Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Werkzaak Rivierenland

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet (Beleidsregels tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWerkzaak Rivierenland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet (Beleidsregels tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet)
CiteertitelBeleidsregels tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-08-2020nieuwe regeling

16-12-2019

bgr-2020-848

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet (Beleidsregels tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet)

Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland;

 

Gelet op de kamerbrief van 13 februari 2019, de aangekondigde tussenmaatregelen van het Ministerie van SZW en het aanhangige wetsvoorstel van dossier 34628,

 

Overwegende dat in het kader van de vereenvoudiging beslagvrije voet en het verzoek van de Staatssecretaris van SZW en de Staatssecretaris van Financiën, het noodzakelijk is tussenmaatregelen te nemen in afwachting van de wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering omtrent de vereenvoudiging beslagvrije voet,

 

Besluit vast te stellen de Beleidsregels tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet,

Artikel 1 – Begripsbepaling

Voor deze beleidsregels geldt dezelfde begripsbepaling zoals genoemd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering evenals de Participatiewet.

Artikel 2 – Vaststellen beslagvrije voet

  • 1.

    Bij verrekening van een vordering met een lopende bijstandsuitkering, dient te worden uitgegaan van minimaal een beslagvrije voet ter hoogte van 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande of gehuwde zoals genoemd in artikel 21 Participatiewet.

  • 2.

    Indien de belanghebbende op eigen verzoek gegevens aanlevert waaruit blijkt dat de beslagvrije voet hoger dan 95% moet worden vastgesteld, wordt uitgegaan van de daadwerkelijk berekende beslagvrije voet.

Artikel 3 – Preferente vorderingen

  • 1.

    Indien Werkzaak een preferente vordering heeft, wordt de beslagvrije voet vastgesteld zoals benoemd in artikel 2 van deze beleidsregels.

  • 2.

    Indien Werkzaak een preferente vordering heeft en er reeds beslag ligt op de uitkering, wordt de beslagvrije voet vastgesteld zoals benoemd in artikel 2 van deze beleidsregels. De beslaglegger conformeert zich aan de door Werkzaak vastgestelde beslagvrije voet.

  • 3.

    Indien een andere beslaglegger een preferente vordering heeft, conformeert Werkzaak zich aan de door de beslaglegger vastgestelde beslagvrije voet.

  • 4.

    Indien de situatie zich voordoet zoals genoemd in lid 3 van dit artikel, neemt Werkzaak initiatief om de preferente beslaglegger te bewegen om een beslagvrije voet van minimaal 95% vast te stellen.

Artikel 4 – Kostendelers

Voor personen waarop de kostendelersnorm van toepassing is, dient uitgegaan te worden van een beslagvrijevoet van 95% van de van toepassing zijnde kostendelersnorm.

Artikel 5 – Fictieve draagkracht bij boeteoplegging

  • 1.

    Voor de bepaling van de fictieve draagkracht bij personen met een bijstandsuitkering, dient uitgegaan te worden van een beslagvrijevoet van 95% van de van toepassing zijnde norm.

  • 2.

    De beslagvrije voet wordt vastgesteld zoals benoemd in artikel 2 van deze beleidsregels.

Artikel 6 – Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Artikel 7 – Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels tussenmaatregelen vereenvoudiging beslagvrije voet

Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 16 december 2019

De secretaris,

mevrouw E. Boer MBA

de voorzitter,

dhr. C. Stolwijk

Toelichting

Artikel 2

In de kamerbrief van 13 februari 2019 heeft de Staatssecretaris van SZW aan alle gemeenten het verzoek neergelegd om bij verrekening van een vordering met een lopende bijstandsuitkering minimaal uit te gaan van een beslagvrije voet ter hoogte van 95% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande, respectievelijk gehuwde (ex. artikel 21 van de Participatiewet).

 

In twee specifieke situaties is sprake van een uitzondering en zal (toch) een lagere beslagvrije voet kunnen worden gehanteerd:

  • -

    Als u bij de berekening van de beslagvrije voet rekening heeft kunnen houden met alle correcties en op basis daarvan een lagere beslagvrije voet voor betrokkene geldt;

  • -

    Als er naast de verrekening ook beslag is gelegd op de uitkering en de beslag leggende partij een lagere beslagvrije voet hanteert.

Door op deze wijze te handelen kan Werkzaak reeds in hoge mate anticiperen op de aanstaande wetgeving, terwijl ook de schuldenaar op deze manier reeds de vruchten plukt van de met de wet beoogde betere bescherming van zijn bestaansminimum.

 

Artikel 3

Wij verwachten dat de situatie zoals genoemd in dit artikel zich niet vaak voor gaat doen, gelet op de preferente positie van Werkzaak in de lijst van de schuldeiser. Denk bij preferente schuldeisers aan de Belastingdienst, het UWV en/of andere gemeenten. Deze zijn tevens in de brief van de Staatssecretaris van SZW opgeroepen gehoor te geven aan het verzoek om minimaal uit te gaan van een beslagvrije voet van 95%.