van plaatsen, het nemen van monsters, etc. De toezichthouder toetst de aangetroffen situatie aan regels en legt deze vast in een rapport. Tijdens het bezoek kan hij ook bevindingen vastleggen met bijvoorbeeld het nemen van monsters en foto’s. Tijdens het bezoek geeft de toezichthouder voorlichting over de regels die gelden en hij kan advies geven over niet verplichte zaken bijvoorbeeld niet verplichte duurzame maatregelen. Als de toezichthouder de controle heeft uitgevoerd bespreekt hij de bevindingen met de contactpersoon. De toezichthouder maakt afspraken over herstel van eventuele overtreding(en) waarbij de toezichthouder de sanctiestrategie toepast. In ernstige gevallen, bijvoorbeeld als de overtreding tot een gevaarlijke of hinderlijke situatie leidt of als de overtreding onomkeerbaar is, dan treedt de toezichthouder direct op. In minder ernstige gevallen of als alles in orde is dan vat de toezichthouder de bevindingen van het controlebezoek samen in een brief aan de contactpersoon. Hierbij wordt het ‘vierogenprincipe’ toegepast. De juristen of een senior controleren de brieven voordat deze de deur uitgaan.
Voor wat betreft gerealiseerde bouwwerken, opgerichte bedrijven, gebruik e.d. wordt gewerkt met een zgn. ‘loopbriefje’. De toezichthouder brengt het volledig opgemaakte rapport naar de juristen. Deze controleren de rapportage en zetten het ‘loopbriefje’ met bijbehorende bijlagen uit voor advies bij de vergunningverleners/ adviseurs. De vergunningverleners / adviseurs bespreken de casus in het bouwplanoverleg en zo nodig met de accounthouder van de gemeente. Afhankelijk van uitgebrachte advies wordt door de juristen een brief opgesteld. Dit kan een voornemen tot handhavend optreden zijn, maar bijvoorbeeld ook een afwijzing van het handhavingsverzoek.
De rapportage met eventuele toegevoegde digitale foto’s, bijlagen etc. dient als bewijs. Ook de vervolgafspraken staan er in. De toezichthouder slaat deze rapportage na het bezoek op in het digitale informatiesysteem. We bewaren dit om de omvang en diepgang van de controle en de gemaakte afspraken met de contactpersoon vast te leggen. Het controlerapport is belangrijk voor het vastleggen van de handhavingshistorie en voor de bewijsbaarheid in een eventueel strafrechtelijk en of bestuursrechtelijk vervolgtraject. Wij kunnen er ook mee aantonen dat we voldoen aan onze toezichtstaak als er later onverhoopt ergens iets mis gaat. Niet alle rapportages zijn even omvangrijk. Een rapport van een hercontrole bevat alleen de aspecten die tijdens de vorige controle overtreden waren. Bij periodieke controles van bedrijven bevestigen we de resultaten altijd schriftelijk of via e-mail aan de contactpersoon. Bij alle andere controles bevestigen we de resultaten alleen schriftelijk of digitaal bij overtredingen. In deze brief leggen we ook de afspraken over herstel van de overtreding(en) vast. Ook hier wordt het ‘vierogenprincipe’ toegepast. De juristen of een senior controleren de brieven voordat deze de deur uitgaan.
Bijlage 4 Specifieke soorten toezichtcontroles
Een controle tijdens de bouwfase van een gebouw.
voorbeeld: controle tijdens de bouw van een woning
Een controle van een gebouw na het verlenen van een vergunning, ontheffing of het indienen van een melding.
voorbeeld: controle als een bedrijfsgebouw net gebouwd is
Een regelmatig terugkerende controle bij een bedrijf of activiteit.
voorbeeld: een milieucontrole bij een bedrijf
Een controle naar aanleiding van een klacht, melding, of handhavingsverzoek.
voorbeeld: een controle van een bouwwerk na een klacht over bouwen zonder vergunning
Een controle op (alleen) één of enkele onderdelen.
voorbeeld: een controle van de brandblussers van een bedrijf
Een controle waarbij we de gecontroleerde zelf een checklist invult om aan te geven in hoeverre hij voldoet aan de regels. In aanvulling hierop controleert een toezichthouder steekproefsgewijs of de ingevulde checklist klopt.
voorbeeld: een ondernemer vult zelf een checklist in of hij voldoet aan brandveiligheidseisen
Een controle aan de hand van administratieve gegevens en bescheiden zoals informatie van de Kamer van Koophandel, overlegde keuringsrapporten, certificaten zonder fysieke controle ter plaatse.
voorbeeld: een controle van het rapport van een bodemonderzoek
Controle van een gebied, waarbij toezichthouders door een aangewezen gebied rijden waarin wordt gecontroleerd op bepaalde overtredingen.
voorbeeld: controle van een gebied op onveilig parkeren
Controle van een gebouw of activiteit op locatie naar aanleiding van een eerdere controle waarbij overtredingen zijn geconstateerd. We kijken of de overtredingen zijn gestopt.
Bijlage 5 Stappenplan Landelijke Handhavingsstrategie
Stap 1: Positionering bevinding in de interventiematrix
Figuur 2: De interventiematrix
De handhaver bepaalt ten eerste in welk segment van de in figuur 2 opgenomen interventiematrix hij de bevinding positioneert door: (1) het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en (2) het typeren van de normadressaat.
De gevolgen van bevindingen beoordeelt de handhaver als:
De handhaver typeert de normadressaat als:
Bij de typering van de normadressaat kijkt de handhaver dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavingshistorie mee in beschouwing. Als de handhaver niet in staat is om de normadressaat te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.
De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.
Als legalisatie van de bevinding mogelijk is, is dat de aangewezen weg gelet op de hieruit voortvloeiende rechtszekerheid voor alle betrokkenen. Dit laat het toepassen van de landelijke handhavingsstrategie en de interventiematrix onverlet, omdat er maatregelen nodig kunnen zijn om de overtreding te beëindigen en de gevolgen te beperken of weg te nemen. Bij het toepassen van de interventiematrix is de mogelijkheid van legalisatie een verzachtende omstandigheid.
Er kunnen tot slot omstandigheden zijn om bij een bevinding van handhaven af te zien op basis van de in paragraaf 5.3.3. van de in dit beleidsplan beschreven gedoogstrategie. Gedogen laat eventuele strafvervolging door het OM overigens onverlet.
Stap 2: Bepalen verzwarende aspecten
De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven. Vooral voor bevindingen die na stap 1 in de middensegmenten van de interventiematrix zijn gepositioneerd (A4, B3, B4, C2 en D2), kunnen de verzwarende aspecten reden zijn om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden. De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:
Medewerking van deskundige derden. De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door deskundige derden, zoals vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. De handhaver moet onderbouwen op grond van welke aanwijzingen hij het vermoeden heeft dat de deskundige derde op de hoogte was en/of medewerking heeft verleend aan de geconstateerde bevinding(en).
Normbevestiging. Bij dit aspect geldt dat het doel van de handhaving ligt in het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of bij het bredere publiek. Strafrechtelijke handhaving vindt mede plaats in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Hierbij speelt de openbaarheid van het strafproces een grote rol. Als in het openbaar, door middel van een onderzoek ter terechtzitting of de publicatie van een persbericht bij een transactie of strafbeschikking, verantwoording wordt afgelegd van gepleegde strafbare feiten krijgt de normhandhaving of normbevestiging het juiste effect.
Waarheidsvinding. Soms kan strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden met het oog op de strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening aangewezen zijn. Bijvoorbeeld als een controle of inspectie aanwijzingen aan het licht brengt dat er meer aan de hand is, maar de bestuursrechtelijke instrumenten ontoereikend zijn om de waarheid aan het licht te brengen.
Stap 3: Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel politie en OM met het bestuur over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is
De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2). Dit overleg beoogt een weloverwogen inzet van het bestuursrecht, het bestuurs- én strafrecht of alleen het strafrecht. Dit overleg is derhalve tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien noodzakelijk het overleg op met politie en OM en omgekeerd.
Overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht is altijd noodzakelijk als de handhaver de bevinding na stap 1 heeft gepositioneerd in de middensegmenten (A4, B3, B4, C2, D2 en D1) of zware segmenten (C3, C4, D3 en D4) van de interventiematrix. Overleg kan ook zinvol zijn bij bevindingen die de handhaver weliswaar heeft gepositioneerd in de lichte segmenten van de interventiematrix (A1, A2, A3, B1, B2 en C1), maar waarbij er op grond van stap 2 sprake is van één of meer verzwarende aspecten.
In situaties waarin een handhavingsinstantie een bestuurlijk strafbeschikking milieu (BSBm) oplegt is overleg met het OM niet geïndiceerd en is strafrechtelijk optreden door het OM niet aan de orde.
Als de handhaver concludeert dat overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavinginstanties, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun samenspel. Alleen zo kan accuraat en effectief optreden in voorkomende gevallen worden gewaarborgd, in het bijzonder als er sprake is van spoed en heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte algemene afspraken niet voorzien, zullen apart door handhavingsinstantie, politie en OM worden beoordeeld, in een regulier overleg of door middel van ad hoc overleg als snelheid vereist is. Uit het overleg volgt hoe de betreffende bevinding wordt opgepakt: alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- én strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk. Het laatste veelal startend met een opsporingsonderzoek onder leiding van de Officier van Justitie.
Tenslotte is, afgezien van de interventiematrix, aangifte bij het OM standaard als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:
Stap 4: Optreden met de interventiematrix
De landelijke handhavingsstrategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De handhaver gebruikt de interventiematrix van figuur 2 daarbij als volgt:
De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar boven op in zwaarte. Hieronder staan alle interventies van licht naar zwaar toegelicht.
Waar in de matrix van figuur 3 ‘PV’ staat betreft het de middelzware en zware segmenten die in stap 3 zijn afgestemd tussen handhavingsinstantie en OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, zijn er in deze situaties de in figuur 3 aangegeven op herstel en/of op bestraffing gerichte bestuursrechtelijke interventies om te overwegen, en ook de BSBm als strafrechtelijke interventie.
De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door, door middel van het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s). In algemene zin geldt voor termijnen het volgende:
Het optreden in stap 4, zoals tot nu toe beschreven, heeft betrekking op gedane bevinding(en) die op grond van de interventiematrix worden aangepakt.
Uiteraard kunnen handhavingsinstanties aanvullend ook hun toezichtstrategie bij het betreffende bedrijf als zodanig aanpassen, in de zin van bijvoorbeeld het verhogen/verlagen van de toezichtfrequentie, het initiëren van de herijking van de vergunningensituatie, etc.
Figuur 3: De interventiematrix voor het bepalen van de eerste interventie(s) – zie ook bijlage 2
De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de gemeente geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan: het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid.
Bijlage 6 Overzicht nalevingsstrategie
- Structureel op basis van vergunningen en uitvoeringsprogramma | |||
Voorwaarden waaronder gemeente niet optreedt tegen overtreding | - Alleen in bepaalde gevallen en bij uitzondering |
Bijlage 7 Beleidsregels sanctiestrategie en hoogte dwangsom Ouder-Amstel, 2017
Op grond van artikel 125 Gemeentewet jo. Artikel 5:21 en 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht heeft een bestuursorgaan de bevoegdheid om handhavend op te treden in de vorm van een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom is een zogenaamde herstelsanctie. Een herstelsanctie is gedefinieerd in artikel 5:2 van de Awb: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
De inhoud van een last onder dwangsom bestaat uit een aantal elementen (artikel 5:32a en 5:32b Awb) en moet voldoen aan een aantal eisen.
De te nemen herstelmaatregelen
Een termijn (bij een last tot het voorkomen van verdere overtreding of tot ongedaan maken van een overtreding)
De dwangsom. De dwangsom is of een bedrag ineens, of een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd dan wel een bedrag per overtreding van de last.
Vaststellen maximumbedrag waarboven geen dwangsommen meer worden verbeurd.
Dwangsom in redelijke verhouding tot enerzijds de zwaarte van het door de overtreding van het wettelijk voorschrift geschonden belang en anderzijds de beoogde effectieve werking van de dwangsomoplegging.
Een bestuursorgaan komt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De hoogte van de dwangsom kan en moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd. (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit).
Deze beleidsregels hebben betrekking op het bepalen van de termijnen en de hoogte van de dwangsom bij veelvoorkomende overtredingen op het gebied van omgevingsrecht en de bijzondere wetten. (Wabo, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Bouwbesluit 2012), Drank- en Horecawet, Algemene plaatselijke verordening Ouder-Amstel.
In beginsel zal gekozen worden voor een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie die strekt tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en die de verplichting inhoudt tot betaling van de geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie die inhoud een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Een last onder bestuursdwang is een van de vormen van handhaving die wordt ingezet in het geval van de Wet Damocles of de Wet Victoria wanneer een pand gesloten wordt.
Bij het opleggen van spoedeisende bestuursdwang wordt zoveel mogelijk de normale bestuursdwangprocedure gevolgd met een aangepaste (zeer) korte begunstigingstermijn. In voorkomende acute gevallen of onomkeerbare situaties kan bestuursdwang mondeling worden aangezegd en meteen worden geëffectueerd. Naderhand dient de bestuursdwang alsnog op schrift te worden gesteld en bekend te worden gemaakt. Hieronder staan enkele voorbeelden genoemd:
Preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom
Als er sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet- en regelgeving gesteld voorschrift kan een preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom worden opgelegd. Daarbij is van belang dat die overtreding in de beschikking kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit een oogpunt van rechtszekerheid ten aanzien van handhavingsbeschikkingen is vereist.
Een eerder verleende vergunning of ontheffing kan ingetrokken worden als sanctie op onrechtmatig gedrag van een houder van een beschikking. Intrekking is slechts mogelijk op grond van verschillende wet- en regelgeving waarvoor het college of de burgemeester bevoegd gezag is. Te denken valt hierbij aan het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens of het niet nakomen van de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen. In sommige gevallen zijn nog aanvullende handhavingsmaatregelen nodig in de vorm van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Verder kan een vergunning worden ingetrokken om leed toe te voegen (bestraffende sanctie). Dit kan onder meer het geval zijn als een horecaondernemer doelbewust de exploitatievergunning overtreedt. De situatie waarin van de intrekkingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt is dermate casuïstisch dat deze per situatie wordt beoordeeld. Op grond van de Wabo kan een vergunning voor de activiteit bouwen worden ingetrokken wanneer 26 weken geen gebruik wordt gemaakt van de vergunning.
De burgemeester heeft bijvoorbeeld de mogelijkheid een horeca-inrichting (tijdelijk) te sluiten vanwege verstoring van de openbare orde. Zaken die gerelateerd zijn aan verstoring van de openbare orde en die afzonderlijk niet tot een sanctie kunnen leiden, kunnen bij deze maatregel samen worden genomen.
Wanneer het gaat om ongewenste situaties (kleine overtredingen in de openbare ruimte op basis van de APV en Afvalstoffenverordening), kan een financiële prikkel preventief kan werken. De beschikking is niet bedoeld om hiermee een overtreding te beëindigen. Een belangrijk verschil met bestuurlijke boete is dat de oplegging en inning bij de bestuurlijk strafbeschikking via het CJIB loopt en deze onder het strafrecht valt.
De bestuurlijke strafbeschikking kan alleen in aangewezen gevallen worden opgelegd.
In deze gevallen is geen bestuurlijke boete meer mogelijk.
Een BOA kan een kennisgeving van bekeuring opmaken.
Beschikking in het kader van Wet Mulder
Voluit heet de betrokken wet de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften. Tegen de beschikking staat bezwaar en daarna beroep open.
Administratieve afhandeling wordt door het CJIB verzorgd. In een aantal gevallen, voornamelijk kleine verkeersovertredingen, is een BOA bevoegd om een beschikking op basis van de Wet Mulder op te leggen. Voor de overige zaken treedt de politie hiertegen op.
De hoogtes van de dwangsommen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van de overtreding. Een redelijke termijn is een termijn die een overtreder redelijkerwijs nodig heeft om de overtreding ongedaan te maken. Zo zal de aanschaf van een tijdschakelaar (energiebesparende maatregel) veel minder tijd vergen dan het laten keuren van een brandmeldinstallatie. In dat laatste geval moet rekening gehouden worden met een eventuele offerte- en opdrachtverstrekking, alvorens de brandmeldinstallatie daadwerkelijk kan worden gekeurd. De overtreder dient echter zelf ook rekening te houden met terugkerende afspraken zodat hij hiervoor onderhoudscontracten voor kan afsluiten. Indien na het verstrijken van de termijn uit de vooraankondiging dwangsom is verstreken, zal een dwangsom worden opgelegd waarin een begunstigingstermijn is opgenomen. Een last onder dwangsom kan onder voorwaarden ook preventief ter voorkoming van een overtreding worden opgelegd.
De termijnstellingen in de schema’s worden niet alleen gehanteerd in de last onder dwangsom of bestuursdwang, maar ook in de schriftelijke waarschuwingen die daaraan vooraf gaan.
Indien de bedragen uit het schema worden gehanteerd en de dwangsommen verbeurd zijn, kan hierna een nieuwe last onder dwangsom worden opgelegd.
Dwangsombedragen in geval van recidive
In geval van herhaling van de overtredingen wordt een extra toeslag opgelegd bij een volgende last onder dwangsom. Recidive geldt als dezelfde overtreder binnen vijf jaar na de opgelegde last onder dwangsom dezelfde overtreding opnieuw begaat. Deze bedraagt 50% bij de eerste herhaling en 100% bij meerdere herhalingen. Als deze herstelsanctie ondanks herhalingen niet werkt, wordt gekozen voor een last onder bestuursdwang.
Invorderingsproces7
Bij bestuursrechtelijke handhaving kiest het college, respectievelijk de burgemeester van Ouder-Amstel, waar mogelijk, voor het opleggen voor een last onder dwangsom. In die gevallen waarin het belang dat het betrokken voorschrift beoogd te beschermen zich verzet tegen de bestuurlijke sanctie van een last onder dwangsom wordt daar niet voor gekozen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer acuut gevaar optreedt of sprake is van onveilige situaties en de hoogte van een dwangsom onvoldoende effect heeft of zal hebben. In onderstaande schema’s wordt beschreven hoe bij overtredingen van de Wet milieubeheer respectievelijk overtredingen van Bouwen, brandveilig gebruik en strijdig gebruik bestemmingsplan wordt omgegaan.
Sanctiestrategie Wet milieubeheer
Toelichting sanctiestrategie overtredingen van de Wet milieubeheer
Wanneer tijdens het toezicht een overtreding wordt geconstateerd worden in overleg met de overtreder afspraken gemaakt over de termijn waarbinnen de overtreding beëindigd moet zijn. Dit wordt bevestigd in een brief; de zogenaamde ambtelijke waarschuwing. Na deze termijn wordt een eerste hercontrole uitgevoerd. Als bij deze controle blijkt dat de overtreding niet ongedaan is gemaakt zal een tweede termijn worden gegeven middels een bestuurlijke waarschuwing (voornemen handhavend optreden). Wanneer bij de tweede controle blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt, wordt in beginsel last onder dwangsom opgelegd.
Sanctiestrategie Bouwen, Brandveilig gebruik en strijdig gebruik bestemmingsplan
Toelichting: sanctiestrategie overtredingen bouwregelgeving, brandveilig gebruik en overtredingen van het bestemmingsplan
Wanneer tijdens het toezicht een overtreding wordt geconstateerd wordt in beginsel een termijn gegeven waarbinnen de overtreding ongedaan gemaakt dient te worden middels een bestuurlijke waarschuwing (voornemen handhavend optreden). Wanneer bij de hercontrole blijkt dat de overtreding nog steeds voortduurt, zal in beginsel handhavend worden opgetreden.
Tabel 1: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Te allen tijde worden afspraken gemaakt over tijdelijke oplossingen die in het kader van de veiligheid genomen moeten worden gedurende de begunstigingstermijn.
Tabel 4: Algemene plaatselijke verordening Ouder-Amstel
Veel overtredingen van de APV Ouder-Amstel worden strafrechtelijk aangepakt. De overtreder ontvangt een zogenaamde bestuurlijke strafbeschikking en dient het bedrag te voldoen middels de factuur die hij vanwege het CJIB ontvangt. Voor een aantal artikelen op basis van de APV ligt bestuurlijke handhaving meer voor de hand. Dit schema bevat dan ook niet alle artikelen uit de APV.
Sanctiestrategie Drank- en Horecawet
Er zijn verschillende sanctiestrategieën voor de diverse overtredingen van de Drank- en Horecawet. Deze zijn afhankelijk van de aard van de overtreding. De hoogte van de dwangsom verschilt per categorie.
In de schema’s zijn voor de meest voorkomende overtredingen op het gebied van milieu, bouwen, brandveilig gebruik en horeca de hoogte van de dwangsommen opgenomen, die als uitgangspunt gelden bij een last onder dwangsom.
Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom gelden de in de tabel genoemde dwangsomhoogten. In de tabel worden de meest voorkomende overtredingen per categorie vermeld en de daaraan verbonden (maximale) dwangsomhoogte.
De geconstateerde feiten zijn bepalend voor het vaststellen van de hoogte van de dwangsom en het maximaal te verbeuren bedrag. Afwijking van de hoogte van de dwangsom volgens de tabel moet gemotiveerd worden. Op grond van artikel 4:84 van de Awb kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van een beleidsregel indien handelen overeenkomstig de beleidsregel voor de belanghebbende gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.