Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland houdende regels omtrent de terug- en invordering (Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020) |
Citeertitel | Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-07-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 03-03-2020 | 20-0026084 |
Het college van gemeente Westland;
het besluit van 18 september 2019 tot wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 Staatsblad 2019, 306),
artikel 53 a en artikelen 58 tot en met 60 c van de Participatiewet,
de Beleidsregels terug- en invordering Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 Gemeente Westland 2020 vast te stellen ten einde de invordering van vorderingen op basis van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 vast te leggen.
Artikel 3. Terugvordering (ook van gezinsleden)
Bijstand of bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels. Terugvordering van bijstand en bedrijfskapitaal verstrekt op grond van het Bbz 2004 vindt plaats op grond van artikel 58 en 59 PW en de artikel 12 lid 2 sub c en de artikel 39 en de artikelen 41 en 43 Bbz 2004. De kosten van bijstand en bedrijfskapitaal, indien de bijstand aan een gezin had moeten worden verleend, worden van de meerderjarige gezinsleden teruggevorderd.
Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)
Het college stelt het bedrijfskapitaal opeisbaar en kan dit terugvorderen indien:
Het college kan het bedrijfskapitaal of de achterstanden in betaling aflossing en rente terugvorderen indien:
De financiële omstandigheden van de zelfstandige zodanig blijken te zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan kunnen de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen terstond worden teruggevorderd. Indien hierbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming, is over de achterstallige rente en aflossingsbedragen de wettelijke rente verschuldigd.
Terugvordering vindt plaats bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling van de hoofdsom en de rente.
Artikel 7. Wijze van invordering Bbz-vorderingen nadat er teruggevorderd is
Bbz-vorderingen hebben een duidelijk ander karakter dan vorderingen op grond van de PW, IOAW en IOAZ omdat de bijstand is verstrekt in de vorm van een (renteloze) geldlening ten behoeve van inkomstenverwerving in het eigen bedrijf en bedrijfskapitaal ten behoeve van de onderneming. Ook zijn er andere vermogensvrijstellingen welke bij het hebben van middelen ter inlossing van de schuld een rol kunnen spelen. Bij bedrijfskapitaal kunnen er bijvoorbeeld materiële activa zijn aangekocht.
Artikel 8. Afzien van invordering in verband met gering bedrag
Het college ziet af van (verdere) terugvordering, indien het nog terug te vorderen bedrag minder bedraagt dan €100,00. Indien het college meer vorderingen heeft op de belanghebbende, dan geldt het minimumbedrag van € 100,00 voor het (rest)saldo van alle vorderingen tezamen.
Artikel 9. Ambtshalve kwijtschelding bijstand
Het college besluit ambtshalve tot kwijtschelding indien de belanghebbende:
Ingeval artikel 13 Bbz 2004 bij de toekenning van toepassing was bedraagt de terugbetalingsperiode maximaal 10 jaar na beëindiging van de uitkering op grond van het Bbz 2004. Deze termijn kan na schriftelijk verzoek met maximaal 3 jaar worden verlengd. Na het voldoen aan de afgesproken aflossingsbedragen kan het restant worden kwijtgescholden.
Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.
Artikel 10. Ambtshalve kwijtschelding bedrijfskapitaal
Het college besluit ambtshalve tot kwijtschelding in de volgende gevallen:
Bij toepassing van artikel 43 lid 2 Bbz 2004 kan besloten worden de termijn van 5 jaar aflossen, alvorens tot kwijtschelding overgegaan kan worden, met 5 jaar te verlengen indien er sprake is van verplichtingen aan bijvoorbeeld andere schuldeisers. Na het voldoen aan de verplichtingen kan tot kwijtschelding worden overgegaan.
Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.
TOELICHTING OP BELEIDSREGELS TERUG- EN INVORDERING BBZ 2004 GEMEENTE WESTLAND 2020
Vanaf 1 januari 2020 wordt de terug- en invordering van Bbz-vorderingen met de invoering van het “Besluit tot wijziging van het Bbz 2004” een bevoegdheid, met uitzonderingen van het terugvorderen van o.a. fraudevorderingen.
Vorderingen op grond van het Bbz 2004 hebben een ander karakter dan vorderingen op grond van de PW, IOAW en IOAZ. Zo is er bij het verlenen van bijstand op grond van de PW, IOAW en IOAZ reeds bij de toekenning vastgesteld dat er op dat moment te weinig middelen waren of dat er te weinig inkomen was om volgens de bestaande regelgeving in het levensonderhoud te voorzien. Bij het Bbz 2004 wordt de bijstand toegekend in de vorm van een geldlening, hetgeen een periodieke uitkering (algemene en bijzondere bijstand) en/of bedrijfskapitaal kan betreffen. De bijstand is gericht op het verwerven van inkomen in het eigen bedrijf. Op dat moment is namelijk nog niet bekend of er daadwerkelijk sprake zal zijn van inkomen en wat de hoogte hiervan zal zijn. De toekenning is immers gebaseerd op prognoses. Tevens kan er sprake zijn van vermogen, dat niet eerst te gelde hoeft te worden gemaakt, omdat het bijvoorbeeld voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Bij invordering van Bbz-vorderingen kan dit vermogen wel een rol gaan spelen. Het karakter van de Bbz-vorderingen is de reden tot het vaststellen van deze beleidsregels.
Artikel 3. Terugvordering (ook van gezinsleden)
Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichtingen bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 30c, tweede of derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI), niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden. Bij fraude is deze terugvordering verplicht.
Indien de bijstand terecht als gezinsbijstand aan gehuwden is verleend, maar de belanghebbende toch de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, of artikel 30c, tweede of derde lid, van de Wetstructuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de bijstand mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in paragraaf 3.4, bij de verlening van de bijstand rekening had moeten worden gehouden.
De in dit artikel genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.
Artikel 4. Ten onrechte verleende bijstand
De in artikel 4 lid 1 omschreven gevallen waarin bijstand wordt teruggevorderd komen overeen met de gevallen die worden beschreven in artikel 58 lid 2 van de wet.
Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)
De meeste gronden tot terugvordering bedrijfskapitaal zijn geregeld in artikel 39 en 41 tot en met 43 Bbz 2004. Indien de zelfstandige ook na twee aanmaningen niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, kan het geleende bedrag worden teruggevorderd.
Hieronder een niet limitatieve lijst wanneer belanghebbende de lening, verhoogd met de lopende rente, eventuele achterstallige rente en kosten, direct en in zijn geheel moet terugbetalen als:
Opeisbaar stellen indien de bijstand niet overeenkomstig bestemming is besteed, bij faillissement en bij bedrijfsbeëindiging is geregeld in artikel 39 Bbz 2004.
Indien bijstand “om niet” niet mogelijk is vanwege het vermogen moet direct na beëindiging van de periodieke bijstandsverlening een betalingsregeling getroffen worden voor terugbetaling bedrijfskapitaal. Wordt niet aan deze betalingsregeling voldaan kan worden overgegaan tot terugvordering.
Artikel 6. Afzien van terugvordering in verband met dringende redenen
Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat sprake is van dringende redenen als terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of de gezinssituatie heeft. Het moet dan gaan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkene(n) tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties leidt.
Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld.
Artikel 7. Wijze van invordering Bbz-vorderingen nadat er teruggevorderd is
Invordering van Bbz-terugvorderingen zijn direct opeisbare vorderingen waarbij in principe de regels van invordering van toepassing zijn zoals vastgesteld in de “Beleidsregels terug- en invordering, herziening, intrekking en verhaal Gemeente Westland 2015”. Wanneer er, vanwege het specifieke karakter van de Bbz-vordering, van deze regels moet worden afgeweken, zijn de Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 Gemeente Westland 2020” van toepassing.
Artikel 8. Afzien van invordering in verband met gering bedrag
Doelmatigheidsoverwegingen kunnen reden zijn om in het geheel niet tot terugvordering over te gaan. Dit doet zich voor in de gevallen waarin het bedrag van ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zullen zijn dan de vordering. Het bedrag waaronder niet tot terugvordering wordt overgegaan is gesteld op € 100,00.
Artikel 9. Ambtshalve kwijtschelding bijstand
Als gedurende 5 jaar inspanningen zijn verricht om in te vorderen en belanghebbende geen enkele aflossing (meer) heeft verricht, en ook niet te verwachten valt dat in de toekomst nog aflossing gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij valt te denken aan de situatie dat de verblijfplaats van een persoon onbekend is of dat een persoon zich definitief heeft gevestigd in een ander land waardoor inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.
Voordat tot kwijtschelding kan worden overgegaan moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost of in de toekomst aanspraken ontstaan op inkomen of uitkering, waarmee het vooruit zicht bestaat dat aan de betalingsverplichting kan worden voldaan.
Tevens moet deze afweging worden gemaakt wanneer in de toekomst verwacht wordt dat er vermogen te gelde kan worden gemaakt.
Indien er sprake is van een verwijtbare vordering kan de gemeente van de periode van 5 jaar afwijken en deze verlengen naar 10 jaar.
Artikel 10. Ambtshalve kwijtschelding bedrijfskapitaal
Zie artikel 9 voor toelichting
In gevallen waarin strikte toepassing van deze beleidsregels tot onredelijk zwaarwegende gevolgen voor de belanghebbende leidt, kan het college in afwijking van deze beleidsregels besluiten. Hieronder worden in ieder geval niet verstaan financiële omstandigheden, aangezien de belanghebbende te allen tijde de bescherming van de beslagvrije voet geniet.
In voorkomende niet in deze beleidsregels beschreven situaties, neemt het college een besluit. Het college probeert dan zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij hetgeen in deze beleidsregels is bepaald met inachtneming van de individuele situatie van de belanghebbende