Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken (Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken (Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken)
CiteertitelBeleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-08-2019nieuwe regeling

21-05-2019

Gemeenteblad 2019, 201750

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken (Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken)

Burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

  • -

    artikel 49 t/m 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) dat toeziet op de afgifte van de Europese Gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    artikel 15 en 18 van de Wegenverkeerswet 1994, over de plaatsing en verwijdering van verkeersborden en over het verkeersbesluit dat hieraan vooraf gaat;

  • -

    artikel 26 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) over het parkeren op de gehandicaptenparkeerplaats;

  • -

    artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is bepaald dat een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid;

  • -

    onderdeel 8.I.1 van het bevoegdhedenregister, bijlage 3 bij de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam, waarin het nemen van verkeersbesluiten als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1990 door het college is gedelegeerd aan het Dagelijks Bestuur van de stadsdelen;

  • -

    artikel 1 van de Algemene Bepalingen van het hiervoor genoemde bevoegdhedenregister waardoor voor alle bevoegdheden in dit bevoegdhedenregister de beperking geldt dat de bestuurscommissie hiervan slechts gebruik kan maken voor zover dit plaatsvindt binnen de door de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s, beleidsvisies, budgetten etc.;

overwegende dat:

  • -

    het belangrijk is om voorzieningen te bieden die het voor mensen met een beperking mogelijk maken om mee te kunnen doen aan de samenleving;

  • -

    het in het kader van het stedelijk parkeerbeleid wenselijk is uniforme stedelijke beleidsregels voor het toekennen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken vast te stellen;

brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 21 mei 2019 hebben besloten de volgende regeling vast te stellen:

 

Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze beleidsregels verstaan onder:

  • a.

    Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel waar een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is gelegen.

  • b.

    Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners: een digitale parkeervergunning als bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid van de Parkeerverordening 2013 die houders van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart kunnen aanvragen en waarmee geparkeerd kan worden in een gebied met betaald parkeren.

  • c.

    bedrijf:

    • -

      elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht;

    • -

      de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep;

    • -

      een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld;

  • met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft.

  • d.

    bestuurder: degene die het motorvoertuig, brommobiel of gehandicaptenvoertuig bestuurt.

  • e.

    brommobiel: een bromfiets op meer dan twee wielen die is voorzien van een carrosserie.

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam.

  • g.

    Europese Gehandicaptenparkeerkaart (GPK): ontheffing om te kunnen parkeren op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen als bedoeld in artikel 26, eerste lid onder b RVV.

  • h.

    gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats als bedoeld in artikel 26, eerste lid onder c RVV, aangeduid met een bord E6 in bijlage I van het RVV waar uitsluitend mag worden geparkeerd door:

    • i.

      een gehandicaptenvoertuig waarin een geldige GPK duidelijk zichtbaar is aangebracht,

    • ii.

      een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige GPK duidelijk zichtbaar is aangebracht of

    • iii.

      indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.

  • i.

    gehandicaptenvoertuig: een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is uitgerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is.

  • j.

    GGD: Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam.

  • k.

    houder van een motorvoertuig: degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het desbetreffende motorvoertuig, met dien verstande dat degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruik maakt van een leaseauto, of degene die - gelet op de inhoud en de strekking van de arbeidsovereenkomst tussen de aanvrager en zijn werkgever, en een verklaring van de werkgever van de aanvrager, waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik - gebruikmaakt van een door de werkgever beschikbaar gestelde auto, geacht wordt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs te beschikken.

  • l.

    motorvoertuig: alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

  • m.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

  • n.

    RVV: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

  • o.

    stallingsplaats: een plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk.

Artikel 2 Aanvraag gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

  • 1.

    Op aanvraag van een houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Bestuurders kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nabij het woonadres worden aangewezen indien:

    • a.

      deze houder in de Basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven en woont op het adres in Amsterdam waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

    • b.

      de Europese Gehandicaptenparkeerkaart minimaal 6 maanden geldig is na de datum van de aanvraag;

    • c.

      deze houder of diens huisgenoot houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de plaats wordt aangevraagd;

    • d.

      deze houder niet beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over een geschikte stallingsplaats.

  • 2.

    Op aanvraag van een houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Passagiers kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nabij het woonadres worden aangewezen indien:

    • a.

      deze houder in de Basisregistratie Personen (BRP) is ingeschreven en woont op het adres in Amsterdam waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

    • b.

      de Europese Gehandicaptenparkeerkaart minimaal 6 maanden geldig is na de datum van de aanvraag;

    • c.

      uit een aanvullende medische keuring door de GGD blijkt dat het aanwijzen van een gereserveerde parkeerplaats nodig is;

    • d.

      deze houder of diens huisgenoot houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de plaats wordt aangevraagd;

    • e.

      deze houder niet beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over een geschikte stallingsplaats.

  • 3.

    Op aanvraag van een houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Bestuurders kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken nabij het werkadres worden aangewezen indien:

    • a.

      deze houder een arbeidscontract of werkgeversverklaring kan overleggen waaruit blijkt dat hij werkzaam is bij de locatie van het bedrijf waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

    • b.

      deze houder een uittreksel van de Kamer van Koophandel kan overleggen waaruit blijkt dat het bedrijf waar hij werkzaam is, is gevestigd op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

    • c.

      de Europese Gehandicaptenparkeerkaart minimaal 6 maanden geldig is na de datum van de aanvraag;

    • d.

      deze houder ook houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de plaats wordt aangevraagd;

    • e.

      deze houder en de locatie van het bedrijf waarbij de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd niet beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken over een geschikte stallingsplaats.

  • 4.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt voor één kenteken aangewezen.

  • 5.

    Als de houder van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart beschikt over een Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners, wordt de gehandicaptenparkeerplaats op hetzelfde kenteken gesteld als die parkeervergunning.

Artikel 3 Locatie gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

  • 1.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt binnen een loopafstand van 100 meter van het woon- of werkadres van de aanvrager op een verkeersveilige en voor de aanvrager bereikbare locatie op de openbare weg aangelegd.

  • 2.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt binnen de bestaande parkeerruimte aangelegd, tenzij hiervoor binnen 100 meter geen geschikte locatie is.

  • 3.

    De exacte locatie wordt in overleg met de aanvrager bepaald.

  • 4.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt niet aangelegd:

    • a.

      ter plaatse van een stopverbod of parkeerverbod;

    • b.

      bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;

    • c.

      op gebiedsontsluitingswegen (50-km-weg) zonder parkeermogelijkheid;

    • d.

      in een voetgangerszone (tenzij er binnen 100 meter geen alternatieve locatie is);

    • e.

      voor een inrit of uitrit;

    • f.

      op een gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen.

Artikel 4 Aanleg gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Aanwijzing van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken geschiedt door middel van een verkeersbesluit (artikel 18 Wegenverkeerswet 1994) binnen 8 weken na de ontvangst van de aanvraag. Wanneer dit besluit niet binnen de gestelde termijn kan worden genomen, wordt de aanvrager hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld en wordt de termijn maximaal één keer verlengd met 8 weken.

  • 2.

    De aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats geschiedt zoveel mogelijk conform de geldende richtlijnen.

  • 3.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt minimaal gerealiseerd met:

    • a.

      het bord E6 in bijlage 1 van het RVV met een onderbord waarop één kenteken staat vermeld;

    • b.

      markering van de gehandicaptenparkeerplaats door middel van een wit kruis op het wegdek;

    • c.

      in geval de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd bij het werkadres: een onderbord met een tijdvenster conform de werktijden van de aanvrager.

  • 4.

    De gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt zo mogelijk aangelegd binnen één maand na de dag dat het verkeersbesluit onherroepelijk is onder de voorwaarde dat de kosten voor de aanleg zijn voldaan. Wanneer de aanleg niet binnen deze termijn mogelijk is, wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld.

  • 5.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is verplicht door te geven als het kenteken van het motorvoertuig van de aanvrager of diens huisgenoot wijzigt. De wegbeheerder plaatst na de melding en de betaling van de kosten zo spoedig mogelijk een nieuw onderbord en informeert de aanvrager als dat niet binnen een week mogelijk is.

  • 6.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij het werkadres is verplicht door te geven als de werktijden wijzigen. De wegbeheerder plaatst na de melding en de betaling van de kosten zo spoedig mogelijk een nieuw onderbord en informeert de aanvrager als dat niet binnen een week mogelijk is.

Artikel 5 Indienen aanvraag

Een aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt schriftelijk of elektronisch ingediend met een daarvoor bestemd volledig ingevuld aanvraagformulier.

Artikel 6 Kosten gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

De te betalen kosten voor het aanleggen en wijzigen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn vastgesteld in de Legesverordening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze beleidsregels.

  • 2.

    Een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken kan worden geweigerd indien een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van dezelfde aanvrager is opgeheven op grond van artikel 8, tweede lid onder a en b.

Artikel 8 Intrekkingsgronden

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op en verwijdert het bijbehorende bord:

    • a.

      indien degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, is verhuisd;

    • b.

      indien degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, is overleden;

    • c.

      indien degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, niet meer werkzaam is bij het bedrijf waarvoor de parkeerplaats is aangevraagd;

    • d.

      indien degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen, niet meer beschikt over een geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart;

    • e.

      indien degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen of diens huisgenoot niet meer de houder is van het motorvoertuig, het gehandicaptenvoertuig of de brommobiel waarvoor de parkeerplaats is aangevraagd;

    • f.

      indien niet (langer) wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze beleidsregels;

    • g.

      indien de parkeerplaats is aangewezen op grond van door de aanvrager verschafte onjuiste gegevens en de parkeerplaats niet zou zijn aangewezen indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest;

    • h.

      op verzoek van degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken opheffen:

    • a.

      indien de gehandicaptenparkeerplaats niet wordt gebruikt ten behoeve van degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen;

    • b.

      indien zich een wijziging voordoet in de omstandigheden voor zover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen instandlating van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

  • 3.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is verplicht zelf een wijziging in de omstandigheden, waaronder de gehandicaptenparkeerplaats is aangevraagd, door te geven.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 juni 2019.

  • 2.

    Deze beleidsregels vervangen alle eerdere beleidsregels ten aanzien van het aanwijzen en het intrekken van gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken’.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Femke Halsema,

burgemeester

Peter Teesink,

gemeentesecretaris

Toelichting op beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

 

Algemene toelichting

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken kan worden aangevraagd als een gehandicapte beschikt over een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of daarvoor in aanmerking komt. Houders van een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers kunnen bij uitzondering een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aanvragen, passagiers kunnen immers door een bestuurder worden afgezet, waarna de auto elders (verderop) kan worden geparkeerd. Afzetten is geen parkeren, en is daarmee nagenoeg overal mogelijk (behalve op locaties met een stopverbod).

 

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten die met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen, nabij hun woning of werkadres te laten parkeren. Dit betekent dat de parkeerplaats altijd binnen 100 meter aangelegd moet worden, op een bereikbare plek en op een bruikbare wijze. Dit kan maatwerk vragen.

De schaarse (parkeer)ruimte in Amsterdam en de soms hoge parkeerdruk maken de noodzaak tot het reserveren van een parkeerplaats groter, maar maken ook dat de noodzaak tot het aanleggen van een parkeerplaats zorgvuldig moet worden beoordeeld. Dit betekent dat wanneer een gehandicapte kan beschikken over een eigen bereikbare en bruikbare parkeerplaats, er geen gehandicaptenparkeerplaats op kenteken in de openbare ruimte zal worden aangelegd. Dit betekent ook dat een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken alleen wordt aangelegd voor motorvoertuigen die op naam van de aanvrager of diens huisgenoot staan, oftewel die bij de woning of het werkadres geparkeerd worden als de gehandicapte thuis is. Daarnaast wordt de plaats niet op meerdere kentekens aangelegd, om misbruik te voorkomen.

 

Amsterdam vindt het belangrijk om voorzieningen te bieden die het voor mensen met een beperking mogelijk maken om mee te kunnen doen aan de samenleving. Het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is zo’n voorziening. Dit betekent dat als de noodzaak er is, de parkeerplaats wordt aangelegd, ongeacht de parkeerdruk in een gebied of het aantal reeds aangelegde gehandicaptenparkeerplaatsen in een straat. Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is een fysieke voorziening, geen financiële voorziening. Een eventuele financiële tegemoetkoming staat los van deze beleidsregels en loopt via de gemeentelijke hulp bij laag inkomen, zoals de Regeling tegemoetkoming meerkosten.

 

Om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken te kunnen aanleggen of te kunnen opheffen, moet de gemeente een verkeersbesluit nemen. Dit verkeersbesluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Belanghebbenden kunnen bezwaar en beroep aan te tekenen tegen een verkeersbesluit. Dit heeft echter geen schorsende werking. Ook voor het wijzigen van het onderbord met het kenteken moet een verkeersbesluit worden genomen.

 

Wanneer een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt afgewezen, kan de aanvrager in bezwaar gaan bij de gemeente en in beroep bij de sector Bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 lid e

Voor brommobielen gelden op grond van artikel 2a van het Reglement voor Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de verkeersregels die gelden voor motorvoertuigen. Een brommobiel mag dus niet op het trottoir worden geparkeerd. Een brommobiel is formeel geen gehandicaptenvoertuig.

 

Artikel 1 lid i

Hoewel een gehandicaptenvoertuig, zoals een Canta, op het trottoir mag worden geparkeerd, is het ook mogelijk om voor een gehandicaptenvoertuig een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan te vragen.

Een scootmobiel mag niet op straat worden geparkeerd, daarom kan hiervoor geen gehandicaptenparkeerplaats op kenteken worden aangevraagd.

 

Artikel 1 lid j

De GGD beoordeelt aan de hand van een medisch onderzoek of iemand in aanmerking komt voor een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of passagiers. Deze beoordeling is gebaseerd op wettelijk bepaalde, landelijke richtlijnen. Waar mogelijk vindt de beoordeling van de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gelijktijdig plaats met de beoordeling van de aanvraag voor een Europese Gehandicaptenparkeerkaart.

 

Artikel 1 lid k

De houder van een motorvoertuig is degene op wiens naam een kenteken van een motorvoertuig is geregistreerd in het kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Bedrijfsauto's die incidenteel mee naar huis genomen worden, vallen niet onder de regeling. Als kentekenbewijs wordt mede aangemerkt: een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig motorvoertuig.

 

Artikel 1 lid o

Voor een parkeerplaats op eigen terrein die niet voor openbaar verkeer toegankelijk is, wordt de term ‘stallingsplaats' gebruikt. De woorden "planologisch bestemd" verwijzen naar het vigerende bestemmingsplan of een legale afwijking van het bestemmingsplan.

Indien men de stallingsplaats niet als zodanig in gebruik heeft, komt dit voor eigen risico.

De stallingsplaats kan ook een plek in een parkeergarage of op een parkeerterrein zijn die juridisch, feitelijk of planologisch is bestemd voor het adres.

 

Artikel 2 lid 1

Als de houder van de Europese Gehandicaptenparkeerkaart niet in staat is om een aanvraag te doen, dan kan een gemachtigde (zoals een huisgenoot of voogd) de aanvraag doen.

 

Artikel 2 lid 1 sub c

Ook bij particulier autodelen geldt als uitgangspunt dat het kenteken op naam moet staan van de houder of diens huisgenoot. Achtergrond daarbij is de aanname dat een deelauto die niet op naam staat minder vaak bij het woonadres staat en het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken dan een te grote impact heeft op de (schaarse) parkeerruimte.

 

Artikel 2 lid 1 sub d

Met geschikt wordt bedoeld: bereikbaar voor de houder en bruikbaar door de houder. Het gaat hierbij om zaken als doorrijdhoogte, afstand tussen parkeerplaats en adres (maximaal 100 meter) en trappen op de route. Maar ook de specifieke beperkingen van de houder die de geschiktheid van de parkeerplaats bepalen, kunnen hierbij van belang zijn.

Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, wordt op grond van jurisprudentie over het begrip ‘over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken’ in de Parkeerverordening uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij in beginsel niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. Ook indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit in beginsel voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie waarin een bewoner beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek bij de woning maar deze voor andere doeleinden gebruikt.

 

Artikel 2 lid 2

Als de houder van de Europese Gehandicaptenparkeerkaart niet in staat is om een aanvraag te doen, dan kan een gemachtigde (zoals een huisgenoot of voogd) de aanvraag doen.

 

Artikel 2 lid 2 sub c

Houders van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers kunnen bij uitzondering een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aanvragen. Passagiers kunnen in veel gevallen door een bestuurder worden afgezet, waarna de bestuurder de auto elders (verderop) kan parkeren. Uit een aanvullende medische keuring moet daarom blijken dat het nodig is dat de houder van een kaart voor passagiers over een gereserveerde parkeerplaats beschikt.

In het VIA protocol gehandicaptenparkeervoorzieningen staat als criterium voor ‘nodig’ dat iemand ‘ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen heeft’. 1 De GGD heeft dit geoperationaliseerd door dit criterium van toepassing te laten zijn op met name kinderen tot 12 jaar, mensen met ernstige psychische beperkingen (denk aan dementie, ernstige psychiatrische ziekten en zwakbegaafdheid) en mensen die heel veel moeite hebben om transfers in/uit de auto te maken (die dus zeer hulpbehoevend zijn).

Passagiers die geholpen moeten worden met uitstappen en vervolgens op de stoep kunnen wachten tot de bestuurder een parkeerplek gevonden heeft, komen in deze lijn dus niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

De medische keuring wordt als ‘aanvullend’ gekenmerkt, omdat het een extra criterium is ten opzichte van de medische keuring voor een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Passagiers. Idealiter wordt de medische keuring voor deze kaart gekoppeld aan de medische keuring voor een plaats; het is dus niet per definitie een aparte keuring.

 

Artikel 2 lid 2 sub d

Ook bij particulier autodelen geldt als uitgangspunt dat het kenteken op naam moet staan van de houder of diens huisgenoot. Achtergrond daarbij is de aanname dat een deelauto die niet op naam staat minder vaak bij het woonadres staat en het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken dan een te grote impact heeft op de (schaarse) parkeerruimte.

 

Artikel 2 lid 2 sub e

Met geschikt wordt bedoeld: bereikbaar voor de houder en bruikbaar door de houder. Het gaat hierbij om zaken als doorrijdhoogte, afstand tussen parkeerplaats en adres (maximaal 100 meter) en trappen op de route. Maar ook de specifieke beperkingen van de houder die geschiktheid van de parkeerplaats bepalen, kunnen hierbij van belang zijn.

Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, wordt op grond van jurisprudentie over het begrip ‘over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken’ in de Parkeerverordening uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij in beginsel niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. Ook indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit in beginsel voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie waarin een bewoner beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek bij de woning maar deze voor andere doeleinden gebruikt.

 

Artikel 2 lid 3

Als de houder van de Europese Gehandicaptenparkeerkaart niet in staat is om een aanvraag te doen, dan kan een gemachtigde (zoals een huisgenoot of voogd) de aanvraag doen.

De parkeerplaats nabij het werkadres kan ook worden aangevraagd door houders van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart die niet wonen in Amsterdam.

 

Artikel 2 lid 3 sub a

Uit het arbeidscontract of de werkgeversverklaring moet minimaal blijken dat de houder een wekelijkse binding met het bedrijf heeft. Bij de parkeerplaats op kenteken kan vervolgens een onderbord geplaatst worden die de werkdagen en –tijden aangeeft. Buiten die momenten is de parkeerplaats door een ieder te gebruiken.

 

Artikel 2 lid 3 sub d

Conform de regels voor de parkeerjaarkaart voor gehandicapte bezoekers moet een houder van een Europese gehandicaptenparkeerkaart die niet in Amsterdam woont zelf de houder van het motorvoertuig zijn (de gemeente kan bij mensen die niet in Amsterdam zijn ingeschreven niet controleren of het gaat om een huisgenoot). In deze context (het voertuig wordt gebruikt om naar het werk te gaan) lijkt dit ook redelijk.

Ook bij particulier autodelen geldt als uitgangspunt dat het kenteken op naam moet staan van de houder.

 

Artikel 2 lid 3 sub e

Met geschikt wordt bedoeld: bereikbaar voor de houder en bruikbaar door de houder. Het gaat hierbij om zaken als doorrijdhoogte, afstand tussen parkeerplaats en adres (maximaal 100 meter) en trappen op de route. Maar ook de specifieke beperkingen van de houder die geschiktheid van de parkeerplaats bepalen, kunnen hierbij van belang zijn.

Bij de beoordeling van de vraag of de houder of de locatie van het bedrijf over een stallingsplaats beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, wordt op grond van jurisprudentie over het begrip ‘over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken’ in de Parkeerverordening uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij in beginsel niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. Ook indien de houder of de locatie van het bedrijf een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit in beginsel voor risico van de houder of het bedrijf. Gedacht kan worden aan de situatie waarin een bedrijf beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek bij het bedrijf maar deze voor andere doeleinden gebruikt.

Met bij het bedrijf behorende parkeerplaatsen worden tevens parkeerplaatsen die zijn toebedeeld aan het bedrijf bedoeld (zoals in parkeergarages).

 

Artikel 2 lid 4

De aanwijzing voor één kenteken heeft te maken met het voorkomen van misbruik. Houders van een Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers mogen maximaal drie kentekens registeren. De parkeerplaats wordt voor één van die kentekens aangelegd.

Als de houder wisselende voertuigen heeft, kan dus geen gehandicaptenparkeerplaats op kenteken worden aangevraagd. In dat geval kan wel gebruik gemaakt worden van de Amsterdamse parkeervergunning voor gehandicapte bewoners in combinatie met een kentekenwijziging.

Uiteraard is het wel mogelijk het kenteken van de gehandicaptenparkeerplaats te wijzigen (zie artikel 4 lid 5). In de Legesverordening van de Gemeente Amsterdam is vastgesteld welke kosten hiermee samen hangen (zie artikel 6).

Als de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd voor een gehandicaptenvoertuig zonder kenteken, zal indien mogelijk een onderbord met verduidelijkende tekst (bijvoorbeeld Canta) worden geplaatst.

 

Artikel 3 lid 2

Het is niet nodig dit te compenseren door elders een openbare parkeerplaats aan te leggen; het blijft immers een autoparkeerplaats.

Alleen als binnen 100 meter geen (geschikte) parkeerplaats ligt, ook niet in een (openbare) parkeergarage, wordt de parkeerplaats buiten de bestaande parkeerruimte aangelegd, bijvoorbeeld op het trottoir, op een zodanige wijze dat het gebruik van de openbare ruimte hierdoor zo min mogelijk beïnvloed wordt.

In gebieden waar voetgangers en fietsers prioriteit hebben en het parkeren op straat zeer beperkt is in aantal en in doelgroep (met name bezoekers parkeren, laden en lossen en mogelijk kiss en ride), kan dit tot een spanningsveld leiden. Het realiseren van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken leidt ertoe dat het gebruik van deze parkeerplaatsen fors wordt ingeperkt, het creëren van een nieuwe parkeerplaats heeft tot gevolg dat in een buurt mogelijk meer dan het toegestane aantal parkeerplaatsen gemaakt wordt. In deze gebieden zal gezocht moeten worden naar een maatwerkoplossing vanuit het principe eerst (inpandig) benutten dan bouwen. Daarbij wordt meegewogen of de aanvrager op het moment dat hij/zij zich op het woonadres vestigde al beschikte over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart. Als de aanvrager al over de kaart beschikte, mag ervan worden uitgegaan dat deze persoon bekend is met de geldende regels en het gegeven dat parkeren in de openbare ruimte beperkt is en dat deze persoon de afweging heeft kunnen maken of de woonsituatie voor hem/haar haalbaar is. Indien de bewoner op een later moment gehandicapt raakt, deze bewoner niet kan beschikken over een geschikte stallingsplaats en er binnen 100 meter geen geschikte parkeerplaats in een (openbare) parkeergarage is, zijn er voldoende onderscheidene argumenten om in deze situatie wel een parkeerplek in de openbare ruimte te vergunnen en te realiseren.

 

Artikel 3 lid 3

Als het overleg niet tot overeenstemming leidt, moet de wegbeheerder een beslissing nemen en conform de regels van de WVW en de Awb een belangenafweging maken. Als de aanvrager het er niet mee eens is, kan hij in bezwaar en beroep gaan.

 

Artikel 4 lid 1

De doorlooptermijn is mede afhankelijk van externe factoren (hoe snel maakt de aanvrager een afspraak met de GGD, is nog aanvullende informatie van de huisarts nodig, etc.).

 

Artikel 4 lid 2

De aanleg dient zo veel mogelijk in overeenstemming met de geldende richtlijnen2 plaats te vinden, maar de precieze vormgeving en afmeting is ook afhankelijk van de situatie ter plaatse, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs-, haaks-, of schuin parkeren). Afhankelijk van de mogelijkheden ter plaatse wordt een afweging gemaakt om voor de gebruiker een bruikbare en toegankelijke plek aan te leggen.

 

Artikel 4 lid 3

Het is ter beoordeling van het stadsdeel wat er aanvullend nodig en wenselijk is om de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan te duiden. Richtlijnen voor de inrichting van de openbare ruimte worden daarbij ook meegewogen.

 

Artikel 4 lid 3 sub b

Een kruismarkering draagt bij aan de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de gehandicaptenparkeerplaats, wat de kans dat een andere automobilist per abuis op deze plaats parkeert, verkleint.

 

Artikel 4 lid 3 sub c

Vanuit het oogpunt van efficiënt gebruik van de schaarse ruimte wordt met een tijdvenster aangegeven wanneer de parkeerplaats beschikbaar gehouden moet worden voor de gehandicapte en wanneer de parkeerplaats door anderen gebruikt kan worden (bijvoorbeeld ’s avonds en in het weekend).

 

Artikel 4 lid 4

In praktijk wordt de parkeerplaats vrijwel direct na het onherroepelijk worden van het verkeersbesluit aangelegd.

 

Artikel 4 lid 5

Om de periode tussen kentekenwijziging en plaatsing van het nieuwe onderbord te overbruggen, wordt een ontheffing op grond van artikel 87 RVV afgegeven om met een ander kenteken te mogen parkeren op de plaats met het oude kenteken. Deze ontheffing wordt ook gebruikt bij een tijdelijke kentekenwijziging.

 

Artikel 5

De gemeente hanteert het principe ‘digitaal, tenzij’. Het schriftelijk of elektronisch indienen van een aanvraag wordt gestimuleerd. Voor wie persoonlijk contact gewenst of passend is, is het mogelijk om het door de aanvrager (of de daartoe gemachtigde) ingevulde formulier bij het Stadsloket in te dienen.

 

Artikel 6

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te geven om bij hun woning of werkadres te parkeren. Een eventuele financiële tegemoetkoming in deze kosten staat los van deze beleidsregels en loopt via de gemeentelijke hulp bij laag inkomen.

De kosten die de aanvrager moet betalen zijn vastgesteld in de legesverordening. De gemeente kan buiten de legesverordening om geen extra kosten in rekening brengen.

 

Artikel 8

Het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken geschiedt middels een verkeerbesluit.

Aan het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken en het verwijderen van het bijbehorende bord zijn voor degene voor wie de parkeerplaats is aangewezen geen kosten verbonden. Deze kosten worden gedragen vanuit beheer openbare ruimte.

 

Artikel 8 lid 1 sub d

Dit speelt bijvoorbeeld na een herkeuring, de gehandicapte kan daardoor niet meer in aanmerking komen voor een Europese Gehandicaptenparkeerkaart.

 

Artikel 8 lid 2 sub a

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats op te heffen als er onregelmatigheden in het gebruik worden geconstateerd.

 

Artikel 8 lid 2 sub b

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een gehandicaptenparkeerplaats op te heffen als de omgevingssituatie verandert, bijvoorbeeld als een straat autovrij wordt. Het opheffen van de gehandicaptenparkeerplaats zal in dat geval gepaard gaan met het op een andere plaats, binnen 100 meter van het woon- of werkadres, aanleggen van de gehandicaptenparkeerplaats.

 

Artikel 9

De verkeersbesluiten waarmee bestaande gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken zijn aangewezen, behouden hun geldigheid; ook als ze niet conform het gestelde in deze beleidsregels zijn aangelegd. De bestaande gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken kunnen alleen worden opgeheven als er sprake is van één of meer intrekkingsgronden als bedoeld in artikel 8.

 

Hardheid

In deze regeling is geen bijzondere hardheidsclausule opgenomen, omdat de mogelijkheid om in bijzondere gevallen van de regeling af te wijken is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 4:84 Awb is het Dagelijks Bestuur bevoegd om in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen af te wijken van één of meer beleidsregels.


1

In het protocol gemarkeerde parkeerplaats (hoofdstuk 4) staat dit als extra criterium ten opzichte van het protocol gehandicaptenparkeerkaart passagier (hoofdstuk 3).

2

Voor parkeerplaatsen op de openbare weg staan de richtlijnen in het meest actuele ASVV (een uitgave van CROW). De meest recente NEN2443 bevat richtlijnen voor parkeerplaatsen op terreinen en in garages