Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vijfheerenlanden

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent hogere waarden WGH

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVijfheerenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent hogere waarden WGH
CiteertitelBeleidsregel Hogere Waarden WGH
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de beleid(regels) hogere waarden van de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-07-2020nieuwe regeling

14-07-2020

gmb-2020-192127

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent hogere waarden WGH

Samenvatting

 

Algemeen

De voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik hebben in het verleden elk een beleidsstuk vastgesteld voor het verlenen van hogere waarden Wet geluidhinder. Met de gemeentelijke herindeling tot Vijfheerenlanden wil de gemeente de afzonderlijke beleidstukken harmoniseren en actualiseren. Met het harmoniseren van het beleid wordt invulling gegeven aan Artikel 28 van de Wet algemene regels herindeling. Daarmee heeft zij één beleid waarmee ze uitvoering kan geven aan de wettelijke verplichtingen binnen de Wet geluidhinder.

Deze beleidsregel vervangt de afzonderlijke beleid(regels) hogere waarden van de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik.

 

Inhoud

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen moeten geluidsniveaus bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen getoetst worden aan wettelijke voorkeurswaarden. Bij wijzigingen aan wegen en gezoneerde industrieterreinen moet ook getoetst worden bij nabijgelegen bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

Als blijkt dat de voorkeurswaarden worden overschreden dan kan de ontwikkeling onder bepaalde voorwaarden toch doorgang vinden. In dat geval heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen.

Het doel van deze beleidsregel is om:

  • de gemeentelijke uitvoering van deze bevoegdheid transparant te maken;

  • duidelijke kaders te stellen voor ruimtelijke plannen en verkeersplannen;

  • zorg te dragen voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in nieuwe situaties met geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden.

In deze beleidsregel zijn voorwaarden geformuleerd waarbinnen de gemeente hogere waarden toestaat. De uitvoering wordt voor een deel door de Wet geluidhinder (Wgh) opgelegd en voor een deel door de gemeente ingevuld. De gemeentelijke keuzes in de beleidsregel zijn in cursief vermeld.

 

Deze voorwaarden zijn in hoofdstukken 3 en 4 en bijlage 5 te vinden, In deze (laatste) bijlage zijn de gemeentelijke voorwaarden aan maatregelen bij de ontvanger opgenomen, zoals de aanwezigheid van geluidluwe gevels en geluidluwe buitenruimten bij nieuwbouw van woningen. Dit als service naar akoestische adviesbureaus.

De beleidsregel is bindend en geeft duidelijkheid naar initiatiefnemers, betrokken ambtenaren, bestuurders en belanghebbenden. De procedure voor het vaststellen van hogere waarden volgt de Algemene wet bestuursrecht. Het college kan in incidentele situaties besluiten om af te wijken van de in deze beleidsregel gestelde voorwaarden. Het besluit dient dan deugdelijk gemotiveerd te zijn.

De in deze beleidsregel beschreven procedure en de gestelde voorwaarden geeft het huidige beleid weer, dat de gemeente voert. De aanhaaltitel van de beleidsregel is: ‘Beleidsregel hogere waarden Wgh, gemeente Vijfheerenlanden (2020)’ en deze is op 14 juli 2020 in werking getreden.

 

Omgevingswet

Naar verwachting zal op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking treden. De gemeente kan dan geen hogere waarden meer in een afzonderlijke procedure vaststellen. Wel geldt een vergelijkbare beoordelingssystematiek met voorkeurswaarden en hogere waarden. De gemeente dient ook dan op een zorgvuldige wijze plannen te beoordelen als de geluidsbelasting hoger is dan de wettelijke voorkeurswaarden.

 

Onder de Omgevingswet zal de gemeente de hoofdlijnen van dit beleid blijven volgen voor een zorgvuldige afweging van het aspect gezondheid, de aanvaardbaarheid van geluid en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

 

1. Inleiding

1.1 Geluid in de gemeente

De gemeente bewaakt de balans tussen de groei en de leefbaarheid, tussen dynamiek en rust. Zij geeft enerzijds ruimte voor economische ontwikkeling en anderzijds zorgt zij voor een gezonde omgeving met een goed woon- en leefklimaat. Een belangrijk element in deze balans is het beperken van geluidshinder in de woon- en leefomgeving en het toestaan van geluidsproductie op minder kwetsbare plaatsen. Akoestische kwaliteit is één van de dragers van de ruimtelijk functionele kwaliteit als geheel.

De landelijke regelgeving is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen of verminderen van geluidshinder voor bewoners. Het achterliggende doel is om negatieve gezondheidseffecten te beperken. Uit onderzoek blijkt dat bij geluidsniveaus die voldaan aan de wettelijke voorkeurswaarden al circa 10% van de mensen geluidshinder ondervinden. Bij hoge(re) geluidsniveaus treden meer negatieve gezondheidseffecten op.

De belangrijkste regelgeving (zie hoofdstuk 2) is vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh), de Wet ruimtelijke ordening (Wro), de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit. Naar verwachting zal ergens na 1 januari 2021 de Omgevingswet in werking treden en de voorgenoemde wetten vervangen. De wetgeving wijzigt daarmee weliswaar, maar de systematiek met voorkeurswaarden en motivering voor hogere waarden blijft vergelijkbaar.

De gemeente reguleert met deze wettelijke instrumenten de geluidsniveaus op en in gebouwen vanwege weg- en railverkeer en (bedrijfsmatige) activiteiten.

De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen1 de geluidsniveaus bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen, getoetst moeten worden aan wettelijke voorkeurswaarden. In geval van de aanleg of aanpassing (reconstructie) van een (spoor)weg of gezoneerd industrieterrein wordt getoetst bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

Als voorkeurswaarden worden overschreden dan kan het college van burgemeester en wethouders bij de geluidsgevoelige bestemmingen hogere waarden vaststellen, zodat een plan toch doorgang kan vinden. Zij stelt dan voorwaarden aan het plan om te kunnen motiveren waarom er, ondanks de hogere geluidsniveaus, toch sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De voorwaarden zijn opgenomen in deze beleidsregel.

1.2 Doel

Deze beleidsregel wordt toegepast in situaties waarin geluidsniveaus bij geluidsgevoelige bestemmingen boven de wettelijke voorkeurswaarden niet kunnen worden voorkómen. Met deze beleidsregel:

  • maakt de gemeente haar overwegingen voor het toestaan van hogere waarden transparant;

  • stelt de gemeente duidelijke kaders voor het aspect geluid in ruimtelijke plannen en verkeersplannen;

  • draagt de gemeente zorg voor een zo goed mogelijke akoestische kwaliteit van de leefomgeving in nieuwe situaties met geluidsniveaus boven de wettelijke voorkeurswaarden.

De uitvoering wordt voor een deel door de Wet geluidhinder opgelegd en voor een deel door de gemeente ingevuld. De gemeentelijke keuzes hierin zijn in deze beleidsregel cursief vermeld.

1.3 Status

De beleidsregel is op 14 juli 2020 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders (college) van de gemeente Vijfheerenlanden en is per direct in werking getreden.

De beleidsregel is een "beleidsregel" in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:81 Awb). Een "beleidsregel" is een algemene regel over de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften. De beleidsregel dient ter invulling van de bevoegdheden voor het vaststellen van hogere waarden op grond van artikel 110a, lid 1 en lid 2 van de Wet geluidhinder.

1.4 Evaluatie beleidsregel

Op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt zal de gemeente de werking en effectiviteit van het beleid evalueren en waar nodig aanpassen.

1.5 Indeling beleidsregel

In hoofdstuk 2 van deze beleidsregel is het wettelijke kader beschreven. Hoofdstuk 3 vormt de kern van deze beleidsregel. Hierin is de procedure voor het verlenen van hogere waarden beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op voorwaarden bij de aanleg of wijziging (reconstructie) aan een weg en bij ontwikkelingen (na)bij gezoneerde industrieterreinen.

Enkele in deze beleidsregel gebruikte begrippen uit de Wet geluidhinder zijn toegelicht in bijlage 1. In bijlage 2 is een overzicht van de wettelijke geluidsnormen opgenomen. In bijlage 3 worden situaties die gebruikt kunnen worden in de motivering voor het vaststellen van hogere waarden beschreven. Dit is een niet limitatieve opsomming. Bijlage 4 geeft schematisch de samenloop van de ruimtelijke procedure en de procedure voor het vaststellen van hogere waarden weer.

In de laatste bijlage 5 zijn de gemeentelijke voorwaarden aan maatregelen bij de ontvanger opgenomen. Dit is ook handig voor externe (akoestische) adviesbureaus omdat daar veel gemeente-specifieke zaken te vinden zijn. De voorwaarden in deze bijlage zijn of geformuleerd als eis, zoals de aanwezigheid van een geluidluwe gevel of als een inspanningsverplichting. Dit laatste houdt in dat als niet aan een voorwaarde kan worden voldaan, de initiatiefnemer dient te motiveren waarom dat niet kan of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen. De initiatiefnemer geeft dan aan welke compensatie hiervoor in het plan aanwezig is.

In deze beleidsregel wordt regelmatig verwezen naar wetsartikelen. Deze zijn via internet te vinden op www.wetten.overheid.nl of op te vragen bij de gemeente via de Omgevingsdienst2 .

2. Hogere waarden Wet geluidhinder

 

De belangrijkste wettelijke instrumenten ter voorkoming of vermindering van geluidshinder zijn de Wet geluidhinder, de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en het Bouwbesluit. De beleidsregel komt voort uit verplichtingen uit de Wet geluidhinder en is verbonden met andere wetgeving. Hieronder is een korte toelichting op deze wetten opgenomen.

2.1 Wet geluidhinder (Wgh)

De Wet geluidhinder regelt de beheersing van de geluidshinder vanwege weg- en spoorverkeer en gezoneerde industrieterreinen. De wet is gekoppeld aan de Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Ruimtelijke plannen moeten voldoen aan geluidsnormen. Het wettelijke regime maakt onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties. De normen zijn voor nieuwe situaties strenger dan voor bestaande situaties. Hieronder volgt een overzicht van enkele belangrijke onderwerpen uit de Wgh.

 

Voorkeursvolgorde maatregelen

De Wgh hanteert een voorkeursvolgorde bij de bestrijding van geluidshinder, te weten:

  • maatregelen aan de bron, zoals verkeer beperkende maatregelen of geluid reducerend asfalt;

  • overdrachtsmaatregelen, zoals geluidsschermen of het in acht nemen van afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger van het geluid;

  • maatregelen bij de ontvanger, zoals de realisatie van gevelisolatie bij woningen of de indeling van woningen.

Geluidsgevoelige bestemmingen

In de Wet geluidhinder en de bijbehorende besluiten is aangegeven welke gebouwen of terreinen bescherming genieten tegen geluid. Binnen dit beleid worden deze objecten ‘geluidsgevoelige bestemmingen’ genoemd. Deze zijn vermeld in bijlage 1. Recreatiewoningen en campings worden in de Wgh niet aangemerkt als geluidsgevoelige bestemmingen. De gemeente heeft als uitgangspunt dat recreërende mensen moeten kunnen genieten van een leefomgeving zonder er geluidshinder te ervaren. Het onderwerp geluid maakt daarom deel uit van de integrale afwegingen bij planontwikkeling van of nabij recreatieobjecten zoals recreatiewoningen en campings.

 

Geluidszones

Geluid en hinder zijn ruimtelijk bepaald: het geluidsniveau neemt af bij toenemende afstand tussen de bron en de ontvanger. De wetgever heeft om die reden gekozen voor het definiëren van ruimtelijke aandachtsgebieden, de zogeheten geluidszones. Er zijn zones gedefinieerd voor drie geluidsbronnen: wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen met grote lawaaimakers (gezoneerde industrieterreinen).

 

Geluidsnormen

Aan zones zijn verschillende geluidsnormen gekoppeld voor elk van de geluidsbronnen. De normstelling onderscheidt een voorkeurswaarde en een maximale ontheffingswaarde. Deze normen zijn in bijlage 2 weergegeven. De voorkeurswaarde voor geluid wordt voor alle (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet overal en altijd mogelijk. Daarom bevat de Wet geluidhinder de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen tot de maximale ontheffingswaarde.

 

Hogere waarden

De gemeente heeft de bevoegdheid om ontheffing van de voorkeurswaarde te verlenen. Hiervoor voert zij een procedure voor het vaststellen van hogere waarden om hogere geluidsniveaus, de hogere waarden, aan een toekomstige situatie toe te staan. Zij verbindt hieraan wel voorwaarden, zoals de aanwezigheid van een geluidluwe gevel. In deze beleidsregel zijn de voorwaarden in hoofdstuk 3 en in bijlage 5 vermeld. Een voorbeeld van de procedure is in bijlage 4 geschetst.

2.2 Met de Wet geluidhinder verbonden regelgeving

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft een zorgvuldige voorbereiding van ruimtelijke plannen voor. Hieronder valt ook een zorgvuldige milieu hygiënische afweging. Het aspect geluid maakt deel uit van deze afweging. Ook voor situaties die niet rechtstreeks onder de Wet geluidhinder vallen, zoals de ontwikkeling van nieuwe woningen langs wegen met maximumsnelheid van 30 km per uur, dient de gemeente in het kader van de Wro het aspect geluid bij de milieu hygiënische afweging te betrekken.

 

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De Wabo stelt initiatiefnemers in staat om activiteiten voor het realiseren van fysieke bestemmingen zoals bouw, aanleg, oprichting, gebruik en sloop in één keer aan te vragen of te melden. Aanvragen voor de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen die afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12 lid 1, onder a, onder 23 en 3 van Wabo), moeten zorgvuldig milieu hygiënisch afgewogen worden. Het aspect geluid maakt hier, vergelijkbaar als bij de Wro deel van uit.

Bouwbesluit

In het Bouwbesluit zijn prestatie-eisen opgenomen voor geluidswering van gevels en tussen gebouwen onderling. Het Bouwbesluit maakt hierbij onderscheid tussen bestaande en nieuwe gebouwen. De eisen voor nieuwbouw gaan uit van een minimaal beschermingsniveau binnen geluidsgevoelige ruimten. Bij verbouw gelden over het algemeen minder strenge eisen. Het Bouwbesluit is alleen van toepassing bij bouw of verbouw.

 

Wet milieubeheer (Wm)

De Wet milieubeheer is de belangrijkste milieuwet voor bedrijfsmatige activiteiten. Met deze wet toetst de overheid, meestal de gemeente, de gevolgen van de activiteiten van een bedrijf voor het milieu. Afhankelijk van de aard van het bedrijf vindt de toetsing plaats aan algemene (geluids)voorschriften of aan maatwerkvoorschriften.

Alleen wanneer een bedrijf is gevestigd op een gezoneerd industrieterrein (terrein met grote lawaaimakers), schrijft de Wet geluidhinder voor dat het geluid van alle bedrijven tezamen, op de zonegrens, onder bepaalde geluidsnormen moet blijven. In de gemeente zijn drie gezoneerde industrieterrein aanwezig: ‘Glasfabriek’ in Leerdam, ‘Zuivelfabriek c.a.’ in Schoonrewoerd en ‘De Biezen - De Hagen’ in Vianen. De beleidsregel hogere waarden Wgh gaat niet in op de toegestane geluidsproductie per bedrijf.

In hoofdstuk 11 van de Wm wordt het begrip geluidproductieplafonds voor rijkswegen en spoorwegen geïntroduceerd. Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij (spoor)wegen dient voor de bepaling van de geluidsbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uit te worden gegaan van de gegevens die in het landelijke geluidregister voor wegverkeer en spoorwegverkeer zijn opgenomen. Het betreft een wettelijke verplichting. De systematiek van geluidproductieplafonds wordt nader uitgelegd op de site van kenniscentrum InfoMil: www.infomil.nl.

Provinciale verordening (stiltegebieden)

In haar verordening heeft de provincie Utrecht stiltegebied Vijfheerenlanden aangewezen. Binnen het stiltegebied gelden aanvullende voorwaarden voor ruimtelijke ontwikkelingen en verkeersplannen. Deze worden binnen de procedure van het bestemmingsplan of verkeersplan getoetst.

3. Procedure nieuwe bestemmingen

3.1 Inleiding

Deze beleidsregel is van toepassing bij de voorbereiding van:

  • de vaststelling van een bestemmingsplan,

  • een omgevingsvergunning die beperkt of ruim afwijkt van het bestemmingsplan,

  • de aanleg van een weg of een fysieke wijziging aan de weg.

De ruimtelijke ontwikkeling binnen een bestemmingsplan of omgevingsvergunning is relevant als er sprake is van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen zones van (spoor)wegen of industrieterreinen. Dit geldt ook bij de aanleg of wijziging van een weg of een gezoneerd industrieterrein nabij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen. Als de wijziging van een weg binnen het bestemmingsplan past, geldt volgens de Wgh een onderzoeksplicht en is deze beleidsregel ook van toepassing.

De in dit hoofdstuk beschreven procedure is van toepassing voor ruimtelijke plannen met nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen nabij bestaande (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. Hoofdstuk 4 gaat nader in op de aanleg of fysieke wijziging aan een weg of een gezoneerd industrieterrein bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

De afweging over milieuzonering rond bedrijven vindt plaats binnen het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Dit is niet gereguleerd via de Wgh en staat los van de procedure voor het vaststellen van de hogere waarden.

3.2 Startfase

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan kan duidelijk worden dat de te ontwikkelen woon- en leefomgeving vanwege de geluidssituatie onder druk staat. In dat geval is het wenselijk dat de initiatiefnemer de haalbaarheid van het plan en de optimale planopzet laat onderzoeken. Ook is het dan wenselijk dat de initiatiefnemer vanaf het begin van het ontwerpproces een geluidsdeskundige betrekt en deze een actieve rol geeft.

De gemeente vindt het belangrijk dat een ruimtelijk plan voorziet in een goede woon- en leefomgeving. In gebieden waar deze vanwege de geluidssituatie onder druk staat, acht de gemeente het wenselijk dat de initiatiefnemer vanaf het begin van het planproces een geluidsdeskundige betrekt en deze een actieve rol geeft om te komen tot een haalbaar plan met een optimale planopzet.

3.3 Onderzoekplicht Wgh

De Wgh schrijft voor dat de gemeente de gevolgen van de voornoemde plannen akoestisch moet (laten) onderzoeken, indien de (nieuwe) geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke zone van een weg, een spoorweg of een gezoneerd industrieterrein liggen.

De Wgh legt in artikelen 77 en 80 nadrukkelijk een onderzoekplicht op. Eerst moet de initiatiefnemer de geluidsniveaus zonder geluid reducerende maatregelen in beeld brengen. Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden moet de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen worden onderzocht om te komen tot de voorkeurswaarde.

 

Onderzoek naar bronmaatregelen

In eerste instantie dient onderzoek te worden verricht naar bronmaatregelen. Denk hierbij aan het toepassen van een geluid reducerend type asfalt als wegdek in plaats van standaard asfalt of het aanbrengen van geluidsdempers op de spoorrails.

Om de ruimtelijke planvorming en het wegbeheer niet onnodig te belasten wil de gemeente niet-realistische of onhaalbare maatregelen aan de bron uitsluiten. Zo is het aanbrengen van geluid reducerend asfalt niet realistisch:

  • vanuit civieltechnisch oogpunt (beheer, onderhoud en duurzaamheid):

    • °

      in scherpe bochten en /of binnen 30 meter vanuit het hart van een druk kruispunt. Er treedt dan groot en snel kwaliteitsverlies op van het wegdek door afremmend, optrekkend en wringend verkeer;

    • °

      bij een lengte over minder dan 50 meter; de aanleg is dan vanuit beheers- en onderhoudsoverwegingen niet wenselijk;

  • indien geen medewerking wordt verkregen in situaties dat de gemeente geen wegbeheerder is;

  • indien deze niet kosteneffectief is, zoals het toepassen van geluid reducerend asfalt over een grote lengte voor enkele nieuwe woningen. De gemeente kiest ervoor om bij nieuwbouwprojecten met minder dan 10 woningen de toepassing geluid reducerend asfalt niet uitgebreid te (laten) onderzoeken.

Onderzoek naar overdrachtsmaatregelen

Als bronmaatregelen niet mogelijk of ontoereikend zijn, dient onderzoek te worden verricht naar overdrachtsmaatregelen. Denk hierbij aan de plaatsing van een geluidscherm of geluidswal als er voldoende ruimte is tussen bron en geluidsgevoelige bestemmingen. Ook een gewijzigde planopzet kan een overdrachtsmaatregel zijn.

Geluidsschermen/wallen zijn niet altijd kosteneffectief, zoals het plaatsen van een lang en hoog scherm ten behoeve van enkele nieuwe woningen. De gemeente kiest ervoor om bij nieuwbouwprojecten met minder dan 10 woningen de plaatsing van geluidsschermen/wallen niet uitgebreid te (laten) onderzoeken.

 

Onderzoek naar maatregelen bij ontvanger

Indien maatregelen aan de bron en in de overdracht niet mogelijk of onvoldoende effectief blijken, moeten de geluidsniveaus en de maatregelen bij de ontvanger in beeld gebracht worden, zie § 3.5.

 

Beschermd stads- of dorpsgezicht

Als er sprake is van een beschermd stads- of dorpsgezicht, zijn de gebruikelijk te onderzoeken maatregelen aan de bron en in de overdracht (inclusief planopzet) vaak niet toepasbaar omdat ze de uitstraling van het gebied kunnen verstoren. Dat wil niet zeggen dat deze maatregelen bij voorbaat uitgesloten kunnen worden, maar dat daar extra aandacht aan besteedt dient te worden. Zo kunnen klinkers niet vervangen worden door asfalt, maar wellicht wel door (geluid reducerende) elementenverharding in keperverband.

 

Binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht, zoals de stadskernen Ameide en Vianen en de dorpskern Oosterwijk zijn maatregelen aan de bron en in de overdracht niet altijd mogelijk. Voor deze locaties geldt maatwerk.

 

Cumulatie

Indien het onderzoeksgebied ligt binnen diverse zones van de Wgh dan dient de gemeente volgens artikel 110f Wgh ook onderzoek te (laten) doen naar de effecten van de samenloop (cumulatie) van de verschillende geluidsbronnen. In bijlage 5 is conform dit artikel aangegeven op welke wijze zij bij samenloop rekening houdt bij de te treffen maatregelen.

Conform artikel 1.5 van het Besluit geluidhinder kan de gemeente alleen hogere waarden vaststellen indien cumulatie van verschillende geluidsbronnen niet leidt tot onaanvaardbare geluidsbelastingen. Dit is niet direct in een geluidsniveau of kwaliteit uit de drukken, omdat hogere waarden worden verleend op basis van het totaal van haalbare maatregelen. Zo wordt bij woningen met een geluidluwe gevel minder geluidshinder ondervonden dan als er geen geluidluwe gevel is. De beoordeling is dus een totaalafweging die ook van toepassing is in het kader van een goede ruimtelijke ordening volgens de Wro. Binnen dat begrip geldt ook dat er geen sprake mag zijn van onaanvaardbare geluidsbelastingen.

 

Weg met maximumsnelheid van 30 km per uur

Een weg met een maximumsnelheid van 30 km per uur heeft conform de Wgh geen zone. Uit jurisprudentie blijkt dat voor een goede ruimtelijke ordening (Wro) van een ontwikkeling, een dergelijke weg in de beoordeling meegenomen moet worden indien vooraf aangenomen had kunnen worden dat deze weg geluidsniveaus veroorzaakt die hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Dit kan al het geval zijn op een weg met een intensiteit van 1.500 (asfalt) of 600 (klinkers) motorvoertuigen per etmaal.

 

Bij een ruimtelijke ontwikkeling of verkeersplan kiest de gemeente ervoor om van elke weg· met een maximumsnelheid van 30 km per uur de akoestische situatie te (laten) onderzoeken. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de wettelijke voorkeurswaarde wordt overschreden dan stelt de gemeente conform deze beleidsregel dezelfde voorwaarden aan de ontwikkeling of plan als voor een weg mét een zone.

3.4 Een cluster van 10 of meer woningen

Indien een ontwikkeling een cluster van 10 of meer woningen betreft dan kan vaak bij de planopzet rekening gehouden worden met de geluidssituatie. Het planproces en de uiteindelijke planopzet zijn relevant om op geluid belaste locaties een goed woon- en leef kwaliteit te kunnen realiseren. Denk aan een planopzet waarbij de situering van de woningen ten opzichte van de bron en elkaar relevant is, de aanwezigheid van (meerdere) geluidluwe gevels en (meerdere) geluidluwe buitenruimten per woning mogelijk worden gemaakt. Ook andere (niet direct akoestische) overwegingen, zoals ruime groenvoorzieningen, kunnen leiden tot een beter woon- en leefklimaat. Zo kan ook een gevel wat dichter bij de bron gesitueerd worden als de achterliggende (rustige) tuinen groter kunnen worden. Ook hier geldt dat de planopzet een totaal-afweging is met de (on)mogelijke maatregelen aan de bron- en in de overdracht.

 

Indien een plan een cluster van 10 of meer woningen bevat, dan dienen meerdere planopzetten beschouwd te worden. De aanvrager motiveert waarom voor de voorgestelde planopzet is gekozen met een afweging over een goede woon- en leef kwaliteit van de woningen. De aanwezigheid van geluidluwe gevels (eis) en geluidluwe buitenruimten (inspanningsverplichting, zie bijlage 5) per woning en compenserende maatregelen maakt daar deel van uit.

 

Indien een ontwikkeling een cluster van 100 of meer woningen bevat dan kan bij de planopzet meestal rekening gehouden worden met de geluidssituatie binnen het plangebied. Indien meer dan 15% van de nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen een geluidsniveau heeft dat hoger is dan de voorkeurswaarde dan staat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving onder druk. De gemeente verleent dan niet zondermeer hogere waarden en de aanvrager dient te motiveren hoe een goede kwaliteit van de woon- en leefomgeving haalbaar is.

 

Voor grotere (uitbreidings)locaties met minimaal 100 nieuwe woningen waarbij binnen het bestemmingsplan de behoefte aan flexibiliteit groot is, mag per type geluidsbron maximaal 15%4 van de nieuw te bouwen woningen een geluidsniveau hebben dat hoger is dan de voorkeurswaarde. Dit betreft een inspanningsverplichting (zie bijlage 5).

3.5 Overleg

Indien de gemeente voornemens is om hogere waarden vast te stellen voor geluid van een infrastructuur waarvan de gemeente geen wegbeheerder is, zoals een provinciale weg of een weg van een andere gemeente of waterschap dan informeert de gemeente deze wegbeheerder als belanghebbende hierover.

3.6 Treffen van maatregelen bij ontvanger

Indien het akoestisch onderzoek aantoont dat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet of beperkt mogelijk zijn, dan dient de initiatiefnemer de nadelen van een hoog geluidsniveau te compenseren door het treffen van maatregelen bij de ontvanger. Hierdoor wordt de situatie bij de ontvanger als minder hinderlijk ervaren. Deze maatregelen kunnen akoestisch van aard zijn, maar dat hoeft niet.

 

Maatregelen van akoestische aard beïnvloeden de geluidssituatie bij de ontvanger, zoals een aangepaste planopzet, het situeren van een tuin aan de rustige kant van een woning of een aangepaste indeling van de woning waarbij de woon- en slaapkamers aan de rustige kant zijn gelegen. Dit soort maatregelen kunnen vanaf het begin van het proces van planvorming al meegenomen worden.

Voor het verlenen van hogere waarden stelt de gemeente voorwaarden aan de planopzet en maatregelen van akoestische aard bij de ontvanger. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in eisen en inspanningsverplichtingen. Wanneer er een hogere waarde moet worden verleend, dient aan de eisen van het hogere waarden beleid te worden voldaan.

 

De eisen zijn als volgt:

  • Elke woning dient minimaal één stille gevel te hebben. Op deze gevel wordt de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder niet overschreden.

  • Wanneer een hogere waarde wordt verleend moet altijd onderzoek worden gedaan naar de gecumuleerde geluidsbelasting. Hierbij wordt rekening gehouden met het geluid van alle verschillende geluidsbronnen samen (incl. wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur).

  • Een woning mag maximaal twee dove gevels hebben. Een dove gevel is een gevel zonder te openen deuren en ramen.

  • Wanneer balkons of loggia’s aanwezig zijn, dienen deze aan de onderkant te worden voorzien van geluidsabsorptie.

  • Wanneer sprake is van nieuwbouw van meer dan 10 woningen, moet gemotiveerd worden waarom voor de betreffende inrichting van het plangebied is gekozen.

Naast eisen zijn er ook een aantal inspanningsverplichtingen opgenomen. In principe moet aan deze inspanningsverplichting worden voldaan. Alleen als absoluut niet kan worden voldaan aan de inspanningsverplichting kan hiervan worden afgeweken. De initiatiefnemer dient dan te motiveren waarom niet kan worden voldaan (of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen). De initiatiefnemer geeft aan welke compensatie hiervoor in het plan aanwezig is. De inspanningsverplichtingen zijn als volgt:

  • Elke woning heeft per etage minimaal één slaap- of woonkamer aan de stille zijde.

  • Indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten (tuin of balkon), dan ligt minimaal één van deze buitenruimte aan de stille zijde.

  • Een woning heeft voor binnenstedelijke situaties geen hogere waarden hoger dan de voorkeurswaarde + 10 dB.

De voorwaarden worden uitgebreid weergegeven in bijlage 5. Hier zijn ook de voorwaarden opgenomen die gelden voor vervangende nieuwbouw, andere geluidsgevoelige bestemmingen en transformaties.

Compenserende aspecten die niet van akoestische aard zijn, kunnen de beleving van de (onveranderde) geluidssituatie in positieve zin beïnvloeden. Bijvoorbeeld de aanwezigheid van veel groen in de nabije omgeving, de aanwezigheid van groenwallen of een levendige omgeving met goed openbaar vervoer of speelvoorzieningen dichtbij. De gemeente heeft hier ook oog voor en kan deze aspecten, naast akoestisch compenserende maatregelen bij de ontvanger, gebruiken in de motivering voor het verlenen van hogere waarden.

3.7 Motiveringsplicht

De hogere waarden kunnen volgens artikel 110a lid 5 Wgh alleen worden vastgesteld als de toepassing van maatregelen ter bestrijding van geluidshinder onvoldoende doeltreffend zal zijn of als er ‘overwegende bezwaren (Wgh)’ zijn van:

  • stedenbouwkundige;

  • landschappelijke;

  • verkeerskundige (wegverkeer);

  • vervoerskundige (railverkeer);

  • financiële aard.

Bezwaren van stedenbouwkundige of landschappelijke aard, hebben te maken met de inrichting van een gebied. Hierbij wordt een afweging gemaakt of bijvoorbeeld het plaatsen van een geluidsscherm op een bepaalde locatie wel past in de woonomgeving. Bezwaren van verkeerskundige of vervoerskundige aard, hebben betrekking op de onmogelijkheid om verkeersstromen via een andere route te laten lopen of het niet kunnen plaatsen van een geluidsscherm nabij een kruising of spoorovergang. Dit laatste kan leiden tot onoverzichtelijke situaties die gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid. Bezwaren van financiële aard steunen op de afweging tussen de kosten voor geluid reducerende maatregelen en de afname van de geluidsbelasting. Als de kosten hoog zijn maar de geluidsbelasting bij de geluidsgevoelige bestemmingen nauwelijks wordt gereduceerd, kunnen de maatregelen op financiële bezwaren stuiten.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om deze criteria te beoordelen. Zij dient te (laten) motiveren welke van deze overwegende bezwaren van toepassing zijn. Dit geldt zowel voor bron- als overdrachtsmaatregelen. In de motivering dient zij ook op te nemen op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de in bijlage 5 vermelde (akoestisch) compenserende maatregelen bij de ontvanger.

 

Daarbij geldt in het algemeen:

Hoe groter de overschrijding van de voorkeurswaarde, des te meer (akoestische) compensatie er noodzakelijk is. Bij een geluidsbelasting die hoger is dan 10 dB boven de voorkeurswaarde geldt een extra inspanningsverplichting. Het betreft 58 dB voor wegverkeer in binnenstedelijke situaties en 65 dB voor spoorweglawaai.

 

Voor industrielawaai en het geluid van wegverkeer in buiten stedelijke situaties gelden al strengere normwaarden.

 

De gemeente kan haar motivering toelichten met de in bijlage 3 vermelde situaties. Ook eventuele (niet akoestisch) compenserende elementen kan zij ter motivering vermelden.

 

Voor het toepassen van deze beleidsregel en een consequente proceduregang en motivering is een verzoekformulier hogere waarde Wgh ontwikkeld. Het formulier kan worden opgevraagd bij de Omgevingsdienst (info@odru.nl).

3.8 Verzoek hogere waarden

De Omgevingsdienst regio Utrecht is door het college van burgemeester en wethouders gemandateerd om de procedure hogere waarden Wet geluidhinder uit te voeren en hogere waarden vast te stellen.

De voor het plan verantwoordelijke gemeentelijke afdeling vult een verzoekformulier hogere waarden Wgh in. In artikel 5.4 van het Besluit geluidhinder zijn enkele voorwaarden aangegeven, waaraan een verzoek moet voldoen. Het ontwerp verzoek bevat ten minste:

  • a.

    de verzochte hogere waarde;

  • b.

    de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen;

  • c.

    de resultaten van het akoestisch onderzoek;

  • d.

    een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen indien de binnenwaarde bij gesloten ramen meer bedraagt dan de wettelijke waarden.

De gemeente kan van een initiatiefnemer nadere toelichting, tekeningen en kaarten verlangen, indien deze noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het verzoek.

Op basis van het verzoekformulier hogere waarden Wgh neemt de Omgevingsdienst namens de gemeente een ontwerpbesluit.

3.9 Algemene wet bestuursrecht

Op het vaststellen van hogere waarden is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (artikel 110c Wgh).

Als de Omgevingsdienst namens het college van burgemeester en wethouders hogere waarden vaststelt voor de vaststelling van een bestemmingsplan (Wro) of voor een aanvraag voor omgevingsvergunning buiten het bestemmingsplan (Wabo), moet zij het ontwerpbesluit hiervoor tegelijk met het ontwerp van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning gedurende 6 weken ter inzage leggen. Het blijven aparte procedures. Indien er relevante zienswijzen op het ontwerpbesluit zijn, dan stemt de Omgevingsdienst beantwoording af met de gemeente.

 

Na de ter inzage termijn neemt de Omgevingsdienst, namens het college een definitief besluit. Dit besluit wordt algemeen bekend gemaakt. Belanghebbenden worden ook geïnformeerd. Beroep bij de bestuursrechter staat open overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer.

 

Voor een aanvraag voor omgevingsvergunning binnen het bestemmingsplan (kruimelgeval) neemt de Omgevingsdienst namens het college van burgemeester en wethouders direct een besluit hogere waarde. Ook dit besluit wordt algemeen bekend gemaakt, belanghebbenden worden geïnformeerd en ook beroep bij de bestuursrechter staat dan open.

3.10 Registratieplicht

Nadat het besluit definitief is, moet conform het gestelde in artikel 110i Wgh de vastgestelde hogere waarde worden opgenomen in het Kadaster, als informatie behorende bij de betreffende woning. De Omgevingsdienst stuurt namens het college een afschrift van de verleende hogere waarden naar het Kadaster, zodat deze kan worden verwerkt.

4. Procedure bestaande bestemmingen

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de aanleg of fysieke wijziging aan een weg of de aanleg of wijziging van een gezoneerd industrieterrein bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen.

4.2 Aanleg of fysieke wijziging van een weg

Bij de aanleg van een nieuwe weg of een fysieke wijziging aan een bestaande weg, kan het voorkomen dat er bestaande geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig zijn. Ook voor deze situaties geldt in grote lijn de in hoofdstuk 3 beschreven procedure. Omdat het echter bestaande gebouwen of terreinen betreft zijn niet altijd de aanwezigheid van een geluidluwe gevel of buitenruimte gegarandeerd. De in § 3.5 genoemde gemeentelijke voorwaarden zijn daarom niet altijd realiseerbaar.

 

De aanleg of fysieke wijziging van een weg betreft maatwerk waarbij de (akoestische) kwaliteit van de woon- en leefomgeving in acht genomen moet worden. Binnen de ontwikkeling dient te worden gemotiveerd op welke wijze deze kwaliteit haalbaar is.

 

Indien de gemeente een fysieke wijziging aan een weg wil voorbereiden zal zij ook moeten onderzoeken of sprake is van reconstructie van een weg in de zin van de Wet geluidhinder; zie de definitie in bijlage 1. Indien de toets waarde met 1,5 dB of meer als gevolg van de verandering wordt overschreden op geluidsgevoelige bestemmingen, zijn ook hier maatregelen aan de bron of in de overdracht zeer belangrijk. Pas in laatste instantie kan de gemeente voor deze bestaande geluidsgevoelige bestemmingen hogere waarden vaststellen. Afhankelijk van de situatie kan dit samengaan met maatregelen bij de ontvanger.

 

Bij de aanleg of wijziging van een weg (met reconstructie Wgh) nabij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen stelt de gemeente, in lijn met hoofdstuk 3 van deze beleidsregel, voorwaarden aan het vaststellen van hogere waarden. De in § 3.5 genoemde gemeentelijke voorwaarden zijn niet altijd realiseerbaar omdat het bestaande gebouwen en terreinen betreft. Het betreft maatwerk en er geldt een inspanningsverplichting om te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat.

 

Indien de gemeente vanwege de aanleg of wijziging van een gemeentelijke weg, voornemens is voor een geluidsgevoelige bestemming die buiten de gemeentegrens is gelegen, hogere waarden vast te stellen dan wordt conform artikel 110b Wgh overleg gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente.

 

Indien er maatregelen moeten worden getroffen bij de ontvanger zal de gemeente vrijwel direct nadat de hogere grenswaarden van kracht zijn geworden bij bestaande geluidsgevoelige bestemmingen een onderzoek (laten) starten naar de binnen niveaus in deze bestemmingen. De bewoners, beheerders of eigenaren ontvangen een uitnodiging tot deelname aan een dergelijk onderzoek. De uit dit onderzoek volgende voorzieningen moeten worden aangeboden en (bij toestemming) aangebracht vóórdat de reconstructie van de weg is afgerond.

4.3 Gezoneerd industrieterrein

Bij wijzigingen van bedrijven of activiteiten binnen een gezoneerd industrieterrein blijft de zonegrens meestal ongewijzigd en hoeven er geen hogere waarden te worden verleend. Wanneer de zone wel wordt gewijzigd is dit een ruimtelijke procedure. Met name als het een uitbreiding van de zone betreft, moeten er vaak nieuwe of aangepaste hogere waarden worden verleend voor de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen die in de aangepaste zone liggen.

 

Bij de wijziging (uitbreiding) van de geluidszone van een gezoneerd industrieterrein stelt de gemeente voorwaarden aan het vaststellen van hogere waarden. De in § 3.5 genoemde gemeentelijke voorwaarden zijn niet altijd realiseerbaar omdat het bestaande gebouwen en industrieterrein betreft. Het betreft maatwerk en er geldt een inspanningsverplichting om te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat.

 

De bepaling van de geluidsbelasting en het treffen van maatregelen aan de bron en in de overdracht is maatwerk. Het onderzoek en de procedure betreft dus geen ‘standaard’ aanpak als voor ontwikkelingen nabij (spoor)wegen.

 

Binnen de grenzen van een gezoneerd industrieterrein zijn geen hogere waarden mogelijk.

 

De ontwikkeling van geluidsgevoelige bestemmingen op een gezoneerd industrieterrein is vanuit een akoestisch goed woon- en leefklimaat ongewenst.

BIJLAGE 1 Begrippenlijst Wet geluidhinder

Geluidsgevoelige bestemmingen (samengevat)

De volgende geluidsgevoelige objecten zijn beschermd binnen de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer:

  • woning;

  • onderwijsgebouw (alleen geluidsgevoelige ruimten);

  • ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting, kinderdagverblijf (alleen geluidsgevoelige ruimten);

  • standplaats voor een woonwagen en ligplaats in het water voor een woonschip;

  • natuurbeschermingsgebied, zoals een stiltegebied (provinciale milieuverordening).

Alle objecten die buiten bovenstaande omschrijvingen vallen, zijn niet direct beschermd tegen geluidshinder. Bij onduidelijkheid of een object past binnen een omschrijving, is een goede motivering van belang.

De gemeente heeft als uitgangspunt dat recreërende mensen moeten kunnen genieten van een leefomgeving zonder er geluidshinder te ervaren. Het onderwerp geluid maakt daarom deel uit van de integrale afwegingen bij planontwikkeling van of nabij recreatieobjecten zoals recreatiewoningen en campings.

 

Akoestisch onderzoek

Dit dient te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in bijlage I, hoofdstuk 1 van het Reken- en meetvoorschrift geluid van 2012.

 

Reconstructie van een weg (samengevat)

Een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan uit akoestisch onderzoek blijkt dat de berekende geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstig maatgevende jaar zonder het treffen van maatregelen ten opzichte van de heersende geluidsbelasting (hoger dan de voorkeurswaarde) of eerder vastgestelde hogere waarden met 1,5 dB of meer wordt verhoogd.

 

Gevel

Bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

Dove gevel (samengevat)

Dit is geen gevel in de zin van de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen gelden niet als er voldoende gevelisolatie is en er alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn. Deze bij uitzondering te openen delen, zoals een nooddeur mogen niet grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

 

Geluidluwe gevel (gemeentelijk begrip)

Gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidsbronnen. Per weg geldt een voorkeurswaarde van meestal 48 dB en per spoorweg een voorkeurswaarde van meestal 55 dB.

 

Geluidsgevoelige ruimte

Ruimte voor het verblijven van mensen, dan wel een ruimte waarin de voor een gebruiksfunctie kenmerkende activiteiten plaatsvinden:

  • een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2;

  • een leslokaal, theorielokaal of theorievaklokaal van een onderwijsgebouw;

  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • een onderzoeks- en behandelingsruimte, een ruimte voor patiënten huisvesting, alsmede een recreatie- en conversatieruimte van een ziekenhuis of een verpleeghuis;

  • een onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, of conversatieruimte, alsmede woon- en slaapruimte van een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting of kinderdagverblijf.

 

Bron, overdracht, ontvanger

  • bron: de (spoor)weg of het industrieterrein dat geluid produceert en uitstraalt naar de omgeving;

  • ontvanger: de geluidgevoelige bestemming, zoals een woning of school;

  • overdracht: de geluidsoverdracht van de bron naar de ontvanger.

BIJLAGE 2 Geluidsnormen

Grenswaarden wegverkeerslawaai (in dB, Lden)

Status van de woning

Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting in dB

Maximaal toegestane geluidsbelasting

in dB

 

Binnenwaarde in dB

 

 

Stedelijk

Buiten stedelijk

 

Nieuw te bouwen woningen

48

63

53

33

Vervangende nieuwbouw (woningen)

48

68

58

33

Nieuw te bouwen agrarische woning

48

58

58

33

Nieuw te bouwen andere geluidsgevoelige gebouwen

48

63

53

33

 

Grenswaarden railverkeerslawaai (in dB, Lden)

Situatie

Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting in dB

Maximaal toegestane geluidsbelasting in dB

Binnenwaarde in dB

Woningen

55

68

33

 

Grenswaarden industrielawaai (in dB(A), etmaalwaarde)

Situatie

Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting in dB(A)

Maximaal toegestane geluidsbelasting in dB(A)

Binnenwaarde in dB(A)

Bestaand industrieterrein

Woning,

niet geprojecteerd

50

55

35

Woning,

vervangende nieuwbouw

50

65

35

Herziening bestemmingsplan, zonder zonewijziging

Woning, nieuw te projecteren (vervangende nieuwbouw)

50

65

35

 

Definitie begrippen

Geprojecteerde woning

Een nog niet aanwezige woning waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de bouwvergunning toelaat, maar deze nog niet is afgegeven

Woning in aanbouw

Een nog niet aanwezige woning waarvoor een bouwvergunning is verleend

Nieuw te projecteren woning

Een nog niet aanwezige woning ten behoeve waarvan het geldende bestemmingsplan moet worden gewijzigd

 

BIJLAGE 3 Situaties t.b.v. motivering

In deze bijlage zijn situaties opgenomen die gebruikt kunnen worden in de motivering voor het vaststellen van hogere waarden (niet limitatief).

 

Woningen vullen een open plaats tussen aanwezige bebouwing op

Hierbij kan gedacht worden aan woningen5 die een gevelrij sluitend maken of een planmatige verdichting ter verbetering van een bestaande stedelijke structuur; aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing. Het mag geen uitbreiding van bebouwde kom betreffen.

 

Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen die gebouwd worden op de plaats van bestaande bebouwing. De bestaande bebouwing hoeft geen geluidsgevoelige bestemming te zijn of dezelfde functie te hebben.

 

Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- en of bedrijfsgebondenheid

Hierbij kan gedacht worden aan (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen bij een bestaande zorginstelling.

 

Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom

Hierbij kan gedacht worden aan woningen buiten de bebouwde kom gelegen langs invalroutes van de stad of kernen, waarbij de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is.

 

Woningen vervullen een doelmatige akoestische afscherming

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen als gevolg waarvan het afschermende effect minimaal 3 dB bedraagt voor andere bestaande of nieuw te bouwen woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen), waarbij het aantal af te schermen woningen of aantal geluidgehinderden (denk aan scholen, zorginstellingen etc.) minimaal 50% bedraagt van het aantal betrokken woningen.

 

Woningen zijn/worden gesitueerd in de omgeving van een station of knooppunt van openbaar vervoer

Hierbij wordt gedacht aan woningen gelegen in de directe omgeving (500 m) van stations of knooppunten van het openbaar vervoer.

 

Woning wordt gerealiseerd binnen ruimtelijke ontwikkeling met het oog op verbetering van de milieukwaliteit

Het betreft ruimtelijke plannen van minimaal een regionale omvang. Te denken valt aan de ontwikkeling van woningen op plaatsen waar eerst intensieve veehouderij was (provinciaal streekplan: ruimte voor ruimte) of plannen ten aanzien van versterking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

 

Binnen de woning is een hogere akoestische leef kwaliteit

Door het treffen van aanvullende maatregelen ten opzichte van de standaardeisen uit het Bouwbesluit is het geluidsniveau binnen lager (verbetering van gevelisolatie, lucht- en contactgeluidsisolatie).

 

Weg vervult een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie

Een cijfermatige onderbouwing aan de hand van ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota’s dient hierover duidelijkheid te verschaffen. Het kan een bestaande, geprojecteerde of niet-geprojecteerde weg betreffen.

 

Weg vervult een verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidsniveaus optreden

Een cijfermatige onderbouwing met aantallen woningen/geluidgehinderden en/of veranderingen in de geluidsniveaus bij andere wegen dient hierover duidelijkheid te verschaffen. Er dient een milieuvoordeel op te treden.

BIJLAGE 4 Samenloop ruimtelijk plan

In onderstaande stroomdiagrammen wordt weergegeven hoe de procedure voor het vaststellen van de hogere waarden samenloopt met het ruimtelijk spoor.

 

4.1 Bestemmingsplan, uitwerkingsplan, wijzigingsplan of projectbesluit

 

4.2 Kruimelgeval

Afwijken bij AMvB aangewezen gevallen: de oude kruimellijst en tijdelijk afwijken voor een termijn van maximaal 10 jaar, artikel 2.12, lid 1 onder a onder 2º Wabo; het is wenselijk om de omgevingsvergunning en het besluit hogere waarden gelijktijdig te publiceren.

BIJLAGE 5 Voorwaarden aan maatregelen

Deze bijlage geeft een beschrijving van voorwaarden aan maatregelen van akoestische aard bij de ontvanger.6

 

Voorwaarden bij nieuwbouw (woningen)

De gemeente zet zich in voor leefbare woonsituaties, ook op locaties met hoge geluidsniveaus. Deze leefbaarheid wordt mede bewerkstelligd door onderstaande voorwaarden te verbinden aan het verlenen van hogere waarden voor nieuwbouw. De voorwaarden leggen de initiatiefnemer een inspanning op vanwege het bouwen in een lawaaiige situatie.

 

De voorwaarden zijn geformuleerd als eis of als inspanningsverplichting :

  • geluidluwe gevel (eis): de woning heeft ten minste één gevel met een lager (luw) geluidsniveau. Het geluidsniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeurswaarde voor elk van te onderscheiden geluidsbronnen.

    Indien de woning is gelegen op een bedrijventerrein geldt voor een geluidluwe gevel een inspanningsverplichting tot de voorkeurswaarde en een eis tot de te verlenen hogere waarde minus 10 dB (vanaf voorkeurswaarde);

  • indeling woning (inspanningsverplichting): de woning heeft per etage minimaal één geluidsgevoelige ruimte aan de zijde van de geluidluwe gevel;

  • buitenruimte (inspanningsverplichting): indien de woning beschikt over één of meer buitenruimten, dan is er minimaal één gelegen aan de geluidluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel grenzend aan de buitenruimte niet meer dan 5 dB hoger te zijn dan bij de voorkeurswaarde;

  • maximale ontheffingswaarde voor weg- en railverkeerslawaai (inspanningsverplichting): een woning heeft voor binnenstedelijke situaties geen hogere waarden, hoger dan de voorkeurswaarde + 10 dB7 ;

  • cumulatie (eis): de initiatiefnemer dient onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (inclusief wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur).

    • Om te kunnen bepalen of de gecumuleerde geluid niet leidt tot een onaanvaardbaar geluidsbelasting dient het geluid van alle geluidsbronnen energetisch te worden opgeteld met een correctie voor de verschillen in hinderlijkheid (zie hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012).

    • Voor de bepaling van de geluidsisolatie van gevels (Bouwbesluit) dient rekening gehouden te worden met de cumulatie van alle akoestisch relevante bronnen (ook 30 km/u wegen) met correctie voor de verschillen in hinderlijkheid (zie hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012).

  • ‘dove’ gevels: dit zijn bouwkundige constructies zonder te openen deuren/ramen (artikel 1b lid 4a en b Wgh). Voor ‘dove’ gevels zijn geen hogere waarden van toepassing. De aanwezigheid van dove gevels dient zoveel mogelijk te worden voorkomen (inspanningsverplichting). Een woning mag maximaal 2 dove gevels bezitten (eis);

  • geluidsabsorberende plafonds bij balkons/loggia’s (eis): bij de aanwezigheid van balkons/loggia’s etc. dient onder de balkons weerbestendige geluidsabsorptie te worden geplaatst ter voorkoming van ongewenste reflecties op de gevels;

  • cluster van 10 woningen of meer (eis): de initiatiefnemer dient meerdere planopzetten te beschouwen en motiveert waarom voor de voorgestelde planopzet is gekozen met een afweging over een goede woon- en leef kwaliteit van de woningen. De aanwezigheid van geluidluwe gevels en geluidluwe buitenruimten per woning en compenserende maatregelen maakt daar deel van uit.

  • volumebeleid (inspanningsverplichting): voor grotere (uitbreidings)locaties met minimaal 100 nieuwe woningen waarbij binnen het bestemmingsplan de behoefte aan flexibiliteit groot is, mag per type geluidsbron maximaal 15%8 van de nieuw te bouwen woningen een geluidsniveau hebben dat hoger is dan de voorkeurswaarde.

Het college van burgemeester en wethouders kan (bij hoge uitzondering) besluiten dat de voorgaande voorwaarden niet gelden. Hiertoe neemt zij een aanvullende motivering op bij het besluit tot het vaststellen van de hogere waarden. Zo kan bijvoorbeeld meegewogen worden dat het een complexe geluidssituatie betreft en dat er vanaf het begin van het planproces een geluidsdeskundige betrokken was en dat er gegeven de situatie sprake is van maximale akoestische compensatie.

 

Voorwaarden bij vervangende nieuwbouw

Naast nieuwbouw van woningen kent de Wet geluidhinder ook het aspect vervangende nieuwbouw. Het betreft bijvoorbeeld een situatie waarbij de nieuwbouw groter is dan het bestaande geluidsgevoelige bouwblok, waardoor het aantal geluidgehinderden toeneemt en de afstand tot de weg kleiner wordt. Bij vervangende nieuwbouw zijn de inpassingmogelijkheden van de woningen in de bestaande geluidssituatie vaak beperkter dan voor een nieuwe situatie.

Aan de voorwaarden met betrekking tot een geluidluwe gevel, de indeling van de woning en de buitenruimte mag gemotiveerd een 5 dB ruimere marge worden aangehouden. Indien de vervangende nieuwbouw niet dichter bij de wegas wordt gesitueerd dan vervalt de inspanningsverplichting voor een geluidsniveau lager of gelijk aan de voorkeurswaarde plus 10 dB.

 

Bestaande situatie Wgh

Bij bestaande woningen is het stellen van voorwaarden aan de woning (zoals geluidluwe gevel en buitenruimte) niet meer mogelijk.

Indien een bestaande woning wordt vervangen door een vergelijkbare nieuwe woning, dan beschouwd de gemeente dit als een bestaande situatie in de zin van de Wgh indien het aantal geluidgehinderden niet toeneemt en de afstand tot de wegas niet significant kleiner wordt. Wel geldt er een inspanningsverplichting om per woning minimaal één geluidluwe gevel te realiseren. Het geluidsniveau binnen in de woning dient te voldoen aan de nieuwbouweisen binnen de Wgh en het Bouwbesluit.

Voorwaarden bij niet-zelfstandige woonruimte (nieuwbouw)

Voor niet-zelfstandige woonruimten (bejaardencentra, studenteneenheden) worden op individueel woningniveau geen eisen gesteld als:

  • op gebouwniveau ten minste 50% van de wooneenheden zijn gelegen aan een geluidluwe (voorkeurswaarde) gevel;

  • er één of meer gemeenschappelijke ruimten met een geluidluwe gevel aanwezig zijn die gebruikt kunnen worden door alle bewoners. De vloeroppervlakte van deze ruimten tezamen is minimaal 2 m2 per bewoner;

  • er één of meer gemeenschappelijke buitenruimten voor bewoners aanwezig zijn. Bij voorkeur is minimaal één buitenruimte gelegen aan de geluidluwe zijde. Indien dit niet mogelijk is dan dient het geluidsniveau op de gevel grenzend aan de buitenruimte niet meer dan 5 dB hoger zijn dan de voorkeurswaarde.

  • Gezien het vereiste maatwerk wordt in overleg met de geluidsdeskundige per project bepaald welke voorwaarden hierin eisen en inspanningsverplichting zijn.

Voorwaarden bij overige (geluidsgevoelige) bestemmingen

In deze bijlage zijn voor de leefbaarheid voorwaarden gesteld aan nieuwe woningen. Ook aan de overige geluidsgevoelige bestemmingen zoals onderwijsgebouwen of gezondheidszorggebouwen stelt de gemeente voorwaarden voor de leefbaarheid. In overleg met de gemeente wordt per project bepaald welke voorwaarden hierin eisen zijn en welke een inspanningsverplichting vragen. Gezien het daarbij vereiste maatwerk wordt in deze beleidsregel hierop niet verder ingegaan.

De gemeente is van mening dat recreërende mensen moeten kunnen genieten van een leefomgeving zonder geluidshinder te ervaren. Het onderwerp geluid maakt daarom deel uit van de integrale afwegingen bij planontwikkeling van of nabij recreatieobjecten zoals campings en recreatiewoningen.

Voorwaarden bij transformatie naar geluidsgevoelige bestemmingen

Voor transformatieprojecten wordt in eerste instantie uitgegaan van de voorwaarden zoals deze gelden voor nieuwbouw. Omdat het bij transformaties echter gaat om bestaande bebouwing, is het realiseren van een geluidluwe gevel en buitenruimte niet altijd haalbaar. Aan de voorwaarden met betrekking tot een geluidluwe gevel, de indeling van de woning en de buitenruimte mag daarom gezocht worden naar gelijkwaardige oplossingen. Gemotiveerd kan een 5 dB ruimere marge worden aangehouden.

Omdat het akoestisch leefklimaat niet alleen wordt bepaald door geluid van buiten, maar ook door geluid van binnen (burengeluid), stellen wij ook eisen aan de interne geluidswering bij transformatieprojecten. De luchtgeluidisolatie en contactgeluidisolatie van woning scheidende wanden en plafonds moeten in eerste instantie voldoen aan de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit.

Wanneer niet in alle redelijkheid aan bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan, wordt in overleg met de geluidsdeskundige van de gemeente per project bepaald welke maatregelen genomen dienen te worden om een goed woon- en leefklimaat te realiseren.

 

Uitzonderingen

Binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht, zoals de stadskernen Ameide en Vianen en de dorpskern Oosterwijk zijn maatregelen aan de bron en in de overdracht niet altijd mogelijk. Voor deze locaties geldt maatwerk.


1

Binnen de gemeente zijn drie gezoneerde industrieterreinen aanwezig.

2

Omgevingsdienst regio Utrecht of haar rechtsopvolger

3
4

De gemeente beschouwt dit, bij de ontwikkeling van grotere (uitbreidings)locaties, als grens voor een goede akoestische kwaliteit van een plan.

5

Voor de leesbaarheid wordt in deze bijlage in plaats van geluidsgevoelige bestemmingen, woningen genoemd.

6

Inspanningsverplichting: indien niet aan een voorwaarde kan worden voldaan dient de initiatiefnemer te motiveren waarom dat niet kan (of waarom voor een alternatieve oplossing is gekozen). De initiatiefnemer geeft aan welke compensatie hiervoor in het plan aanwezig is.

7

Volgens het menselijke gehoor betekent 10 dB verhoging een verdubbeling van het geluidsniveau.

8

De gemeente beschouwt bij de ontwikkeling van grotere (uitbreidings)locaties dit als grens voor de akoestische kwaliteit van een plan.