Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent de subsidiëring van scholing (Subsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingBesluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent de subsidiëring van scholing (Subsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020)
CiteertitelSubsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Frysl%C3%A2n/332960/CVDR332960_5.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-08-2020nieuwe regeling

25-08-2020

prb-2020-5873

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent de subsidiëring van scholing (Subsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

 

Gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

 

Overwegende dat het in het kader van de Coronacrisis wenselijk is ondersteuning te bieden aan Friese ondernemingen, kennisinstellingen en organisaties voor scholing van werknemers, medewerkers en eigenaren van voornoemde partijen, zodat deze breder inzetbaar zijn en waardevoller worden voor zowel voornoemde partijen als de Friese arbeidsmarkt;

 

Besluiten vast te stellen de:

 

Subsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    C.V.: commanditaire vennootschap.

  • d.

    deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een scholingsactiviteit te verzorgen in het kader van deze regeling. De deskundige is onafhankelijk en ingeschreven in het handelsregister.

  • e.

    eigenaar: natuurlijk persoon die eigenaar is van een eenmanszaak of die eigenaar dan wel mede-eigenaar is van een V.O.F., C.V. of maatschap.

  • f.

    landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252).

  • g.

    medewerker: persoon die bij de rechtsvorm van de aanvrager gedetacheerd is als Payroller of uitzendkracht op basis van respectievelijk een Payrollovereenkomst of uitzendovereenkomst, en daar arbeid verricht.

  • h.

    offerte: een aan de rechtsvorm van de aanvrager geadresseerd aanbod van een deskundige voor deelname aan een scholingsactiviteit, of een op een website van de deskundige aangegeven prijsopgave voor deelname aan een scholingsactiviteit.

  • i.

    onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitvoert, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering.

  • j.

    rechtsvorm: de juridische vorm waarin een onderneming, kennisinstelling of organisatie is gegoten.

  • k.

    reguliere de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie op de-minimissteun (2013 / L351).

  • l.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

  • m.

    scholingsactiviteit: activiteit die wordt aangeboden door een deskundige in de vorm van een opleiding, training, seminar of cursus.

  • n.

    scholingsbewijs: een diploma, certificaat of bewijs van deelname dat verstrekt wordt aan een werknemer of medewerker die deelgenomen heeft aan een opleiding, training, seminar of cursus.

  • o.

    V.O.F.: vennootschap onder firma.

  • p.

    vestiging: een afzonderlijk gelegen gebouw of een bedrijfswoning dat in gebruik of beheer is door de rechtsvorm van de aanvrager, en waarin of van waaruit activiteiten worden uitgevoerd.

  • q.

    visserij de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (2014 / L190).

  • r.

    werknemer: persoon die op basis van een vaste of tijdelijke arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de rechtsvorm van de aanvrager en daarvoor loon ontvangt.

Artikel 1.2 Doel

De subsidie heeft tot doel het kennisniveau van werknemers, medewerkers en eigenaren van bestaande Friese ondernemingen, kennisinstellingen en organisaties te vergroten door middel van het stimuleren van scholingsactiviteiten.

Artikel 1.3 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, wordt uitsluitend verstrekt aan een Friese:

    • a.

      eenmanszaak;

    • c.

      personenvennootschap;

    • d.

      privaatrechtelijke rechtspersoon;

    • e.

      kerkgenootschap.

  • 2.

    Subsidie voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b, wordt uitsluitend verstrekt aan een Friese eenmanszaak, V.O.F., C.V., of maatschap.

  • 3.

    Een privaatrechtelijke rechtspersoon die nog in oprichting is op het moment van ontvangst van de aanvraag valt niet onder de doelgroep als omschreven in het eerste lid.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Een subsidie kan op aanvraag worden verstrekt voor:

  • a.

    een scholingsactiviteit van werknemers of medewerkers gericht op het versterken of vergroten van hun inzetbaarheid binnen de rechtsvorm van de aanvrager of daarbuiten. Daarbij worden nieuwe vaardigheden en taken aangeleerd die ingezet kunnen worden binnen de huidige functie of binnen een andere functie;

  • b.

    een scholingsactiviteit van een eigenaar of eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager, gericht op het versterken of vergroten van de inzetbaarheid binnen de rechtsvorm van de aanvrager.

Artikel 1.5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie wordt elektronisch ingediend bij het SNN via een door laatstgenoemde daarvoor beschikbaar gesteld web-portal dat bereikbaar is op de website www.snn.nl.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden alle documenten gevoegd die via het web-portal worden opgevraagd. Dit zijn in elk geval de volgende:

    • a.

      in het geval dat op de datum van ontvangst van de aanvraag nog gestart moet worden met de uitvoering van de subsidiabele activiteit: een kopie van de offerte van de deskundige;

    • b.

      in het geval dat op de datum van ontvangst van de aanvraag reeds gestart is met de uitvoering van de subsidiabele activiteit: een kopie van de door de aanvrager en deskundige getekende offerte of, indien er geen offerte wordt ondertekend, een inschrijvingsbewijs;

    • c.

      in het geval dat op de datum van ontvangst van de aanvraag de subsidiabele activiteit reeds is uitgevoerd: een kopie van de door de aanvrager en deskundige getekende offerte of, indien er geen offerte wordt ondertekend, een inschrijvingsbewijs. Alsmede, voor zover reeds aanwezig, een kopie van de factuur en het verkregen scholingsbewijs;

    • d.

      in het geval dat de rechtsvorm van de aanvrager economische activiteiten uitvoert: een ingevulde de-minimisverklaring, waaruit blijkt dat het aangevraagde bedrag geheel of gedeeltelijk kan worden verstrekt zonder dat sprake zal zijn van overtreding van de geldende voorschriften van de Europese Unie ter zake van de verstrekking van overheidssteun.

  • 3.

    Per aanvraag kan uitsluitend voor één subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4 subsidie worden aangevraagd.

  • 4.

    In een aanvraag voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, kan enkel voor één scholingsactiviteit subsidie worden aangevraagd.

Artikel 1.6 Aanvraagperiode

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, kan met ingang van 1 september 2020 9:00 uur tot en met 31 december 2020 23:59 uur worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag wordt geacht tijdig te zijn ingediend, indien deze is ontvangen door het SNN binnen de in het vorige lid genoemde indieningstermijn.

Artikel 1.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast ter uitvoering van deze regeling.

Artikel 1.8 Verdeelsystematiek

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de aanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2.

    Indien een aanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de aanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt de rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.9 Staatssteun

  • 1.

    Subsidies in het kader van deze regeling worden verstrekt met toepassing van de reguliere de-minimisverordening voor zover de aanvrager een economische activiteit uitvoert.

  • 2.

    Indien de aanvrager actief is in de primaire productie van landbouwproducten, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie verstrekt met toepassing van de landbouw de-minimisverordening.

  • 3.

    Indien de aanvrager actief is in de visserij- en aquacultuursector, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie verstrekt met toepassing van de visserij de-minimisverordening.

Hoofdstuk 2 Subsidievoorwaarden

Artikel 2.1 Toetsingscriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de rechtsvorm van de aanvrager staat op het moment van ontvangst van de aanvraag bij de Kamer van Koophandel ingeschreven;

  • b.

    de rechtsvorm van de aanvrager heeft op het moment van ontvangst van de aanvraag tenminste één bestaande vestiging in Fryslân van waaruit activiteiten worden uitgevoerd;

  • c.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd wordt uiterlijk gerealiseerd binnen zes maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag;

  • d.

    de aanvrager verklaart in zijn aanvraag dat de activiteit waarvoor hij een subsidie aanvraagt op het moment van ontvangst van de aanvraag praktisch uitvoerbaar is gezien de COVID-19 beperkingen en RIVM-richtlijnen, zoals aangegeven op de website www.rivm.nl;

  • e.

    de aanvrager verklaart in zijn aanvraag dat hij de kosten voor het uitvoeren van de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt zelf maakt en betaalt.

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de ASV 2013, wordt een subsidie geweigerd indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten een verplichting is aangegaan langer dan vier weken vóór ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • c.

    de rechtsvorm van de aanvrager niet binnen de doelgroep van de regeling valt;

  • d.

    de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 1.4 van deze regeling;

  • e.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten het indieningstijdvak als bepaald in artikel 1.6, eerste lid;

  • f.

    de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet wordt verzorgd door een deskundige;

  • g.

    de rechtsvorm van de aanvrager reeds eerder een subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling voor dezelfde activiteit;

  • h.

    de rechtsvorm van de aanvrager reeds tweemaal een subsidie heeft ontvangen op grond van de regeling;

  • i.

    voor de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd reeds een andere subsidie is aangevraagd bij Gedeputeerde Staten dan wel reeds is verstrekt door laatstgenoemde;

  • j.

    de subsidiabele kosten van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd reeds uit hoofde van subsidieregelingen of fondsen van derden worden gefinancierd, zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt;

  • k.

    het te verstrekken subsidiebedrag lager is dan € 350,-;

  • l.

    de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet voldoet aan één of meer van de toetsingscriteria als bepaald in artikel 2.1.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, komen voor subsidie in aanmerking:

    de kosten van deelname aan een opleiding, training, seminar of cursus door werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de aanvrager.

  • 2.

    Voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b, komen voor subsidie in aanmerking:

    de kosten van deelname aan een opleiding, training, seminar of cursus door de eigenaar of eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager.

  • 3.

    Voor kosten als genoemd in het eerste en tweede lid waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag, kan in afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 1.10, eerste lid, aanhef en onderdeel h, van de ASV 2013, subsidie worden verstrekt. Dit met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.2, aanhef en onder a.

Artikel 2.4 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op hetgeen bepaald is in artikel 1.10 van de ASV 2013, wordt geen subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten van eigen uren van werknemers of medewerkers van de aanvrager;

  • b.

    kosten van eigen uren van de eigenaar of eigenaren van de aanvrager;

  • c.

    reiskosten;

  • d.

    kosten voor het huren van een locatie waarin de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd wordt uitgevoerd;

  • e.

    kosten die niet inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

Artikel 2.5 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 70% van de totale subsidiabele kosten tot een maximum van € 4.000,- exclusief BTW per aanvraag, en met een minimum van € 350,- exclusief BTW per aanvraag.

  • 2.

    Uit het eerste lid volgt dat de totale subsidiabele kosten in een aanvraag minimaal € 500,- exclusief BTW moeten bedragen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.

Artikel 2.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de ASV 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    uiterlijk binnen zes maanden na de ontvangstdatum van de aanvraag de gesubsidieerde activiteit te hebben gerealiseerd;

  • b.

    uiterlijk binnen zes maanden na de ontvangstdatum van de aanvraag de kosten voor het laten uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit zelf te hebben gemaakt en betaald;

  • c.

    desgevraagd, na het verstrijken van de einddatum van de gesubsidieerde activiteit of na het realiseren van de gesubsidieerde activiteit, aan te tonen dat de activiteit conform de aanvraag heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 2.7 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Een subsidie die verstrekt wordt op grond van deze regeling wordt direct vastgesteld.

  • 2.

    In geval van een verzoek als bepaald in artikel 2.6, aanhef en onder c, verstrekt de subsidieontvanger alle door Gedeputeerde Staten opgevraagde informatie, waaronder in elk geval:

    • a.

      kopieën van facturen en betaalbewijzen ter zake van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit.

    • b.

      indien subsidie is verstrekt voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a: kopieën van de verstrekte scholingsbewijzen die aan de werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de subsidieontvanger zijn uitgereikt;

    • c.

      indien subsidie is verstrekt voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b: kopieën van de verstrekte scholingsbewijzen die aan de eigenaar of eigenaren van de rechtsvorm van de subsidieontvanger zijn uitgereikt.

  • 3.

    Het niet voldoen aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, leidt in ieder geval tot intrekking van de subsidievaststelling en tot terugvordering van het vastgestelde subsidiebedrag bij de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 25 augustus 2020.

Voorzitter

drs. A.A.M. Brok

Secretaris

R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM

Artikelsgewijze toelichting

Subsidieregeling arbeidsmarktscholing COVID-19 Fryslân 2020.

 

Artikel 1.1, aanhef en onder d

De deskundige dient op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn de (incompany) opleiding, training, seminar of cursus te verzorgen.

 

Voor de beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van de onderneming die wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de (incompany) opleiding, training, seminar of cursus verzorgt.

 

De deskundige die ingehuurd wordt moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere staten. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als deskundige. Een kennisinstelling kan wel optreden als deskundige.

 

Een deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de deskundige onafhankelijk de (incompany) opleiding, training, seminar of cursus kan geven, waarbij er geen sprake is van enige vorm van belangenverstrengeling. Ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • de deskundige heeft een (financieel) belang in de rechtsvorm van de aanvrager;

  • de aanvrager heeft een (financieel) belang in de onderneming van de deskundige;

  • een bestuurder of directeur van de rechtsvorm van de aanvrager is ook bestuurder of directeur van de onderneming van de deskundige;

  • de aanvrager heeft/runt met de deskundige samen een andere onderneming, zijn vennoten in die onderneming, zijn collega’s in een andere onderneming, zijn getrouwd/levenspartners en/of zijn tegelijkertijd in een andere setting gelijkwaardige zakenpartners;

  • in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind broer/zuster) tussen de aanvrager en de externe partij.

Deze opsomming is niet limitatief.

 

Artikel 1.1, aanhef en onder m

De scholingsactiviteit in de vorm van een opleiding, seminar of cursus die wordt gevolgd, kan eventueel (deels) digitaal worden verzorgd door de deskundige, zolang dit uiteindelijk een scholingsbewijs oplevert voor de deelnemers.

 

Artikel 1.3, eerste lid

Uitsluitend Friese bedrijven, kennisinstellingen of organisaties die worden gedreven onder rechtsvormen die vallen onder hetgeen is op opgesomd in het eerste lid van dit artikel, kunnen voor subsidie in aanmerking komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a.

 

Artikel 1.3, tweede lid

Uitsluitend Friese bedrijven, kennisinstellingen of organisaties die worden gedreven onder de in dit lid vermelde rechtsvormen, kunnen voor subsidie in aanmerking komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b.

 

Artikel 1.3, derde lid

In het geval de privaatrechtelijke rechtspersoon van de aanvrager, op het moment van ontvangst van de aanvraag nog een (i.o.) in oprichting status heeft bij de Kamer van Koophandel, dan valt de aanvrager eveneens niet onder de doelgroepomschrijving van de regeling.

 

Artikel 1.4, onder a

Een aantal niet limitatieve voorbeelden van scholingsactiviteiten die vallen onder de omschrijving in dit onderdeel zijn (en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend):

  • 1)

    B.V. A, een fabrikant, beschikt over meerdere productielijnen. De omzet die gegenereerd wordt met een bepaalde productielijn is tot stilstand gekomen, waardoor één werknemer boventallig is geworden. Een andere productielijn genereert echter nog wel omzet en ziet zelfs de vraag naar het product dat vervaardigd wordt middels deze productielijn toenemen. Hierdoor ontstaat bij deze productielijn ruimte voor een extra arbeidsplaats. B.V. A biedt haar boventallig geworden werknemer een opleiding aan die hem in staat stelt de laatstgenoemde arbeidsplaats in te vullen.

  • 2)

    Maatschap B, een zorgaanbieder, vindt het wenselijk dat de vaktechnische kennis van twee van haar werknemers wordt vergroot binnen hun huidige functies. Als gevolg van een tijdelijke terugval van ontvangen orders voor diensten, hebben deze werknemers op dit moment minder werk te doen hebben dan gebruikelijk is. Hierdoor kiest B.V. B ervoor de twee medewerkers een cursus te laten volgen waarmee nieuwe vaardigheden worden aangeleerd, waardoor ze breder en efficiënter inzetbaar zijn in hun functies.

  • 3)

    Eenmanszaak C, een detacheringsbureau met vijf werknemers, boekt goede omzetresultaten en heeft de laatste twee jaren een redelijke groei doorgemaakt. De eenmanszaak is echter terughoudend voor wat betreft het aannemen van nieuwe werknemers en kiest ervoor om zijn bestaande werknemers een opleiding te laten volgen die hen in staat stelt om ingezet te worden op meer diverse opdrachten.

  • 4)

    V.O.F. D, een café-restaurant, heeft minder werk voor twee van haar medewerkers waarbij de kans bestaat dat beide medewerkers op termijn geen contractverlenging meer wordt aangeboden. Omdat de medewerkers de afgelopen jaren (met tussenpozen) naar behoren werkzaamheden voor de V.O.F. D hebben uitgevoerd, besluit V.O.F. D de medewerkers uit loyaliteit een training te laten volgen waarmee zij breder inzetbaar zijn in hun functie en daarmee aantrekkelijker worden voor andere werkgevers.

  • 5)

    B.V. E, een productiebedrijf, is een outplacementtraject gestart (traject waarin een met ontslag bedreigde werknemer naar een nieuwe baan of naar zelfstandig ondernemerschap wordt begeleid) voor een werknemer van haar. In het kader van dit traject besluit B.V. E (al dan niet op verzoek van de werknemer) dat de werknemer deel mag nemen aan een sollicitatietraining, waarvan de kosten gemaakt en betaald worden door B.V. E.

  • 6)

    B.V. F, een zuivelbedrijf, is een outplacementtraject voor een werknemer van haar gestart. In het kader van dit traject neemt de werknemer deel aan een scholingsactiviteit die onderdeel uitmaakt van een programma dat wordt aangeboden door een ingeschakeld outplacementbureau. De kosten voor het voornoemde programma worden gemaakt en betaald door B.V. F.

Artikel 1.4, onder b

Een aantal niet limitatieve voorbeelden van scholingsactiviteiten die vallen onder de omschrijving in dit onderdeel zijn (en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend):

  • 1)

    De eigenaar van eenmanszaak A, een adviesbureau zonder medewerkers of werknemers, wil een cursus volgen waarmee hij zijn kennisniveau wil vergroten waardoor hij zijn adviesdiensten verder kan uitbreiden.

  • 2)

    De eigenaar van eenmanszaak B, een adviesbureau met twee werknemers, wil deelnemen aan een acquisitietraining die hem in staat stelt meer omzet te genereren.

    In het geval dat de eigenaar in voorbeeld 2) ook haar twee werknemers wil laten deelnemen aan dezelfde cursus en hij eveneens in aanmerking wil komen voor een subsidie voor (kosten van) deelname door voornoemde werknemers, dan dient hij hiervoor een separate aanvraag in te dienen onder artikel 1.4, onder a. Bij het indienen van deze tweede aanvraag is het mogelijk dat de offerte die bij de aanvraag wordt overgelegd, identiek is aan de offerte die bij de eerste aanvraag is overgelegd.

  • 3)

    Twee van de drie eigenaren (maten) van maatschap C, een agrarisch bedrijf, willen deelnemen aan een BHV cursus die specifiek ingaat op de gevaren op een agrarisch bedrijf. Hiervoor dienen zij namens de maatschap C een aanvraag in onder artikel 1.4, onder b.

Artikel 1.5, vierde lid

Het is niet toegestaan om in één aanvraag subsidie aan te vragen voor (de kosten van) deelname aan meerdere (scholings)activiteiten door verschillende werknemers en/of medewerkers (in geval van een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1,4, onder a) of door verschillende eigenaren (in geval van een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b).

In een aanvraag kan enkel voor één (scholings)activiteit subsidie worden aangevraagd.

 

Artikel 1.8

De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De datum waarop de aanvraag als volledig wordt aangemerkt, is de feitelijke datum waarop de aanvraag mee gaat tellen voor het beslag op het subsidieplafond.

 

Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor een subsidie in aanmerking komt.

 

Voor zover het subsidieplafond dat voor deze regeling van 1 september 2020 9:00 uur tot en met 31 december 2020 23:59 uur beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor een subsidie in aanmerking te komen.

 

Artikel 1.9

Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeertussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.

 

Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle steun en de-minimis opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar is verstrekt.

 

Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 200.000,- aan steun verstrekt worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt per aanvrager over een periode van driebelastingjaren. Ten aanzien van aanvragers die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten, geldt hierbij een steunplafond van € 100.000,-.

 

Het steunplafond voor maatregelen onder de landbouw de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 20.000,-.

 

Het steunplafond voor maatregelen onder de visserij de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 30.000,-.

 

Artikel 2.1

Om voor een subsidie in aanmerking te komen voor één van de subsidiabele activiteiten als bepaald in artikel 1.4 van de regeling, gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan één of meer van deze criteria komt de aanvraag niet in aanmerking voor een subsidie en levert dit een (dwingende) weigeringsgrond op voor de aanvraag.

 

Artikel 2.1, aanhef en onder e

Met dit criterium wordt voorgeschreven dat de kosten voor het realiseren van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd door de rechtsvorm van de aanvrager moeten worden gemaakt en betaald. Dit betekent dat de facturen die verband houden met het realiseren van de voornoemde activiteit in rekening zijn of worden gebracht bij de rechtsvorm van de aanvrager alsmede dat laatstgenoemde deze betaalt.

 

Artikel 2.2, aanhef en onder a

De aanvraag moet zijn ontvangen binnen vier weken nadat verplichtingen zijn aangegaan ter zake van de subsidiabele kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.

 

Onder het aangaan van een verplichting wordt bijvoorbeeld verstaan het voor akkoord ondertekenen van een offerte van een deskundige of het inschrijven voor een cursus of training (ongeacht of dit schriftelijk, online of mondeling plaatsvindt). Hierbij maakt het geen verschil of de verplichting is aangegaan door de vertegenwoordigingsbevoegde persoon van de rechtsvorm van de aanvrager, door haar medewerker(s) en/of werknemer(s), of door een eigenaar van de rechtsvorm van de aanvrager.

 

Indien bij de aanvraag een factuur is gevoegd met een factuurdatum die is gelegen voor de vier weken vóór de datum van ontvangst van de aanvraag, dan wordt ervan uitgegaan dat er te vroeg een verplichting is aangegaan.

 

Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verstrekt. In het geval dat er voor een deel van de begrote kosten van de te subsidiëren activiteit een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag, wordt de gehele aanvraag geweigerd.

 

Artikel 2.2, aanhef en onder g

Indien de aanvrager voor een specifieke scholingsactiviteit reeds eerder een subsidie verstrekt heeft gekregen op grond van de regeling, wordt een tweede aanvraag voor deze zelfde scholingsactiviteit geweigerd.

 

Ter illustratie:

B.V. A heeft voor de kosten van deelname van twee van haar werknemers aan een financiële cursus van deskundige B, een subsidie verstrekt gekregen (een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a). Indien B.V. A een tweede aanvraag indient voor de deelname aan de voornoemde financiële cursus, wordt deze tweede aanvraag geweigerd.

 

De onderhavige weigeringsgrondslag is echter niet van toepassing wanneer zich de volgende situatie voordoet:

Eenmanszaak B heeft voor de kosten van deelname van twee van haar werknemers aan een financiële cursus van deskundige C (een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a), een subsidie verstrekt gekregen. Vervolgens dient eenmanszaak B kort daarop een tweede aanvraag in voor de kosten van deelname door de eigenaar van eenmanszaak aan dezelfde financiële cursus (een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b) waar haar twee werknemers ook aan deelnemen (en waarvoor reeds een subsidie is verstrekt).

 

Artikel 2.2 aanhef en onder h

Met deze weigeringsgrond is het aantal subsidies dat op grond van deze regeling kan worden verstrekt aan een afzonderlijke rechtsvorm gemaximeerd op twee. Indien er reeds twee subsidies voor een subsidiabele activiteit zijn verstrekt aan een afzonderlijke rechtsvorm, dan wordt een nieuwe aanvraag van deze rechtsvorm (aanvrager) geweigerd.

 

Ter illustratie:

Eenmanszaak X heeft tweemaal subsidie aangevraagd en verstrekt gekregen op grond van deze regeling. Eenmaal € 500,- voor (de kosten van) deelname aan een cursus door één van haar medewerkers (zijnde een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a). En eenmaal € 2.000,- voor (de kosten van) deelname aan een cursus door twee van haar werknemers (eveneens een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a). De derde ontvangen aanvraag voor subsidie van eenmanszaak X op grond van deze regeling, wordt geweigerd (ongeacht of deze aanvraag is ingediend voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, of voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b).

 

Artikel 2.2 aanhef en onder i

Indien voor de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een andere subsidie is aangevraagd bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân of verstrekt is door laatstgenoemde (bijvoorbeeld op grond van de Voucherregeling MKB Fryslân 2020 of de Subsidieregeling Internationaal Ondernemen Fryslân 2016-2020), dan levert dit een weigeringsgrond op.

 

Artikel 2.2 aanhef en onder j

Met deze weigeringsgrond wordt beoogd te voorkomen dat de subsidieontvanger met de provinciale subsidiebijdrage meer dan 100% van de subsidiabele kosten van de gesubsidieerde activiteit vergoed krijgt.

 

Uit het bovenstaande volgt tevens dat cumulatie met andere subsidieregelingen en/of fondsen (bijvoorbeeld gelden uit het O&O fonds) van derden (lees: anderen dan Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân) mogelijk is, zolang dit niet leidt tot financiering van de subsidiabele kosten voor meer dan 100%.

 

Artikel 2.3, eerste lid

Een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, kan worden ingediend ten behoeve van één of meer werknemers of medewerkers dan wel een combinatie hiervan. Hierdoor komen de kosten van deelname door meerdere werknemers en/of medewerkers voor subsidie in aanmerking. De aanvrager verschaft bij het indienen van zijn aanvraag duidelijkheid over het aantal deelnemende werknemers en/of medewerkers.

 

Ter illustratie hieronder een drietal voorbeelden:

  • 1)

    De eenmanszaak A vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een opleiding in Groningen van één van haar werknemers.

  • 2)

    Stichting B vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een training in Zwolle door twee van haar werknemers en één van haar medewerkers.

  • 3)

    B.V. C vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een incompany training die in haar vestiging wordt gevolgd door 12 van haar werknemers.

Artikel 2.3, tweede lid

Een aanvraag voor deze activiteit kan worden ingediend ten behoeve van één of meer eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager. Hierdoor komen de kosten van deelname door meerdere eigenaren voor subsidie in aanmerking. De aanvrager verschaft bij het indienen van zijn aanvraag duidelijkheid over het aantal deelnemende eigenaren.

 

Artikel 2.3, derde lid

De afwijkingsbevoegdheid in het onderhavige lid vindt zijn grondslag in artikel 1.10, vierde lid, van de ASV 2013.

 

Artikel 2.5, eerste lid

In het geval subsidie is aangevraagd voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, waarbij meerdere werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de aanvrager gezamenlijk deelnemen aan een scholingsactiviteit, dan komen de deelnamekosten van al deze deelnemers voor subsidie in aanmerking, met dien verstande dat het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de deelnemers gezamenlijk nooit meer dan € 4.000,- bedraagt per aanvraag.

 

In het geval subsidie is aangevraagd voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder b, waarbij meerdere eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager gezamenlijk deelnemen aan een scholingsactiviteit, dan komen de deelnamekosten van al deze deelnemers eveneens voor subsidie in aanmerking, en bedraagt het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de deelnemers gezamenlijk ook nooit meer dan € 4.000,- bedraagt per aanvraag.

 

Ter illustratie:

B.V. X vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een twee daagse cursus in Utrecht door vier van haar werknemers en één van haar medewerkers (zijnde een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a). Per deelnemer bedragen de subsidiabele kosten van deelname € 1.200,-. De totale subsidiabele kosten voor de aanvrager komen daarmee uit op een bedrag ad € 6.000,- en in de aanvraag is om een subsidie gevraagd van 70% van de voornoemde kosten. Dit komt neer op een bedrag ad € 4.200,-. Nu aan een aanvrager, voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a of b, maximaal € 4.000,- aan subsidie kan worden verstrekt, is dit het in dit voorbeeld te verstrekken subsidiebedrag. 

 

Artikel 2.7

Een subsidie die verstrekt wordt voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4 van de regeling wordt direct vastgesteld, zonder dat daar een subsidieverlening aan voorafgaat. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.

 

Evenwel kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling vastgestelde subsidies controleren, al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Hiertoe verschaft de subsidieontvanger alle informatie die Gedeputeerde Staten bij haar opvragen. Hieronder vallen in elk geval de bescheiden als aangegeven in het tweede lid van dit artikel. In aanvulling daarop kunnen ook andere bescheiden die verband houden met de controle op de vastgestelde subsidies worden opgevraagd (zoals bijvoorbeeld kopieën van arbeidsovereenkomsten van werknemers en/of kopieën van de Payroll- of detacheringsovereenkomsten op basis waarvan de medewerkers werkzaam zijn of waren bij de subsidieontvanger).

 

Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidievaststelling. Een subsidievaststelling kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.