Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Beleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren
CiteertitelBeleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-07-2020beleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren

14-07-2020

gmb-2020-192437

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren

de raad van de gemeente Krimpenerwaard,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van inzake de vaststelling van de beleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren:

 

gelet op artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening en de artikelen 4.81 en 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluit:

 

A. de beleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren vast te stellen, die als volgt luidt:

 

Aanleiding

In de praktijk van totstandkoming van zelfrealisatie is onderscheid tussen bedrijfsmatige situaties enerzijds en particuliere, hobbymatige situaties anderzijds. Bij de laatste categorie gaat het om een grondoppervlakte van maximaal 5 hectare per situatie. Zelfrealisatie door kleine particuliere zelfrealisatoren (niet zijnde bedrijfsmatig, maar hobbymatig) op eigen gronden vraagt om een eigen aanpak om tot zelfrealisatie te komen. In het bijzonder is deze aanpak gericht op “of en hoe” de realisatie van de natuuropgave door middel van zelfrealisatie te combineren met het door particulieren gewenste hobbymatige gebruik van de percelen. Het gaat veelal letterlijk om de eigen achtertuin van particulieren. Dit vraagt om een specifieke en weloverwogen aanpak.

Op grond van het bestemmingsplan is op gronden met de bestemmingen ‘Natuur’ en ‘Natuur met extensief agrarisch medegebruik’ binnen de natuurbeheertypen ‘kruiden en faunarijk grasland’ en ‘vochtig weidevogelgrasland’ de toepassing van ruige stalmest toegestaan. In het Inrichtingsplan is de toepassing van ruige stalmest in deze gebieden slechts met beperkingen in tijd en/of oppervlakte toegestaan. Werkende weg is gebleken dat voor kleine particuliere zelfrealisatoren in bepaalde situaties een ruimere toepassing van ruige stalmest in tijd en/of oppervlakte binnen de natuurbeheertypen ‘kruiden en faunarijk grasland’ en ‘vochtig weidevogelgrasland’ gewenst is. Het gaat om een afwijking van hetgeen ten aanzien van mesttoepassing in het inrichtingsplan is opgenomen en betreft geen afwijking van de regels van het bestemmingsplan. De beleidsregel betreft een vertaling van het inrichtingsplan naar de praktijk van de kleine particuliere zelfrealisatoren.

Afwijking van het inrichtingsplan op het onderdeel ruige stalmest kan alleen aan de orde zijn als die afwijking leidt tot een even sterk NNN of een verdere versterking van het NNN inclusief de waterdoelen (Kaderrichtlijn Water (KRW-doelen)). Het toepassen van maatwerk mag dus niet leiden tot het niet halen van de beoogde natuur- en waterkwaliteit, zoals opgenomen in het inrichtingsplan. De inzet is om mee te werken aan initiatieven die (op perceelsniveau) leiden tot even sterk of betere natuur, ook wat betreft de waterdoelen.

Artikel 1

Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

Bestemmingsplan: bestemmingsplan Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard

Inrichtingsplan: Inrichtingsplan Krimpenerwaard; bijlage 4 bij de regels van het bestemmingsplan Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard

Kleine particuliere zelfrealisator: een particulier met grondeigendom, gelegen in het plangebied van het bestemmingsplan Natuurgebieden Veenweiden Krimpenerwaard, met een grootte van maximaal 5 hectare en die niet-bedrijfsmatig zelfrealisatie wil uitvoeren

NNN: Natuurnetwerk Nederland

KRW: Kaderrichtlijn Water

Artikel 2

Toepassingsartikel

De beleidsregel mesttoepassing kleine particuliere zelfrealisatoren is alleen van toepassing op kleine particuliere zelfrealisatoren.

Artikel 3

Mesttoepassing

Op gronden met de bestemmingen ‘Natuur’ en ‘Natuur met extensief agrarisch medegebruik’ in het bestemmingsplan is de toepassing van ruige stalmest uit eigen stal toegestaan op gronden waaraan in het inrichtingsplan het natuurbeheertype “kruiden- en faunarijk grasland” of “vochtig weidevogelgrasland” zijn toegekend onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    In het zelfrealisatieplan moet worden uitgewerkt en onderbouwd wat de (on)mogelijkheden zijn van afvoer van ruige stalmest. Daarbij moet ook worden ingegaan op de mogelijkheden die er zijn om ruige stalmest op te brengen op eventuele eigen percelen of delen daarvan buiten de NNN-begrenzing.

  • 2.

    Tevens moet concreet worden aangegeven om welke hoeveelheid ruige stalmest het gaat per jaar en op welke wijze dit in de loop van de tijd wordt afgebouwd (bijvoorbeeld door afvoer van de mest of verminderen van het aantal dieren). In het zelfrealisatieplan moet dit terugkomen bij de beschrijving van het (overgangs)beheer om te komen tot het eindbeheer.

  • 3.

    Aangegeven moet worden wat de aard c.q. de samenstelling van de ruige stalmest is en hoe zich dat verhoudt tot het benodigde verschralingsbeheer. In de praktijk heeft mest van schapen en paarden veelal een strorijk karakter en zijn de nutriëntenwaarden (daardoor) in deze mest aanzienlijk lager dan de forfaitaire gemiddelden in “reguliere” ruige stalmest.

  • 4.

    De eerste periode van enkele jaren vanaf de start van het natuurbeheer is het toegestaan om alle vrijkomende ruige stalmest uit eigen stal op de te beweiden delen te brengen, en reeds kruidenrijkere percelen qua bemesting (en beweiding) te ontzien. Gelet op de realisatie van de natuurdoelen moet wel sprake zijn van zogenoemd mozaïekbeheer, bijvoorbeeld bestaande uit delen die worden beweid en delen waarop hooiland-/maaibeheer wordt toegepast. Dit soort beheer is belangrijk voor de bloei van kruiden en het laten ontstaan van structuur voor fauna, en de doorontwikkeling daarvan. Dit blijft het uitgangspunt voor het beheer. Daarbinnen mag het opbrengen van ruige stalmest uit eigen stal de eerste periode van enkele jaren vanaf de start van het natuurbeheer op te beweiden percelen worden ingepast. Afhankelijk van de ontwikkeling van het grasland kan het zijn dat daarna de ene helft van de hooilanden wel licht kunnen worden bemest (met ruige stalmest) en de andere helft niet. Lichte bemesting op de helft van de hooilanden geeft variatie in het hooiland. Bovendien wordt op termijn dan het beweidingsperceel ontlast qua bemesting.

  • 5.

    Onder lichte bemesting wordt dan max. 8 ton ruige stalmest per hectare verstaan, uitgaande van een zeer strorijk karakter (zie eerder).

  • 6.

    Met het oog op de waterdoelen dient bij het opbrengen van ruige stalmest nabij oevers en greppelranden een breedte van respectievelijk ca 3 en 1,5 meter te worden gevrijwaard van mest.

Artikel 4 algemene voorwaarden

Voor de toepassing van artikel 3 gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de beoogde natuur- en waterkwaliteit, behorende bij de natuur- en waterdoelen (respectievelijk NNN en KRW) zoals opgenomen in het inrichtingsplan, moet worden behaald;

  • 2.

    de regels van het bestemmingsplan zijn bepalend.

Artikel 5

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de dag van bekendmaking.

 

B. de bevoegdheid om de beleidsregel genoemd onder punt A. uit te voeren, te mandateren aan het college van burgemeester en wethouders.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 14 juli 2020,

de griffier, de voorzitter,

dr. M-L van Muijen mr. R.S. Cazemier