Organisatie | Deventer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels omtrent toezicht en handhaving van de kinderopvang (Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang gemeente Deventer, 2020) |
Citeertitel | Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang gemeente Deventer, 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Handhaving Wet Kinderopvang Gemeente Deventer.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2020 | nieuwe regeling | 30-06-2020 | 2020-001135 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1 en 4, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang;
de Beleidsregels toezicht en handhaving Wet kinderopvang gemeente Deventer 2020 vast te stellen.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:
Deze beleidsregels hebben betrekking op alle kinderopvangvoorzieningen binnen de gemeente Deventer.
Hieronder zijn de definities van de belangrijkste in dit beleid voorkomende termen opgenomen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wet Kinderopvang en onderliggende regelgeving.
De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van het college. De toezichthouder onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert het college over deze naleving. De onderzoeken vinden in principe onaangekondigd plaats. Toezicht is risico gestuurd. Dat betekent dat op basis van een risicoprofiel de intensiviteit van het daaropvolgende toezicht bepaald.
De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor het college uit:
De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.
Sinds 1 januari 2019 bestaat landelijk de mogelijkheid om te werken met de werkwijze herstelaanbod. Door deze werkwijze verwacht het college dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.
Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.
In opdracht van het college geeft de GGD geen herstelaanbod bij:
Als de toezichthouder van mening is dat de geconstateerde overtredingen zich niet lenen voor de werkwijze herstelaanbod overlegt de toezichthouder dit met het college. Het college werkt volgens de escalatieladder, zoals in 3.1 omschreven, om te bepalen welke handhavingsstrategie wordt gevolgd.
Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Het schriftelijk bevel is een handhavingsmiddel van de toezichthouder. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.
De toezichthouder informeert het college over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is het college tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.
Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door het college zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal het college in principe handhaven.
De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.
Het college start in beginsel met een herstellend handhavingstraject met een schriftelijke waarschuwing of aanwijzing. Bij recidive start het college met een aanwijzing. Indien de overtredingen niet tijdig of niet volledig verholpen zijn, wordt een last onder dwangsom opgelegd. Het college brengt de houder hiervan op de hoogte door het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan de houder te verzenden en de houder de mogelijkheid te geven om een zienswijze in te dienen.
Na de begunstigingstermijn die is gesteld in het besluit last onder dwangsom vindt een nader onderzoek plaats. Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom, een last onder bestuursdwang of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.
Naast een herstellend traject kan er ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van één of meerdere kwaliteitseisen. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, illegale opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.
Wanneer de overtreding na het herstelaanbod is opgelost, wordt geen handhaving ingezet.
3.1.1 Hersteltermijn/begunstigingstermijn
Het college geeft de houder bij een op herstel gerichte handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen een korte hersteltermijn kennen.
Als uitgangspunt worden door het college de volgende termijnen gehanteerd:
Deze termijnen zijn opgenomen in het regionaal vastgestelde afwegingsmodel (zie bijlage 1).
In beginsel handelt het college overeenkomstig deze beleidsregels. Alleen in bijzondere gevallen kan het college van de beleidsregels gemotiveerd afwijken op grond van artikel 4:84 Awb. Dit is onder meer afhankelijk van de casus, de belangen van belanghebbenden, het doel van de regel en hetgeen de houder aanvoert en aantoont.
3.2 Uitleg handhavingsmiddelen
Hieronder volgt een toelichting op de diverse middelen die het college kan inzetten.
In de waarschuwing wordt de houder (nogmaals) gewezen op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welk termijn de houder krijgt om de overtredingen te herstellen, alvorens overgegaan wordt op een formeel herstellende sanctie.
In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Overeenkomstig de wet, kan het college, na het geven van een aanwijzing, de houder een bestuurlijke boete opleggen wanneer de houder de overtreding niet of onvoldoende ongedaan heeft gemaakt.
3.2.3 Last onder dwangsom (LOD)
De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven bij het constateren van een overtreding. Met een last onder dwangsom krijgt een houder de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven termijn en daarna hersteld te houden. Na afloop van de begunstigingstermijn geeft het college de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen. Om die dwangsom te innen neemt het college een apart besluit. Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.
Het college stelt de hoogte van de dwangsom vast op basis van het afwegingsmodel.
Bij een last onder bestuursdwang neemt het college bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder.
Bij een exploitatieverbod verbiedt het college de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.
Bij het exploitatieverbod stelt het college een maximale termijn. Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient diegene het college daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat de houder aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. Het college kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert het college de houder of het verbod nog blijft gelden.
Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie.
3.2.6. Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving
Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken:
Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. Het college zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.
Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie is een overtreding die strafbaar is gesteld in de Wet op de Economische Delicten en kan leiden tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
De Wet kinderopvang geeft het college de bevoegdheid om voor een overtreding/het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen. Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod. De betalingsverplichting vervalt dus niet bij herstel.
Een boete kan door het college worden opgelegd bij:
Hoogte van een boete en grootte van organisatie
De Wet kinderopvang geeft het college de bevoegdheid om voor een overtreding van een kwaliteitseis een boete op te leggen van maximaal €45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsoverzicht normbedragen opgesteld. Het afwegingsoverzicht is als bijlage bij de beleidsregels gevoegd.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.
Bijlage I: Afwegingsmodel gemeente Deventer
Last onder dwangsom per constatering1 | |||
Niet voldoen aan de definitie van kinderopvang, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau. | N.v.t, intrekken toestemming tot exploitatie is aan de orde. | ||
Start exploitatie voor ontvangst toestemming college2 of voor de datum waarop college bepaald heeft dat exploitatie mag aanvangen. | € 20.7503 | ||
Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen gegevens later door / niet door terwijl dit zou moeten gebeuren zodra de houder bekend is met deze wijziging. | |||
Niet nakomen van een vordering tot medewerking van de toezichthouder. | |||
Niet opvolgen van exploitatieverbod gegeven opgelegd op grond van art. 1.66 Wko. | |||
Niet nakomen van een afspraak zoals genoemd in 1.67 Wet op het primair onderwijs. |
De houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt | |||
De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang4 . | |||
De houder voldoet niet aan de eisen m.b.t. de VOG’s en het personenregister kinderopvang. | |||
De houder voldoet niet aan de eis m.b.t. de voertaal, taaleis VE en de taaleis BSO. | |||
De houder voldoet niet aan het ouderadviesrecht / klachtrecht. | |||
De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en de verplicht gestelde gesprekken niet uit. | |||
Overtreding van art. 1.45 en 1.46 Wko is een misdrijf conform art. 1 lid 2 Wet op de economische delicten. College zal eerst aangifte hiervan doen bij het OM, indien het OM aangeeft niet te vervolgen of de bestraffing aan het college over te laten, volgt oplegging van een boete maximaal gelijk aan de boete zoals genoemd in de Wet op de economische delicten.