Organisatie | Westerveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning (Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerveld) |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning Gemeente Westerveld 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening jeugdhulp gemeente Westerveld 2015, de Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Westerveld en de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Westerveld 2018.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-08-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 23-06-2020 |
In deze leeswijzer maken we u wegwijs in de verordening Jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning. In de verordening staat wat het college van burgemeester en wethouders (het college) van de gemeente Westerveld voor u kan doen wanneer u jeugdhulp nodig heeft of maatschappelijke ondersteuning. En u leest ook welke voorwaarden en regels er gelden. Het college voert de regels uit. Het college moet in deze verordening rekening houden met doelen en regels die landelijk zijn afgesproken. Daarnaast heeft het college haar eigen doelen en regels. U leest daar alles over in hoofdstuk 2.
Wilt u van jeugdhulp gebruik maken, dan is het goed om te weten welke stappen u daarvoor moet zetten. Wilt u van maatschappelijke ondersteuning gebruik maken dan moet u ook weten welke stappen u moet zetten. U leest alles over deze stappen, of procedures, in hoofdstuk 3, 4 en 5.
Natuurlijk wilt u graag weten wat u van het college mag verwachten bij jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning. Daarover leest u meer in hoofdstuk 6.
Heeft u vragen of wilt u graag hulp van een onafhankelijke deskundige, dan heeft u recht op gratis hulp van een zogenaamde Onafhankelijke Cliënt Ondersteuner. Informatie hierover staat in hoofdstuk 3 van deze verordening.
U kunt ook kijken op de website van de gemeente Westerveld: www.gemeentewesterveld.nl
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
andere voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Algemene Kinderbijslagwet: Deze wet bepaalt dat iedereen die in Nederland woont of werkt, recht heeft op kinderbijslag voor de eigen, stief- of pleegkinderen tot 16 jaar die tot zijn huishouden behoren of die door hem worden onderhouden.
Algemene wet bestuursrecht: deze wet bevat algemene regels voor de verhouding tussen de overheid en inwoners, bedrijven en dergelijke.
bemoeizorg: een vorm van hulpverlening die zich richt op zorgmijders: mensen die in behoeftige omstandigheden leven maar de stap naar de reguliere hulpverlening nog niet kunnen, of niet meer willen maken. Bemoeizorg is gericht op het toe leiden naar zorg of hulp.
CIZ: Centrum indicatiestelling Zorg
collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
college: college van Burgemeester en Wethouders
fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op hulp-op-maat is, en om de duur en hoogte van die hulp-op-maat vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
gebruikelijke hulp: hulp die in redelijkheid mag worden verwacht van de huisgenoten van de persoon die hulp vraagt. Hierbij kan worden gedacht aan de partner, ouders, inwonende kinderen en anderen met wie de cliënt samen voor een langere tijd een woning bewoont. Het gaat bijvoorbeeld om het helpen met eten koken, stofzuigen, kinderen aankleden en naar school brengen.
gemeenteraad: Zelfstandig onderdeel van de Nederlandse staat met zelfbestuur en autonomie. In de tekst wordt hiermee bedoeld: als besloten door de gemeenteraad
gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het resultaat dat hij wil bereiken bespreekt.
hulp: ondersteuning bij jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet en artikel 1.1.1 van de Wmo
hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wmo en een voorziening die op een inwoner of zijn ouders is afgestemd als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet.
hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in artikel 3.6 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
inwoner: de persoon die een direct belang heeft bij een besluit van het college (artikel 1:2, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Als de inwoner een hulpvraag heeft die nog niet heeft geleid tot een verzoek om een besluit te nemen of tot feitelijk handelen door het college, dan wordt met inwoner bedoeld: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van het college is ingeschreven.
jeugdhulp: Ondersteuning van en hulp en zorg aan inwoners en hun ouders bij psychische of psychosociale problematiek. Het stimuleren aan deelname aan de maatschappij van inwoners en het gezin en het ondersteuning bij of overname van activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging
jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
onderzoeksverslag: Het verslag, zoals in de Wet wordt bedoeld. Een plan van aanpak dat het college opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en het college mogelijke oplossingen aandraagt. In het onderzoeksverslag wordt de motivatie van het college weergegeven.
persoonlijke situatie: alle omstandigheden, persoonskenmerken en mogelijkheden die van belang zijn, inclusief de behoefte die de inwoner heeft.
persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt geïnventariseerd.
perspectiefplan: plan wat de overgang van 18- naar 18+ beschrijft met daarin de benodigde zorg. Dit wordt opgesteld door de jeugdhulpaanbieder.
Pgb: Persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het Pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.
puntbestemmingen: bestemmingen waar veel naar toe wordt gereisd, buiten de straal van 25 km. De puntbestemmingen betreffen:
respijtzorg: zorg aan iemand die hulp nodig heeft, met als doel om diens mantelzorger(s) te ontlasten en vrijaf te geven.
sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, Pgb of geldbedrag.
vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van het college.
In Nederland vinden we de volgende doelen belangrijk:
De wetgever heeft wetten gemaakt om deze doelen te bereiken.
Het is de taak van het college om haar inwoners te helpen bij het bereiken van de doelen. Welke regels hiervoor gelden zijn vastgesteld in deze verordening. De regels in de verordening vullen de wettelijke regels in de Wmo en Jeugdwet aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld.
De Adviesraad Sociaal Domein (ASD)heeft over deze regels op 20 maart 2020 een advies gegeven. Dat advies is te vinden in de bijlage bij deze verordening.
De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt het college rekening met de doelen van de Jeugdwet en Wmo. Het college zorgt ervoor dat het resultaat van een besluit past bij deze doelen. Het college past de volgende kernwaarden toe:
HOOFDSTUK 3: DE HULPVRAAG EN DE VERVOLGPROCEDURE
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan het college hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Beschreven wordt hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat het college van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één route is. Dit is de basis. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route.
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden. Inwoners kunnen zich hierbij laten ondersteunen door een gratis onafhankelijk cliëntondersteuner (paragraaf 4.4.). Het doel van de melding is om de hulpvraag van de inwoner in behandeling te nemen. De inwoner kan deze melding op de volgende manieren doen:
Het college bevestigt de melding binnen 2 dagen per brief/e-mail aan de inwoner. In deze ontvangstbevestiging wordt uitgelegd hoe de werkwijze verder verloopt.
De inwoner kan een persoonlijk plan maken. Het college is verplicht om het plan te bespreken bij het gesprek.
Het college verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn. Als het gaat om gegevens die het college niet zelf kan inzien, dan vraagt het college aan de inwoner om die gegevens binnen 10 werkdagen te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn.
Een inwoner die zich heeft gemeld bij het college, krijgt een uitnodiging voor een gesprek met een medewerker. Dit kan (direct) telefonisch plaatsvinden of anders op een geschikte locatie
Het doel van het gesprek is om een goed beeld te krijgen van zijn persoonlijke situatie en het resultaat dat de inwoner wil bereiken. Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs. Als de inwoner een persoonlijk plan heeft gemaakt, dan betrekt de medewerker dit bij het gesprek. Als de inwoner dat wil, kan hij iemand (bijvoorbeeld een ondersteuner of familielid) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
Het college zorgt ervoor dat de medewerker de deskundigheid heeft die nodig is om het onderzoek goed uit te voeren. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt het college ervoor dat een wel deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt het college bij de beoordeling van hulpvraag. Het college stelt de inwoner op de hoogte van welke deskundigheid er op welk moment nodig is en ingezet wordt.
Het college kan besluiten om af te zien van een meldingsonderzoek, indien alle benodigde informatie al bekend is. Te denken valt aan de situatie waarbij inwoners een herhaalde melding of aanvraag doen zonder nieuwe feiten of omstandigheden te melden.
Het onderzoeksverslag wordt ondertekend en teruggestuurd door de inwoner. De ondertekening bevat twee onderdelen:
Bij een Wmo hulpvraag dient de inwoner een aanvraag in met een aanvraagformulier van het college. Dit kan digitaal en schriftelijk.
Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt het college alle gegevens die van belang zijn en in het onderzoeksverslag zijn opgenomen.
Het recht op hulp vervalt als de inwoner niet binnen 6 maanden na het besluit begint met het gebruikmaken van de hulp, tenzij dit de inwoner niet te verwijten valt. Deze voorwaarde wordt ook in het besluit opgenomen.
Kinderen in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van jongeren, hun ouders en hun sociale netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door het college. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te voorkomen en te verminderen. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop.
Het college bekijkt eerst of er sprake is van gebruikelijk hulp. Dit betreft de normale dagelijkse hulp, zorg en begeleiding die de ouder(s) geacht worden te bieden aan de inwoner. Als uitgangspunt geldt dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het verzorgen en naar eigen inzicht opvoeden van hun kinderen (zorgplicht). Het halen en brengen van inwoners onder de 12 jaar binnen een straal van 6km valt onder gebruikelijke hulp.
Bij het toetsen of er sprake is van gebruikelijke hulp binnen de Jeugdwet maakt het college gebruik van de nieuwste CIZ-indicatiewijzer. Bij de jeugd-ggz maakt het college gebruik van de richtlijn, zoals opgenomen in het Handboek Indicatiestellingjeugd-ggz.
Het college zorgt ervoor dat inwoners zoveel mogelijk gezond, kansrijk en veilig kunnen opgroeien. Om dat te bereiken helpt het college alle inwoners, hun ouders en hun sociale netwerk in ieder geval met de volgende vrij toegankelijke hulp:
Het college zorgt ervoor dat signalen over zorgen bij opgroei- en opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk worden opgevangen en dat daar ook zo vroeg mogelijk hulp wordt geboden
Het college kan in ieder geval de volgende hulp-op-maat aanbieden:
Deze hulp is niet vrij toegankelijk. De inwoner heeft daarvoor een verwijzing door een huisarts, een medisch specialist of een jeugdarts nodig, of een besluit van het college.
De beschrijving en daarmee het afwegingskader van de mogelijke hulp-op-maat is te vinden op www.jeugdhulpzuiddrenthe.nl
Het college is er verantwoordelijk voor dat inwoners uit de jeugdhulp ondersteund blijven worden als ze 18 jaar worden. Op basis van een perspectiefplan (door de aanbieder met inwoner opgesteld voor de 18e verjaardag) kan de hulp aan de inwoner voortgezet worden in de Jeugdwet of de Wmo.
Dit perspectiefplan besteedt in ieder geval aandacht aan de volgende onderwerpen:
Het is mogelijk dat de jeugdhulp wordt verlengd wanneer de hulp niet onder een andere wet zou kunnen doorlopen. Dit heet verlengde Jeugdwet. De jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar, als sprake is van één van de volgende 3 situaties:
De pleegzorg wordt standaard ingezet tot 21 jaar wanneer de inwoner in het gezin verblijft. Pleegzorg kan worden verlengd tot 23 jaar tenzij:
Ouders zijn in principe financieel verantwoordelijk voor het onderhouden van hun kind of kinderen. Het kan zijn dat ouders door financiële problemen niet in staat zijn om dit te doen. Het college kan dan een vervangende bijdrage voor zak- en kleedgeld verstrekken.
Het college toetst de situatie aan de volgende punten:
De gezinsvoogd vraagt de bijdrage aan. In de aanvraag maakt de gezinsvoogd de situatie duidelijk aan de hand van de punten die in lid 2 worden genoemd.
De vervangende bijdrage voor zak- en kleedgeld is gelijk aan de maximale kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet
Het college kan van bovenstaande artikelen gemotiveerd afwijken als daar aanleiding voor is.
Het college zorgt ervoor dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de inwoner of zijn ouders wordt gegeven volgens het principe 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur. Om dat te bereiken maakt het college afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere betrokken personen of organisaties. Die afspraken gaan over:
HOOFDSTUK 5: MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING
Voordat hulp wat door het college wordt ingezet, wordt onder andere bekeken in hoeverre er sprake is van gebruikelijke hulp. Daarnaast kan ook worden bekeken of de inwoner gebruik kan maken van vrij toegankelijke onafhankelijke cliënt ondersteuning (OCO). De afgestemde professionele hulp die het college geeft is in principe ‘in natura’: het college zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld (een persoonsgebonden budget of Pgb) gefinancierd worden. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier het college de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer het college een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen.
Het college vindt het belangrijk dat inwoners binnen hun mogelijkheden mee kunnen doen. Dat kan vanuit een vrij toegankelijke voorziening die het college heeft geregeld. Daarnaast is soms hulp op maat nodig. Welke hulp dat kan zijn wordt verder in dit hoofdstuk beschreven. De hulpmiddelen die worden ingezet heten voorzieningen.
Als de cliënt zijn/haar huishoudelijke taken niet meer kan uitvoeren wordt van de huisgenoten verwacht dat zij afhankelijk van de leeftijd deze taken overnemen wanneer zij daartoe in staat zijn.
Gebruikelijke hulp wordt verwacht bij:
In de volgende situaties wordt ervan uitgegaan dat de huisgenoot minder gebruikelijke hulp biedt of kan bieden:
Het college zorgt ervoor dat inwoners binnen hun mogelijkheden mee kunnen doen. Om dat te bereiken kan het college alle inwoners en hun sociale netwerk in ieder geval helpen met:
De hulp-op-maat houdt in dat inwoners begeleid worden. De begeleiding kan een-op-een of in een groep plaatsvinden. Het betekent, dat de begeleider toezicht houdt op de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving te communiceren. De begeleider kan ook helpen bij normale (dagelijkse) activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën, maar neemt deze niet volledig over.
Bij verkoop van een woning binnen 10 jaar (of 120 maanden) na verstrekkingsdatum van de hulp-op-maat dient het bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald. Bij verkoop van de woning moet de woningeigenaar dat binnen één week melden. Het afschrijvingsschema luidt als volgt:
Het verstrekken van de tegemoetkoming in de kosten van huurderving betreft alleen de periode dat de woonruimte van de aanvrager ten gevolge van het verrichten van een woningaanpassing niet bewoond kan worden en daardoor voor dubbele woonlasten komt te staan. De tegemoetkoming wordt alleen verleend als de aanvrager niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben.
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van huurderving bedraagt de werkelijke kosten gedurende maximaal zes maanden waarbij de eerste twee maanden niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming. Voorwaarde voor het verstrekken van de tegemoetkoming is dat de woning voor meer dan €4.800,- moet zijn aangepast.
Bij het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen verhuiskostenvergoeding toegekend. Mocht het college over gaan tot het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding, dan heeft iemand 18 maanden om een geschikte woning te vinden. Deze moet voldoen aan een vooraf opgestelde programma van eisen. Het college ziet het vinden van een geschikte woning primair als de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.
De hulp-op-maat houdt in dat de woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer, toilet, trap en de gang(en) tussen die ruimten voor zover nodig regelmatig schoongehouden worden. Ook het aanbrengen van structuur in de huishouding, het doen van boodschappen, het zorgen voor eten en drinken, en het wassen, drogen en strijken van kleding, bedden- en linnengoed kan deel uitmaken van de hulp-op-maat.
5. Bij het vaststellen van het benodigde aantal uren / minuten maakt het college gebruik van het Normenkader Huishoudelijke Hulp van bureau HHM. Het normenkader is te vinden op https://www.hhm.nl/actueel/handreiking-normenkader-huishoudelijke-ondersteuning.
Tot en met 2021 zijn de uitvoerende taken beschermd wonen inclusief toezicht belegd bij de centrumgemeente Assen. Voor inwoners die hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen nodig hebben, gelden de regels die zijn vastgelegd in de laatst geldende verordening van de gemeente Assen. Deze verordening is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Assen.
Tot en met 2021 zijn de uitvoerende taken maatschappelijke opvang inclusief toezicht belegd bij de centrumgemeente Assen. Voor inwoners die hulp-op-maat in de vorm van maatschappelijke opvang nodig hebben, gelden de regels die zijn vastgelegd in de laatst geldende verordening van de gemeente Assen. Deze verordening is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Assen.
Het college zorgt ervoor dat inwoners die mantelzorg geven in een situatie waarin steeds toezicht nodig is, hulp-op-maat kunnen krijgen als zij niet meer in staat zijn om de mantelzorg vol te houden.
Voorwaarden mantelzorgwaardering
een waardering kan worden aangevraagd via https://www.welzijnmw.nl/waarderingwesterveld/
HOOFDSTUK 6: VORMEN VAN ONDERSTEUNING EN EIGEN BIJDRAGE
De afgestemde professionele hulp die het college geeft is in principe ‘in natura’: het college zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp door de inwoner zelf worden geregeld en dat het college dat vergoedt in de vorm van een persoonsgebonden budget (Pgb). In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier het college de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer het college een financiële bijdrage aan de inwoner kan vragen
In plaats van hulp in natura kan de inwoner een persoonsgebonden budget (Pgb) krijgen als voldaan is aan de voorwaarden die de wet (Wmo / jeugdwet) stelt.
Het Pgb wordt door het college vastgesteld aan de hand van een plan over de besteding van het Pgb dat de inwoner heeft gemaakt (Pgb-plan). Het college levert een vast format voor het Pgb-plan aan. In het format staan de kwaliteitseisen voor een Pgb beschreven. Hierin legt de inwoner uit wat de doelen, activiteiten en evaluatiemomenten zijn. De activiteiten worden verbonden aan de doelen. Er wordt inzichtelijk gemaakt wie wat in die activiteiten kan doen.
Als de hulp wordt gegeven door een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad, wordt dit altijd als hulp door iemand uit het sociale netwerk gezien en geldt het informele tarief. Wordt de hulp gegeven door een ander uit het sociale netwerk die beroepsmatig de hulp verleent, dan gelden de regels voor beroepsmatig verleende hulp en geldt het professionele tarief.
Het college verstrekt geen Pgb in de volgende situaties:
De hoogte van het Pgb voor hulp door personen uit het sociale netwerk (informeel tarief) is 50% van het laagste toepasselijke tarief dat een door het college gecontracteerde aanbieder hiervoor zou hanteren tot een maximum van €20,- per uur. Deze methodiek is afgeleid van de methodiek binnen de Wet langdurige zorg (Wlz)
De Pgb tarieven die in hoofdstuk 13 worden vermeld worden jaarlijks door het college geïndexeerd volgens de methodiek die in hoofdstuk 13 staat aangegeven.
Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd zolang:
HOOFDSTUK 7: AFSPRAKEN TUSSEN INWONER EN HET COLLEGE
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop het college en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop het college zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan het college maatregelen treffen.
Het college zoekt samen met de inwoner naar een oplossing voor zijn probleem. Het college en inwoner gaan daarbij op een gelijkwaardige manier met elkaar om. Het college zorgt in ieder geval voor het volgende:
De inwoner werkt mee zodat snel duidelijk is op welke manier zijn probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost. Dat betekent in ieder geval het volgende:
Het college kan de hulp-op-maat of de waarde daarvan van de inwoner terugvorderen. Dat kan vanaf het moment waarop is voldaan aan één of meer van de intrekkingsgronden die genoemd worden in artikel 7.1. lid 3 sub 1.
De wijze waarop inspraak is geregeld staat vermeld in de Verordening Adviesraad Sociaal Domein.
Leveranciers zijn verplicht om inwoners die gebruikmaken van hun diensten, inspraak te geven en daarover regels te maken. De gemeente bepaalt over welke onderwerpen de inspraak gaat en welke vorm de inspraak heeft. Het college controleert of de zorgaanbieder of leverancier zich houdt aan de regels voor inspraak.
HOOFDSTUK 8: KRITIEK OP DE UITVOERING
Het college probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoner het niet eens zijn met de aanpak van het college. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Daarbij is aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman
Het college ziet een klacht of bezwaar als:
Omdat het college ook zelf Jeugdhulp kan uitvoeren heeft het college hiervoor een aparte klachtenregeling.
Het college zorgt ervoor dat de inwoner die hulp van het college krijgt, een onafhankelijke vertrouwenspersoon kan spreken. De inwoner kan bij deze vertrouwenspersoon terecht voor een vertrouwelijk gesprek over bijvoorbeeld ongewenste omgangsvormen, problemen, klachten en vragen in verband met de geboden hulpverlening.
HOOFDSTUK 9: KWALITEIT EN CONTRACTERING
De diensten en producten die het college levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. Het college moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
Alle professionele diensten en producten die het college in het kader van deze verordening aanbiedt moeten van goede kwaliteit zijn.
Voor zover de wet daar niet in voorziet kan het college een toezichthouder aanstellen om de bovengenoemde criteria bij dienstverleners te toetsen en zo nodig maatregelen te treffen.
HOOFDSTUK 10: VAN OUD NAAR NIEUW
In dit hoofdstuk wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat het college bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat het college van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
Het college onderzoekt elke twee jaar of de verordening voldoende bijdraagt aan de kernwaarden die het college wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt het college systematisch informatie over de dienstverlening via management informatie, gesprekken met aanbieders en inwoner en/of ouder. Het college houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Het college kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als het toepassen van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de Jeugdwet of de kernwaarden van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
HOOFDSTUK 11: AFWEGINGSKADERS PRODUCTEN EN DIENSTEN
Ondersteuning basis betreft het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie en/of het ondersteunen bij praktische vaardigheden en handelingen. Er wordt begeleid in taken waarbij stimulans en activering nodig is. Ook kunnen er taken worden overgenomen die de cliënt niet meer kan verrichten en die ook niet (meer) kunnen worden aangeleerd. Er is geen intensief toezicht nodig op het functioneren van de cliënt, om bijvoorbeeld het gedrag te kunnen bijsturen of bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte te voorkomen. Het ziektebeeld van de cliënt is ook niet zo complex dat een hoge graad van deskundigheid nodig is voor de omgang met de cliënt.
Ondersteuning bij de persoonlijke verzorging kan als individuele begeleiding worden ingezet. Indien er bij de cliënt sprake is van behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop en de ondersteuning bij de persoonlijke zorg daaraan gerelateerd is dan wel te relateren is, dan valt deze ondersteuning onder de ZVW.
Lichte ondersteuning is mogelijk voor verschillende ondersteuningsgebieden waaronder die van het huishouden zoals ondersteuning bij zelfzorg, bij post en eenvoudige administratie en bij het onderhouden van sociale contacten. De volgende kenmerken zijn van toepassing:
Bij individuele begeleiding plus zijn de resultaten en aandachtsgebieden gelijk aan die van begeleiding basis. De aard van de begeleiding is intensiever en de expertise van de begeleider is specialistischer omdat de begeleidingsbehoefte van de cliënt hierom vraagt. Er is dan sprake van meerdere kenmerken uit de toelichting.
Bij het toekennen van begeleiding groep zal gelet worden op de sociale redzaamheid van de cliënt, het bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het geheugen en de oriëntatie, en het vertonen van matig of zwaar probleemgedrag. Vanzelfsprekend zal de mate van de problematiek leidend zijn in de keuze voor de soort ondersteuning; een lichte beperking van de zelfredzaamheid zal leiden tot een lichte vorm van ondersteuning en ernstige beperking tot een zwaardere vorm. Activiteiten bestaan uit het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen, het aansturen van gedrag, het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie en het overnemen van toezicht. Bij het voeren van regie valt te denken aan: dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, problemen oplossen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, en structuur aanbrengen in het dagelijks leven.
Bij de vormgeving van de begeleiding groep zijn de verwachte resultaten, zoals geformuleerd in het onderzoeksverslag, leidend.
Welke doelen kunnen centraal staan?
Deze ondersteuning is bedoeld voor inwoners die niet volledig zelf de regie over hun leven kunnen voeren.
Deze ondersteuning is bedoeld voor inwoners die niet zelf de regie over hun leven kunnen voeren. Zaken moeten deels worden overgenomen.
Deze ondersteuning is bedoeld voor de meest complexe situaties waardoor specialistische inzet nodig is.
Als een cliënt in aanmerking komt voor Begeleiding Groep wordt ook onderzocht of de cliënt in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Allereerst zal gekeken worden of er een geschikte dagbesteding in de buurt van de cliënt is om de reisafstand en reistijd te beperken. Bij voorkeur vindt de dagbesteding plaats in de omgeving van de cliënt. Wanneer een inwoner met het openbaar vervoer naar de dagbesteding kan reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of hier met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger, indien beschikbaar) kan komen dan is dat uiteraard voorliggend. Als dat niet kan wordt vervoer van en naar de groepslocatie toegevoegd aan het maatwerk. De aanbieder is dan verantwoordelijk voor het vervoer.
Om mantelzorgers te ontlasten kan iemand kortdurend logeren in een instelling. Dit kan ook een planbare, voorzienbare afwezigheid zijn, zoals een geplande ziekenhuisopname van de mantelzorger. De zorgaanbieder zorgt bij kortdurend verblijf voor opvang, maar ook voor het eventueel benodigde toezicht, dagbesteding en begeleiding. Ook maaltijden en drinken vallen hieronder. Dit verblijf kan gecombineerd worden met huisartsgeneeskundige of verpleegkundige zorg vanuit de Zvw. Het is aan de huisarts in samenspraak met de (wijk)verpleegkundige om te beoordelen of deze zorg adequaat geleverd kan worden via visites van huisarts en/of verpleegkundige. Het is ook mogelijk om een begeleider/verzorger thuis te laten overnachten. Het gaat hier wel om kortdurend verblijf, waarbij we in weken denken en niet in maanden met een maximum van drie etmalen per week. Er moet bij dit product altijd worden gekeken naar de Subsidieregeling eerstelijns verblijf 2015.
Het is wel duidelijk dat er behoefte is aan ondersteuning, alleen het hoe en wat (de vraag achter de vraag) is nog niet duidelijk. Het kan zijn dat er verschillende opties moeten worden uitgeprobeerd. Bijvoorbeeld in combinatie met dagbesteding voordat een helder beeld is ontstaan en doelen kunnen worden geformuleerd. Daarom is dit een combinatieproduct van begeleiding en dagbesteding. Er is geen acute of spoedeisende situatie. De vraagverhelderaar heeft een belangrijke rol bij de vorming van het onderzoeksverslag.
Als omschreven vraagverheldering, maar er spelen daarnaast ook dermate onrust gevende factoren dat dit het slagen van een onderzoeksverslag in de weg staat. Deze factoren dienen eerst te worden gestabiliseerd. Er speelt geen acute situatie, maar dit kan het wel worden als er niet tijdig wordt gehandeld. Zoals bijvoorbeeld overzicht bieden in inkomsten of omgaan met financiën. Het kan zijn dat er verschillende opties moeten worden uitgeprobeerd bijvoorbeeld in combinatie met dagbesteding voordat een helder beeld is ontstaan en doelen kunnen worden geformuleerd. Daarom is dit een combinatieproduct van begeleiding en dagbesteding.
Beschermd wonen is voor volwassenen met psychische of psychosociale problemen, die (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen. Ook niet met hulp van bijvoorbeeld een mantelzorger of met begeleiding van een hulpverlener. De hulp-op-maat voor Beschermd wonen biedt een veilige woonomgeving en begeleidt de bewoners in hun zelfredzaamheid, zodat zij mee kunnen blijven doen in de samenleving of op termijn weer zelfstandig kunnen wonen. In Drenthe is de gemeente Assen centrumgemeente voor de aanvragen van beschermd wonen. Dit betekent dat zij de indicatie voor beschermd wonen stellen. De Inwoner vraagt de indicatie wel aan bij de eigen gemeente. Het college doet het onderzoek en verstuurt de aanvraag en het advies naar gemeente Assen. Zij nemen hierover een besluit in de vorm van een beschikking.
Cliënten die door hun beperkingen behoefte hebben aan een beschermd woonklimaat die gericht is op het bieden van structuur en ondersteuning van alle dagelijkse activiteiten wonen vaak in een zogenaamde woonvorm voor beschermd wonen. Dit is geen grote instelling maar een cluster van vaak “gewone” woningen waarbij op kleine schaal cliënten uit een bepaalde doelgroep (psychiatrie, verstandelijke beperking, ouderen) bij elkaar wonen. Soms is er sprake van een eigen leefeenheid, soms alleen van een eigen slaapkamer. Er zijn gemeenschappelijke ruimten, waar de cliënten elkaar en de aanwezige begeleiders ontmoeten. Cliënten krijgen begeleiding bij het brengen van structuur in hun dagelijks leven, ondersteuning bij regelzaken en geldbeheer en bij het vinden van een passende dag invulling. Voor een deel van de cliënten is beschermd wonen een opstapje naar zelfstandig wonen.
De frequentie betreft eenheid per week
De frequentie betreft eenheid per week
De volgende indexeringsnormen zijn van toepassing:
In onderstaande tabellen staat de opbouw van de tarieven weergegeven. Dit heeft betrekking op:
Huishoudelijke ondersteuning, Maatschappelijke ondersteuning (individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, begeleiding groep en respijtzorg) en Jeugdhulp.
De afschrijvingen voor hulpmiddelen die gelden zijn als volgt: