Organisatie | West Betuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent het groenbeleidsplan 2021 t/m 2025 |
Citeertitel | Groenbeleidsplan West Betuwe |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2020 | nieuwe regeling | 07-07-2020 |
De Gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal zijn per 1 januari 2019 samengegaan in de nieuwe gemeente West Betuwe. Elke voormalige gemeente had haar eigen beleid en werkwijze met betrekking tot het openbaar groen. Nu we één gemeente zijn is het belangrijk ook een gezamenlijk beleid en werkwijze te hebben, dus is er behoefte aan harmonisatie. Daarnaast is in de wet Arhi (Wet algemene regels herindeling) vastgelegd dat de oude beleidsplannen twee jaar geldig blijven na herindeling. De gemeente West Betuwe moet daarom voor 1 januari 2021 nieuw groenbeleid vaststellen.
De harmonisatie van het groenbeleid is bedoeld om voor de gehele gemeente West Betuwe nieuwe beleidskaders, richtlijnen en uitgangspunten voor het openbaar groen op te stellen. Het beleidsplan richt zich met name op de kaders en uitgangspunten voor het beheren van het groen in de openbare ruimte. Daarbij zetten we in op het behalen van een efficiëntieslag door uitvoering van omvormingen en het benutten van kansen voor klimaat en participatie. Vervolgens worden aansluitend als uitwerking van het groenbeleidsplan de beheerplannen voor bomen, beplanting, grassen, watergangen en hondenterreinen opgesteld.
Het groenbeleid omvat alle beplanting, grassen, bomen en natuurlijke gebieden die binnen en buiten de bebouwde kom in het beheer zijn van de gemeente. In totaal gaat dit over ongeveer 36.500 bomen, een kleine 60 hectare beplanting en bijna 350 hectare gras(sen). Daarnaast is er ook bijna 450 km aan water(gangen) en ruim 22.400 m2 aan hondenterreinen.
De volgende onderdelen maken geen deel uit van dit plan:
Het groenbeleidsplan is tot stand gekomen door de oorspronkelijke groenbeleid- en -beheerplannen van de voormalige gemeentes met elkaar te vergelijken. Overeenkomsten zijn overgenomen en daar waar verschillen en tegenstrijdigheden aanwezig zijn, is de meest passende oplossing gekozen om te komen tot één geharmoniseerd basisniveau. Naast de input vanuit de oude plannen, zijn ook recente documenten zoals het coalitieprogramma, de Koepelnota en het Bidboek geanalyseerd en bij de keuze voor het nieuwe beleid verwerkt.
Naast de analyse van het beleid hebben ook gesprekken plaatsgevonden met belanghebbenden:
Daarnaast was het ook voor alle inwoners mogelijk om via mail (GroenbeleidWestBetuwe@BTL.nl) input te geven voor het plan. Via de website www.groenbeleidWestBetuwe.nl zijn belanghebbenden hiervoor uitgenodigd. Ook zijn de voortgang van het plan en samenvattingen van de bijeenkomsten terug te vinden op deze website. Alle opgehaalde input uit de participatiemomenten is opgenomen in een participatiedossier (bijlage 1). Dit participatie dossier is voor alle inwoners in te zien via de website. Een samenvatting van de resultaten van de participatie is in paragraaf 2.3 opgenomen.
Per 1 januari 2019 zijn de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal samengevoegd tot de gemeente West Betuwe. Iedere gemeente had zijn eigen groenbeleid met specifieke kenmerken. Om als één nieuwe gemeente verder te gaan is het wenselijk om één groenbeleid te hebben. Daarom is dit nieuwe beleidsplan opgesteld.
In het groenbeleid zijn de volgende thema’s uitgewerkt:
Het groenbeleidsplan omvat de kaders hoe omgegaan wordt met het openbaar groen. De uitwerking hiervan wordt in separate beheerplannen nader beschreven.
Er is een analyse gemaakt van het beleid zoals dat werd uitgevoerd in de voormalige gemeenten. Daarbij zijn de overeenkomsten en verschillen in beeld gebracht. Ook is er gekeken naar de ambities (coalitieakkoord) en eerder vastgesteld rand voorwaardelijk beleid (koepelnota). In diverse bijeenkomsten zijn ideeën en ervaringen opgehaald bij collega’s, inwoners, en raadsleden.
Dit proces heeft geleid tot een groenvisie voor West Betuwe met de titel:
‘de vruchten plukken van een gemeente in bloei’.
Tijdens het proces om te komen tot dit beleidsplan is er een taakstelling opgelegd om te komen tot een besparing. In de oorspronkelijke opgave was er sprake van de uitwerking van drie scenario’s: een nul, een plus en een min scenario. Daarvoor is het plus scenario geschrapt. Dit doet geen afbreuk aan de visie. Dit betekent echter wel dat het beleid hierdoor vooral budget gestuurd is geharmoniseerd. Afhankelijk van de keuzes doen deze mogelijk afbreuk aan of zijn deze strijdig met de visie.
Uit de analyse zijn samengevat de volgende punten naar voren gekomen en voorgesteld om te komen tot een geharmoniseerd beleid:
Bij het formuleren van het beleid is zorgvuldig gekeken naar actuele thema’s zoals biodiversiteit, de klimaatproblematiek (hittestress, wateroverlast en droogte) en inwonerparticipatie. Daar waar mogelijk zijn deze budget gestuurd onderdeel gemaakt van het nieuw beleid. Voorbeelden hiervan zijn het ruimen van slootvuil en het stimuleren van ‘groen-doen’ verklaringen. In veel gevallen vragen deze thema’s echter om omvormingen en/of vervangingen waar aanzienlijke incidentele kosten mee gemoeid zijn. Voorbeelden hiervan zijn: omvormen van beplanting naar gras en het verwijderen/vervangen van vormbomen. Anderzijds dragen deze kosten weer bij aan structurele besparingen.
Uit de analyse van het beleid, het areaal en de wensen is gebleken dat er geen budget is voor vervangingen. Met name bij beplantingen en bomen is de behoefte en noodzaak groot. Het tijdig vervangen draagt bij aan een gezond en veilig groenareaal, waarbij kansen benut kunnen worden om aan te haken bij leefbaarheidswensen, projecten, etc.
Om het geharmoniseerde beleid uit te kunnen voeren brengt dit het volgende kostenplaatje met zich mee:
Wordt € 2.544.843 (toename door: bijmaaien bomen en ruimen slootmaaisel 94%)
Budget voor cyclische vervanging van beplanting en bomen:
Om het min scenario invulling te geven worden de volgende efficiëntie mogelijkheden voorgesteld:
Incidentele kosten : € 4.856.000 (omvormingen dunnen/wijken bomen, vormbomen vervangen)
Structurele besparing: € 478.132 (goedkoper beheer)
Daarmee komt het netto budget voor het min scenario uit op € 2.066.711. Dit betekend een structurele besparing € 44.123.
Voor het nul scenario kunnen de volgende draaiknoppen ingezet worden:
Incidentele kosten:€ 116.500 (groenstructuurkaart, bomenlijst, stimuleringsmaatregelen derden en aanpassing boombeheer naar cyclisch)
Structurele kosten: € 136.100 (wensen maatschappij, invasieve exoten, bermbeheer aanpassen, ruimen slootmaaisel 6%)
Samengevat kan volgens het min scenario het huidig budget structureel van € 2.110.833 teruggedrongen worden naar € 2.066.711. Daarvoor zijn wel incidentele investeringen nodig van € 4.856.000. Deze leveren dan structurele een bruto besparing op van € 478.132. Van deze besparing is structureel € 89.000 nodig om het beleid te harmoniseren en € 434.009 om het te kort op te vangen. De resterende besparing kan structureel ingezet worden voor enkele draaiknoppen (ca. € 27.000). Dit is exclusief de incidentele kosten voor de draaiknoppen (€ 116.500) en de onderstaande kosten voor de vervanging.
Om te kunnen voorzien in de noodzakelijke vervangingen zijn de volgende aanvullende budgetten noodzakelijk:
Cyclische vervanging van beplanting en bomen: structureel € 640.000 (per jaar)
Incidentele vervanging populieren en essen € 1.845.000 (totaal over 5 jaar)
Harmoniseren van het groenbeleid is op de eerste plaats analyseren van het beleid en beheer wat in de voormalige gemeenten werd gevoerd. Vaak zitten hier onderlinge overeenkomsten in die in het nieuwe groenbeleid direct overgenomen worden. Daar waar beleid en beheer van elkaar afwijkt is er aandacht voor het maken van nieuwe keuzes.
De invloed vanuit stakeholders, inwoners, gemeentelijke organisatie en gemeenteraad is belangrijk bij het maken van deze keuzes. De opgehaalde input vanuit de verschillende participatiemomenten is daarin een leidraad.
De analyse van beleid en beheer en de input vanuit participatie heeft geleid tot een toekomstvisie op het groen. Deze visie is een handvat voor de ontwikkeling van het groen met een doorkijk voor de komende 10 jaar. Het beleidsplan en de beheerplannen hebben een looptijd voor 5 jaar.
In grote lijnen was het beleid wat de drie voormalige gemeentes voerden eenduidig. Elke gemeente spreekt in de groenbeleids- en beheerplannen over het behouden en versterken van karakteristieke waarden en omgevingskwaliteiten. Daarnaast wordt bij het onderhoud van het openbaar groen in alle drie de voormalige gemeentes gewerkt met de kwaliteitsniveaus van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw (CROW). Bij allemaal is het uitgangspunt een schone, hele, veilige en functionele openbare ruimte. Waarbij wel een verschil wordt gemaakt in kwaliteitsniveaus in verschillende gebieden (zie paragraaf 3.2 voor een toelichting hierop).
Daarnaast zijn op andere onderdelen nog wel onderlinge verschillen. In onderstaande tabel is per groenvoorziening en voormalige gemeente aangegeven wat het beleid of de werkwijze in het beheer was.
Nieuwe ontwikkelingen in het beheer en onderhoud die niet opgenomen zijn in de bestaande beleid- en beheerplannen:
Bestrijding invasieve exoten: In Nederland komen een aantal plantensoorten voor die zich vanuit elders gevestigd hebben. Deze soorten hebben nagenoeg geen natuurlijke vijanden en kunnen zich daardoor snel vermeerderen. Om onze eigen inheemse beplanting te beschermen is het noodzakelijk deze invasieve exoten te bestrijden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over de Japanse duizendknoop, reuze berenklauw en watercrassula.
Bestrijding ziektes en plagen (bij bomen): enkele ziektes, aantastingen en plagen hebben grote gevolgen voor bomen of voor mensen die hierbij in de buurt komen. Denk bijvoorbeeld aan essentaksterfte waarbij takken uit de boom breken of de eikenprocessierups waarvan de brandharen tot irritatie leiden bij mensen.
3.2 Criteria en randvoorwaarden/uitgangspunten
Bij de gemeentelijke herindeling zijn op strategisch niveau verschillende plannen gemaakt om te komen tot een geharmoniseerde gemeente West Betuwe. Deze plannen geven aan waar de gemeente West Betuwe naar toe wil groeien. Ook voor het groen bieden deze plannen handvatten en kaders. In onderstaande tabel is per plan aangegeven welke criteria en randvoorwaarden/uitgangspunten hiervoor van belang zijn bij inrichting, beheer en instandhouding van het openbaar groen.
Bij de gemeentelijke herindeling zijn in onder andere het coalitieakkoord en de koepelnota ambities uitgewerkt voor de nieuwe gemeente West Betuwe. Daarbij is aangegeven dat de gemeente wil werken volgens het principe van “West Betuws Werken”. Onderstaand is toegelicht wat dit “West Betuws werken” in de praktijk van het groenonderhoud betekend. Eerst is schuingedrukt aangegeven hoe de ambitie is beschreven.
West Betuwe is er voor haar samenleving. Voor inwoners, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. We zijn gemakkelijk en goed te bereiken en persoonlijk contact staat voorop, waar mogelijk digitaal ondersteund. Om onze klanten zo goed mogelijk van dienst te zijn, doen we er moeite voor om te begrijpen wat de ander écht nodig heeft. En daar handelen we naar.
In de uitvoering betekent dit dat de gemeente West Betuwe als beheerder van de openbare ruimte deze veilig en duurzaam in stand houdt en kapitaalsvernietiging voorkomt. Uitgangspunt is daarbij dat het onderhoud plaatsvindt op beeldkwaliteitsniveau B met de mogelijkheid om te differentiëren in niveaus en gebieden. Werkzaamheden vinden zo veel mogelijk integraal en gebiedsgericht plaats waarbij per kern werkzaamheden gecombineerd worden om overlast te beperken en financiële voordelen te kunnen bereiken. De buitendienst fungeert bij dit alles als de ogen en oren van de gemeentelijke organisatie. Zowel buitendienst als binnendienst zijn aanspreekbaar voor bewoners.
2.2.2. Samen met de samenleving
We leven in een prachtig, sociaal sterk én in alle opzichten ondernemend gebied. Die lokale kracht willen we benutten om nog meer mooie initiatieven te ontplooien en te realiseren. We geven de samenleving de ruimte en het vertrouwen om zelf initiatieven te ontplooien. Als gemeente ondersteunen we die initiatieven natuurlijk waar dat mogelijk en gewenst is.
In het groenbeheer realiseren we één basis voor de gehele gemeente. Daar waar inwoners initiatieven hebben voor zelfwerkzaamheid kunnen zij deze basis aanvullen. Dat kan een verhoging van de onderhoudskwaliteit betekenen, maar ook inzet van specifieke kennis bijvoorbeeld bij het snoeien van fruitbomen of een toevoeging zijn op de inrichting van de openbare ruimte zoals het organiseren van seizoenbeplanting op zichtlocaties (bijvoorbeeld plantenbakken) in de kernen.
2.2.3. Ruimte voor bedrijven/ een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven
Een groot voordeel van de kruisbestuiving tussen onze gemeenten, is dat we regionaal een sterkere positie gaan innemen. Ondernemers en werkgevers weten al heel lang dat West Betuwe een uitstekend gebied is om een appeltje voor de dorst te verdienen. Dankzij onze gebundelde krachten zijn we nóg aantrekkelijker voor bedrijfsleven en onderwijs.
Ook met de inrichting en het onderhoud van het openbaar groen faciliteren wij bedrijven. We zorgen voor een prettig en schoon openbaar groen op bedrijventerreinen, wat bijdraagt aan de productiviteit van mensen en positieve uitstraling van de bedrijven. Op deze manier willen we nieuwe bedrijven naar onze gemeente trekken.
Bestaande bedrijven leveren ook een bijdrage aan de (groene) kwaliteit van West Betuwe. Met name de agrarische bedrijven in het buitengebied zijn essentieel voor de kenmerkende Betuwse uitstraling (fruitbomen, bloesemgemeente) en kunnen gemeente en agrarische bedrijven samenwerken aan het verbeteren van de biodiversiteit in de gemeente. Met name in het buitengebied streven we daarom naar ecologisch beheer en het stimuleren van biodiversiteit met als doel om een duurzame en gezonde groenstructuur te ontwikkelen en te behouden.
2.2.4. Klimaatneutraal in 2030/ energieneutraal in 2030
Energieneutraal houdt in dat we in 2030 binnen onze gemeentegrenzen net zoveel duurzame energie (zon, wind of biomassa) opwekken als dat we verbruiken. Alle inwoners en organisaties worden gevraagd om mee te doen. Het is een ambitieuze doelstelling, maar als groene plattelandsgemeente willen we hierin vooroplopen. Natuurlijk geven we zelf het goede voorbeeld!
Bij ontwikkelingen in de buitenruimte ondersteunen we met het groen actuele knelpunten zoals extra opvang regenwater, vergroten biodiversiteit en tegengaan van hittestress. We zoeken hiervoor binnen de gemeentelijke organisatie naar een breed draagvlak door samen te werken met andere disciplines.
3.3 Participatie in het harmonisatieproces
Bij het opstellen van dit groenbeleidsplan is met veel verschillende belanghebbenden gesproken. Daarbij zijn niet alleen inwoners en stakeholders betrokken, maar ook de gemeenteraad en een grote vertegenwoordiging van de gemeentelijke organisatie. Naast de fysieke bijeenkomsten bestond ook de mogelijkheid input schriftelijk via email aan te leveren.
Bij de bijeenkomsten stonden enkele relevante en actuele thema’s centraal. In onderstaande tabel zijn per participatiegroep en thema de hoofdzaken benoemd. Een uitgebreid overzicht van alle input uit de participatie is opgenomen in bijlage 1.
Uit bovenstaande beleid- en beheerplannen kunnen conclusies getrokken worden voor de harmonisatie van het groenbeleid. Overall zijn een aantal uitgangspunten voor het groen van belang:
3.4.1 Groenvisie “De vruchten plukken van een gemeente in bloei”
Met het groenbeleid sturen we op een letterlijke en figuurlijke bloei van het groen in de gemeente West Betuwe:
Maar het belangrijkste is dat we met het groenbeleid een stap verder kijken. Bloei (bloesem) staat symbool voor een nieuw begin en (een aanloop tot) welzijn, welbehagen en welvaart. We laten niet alleen de gemeente tot bloei komen, maar maken ook duurzame keuzes waarmee we efficiënt werken en de kosten voor en resultaten van het groen in het oog houden.
Bij alle keuzes die gemaakt worden vragen we onszelf af of we daarmee bijdragen aan het bereiken van deze bloei. De onderstaande vijf thema’s zijn daarbij richtinggevend:
Identiteit: we zijn een landelijke gemeente met een dorpse uitstraling. We versterken onze identiteit als de bloesemgemeente van Nederland door de aanwezigheid van bloesem en fruit in de openbare ruimte en in het buitengebied te koesteren en te zorgen voor een (woon)kerngerichte aanpak voor trotse West Betuwenaren.
In de basis is het van belang dat we zorgen voor schoon heel en veilig groen. Goed groen is een basiselement voor een duurzame, prettige en (ook economisch) gezonde gemeente. Biodiversiteit is nodig voor onze fruitteelt, planten geven verkoeling in de zomer en als het regenwater niet in de groene grond kan zakken krijgen we allemaal natte voeten. Kinderen ontwikkelen zich sneller als ze in het groen spelen en mensen zijn gelukkiger en rustiger als ze in een groene straat wonen. Bedrijven met een duurzame en bewuste uitstraling doen het beter bij de consument dan bedrijven met een verspillend of vervuilend imago. Al deze (en nog veel meer) maatschappelijke voordelen van groen maken dat we een groene buitenruimte niet alleen belangrijk vinden, maar ook nodig hebben.
3.4.2 Aanvullende opgave “nota harmonisatiestrategie 2020”
Eind van 2020 moet de gemeente West Betuwe haar harmonisatieopgaven afgerond hebben met vastgesteld nieuw beleid. Tijdens de uitwerking van dit groenbeleidsplan is een aanvullende opgave toegevoegd waardoor de aanpak van de harmonisatie groenbeleid is veranderd. Onderstaand is de aanvullende opgave toegelicht.
Gezien de huidige financiële positie van de gemeente is het noodzakelijk constant behoedzaam te opereren, kritische afwegingen te maken, risico’s ruim in te schatten en structurele uitgaven niet met incidenteel geld af te dekken.
Om tot een sluitende meerjarenbegroting te komen was een ombuigingsoperatie nodig. Deze heeft ertoe geleid dat voor de harmonisatie van de beheerplannen van het fysieke domein een taakstelling van € 150.000,- is opgenomen. Deze taakstelling geldt niet uitsluitend voor het groenbeleid, maar voor alle beleidsvelden binnen het fysiek domein (wegen, groen, verkeer, water en riolering, openbare verlichting etc.).
Voor de harmonisatie van het groenbeleid zijn een min- scenario en het nul-scenario uitgewerkt. Het plus-scenario is gezien de gestelde taakstelling en de opdracht vanuit de brug/college niet realistisch meer. Wensen voor nieuw beleid moeten bekostigd worden uit de vrijgekomen ruimte in het min-scenario en zijn als draaiknoppen opgenomen.
4.1 Omvang van het groenareaal
Ons groen is divers en samengesteld uit veel verschillende soorten, maten, inrichtingen en uitzonderingen. Het gemeentelijk groen is daarom opgedeeld in beheergroepen waarin (ongeveer) dezelfde onderhoudsaanpak gehanteerd kan worden. Voor sturing op beleidsniveau hanteren we vijf beleidsgroepen waarin de beheergroepen zijn ondergebracht:
Onderstaande tabel laat het totale areaal zien en hoe ons groenareaal per beleidsgroep is verdeeld. Bomen zijn hierna afzonderlijk opgenomen omdat dit een andere beheermethodiek en aanpak vraagt.
* Overige grassen bestaat uit: braakliggend terrein, kruidenrijk gras, overige grassen, ruigte, wadi’s en gras in onderhoudbij bewoners.
**Het betreft A-watergangen met ontvangstplicht van het slootvuil. De overige ontvangst plichtige A-watergangen worden in de uitwerking van het beheerplan verwerkt.
Voor de bomen is een uitgebreidere analyse gemaakt waarbij ook gekeken is naar boomsoort en aanplantjaar. Dit zijn de kenmerken die bepalend zijn voor het beheer en de vervanging van bomen.
* In dit totaal zijn alleen de bomen in de openbare ruimte meegenomen. Bomen op begraafplaatsen zijn niet meegenomen, deze zijn opgenomen in het beleids- en beheerplan begraafplaatsen..
Meer dan 60% van de bomen is 30 jaar of ouder, 13% zelfs ouder dan 50 jaar. In de openbare ruimte gaan bomen gemiddeld 40-60 jaar mee. Dit betekent dat het merendeel van de gemeentelijke bomen binnen nu en 10 jaar vervangen moet worden. Zwaartepunt zit daarbij in het buitengebied, waar ruim 50% van de bomen ouder is dan 50 jaar.
Het totale boomareaal bestaat uit 60 boomsoorten (met 327 cultivars). 74% van het boomareaal bestaat uit slechts 6 boomsoorten (esdoorn, els, populier, eik, wilg en linde). De diversiteit aan soorten is daardoor erg beperkt. Tevens is hierdoor het bomenbestand sneller vatbaar voor ziektes en plagen.
De gemeente heeft als beheerder van de openbare ruimte de plicht deze veilig en duurzaam in stand te houden. Om te kunnen meten wat de fysieke staat van de openbare ruimte is, wordt gebruik gemaakt van de CROW-beeldkwaliteit niveaus. Als gemeente sluiten wij zoveel mogelijk aan bij deze landelijke richtlijnen/kaders vanuit de CROW.
De CROW-beeldkwaliteitssystematiek is landelijk geaccepteerd en bedoeld om de fysieke staat de openbare ruimte te meten. Hierbij wordt gewerkt met verschillende niveaus variërend van A+ tot en met D-niveau.
De gemeente wil op basis van de uitgangspunten in de koepelnota kwaliteitsniveau B in de kernen (binnen bebouwde kom) en kwaliteitsniveau C in het buitengebied (buiten bebouwde kom) hanteren. In de beleids- en beheerplannen van de voormalige gemeentes zijn andere keuzes gemaakt over kwaliteitsniveaus. Onderstaande tabel geeft aan wat de beleidsmatige afspraken waren.
*in Lingewaal werd in het beleid onderscheid gemaakt tussen verzorgingsbeeld en technische staat van het onderhoud. In bovenstaand overzicht is daarom eerst het gewenste verzorgingsniveau aangegeven en daarna het gewenste technische niveau. In de praktijk werd in Lingwaal echter kwaliteitsniveau A gerealiseerd o.a. door nog gebruik te maken van chemische middelen.
**onkruidbeheersing wordt in de woongebieden op niveau A gedaan.
Deze tabel vraagt om een toelichting en nuancering:
Slechts een deel van het winkelgebied en de historische straten/hoofdwegen in voormalige gemeente Geldermalsen werden op kwaliteitsniveau A beheerd. Dit betrof alleen het winkelgebied in de kern Geldermalsen (met slechts enkele plantvakken en hagen) en de Rijksstraatweg. Bij de Van Dam van Isseltweg bestaat de groeninrichting vooral uit bermen waarop het reguliere maaibeheer van gazons van toepassing is.
De keuze in de koepelnota voor een kwaliteitsniveau B in de kernen betekent dus voor een deel van de gemeente een verandering in onderhoud in de winkelgebieden en hoofd- en historische straten. Dat hoeft echter geen achteruitgang te betekenen in het beeld. Dit komt omdat het areaal groen in deze gebieden beperkt is en het onderhoud wat daar nu uitgevoerd wordt niet veel afwijkt van het toekomstige onderhoud (maaibeheer bermen e.d.).
De aanpassing van het kwaliteitsniveau betekent intensief onderhoud waar het moet en extensief onderhoud waar het kan. Woon- en centrumgebieden worden dus op een functioneel niveau onderhouden en in het buitengebied kan extensiever onderhoud plaatsvinden. In het buitengebied is de samenstelling van het groen anders, de vervuilingsgraad vaak anders en het acceptatieniveau voor meer natuurlijke beplanting hoger, waardoor kwaliteitsniveau C niet tot achteruitgang leidt.
Monitoring van deze kwaliteitsniveaus vindt plaats volgens de door het CROW voorgestelde monitoringsmethode. Hierbij worden maandelijks een willekeurig aantal locaties op hun kwaliteit beoordeeld. De groenaannemer/derden en de eigen dienst worden via deze monitoring beoordeeld en afgerekend op de geleverde kwaliteit.
Het betreft hier het onderhoud van vooral de cultuurlijke beplanting zoals heesters, bodembedekkers, hagen en vaste planten en enkele meer natuurlijke beplanting zoals bosplantsoen en grienden.
Onderhoud van de beplantingen is een terugkerend proces wat in de drie voormalige gemeentes op een vergelijkbare wijze werd uitgevoerd. Het onderhoud bestaat uit:
Onderstaand is per beheergroep aangegeven welke werkzaamheden plaatsvinden.
De frequentie van het onderhoud wordt bepaald door het afgesproken kwaliteitsniveau. Dit is afhankelijk van o.a. de groeisnelheid, geslotenheid van het plantvak en vitaliteit van de beplanting.
Technische kwaliteit plantvakken
Voor een sober en doelmatig beheer van de beplantingen is het noodzakelijk dat de beplantingsvakken in goede staat zijn. Alleen dan kan met beperkte onderhoudsintensiteit een basis kwaliteitsniveau geleverd worden. Hoe meer plantvakken in slechte staat zijn, hoe meer tijd en dus geld nodig is om de gewenste onderhoudskwaliteit te behalen.
Het ontbreken van een vervangingsbudget betekent dat de gemeentes in de afgelopen jaren geen/weinig plantvakken hebben vervangen die aan het eind van hun levensduur zijn. Met als gevolg dat beplanting verouderd en minder vitaal is om het plantvak goed gesloten te houden. Hierdoor neemt de technische kwaliteit van de plantvakken af.
Voor een efficiënt groenbeheer is het dus wenselijk de technische kwaliteit van plantvakken te verbeteren zodat het onderhoud ook effectief uitgevoerd kan worden. In hoofdstuk 5 wordt hier verder op in gegaan.
Bij de maairegimes wordt onderscheidt gemaakt in gazons en kruidenrijke vegetaties. Gazons worden in de gehele gemeente op kwaliteitsniveau B onderhouden, wat betekend dat de gazons gemiddeld 24x per jaar gemaaid worden. Bermen en andere kruidenrijke vegetaties worden minder vaak gemaaid. Dit gebeurt ook grootschaliger. Het maaien van kruidenrijke vegetaties gebeurt in de gehele gemeente uit kostenoverwegingen 2x per jaar. Daarnaast wordt op kruispunten in Neerijnen vaker gemaaid (5x) vanwege de verkeersveiligheid.
Bij alle maairegimes geldt dat het maaisel achterblijft op het grasveld of in de berm. Hierdoor hoeft het gras, met name bij de kruidenrijke vegetaties niet te worden afgevoerd, wat een besparing op stortkosten betekend. Deze werkwijze zorgt er wel voor dat de ondergrond telkens verrijkt wordt met organisch materiaal, wat een ecologische ontwikkeling van de bermen in de weg staat.
Bijmaaien obstakels: In gazons en bermen zijn allerlei obstakels aanwezig zoals bomen, (verkeers)borden en andere wegmarkeringen. Bij het maaien is het niet mogelijk kort langs deze obstakels te het gras weg te halen. Daarom wordt hiervoor een aparte maaironde gemaakt, waarbij een medewerker met een bosmaaier het gras wegmaait.
Buitengebied: in de voormalige gemeente Geldermalsen wordt in het buitengebied het gras rondom de bomen niet meer bijgemaaid. In de andere delen van de gemeente gebeurt dit nog wel.
Harmonisatie van het beleid- en beheer van bomen betekend dat gekeken moet worden naar de instandhouding van bomen, zowel beheertechnisch als beleidsmatig in de vorm van kapbeleid. De huidige samenstelling van het bomenbestand is daarbij bepalend voor de te nemen maatregelen.
De bescherming van waardevolle bomen is in de voormalige gemeentes op verschillende manieren uitgewerkt. In Geldermalsen en Lingewaal is een waardevolle of monumentale bomenlijst opgesteld. Alle andere bomen zijn daardoor kapvergunningsvrij. In Geldermalsen zijn naast de individuele beschermde bomen ook de gemeentelijke (hoofd)boomstructuren opgenomen als kapvergunningsplichtig.
Neerijnen had een bomenlijst, maar deze is niet formeel vastgesteld. Hier geldt dus het kapverbod voor bomen (ook hoogstamfruitbomen) met een doorsnede van > 20cm op 1.30m boven het maaiveld.
Tijdens de participatiebijeenkomsten hebben de meeste deelnemers zich uitgesproken voor het opstellen van een West-Betuwse waardevolle bomenlijst waarbij ook de gemeentelijke waardevolle boomstructuren worden opgenomen.
De gemeente is eigenaar en beheerder van de gemeentelijke bomen en heeft dan ook zorgplicht voor deze bomen. Deze zorgplicht houdt in dat de bomen goed onderhouden worden en risico’s en gevaarzetting daarmee zoveel mogelijk voorkomen wordt. Dit wordt aangetoond door te controleren op vitaliteit, veiligheid en onderhoudstoestand. De werkwijze voor het controleren gebeurde in de voormalige gemeentes op een vergelijkbare wijze. De meeste bomen worden 1x per 3 jaar beoordeeld tijdens de boomveiligheidscontrole. Bomen met een verminderde vitaliteit of mogelijke gevaarzetting worden elk jaar gecontroleerd. Risico- en attentiebomen worden nog vaker gecontroleerd of verwijderd.
Onderstaande tabel laat de resultaten zien van de laatste boomveiligheidscontroles. Deze zijn in 2019 uitgevoerd. Een deel van de bomen is na de gemeentelijke samenvoeging nog niet gecontroleerd. Deze staan voor 2020 op de planning.
Bij de laatste boomveiligheidscontrole is geconstateerd dat ruim 13% van het bomenbestand een risico of attentieboom was. Naar aanleiding van deze controle wordt om financiële redenen alleen bij deze 13% het meest noodzakelijke onderhoud uitgevoerd. Dit noemen we risico gestuurd boombeheer. Bomen die op dit moment (nog) geen risico vormen worden met deze manier van werken niet vakkundig onderhouden. Met als gevolg dat de bomen niet ontwikkelen tot vitale, duurzame bomen, de kwaliteit van de bomen achteruitgaat en op termijn hogere kosten en ingrijpendere maatregelen nodig zijn om de boom in stand te houden.
Typerend voor West Betuwe zijn de populierenlanen in het buitengebied. Deze zijn grotendeels aangeplant in de laatste ruilverkaveling (jaren 60-70 vorige eeuw). Het risico gestuurd snoeien van deze bomen brengt de boomveiligheid in toenemende mate in het gedrang omdat deze bomen het einde van hun levenscyclus naderen. Doordoor ontstaat een grotere snoeibehoefte en/of noodzaak voor vervanging.
Een betere onderhoudsmethode voor het boombeheer is het cyclisch boombeheer, waarbij ook jonge en veilige bomen het onderhoud krijgen wat nodig is voor hun ontwikkeling. In paragraaf 4.4 is het cyclisch boombeheer toegelicht bij de harmonisatie van het groenbeleid.
Ziektes, aantastingen en plagen
In het boomonderhoud hebben we regelmatig te maken met ziektes, aantastingen en plagen (ZAP’s). Een negatief effect waardoor ZAP’s voorkomen is de aanwezigheid van monotone bomenbestand. Dit is in veel gemeentes in Nederland aanwezig is, zo ook in West Betuwe. Uit de analyse van het bomenbestand is gebleken dat 74% van het boomareaal bestaat uit slechts 6 boomsoorten (esdoorn, els, populier, eik, wilg en linde). Met als gevolg dat ZAP’s als essentaksterfte, eikenprocessierups e.d. zich snel kunnen verspreiden. Hieronder is van de meest voorkomende ZAP’s aangegeven wat de aanpak van de gemeente is.
Monitoren tijdens Boom Veiligheids Controle en risico gestuurd snoeien | |
Preventieve bespuiting en curatief zuigen (alleen langs wegen) | |
Een groot deel van de ZAP’s wordt bij de boomveiligheidscontroles gemonitord. Ontstaan er hierdoor risico’s dan wordt ingegrepen door te snoeien. Hiermee wordt alleen het gevaar wat de aantasting oplevert aangepakt. Een betere manier om ZAP’s te bestrijden is te zorgen voor een goed ontwikkeld bomenbestand waarin ZAP’s minder de kans krijgen zicht te verspreiden. Dit pleit nogmaals voor een verbeterd beheer van de bomen door middel van een cyclisch boombeheer.
Watergangen zijn bedoeld om het overtollige (regen)water af te voeren en water in droge periodes in het gebied te houden. Om deze functies te kunnen garanderen moeten watergangen regelmatig gemaaid worden. Vanuit het Waterschap zijn de eisen hiervoor vastgelegd in de Keur.
De gemeente is verplicht de (B- en C) watergangen volgens deze eisen te onderhouden. Hierbij worden in principe geen opruimwerkzaamheden uitgevoerd, mits het slootvuil in de berm verwerkt kan worden. Voorwaarden hierbij zijn een voldoende brede berm, geen bomen, voldoende laag, direct verspreiden over de berm en indien nodig klepelen.
Voor scheisloten waarvan de erfgrens in het midden licht heeft voormalige gemeente Geldermalsen afspraken gemaakt met agrariërs. Gemeente maait de sloot uit en de aanliggende eigenaar ontvangt/verwerkt het slootmaaisel. Het slootmaaisel wat niet op andere percelen gezet kan worden wordt afgevoerd. In Neerijnen wordt al het slootmaaisel afgevoerd en in Lingewaal werd maaisel alleen opgeruimd als dit langs de strooiroute ligt (belangrijke wegen/hoofdstructuur).
De huidige werkwijzen zijn vooral kosten gestuurd en dragen niet optimaal bij aan ecologisch bermbeheer en het stimuleren van biodiversiteit. Bovendien worden de bermen stelselmatig opgehoogd waardoor de waterafvoer van de weg belemmerd wordt. Dit heeft weer nadelige gevolgen voor de stabiliteit en veiligheid van de wegen.
De voormalige gemeente Geldermalsen heeft als enige meerdere hondenterreinen. In Lingewaal is er één uitrenweide en in Neerijnen ook enkele uitrenweides. In geen van de drie voormalige gemeentes is hondenbeleid opgesteld. In Geldermalsen was hiervoor in 2008 beleid opgesteld maar door bezuinigingen in 2012 zijn daar slechts de uitlaatstroken en de uitrenweiden van overgebleven, zonder onderhoudsbudget. Bij alle voormalige gemeenten geldt een opruimplicht.
De hondenterreinen bestaan uit hondenuitrenweiden, hondenuitlaatstroken en hondentoiletten. De laatste 2 terreinen zijn vrij van opruimplicht.
Aan deze voorzieningen is geen onderhoudsbudget gelabeld. De onderhoudskosten komen nu ten laste van het budget voor het maaibeheer.
West Betuwe heeft er tot dusver voor gekozen om geen hondenbelasting meer te heffen.
Deelnemers van de participatiebijeenkomsten geven aan dat hondenbezitters zelf verantwoordelijk zijn voor alles wat hun hond nodig heeft. Het faciliteren van beperkte voorzieningen of ondersteunen van initiatieven is volgens veel deelnemers een meerwaarde die de gemeente kan bieden
De gemeente West Betuwe wil aanspreekbaar zijn voor haar inwoners. De eigen dienst heeft daarin een belangrijke rol. De medewerkers zijn vakkundig opgeleid en gericht op het leveren van een hoge mate van service en dienstverlening.
Medewerkers van de eigen dienst worden vooral ingezet voor het verzorgende en technische groenonderhoud in de gemeente waarbij hun gebiedskennis en ervaring in het openbaar groen belangrijk is.
4.3.2 Aannemers en andere samenwerkingen
Voor zeer specialistische werkzaamheden of bulkwerk wordt gebruik gemaakt van aannemers die gespecialiseerd zijn in deze werkzaamheden of hiervoor het materieel beschikbaar hebben. Dit betreft werkzaamheden als het machinaal knippen van hagen, het bermen maaien en specialistisch snoeiwerk bij bomen.
Naast de werkzaamheden die door aannemers worden gedaan, worden in West Betuwe ook werkzaamheden door Avri uitgevoerd. In de voormalige gemeente Neerijnen was een gemeenschappelijke regeling aanwezig waarbij Avri het groenonderhoud uitvoerde. Bij de herindeling is deze regeling doorgezet, maar zijn nieuwe afspraken gemaakt over de werkzaamheden die worden uitgevoerd. Avri is in West Betuwe verantwoordelijk voor:
Avri is één van de onderhoudspartijen (geen beleid en beheertaken) waar de gemeente mee samenwerkt. Met Avri vindt de samenwerking plaats door middel van een gemeenschappelijke regeling (GR). Deze GR is voor onbepaalde tijd aangegaan. Bij ontbinding brengt dit ontvlechtingskosten met zich mee.
Als gemeente willen we graag het goede voorbeeld geven en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een mogelijkheid bieden zich te ontwikkelen. Hiervoor wordt samengewerkt met Avres (t/m 2020) en Werkzaak. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt worden ingezet via de Avri, bij de eigen dienst en binnen de onderhoudscontracten met de groenaannemers. Bij nieuwe aanbestedingen wordt de inzet van SROI volgens het inkoopbeleid van de gemeente West Betuwe uitgevoerd en in het bestek opgenomen.
Participatie, een ander woord voor samenwerking met inwoners en stakeholders wordt door de gemeente West Betuwe als zeer waardevol beschouwd om ambities als “dichtbij op maat” en “samen met de samenleving” te kunnen realiseren. In de voormalige gemeente Geldermalsen kunnen inwoners een stukje groen van de gemeente onderhouden wanneer zij graag iets extra’s voor hun straat of buurt willen doen. De bewoners sluiten dan met de gemeente een “Groen Doen” verklaring af.
Tijdens de participatiebijeenkomsten is aan de deelnemers gevraagd hoe zij denken over participatie. De gemeenteraadsleden vinden participatie belangrijk omdat participatie bijdraagt aan verminderen van sociale en maatschappelijke knelpunten die er in de samenleving zijn. Inwoners en stakeholders geven aan weinig behoefte te hebben aan het participeren in het groenonderhoud. Zij verwachten dat de gemeente een acceptabel onderhoud uitvoert. Het georganiseerd met vrijwilligers snoeien van (hoogstam)fruitbomen werd wel als mogelijke participatievorm aangedragen.
In dit hoofdstuk is per onderwerp het bestaande beleid van de voormalige gemeentes vergeleken en wordt een voorstel gedaan voor harmonisatie. Per onderwerp is de tabel opgenomen uit de analyse (paragraaf 2.1) met daarbij de keuze die voor de gemeente West Betuwe is gemaakt. Elke keuze heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de geleverde beeldkwaliteit, de financiën of de organisatie van het beheer.
Doorvoeren van de in de Koepelnota voorgestelde differentiatie betekent een aanpassing van het beleid van de voormalige gemeentes. In de praktijk zal buiten echter weinig veranderen omdat alle drie de gemeentes het onderhoud al grotendeels op deze kwaliteitsniveaus uitvoerden.
De keuze voor kwaliteitsniveau B binnen de bebouwde kom en kwaliteitsniveau C buiten de bebouwde kom heeft geen gevolgen voor het uitgevoerde dagelijkse onderhoud. Werkzaamheden zoals onkruidbeheersing, snoei of hagen knippen blijven hetzelfde. Het onderscheidt wat soms gemaakt werd door bijzondere locaties of objecten extra aandacht te geven komt hiermee te vervallen.
Met overeenkomsten zoals “Groen-doen” verklaringen kunnen inwoners zelf deze extra aandacht aan een voor hen belangrijk stukje groen geven.
Het beheerbaar houden van het openbaar groen op kwaliteitsniveau B en C betekent wel dat de technische kwaliteit van de plantvakken dit ook mogelijk moet maken. Veel plantvakken zijn verouderd waardoor een (eenmalige) investering nodig is om deze plantvakken te herstellen (1 op 1 vervangen) of om te vormen naar een beter beheerbaar plantvak of bijvoorbeeld gras. (zie hiervoor ook hoofdstuk 5 en paragraaf 7.2 omvormingen)
Bermen worden 2x keer per jaar gemaaid door middel van klepelen. Ook uitzichthoeken en andere verkeerssituaties worden uit het oogpunt van verkeersveiligheid 2x gemaaid. Bomen en obstakels zoals palen en hekwerken worden bijgemaaid zodat voldaan wordt aan kwaliteitsniveau B in de bebouwde kom en C in het buitengebied.
In het maaibeheer vindt een kleine verandering plaats. Het 5x maaien (Neerijnen) wordt vervangen voor 2x maaien zoals dat ook in de rest van de gemeente gebeurt. Het areaal is dermate beperkt dat dit geen gevolgen heeft voor de beeldkwaliteit.
Er wordt geen ecologisch bermbeheer toegepast en de biodiversiteit krijgt niet meer ruimte ten opzichte van het huidig beleid.
Doordat nu ook alle bomen in de bermen van Geldermalsen bijgemaaid worden stijgen de kosten. In het buitengebied van voormalig gemeente Geldermalsen staan 7.500 bomen in de bermen.
De gemiddelde jaarprijs voor het 2x bijmaaien van een boom is € 1,20 per stuk/jr. Wat betekent dat het maaibudget met € 9.000 omhoog moet gaan.
Bij het maaien van gazons vindt geen verandering plaats ten opzichte van de huidige situatie. De gazons worden volgens kwaliteitsniveau B onderhouden. Afhankelijk van de groeisnelheid van het gras zal het gazon gemiddeld 24 keer per jaar gemaaid worden.
Het kapbeleid van de gemeente West Betuwe gaat bestaan uit een waardevolle bomenlijst met daarop de te beschermen individuele bomen (zowel gemeentelijk als bomen van derden) en de groenstructuren die voor de gemeente belangrijk zijn. Voor deze bomen moet bij kap een kapvergunning worden aangevraagd. Daarnaast hanteert de gemeente bij overlast/hinder voor gemeentelijke bomen de uitgangspunten zoals die in het boombeleid van Lingewaal stonden. Deze zijn paragraaf 5.4.5 beschreven.
Voorafgaand aan het opstellen van deze waardevolle bomenlijst zijn beoordelingscriteria opgesteld (bijlage 2), waaraan de bomen moeten voldoen om op de lijst te komen. Daarnaast moet ook de procedure voor het aanvragen/behandelen van een toekomstige kapaanvraag in een beleidsnotitie worden beschreven.
Voordat daadwerkelijk met een actuele waardevolle bomenlijst gewerkt kan worden moet eerst nog onder voorbehoud van het vaststellen van dit beleid, een actualisatie van de waardevolle bomenlijst plaatsvinden. Totdat de waardevolle bomenlijst van West Betuwe is geactualiseerd en vastgesteld blijven de huidige bomenlijsten van de voormalige gemeentes van kracht conform de kapverordening zoals is bepaald in de meest recente APV.
5.4.2 Ziektes, plagen en aantastingen
De aanpassing van het boombeheer van (gedeeltelijk) risico-gestuurd naar cyclisch boombeheer betekent ook dat de bestrijding van ziektes, plagen en aantastingen structureler kan plaatsvinden. Waar nodig worden de landelijke richtlijnen voor bestrijding aangehouden, bijvoorbeeld bij de aanpak van de eikenprocessierups en de essentaksterfte.
Veel inwoners vragen in het najaar om bladkorven te plaatsen om het blad wat van gemeentelijke bomen op straat valt in te kunnen doen. Dat is een gewenste vorm van inwonerparticipatie. Ook wordt blad van gemeentebomen dat valt in de tuin van inwoners opgeruimd. De gemeente heeft een beperkt aantal bladkorven beschikbaar en zal deze op basis van locaties met veel en grote gemeentelijke bomen door de kernen gaan verspreiden.
Het aantal bladkorven in de gemeente blijft gelijk. Vooral aan het regelmatig legen van de bladkorven zijn kosten verbonden vanwege de tijd die het vraagt om de bakken te legen. Dit geldt ook voor het plaatsen en verwijderen van de bladkorven. Er komen elk najaar meer verzoeken om bakken te plaatsen. Het plaatsen van extra bladkorven is dan ook alleen mogelijk als daar extra budget voor vrijgemaakt wordt.
Wel is de beeldkwaliteit hoger omdat er door de inwoners vaker blad wordt geruimd dan door de gemeente. Voordeel is ook minder verstopping van kolken bij regenval en gladheid door blad op de weg.
De aanwezigheid van bomen kan als overlast ervaren worden. Het is van belang om iedere klacht/melding individueel te beoordelen en de meest passende maatregelen te treffen met als uitgangspunt: ‘de inwoner komt van rechts’. Om de melding op een juiste wijze te kunnen beoordelen en om daarbij een goede afweging te kunnen maken is het wenselijk om hierbij eenduidige uitgangspunten te hanteren. In onderstaand overzicht zijn de meest voorkomende zaken opgesomd met de acties die hierop genomen worden. Deze werkwijze is gebaseerd op het beleid van voormalig Lingewaal.
* Betreft beperkte toetreding zon/licht in de woning of in de (achter)tuin. Beperkte
toetreding van licht bij zonnepanelen wordt niet als extreme overlast aangemerkt
Bij B en C-sloten wordt bij scheisloten waarvan de erfgrens in het midden licht afspraken gemaakt met agrariërs. Gemeente maait de sloot uit en de aanliggende eigenaar ontvangt/verwerkt het slootmaaisel. Het slootmaaisel wat niet op andere percelen gezet kan worden wordt afgevoerd. Ook voor A- watergangen geldt dat de gemeente het slootmaaisel (gemaaid door het waterschap) afvoert.
Het is mogelijk te bezuinigen op het ruimen van slootmaaisel door het slootmaaisel in de aanliggende berm te verwerken (klepelen). Uit ervaring met het verwerken van slootmaaisel in de berm is gebleken dat het verzorgingsbeeld verminderd, de kansen voor biodiversiteit afnemen en dat het zorgt voor ophoging van de berm en daardoor minder waterafvoer vanaf de weg. Dit leidt tot schade aan de weg en een kortere levensduur van de wegconstructie. Om bij te kunnen dragen aan de taakstelling is het noodzakelijk om daar waar het kan het slootmaaisel ter plaatste te verwerken. De inschatting is dat dit in relatie tot de totale kosten van (€ 312.538 + € 95.000 =) € 407.538 tot een besparing van ca. 6 % = € 25.600 kan leiden.
Voor het ter plaatse verwerken gelden dan de volgende criteria:
Voor het afvoeren van het slootmaaisel van de B en de C watergangen brengt deze harmonisatie extra kosten met zich mee van € 28.700. De extra kosten voor het afvoeren van het ontvangst plichtige slootmaaisel van de A watergangen worden geraamd op € 66.900. Daarmee komen de totale extra kosten op € 95.600. Over alle te ruimen watergangen wordt € 25.600 als draaiknop ingezet om de laatste 6% op te ruimen.
Bestaande voorzieningen blijven bestaan en worden met de beschikbare onderhoudsmaatregelen in stand gehouden en onderhouden (maaien). Groot onderhoud/herstelwerk en vervanging van hekwerken rond de voorzieningen worden niet meer uitgevoerd en voorzieningen worden aan het einde van de levensduur weggehaald.
Nieuwe initiatieven voor uitrenweides zijn mogelijk mits:
Als het initiatief of bestaande voorzieningen niet aan deze voorwaarden kunnen voldoen dan wordt het uitsterfbeleid gehanteerd.
Rotondes: alle midden eilanden van rotondes in de gemeente kunnen door middel van adoptie worden uitgegeven. In de eerste plaats aan lokale groenbedrijven of groen/agrarisch gerelateerde bedrijven omdat we een groene inrichting willen nastreven. Bij onvoldoende interesse is het mogelijk dat later ook andere bedrijven een rotonde kunnen adopteren.
5.8 Actualiseren en updaten beheersysteem
In het softwarepakket GBI zijn tal van disciplines onder gebracht waaronder wegen en groen. Deze applicaties zijn ondergebracht bij BvoWB. Daarbij is echter niet voorzien in de aanschaf van updates/upgrades. Deze zijn wel noodzakelijk voor het functioneren van de software om daarmee het databeheer van de openbare ruimte correct, adequaat en efficiënt uit te kunnen voeren. Omdat een aantal updates/upgrades niet uitgevoerd zijn, is er sprake van onvoorziene kosten vanwege noodoplossingen.
Het beheersysteem vormt de ‘motor’ van het beheer en de kostenbeheersing. Als deze motor niet in goede conditie wordt gehouden en niet de juiste prestaties kan leveren vormt dit een ernstige belemmering voor het beheer en onderhoud.
Om de updates tijdig en volledig te kunnen uitvoeren en te kunnen implementeren is jaarlijks een bedrag van € 10.000 nodig.
Het uitgangspunt ‘iedereen doet mee’ vormt een belangrijke basis voor de inrichting, het beheer en het onderhoud van het openbaar groen. Tevredenheid en betrokkenheid zijn hiervoor de belangrijke ingrediënten voor een duurzame buitenruimte en samenleving. Uitgangspunt hierbij is ‘de inwoner komt van rechts’ waarbij participatie indien mogelijk wordt ingezet. Uitgangspunt hierbij is dat kerngericht afstemming plaatsvindt, waarbij beheergelden en onderhoudsmaatregelen binnen één kern budgetneutraal uitwisselbaar zijn.
Om initiatieven mogelijk te maken tegen een zo lang mogelijke houdbaarheidsdatum worden uit het oogpunt van kostenbeheersing de volgende beleidsuitgangspunten gehanteerd:
Er dient een aantoonbaar collectief belang;
Er is aantoonbaar draagvlak vanuit de doelgroep en vanuit de omgeving;
Aanpassing in beheer kennen een proefperiode van tenminste jaar waarna evaluatie en bijsturing plaatsvindt;
Aanpassingen in beheer zijn niet kostenverhogend, tenzij meerkosten/meerwerk buiten het onderhoudsbudget wordt opgevangen;
Aanpassingen in inrichting kennen een proefperiode van tenminste 5 jaar;
Aanpassingen in inrichting passen binnen de beoogde vervangingsbudgetten of worden via aanvullende budgetten gefinancierd. Dit kan bijvoorbeeld door de inzet van het ‘kernenbudget wensen maatschappij’ (draaiknop) of de leefbaarheidsbudgetten.
Voorbeeld: in het voorjaar van 2020 zijn ca. 140 nestkastjes gemaakt door scholieren om in te zetten tegen de eikenprocessierups. Het plan was om deze gezamenlijk op te hangen met de scholieren, de Avri en de buitendienst. (vanwege de Corona heeft dit uiteindelijk de buitendienst gedaan). Andere voorbeelden zijn de ‘groen-doen’ verklaringen en de adoptie van rotondes.
In de Koepelnota is opgenomen dat het budgetteren van vervangingsmaatregelen in de openbare ruimte cyclisch gebeurt. De daadwerkelijke vervanging vindt plaats op basis van de actuele kwaliteit en het functioneel gebruik. In Geldermalsen, Lingewaal en Neerijnen was hier niet in voorzien. Om invulling te kunnen geven aan de ambities van West Betuwe is het essentieel dat dit in het groenbeleid van West Betuwe is opgenomen. In de Koepelnota is ook bepaald dat maatregelen gericht op duurzaamheid en klimaat adaptatie worden geïntegreerd in de beheerplannen en uiteindelijk in de integrale gebiedsgerichte groot onderhouds- en vervangingsprogrammering. Daarom zijn levensduur en vervanging in dit hoofdstuk per thema uitgewerkt.
Beplanting en grassen hebben niet het eeuwige leven. Net als wegen en meubilair moet groen ook na verloop van tijd vervangen worden. Meestal is dit het gevolg van ouderdom, aantasting door ziektes en plagen of veranderende ideeën over inrichting zoals bij wegreconstructies en/of klimaatadaptatie.
In de voormalige gemeenten was geen budget voor het structureel vervangen van groen. Vervanging vindt daarom vaak plaats als onderdeel van een reconstructie of herinrichting, waarbij het nieuwe groen grotendeels vanuit de projecten wordt betaald. Ook projectbudgetten staan onder druk, waardoor vervanging van groen niet goed is geborgd. Met als gevolg dat plantvakken in vitaliteit achteruitgaan, kale plekken ontstaan en moeilijk op kwaliteitsniveau B te onderhouden zijn.
Voor het structureel vervangen van groen wat niet meer voldoet aan de kwaliteitseisen en om in te kunnen spelen en te kunnen participeren in projecten is apart budget nodig. In onderstaande tabel is theoretisch berekend hoeveel dat jaarlijks op basis van de gemiddelde levensduur moet zijn.
Voor de vervanging van een deel van het groen wat aan het eind van de levensduur is, is jaarlijks een budget van € 300.000 nodig. Dit bedrag kan niet vanuit het onderhoudsbudget betaald worden en zal daarom als een terugkerende investering in de begroting moeten worden opgenomen.
6.2.1 Theoretische vervanging bij renovaties
Net als beplanting en grassen hebben ook bomen een beperkte levensduur. Een boom die aan het eind van zijn levensduur is moet vaak uit veiligheidsoverweging verwijderd worden of wordt voor die tijd met een renovatie van de straat al vervangen. De bomen in het buitengebied bestaan voor een groot deel uit populieren. Deze bomen hebben een korte omloopsnelheid en worden onveilig naarmate ze ouder worden. Bomen in de kernen worden meestal met een beperkte levensverwachting aangeplant, omdat de beschikbare ruimte (groeiplaats) onvoldoende groot is. (de levensverwachting van een boom neemt evenredig toe met de beschikbare ondergrondse ruimte met als norm 0,75 m3 doorwortelbare ruimte per m2 kroonprojectie).
Ook voor deze vervangingen is, net als bij beplanting/grassen geen budget beschikbaar. Vervangingen tijdens renovaties kunnen niet uit andere budgetten zoals het wegenbudget worden meegenomen. Dit drukt onnodig op de projectkosten, zeker ook wanneer we willen investeren in de aanleg van goede ondergrondse groeiruimtes en kwalitatief hoogwaardig plantmateriaal. Dergelijke financieringen zijn misschien wel doelmatig, maar niet rechtmatig.
Het is daarom noodzakelijk dat vanuit groen een budget beschikbaar komt waarmee deze vervangingen gefinancierd kunnen worden. Uitgaande van een gemiddelde levensduur van de bomen is ook hier een theoretische berekening gemaakt van het jaarlijks benodigd budget. Daarbij zijn de aantallen gebaseerd op het bomenbestand, de leeftijd en de levensduurverwachtingen.
*Vervangingskosten buiten de bebouwde kom zijn lager ten opzicht van binnen de bebouwde kom omdat er veelal ‘natuurlijke’ groeiplaatsen aanwezig zijn, er wordt gebruik gemaakt van inheemse boomsoorten en er wordt met kleinere plantmaten in de aanvang toegepast..
Voor de jaarlijkse vervanging van bomen is (doorlopend) een budget van € 340.000 per jaar nodig. Ook voor deze vervangingen is geen ruimte in het onderhoudsbudget, wat betekend dat dit budget als terugkerende investering in de begroting moet worden opgenomen.
Bovenstaande is een theoretische benadering. De analyse van het bomenbestand maakt duidelijk dat er op korte termijn zeker knelpunten kunnen ontstaan als er geen budget voor vervanging beschikbaar is. Hieronder zijn twee constateringen nader toegelicht.
6.2.2 Grootschalig vervangen populieren
Populieren zijn snelgroeiende bomen. 17% van het gemeentelijke bomenbestand bestaat uit populieren. In het verleden zijn in het buitengebied veel van deze bomen in korte tijd aangeplant (deels i.v.m. de ruilverkaveling jaren 1960 -1970) zodat snel massa aanwezig was, bijvoorbeeld als windvang of begeleiding van de wegen. Populieren zijn daardoor kenmerkend in het gebied.
De snelle groei van de populieren en beperkte groeiruimte langs wegen heeft echter als nadeel dat de boom na zo’n 40-50 jaar in stabiliteit/vitaliteit afneemt en kosten toenemen. Kijkend naar het populierenbestand in het buitengebied van West Betuwe is te zien dat 44% van de populieren ouder is dan 40 jaar en dat nog eens 26% tussen de 30 en 40 jaar oud is. Dit betekent dat het merendeel van de populieren in het buitengebied binnen enkele jaren gerooid zal worden met als gevolg dat het buitengebied er heel anders uit kan gaan zien en de vervangingskosten hoog oplopen als dit allemaal tegelijkertijd gebeurt.
Voorgesteld wordt om de komende 5 jaar jaarlijks een deel van de populieren van 30 jaar of ouder te vervangen. Op basis van leeftijd/gevaarzetting en afstemming met bijvoorbeeld wegrenovaties (integrale aanpak) moet hiervoor een planning opgesteld worden en budget vrijgemaakt worden.
De vervangingsbehoefte van de populieren komt neer op ca. 5000 bomen ofwel 1000 bomen per jaar. De tabel in par. 5.2.1 voorziet in 691 te vervangen bomen per jaar. Uitgaande van 20% populieren zijn dit ca. 140 bomen. Dat betekent dat aanvullend budget voor het vervangen van de populieren nodig is van 1000-140 = 860 bomen x 5 = 4300 bomen.
De vervanging van de populieren vraagt om een totale investering van 4300 x € 300 = € 1.290.000.
6.2.3 Vervangen vanwege essentaksterfte
Essentaksterfte is een aantasting die voorkomt bij essen. Een schimmel tast de boom aan waardoor takken afsterven of de gehele boom doodgaat. Ruim 23% van de bomen in West Betuwe zijn essen, waardoor de kans op een aantasting met de schimmel die essentaksterfte veroorzaakt erg groot is.
Wanneer essen dood gaan worden ze gerooid. Op dit moment is er een beperkt budget voor inboet in het onderhoudsbudget maar dit is onvoldoende om bij grootschalige uitval alle bomen te kunnen vervangen of uit voorzorg essenlanen om te vormen naar lanen van een andere boomsoort.
Voorgesteld wordt om tegelijkertijd met het vervangen van de populieren ook (een deel van) de essen te vervangen door andere soorten.
Naar verwachting dienen in de komende 5 jaar 30% van het essenbestand vervangen te worden. Dit gaat om ca. 2.700 bomen ofwel 540 bomen per jaar. De tabel in par. 5.2.1 voorziet in 691 te vervangen bomen per jaar. Uitgaande van 25% essen zijn dit ca. 170 bomen. Dat betekent dat aanvullend budget voor het vervangen van de essen nodig is van 540-170= 370 bomen x 5 jaar is 1850 bomen.
De vervanging van zieke essen vraagt om een jaarlijkse investering van 1850 x € 300 = € 555.000.
Het in hoofdstuk 4 beschreven geharmoniseerde groenbeleid biedt mogelijkheden voor het veilig en duurzaam beheren van het openbaar groen. Daarbij ontstaan kansen voor het leveren van een bijdrage aan maatschappelijke thema’s zoals het betrekken van de samenleving en de ambitie om in 2030 klimaatneutraal te zijn.
De harmonisatie van het groenbeleid levert echter ook knelpunten op. Vooral wanneer een ambitie of wens aanwezig is, maar het budget niet toereikend is. Hieronder zijn de ambities/wensen nader toegelicht en kan er in de vorm van draaiknoppen wel of niet voor worden gekozen.
Uit de participatiemomenten is naar voren gekomen dat het belangrijk wordt gevonden om groenstructuren en bijzondere bomen te koesteren. Ook in het coalitieakkoord is dit als belangrijk aangegeven. In de visie van dit groenbeleidsplan is daarom opgenomen dat het groen en de bomen in West Betuwe een bijdrage moeten leveren aan de leefomgeving, identiteit, natuur, duurzaamheid en economie.
Om het groen en de bomen die hiervoor bepalend zijn te koesteren en te beschermen moeten deze “in kaart gebracht worden” zodat deze niet verloren gaan. Ook maakt dit inzichtelijk waar toekomstige investeringen ingezet moeten worden en waar deze het meeste bijdragen aan het bereiken van het gewenste eindbeeld uit de visie. Een solide en beschermde groenstructuur is ook van groot belang in de bijdrage aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.
Het is daarom noodzakelijk een groen- en boomstructuurkaart te ontwikkelen waar deze gebieden en structuren op staan ingetekend. Tegelijkertijd kunnen hier ook de waardevolle boomstructuren bepaald worden die door middel het nieuwe kapbeleid beschermd worden. Het uitgangspunt is dat de groenstructuurkaart éénmalig wordt opgesteld en bij de eerstvolgende actualisatie van het beleidsplan wordt geactualiseerd.
7.2 Waardevolle bomen (actualisatie kapbeleid)
In hoofdstuk 4 is het geharmoniseerde kapbeleid opgenomen waarbij gewerkt gaat worden met een waardevolle bomenlijst. Ook in de APV van West Betuwe wordt gerefereerd aan de bomenlijst. Als gevolg van het harmoniseren van het kapbeleid en de criteria is het noodzakelijk om de bomenlijst te actualiseren. Om het nieuwe kapbeleid in werking te laten gaan is het daarom noodzakelijk om een inventarisatie/actualisatie uit te voeren van de waardevolle bomen.
Op basis van de beoordelingscriteria die in bijlage 2 zijn opgenomen worden gemeentelijke en particuliere bomen in de gemeente beoordeeld en ontstaat de waardevolle bomenlijst. Om in te kunnen spelen op tussentijdse verzoeken is het wenselijk om de lijst jaarlijks te actualiseren en door het college van B&W te laten bekrachtigen.
Om aan de zorgplicht te voldoen blijft de gemeente West Betuwe jaarlijks ongeveer 1/3 van het bomenbestand controleren middels de boomveiligheidscontrole. Aan de hand van deze controle wordt risico gestuurd boombeheer uitgevoerd.
In de voormalige gemeente Geldermalsen vond het boombeheer uit financieel oogpunt risico-gestuurd plaats. Per 1 januari 2019 is deze lijn doorgetrokken voor geheel West Betuwe. Doordat in het verleden cyclisch boombeheer werd uitgevoerd heeft dit op korte termijn een kostenbesparend effect gehad. Voor de langere termijn wordt het onderhoud van de bomen duurder omdat de kwaliteit van de bomen minder wordt, de ingreep bij snoeiachterstand groter wordt en de boomveiligheid afneemt. In de belangrijke ontwikkelingsfase hebben de bomen namelijk niet het benodigde onderhoud gehad. Een wijzigen van het boombeheer naar cyclisch boombeheer is wenselijk omdat dit voor de kwaliteit en duurzaamheid van de bomen grote gevolgen heeft met positieve effecten voor de zorgplicht en de risico’s. Deze wens is als draaiknop opgenomen.
Het huidige budget voor het boombeheer van West Betuwe (op basis van de samengevoegde budgetten) is € 678.300,- Hiervan werd ongeveer € 70.000,- ingezet voor het risico-gestuurd boombeheer in de voormalige gemeente Geldermalsen.
Door over te stappen naar volledig cyclisch boombeheer ligt de focus op de voormalige gemeente Geldermalsen waarbij dan circa 10.000 straat- en laanbomen die in de toekomst cyclisch beheerd moeten worden. Het beheer van deze bomen kost dan jaarlijks ongeveer € 87.500 (10.000 : 3 = circa 3500 bomen per jaar á € 25 per boom (incl. staartkosten) = € 87.500).
Benodigd budget cyclisch (€ 87.500) – budget risico-gestuurd € 70.000 = structureel tekort van € 17.500.
Om voor de bomen van de voormalige gemeente Geldermalsen in het cyclisch beheer te komen is het noodzakelijk om de onderhoudsachterstand tussen risico gestuurd en cyclisch beheer weg te werken. Van de 10.000 straat- en laanbomen heeft 9,3 % een verhoogd risico. Dit komt neer op 930 bomen.
Het op orde brengen van deze achterstand kost meer dan cyclisch onderhoud. Dit vraagt om éénmalige budget van 930 á € 50 = € 46.500.
Inwoners en stakeholders hebben tijdens de participatiemomenten aangegeven dat zij graag een rol hebben als het gaat om de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. De nadruk moet volgens hen vooral liggen op het meedenken over hoe hun leefomgeving eruit moet zien.
Als gevolg daarvan krijgt de gemeente regelmatig verzoeken voor het aanpassen of anders inrichten van de openbare ruimte. Daarbij valt te denken aan verzoeken voor bijv. plantenbakken, bloembollen, aanplant van bomen, vervangen beplantingen etc. Het huidig beleid en de budgetten voorzien niet in het faciliteren van dergelijke verzoeken. Ook de leefbaarheidsbudgetten zijn niet onuitputtelijk.
Ter illustratie: In elke kern een boom aanplanten betekent een incidentele investering van € 15.600,-
(26x € 600) en structurele verhoging van de onderhoudslasten met € 650 (26x boombeheer á € 25). Ook het plaatsen van bloembakken is een regelmatig terugkerend verzoek.
De verzoeken sluiten aan bij de ambitie van “dichtbij en op maat” maar zijn heel divers van aard. Het is daardoor niet mogelijk een exacte berekening te maken van de te verwachten kosten. Daarom wordt voorgesteld een budget “wensen maatschappij” beschikbaar te stellen waar voor dit doel vrij over beschikt kan worden. Uitgaande van gemiddeld € 1.000 per kern.
“Groen doen” verklaringen worden afgesloten met inwoners op die plekken waar de inwoners graag het beheer en onderhoud over nemen. Het ondersteunen van deze initiatieven is vooral belangrijk om de betrokkenheid te vergroten en om de inwoners deelgenoot te maken van de openbare ruimte. Wel neemt in de meeste gevallen de beeldkwaliteit toe (dit is vaak de aanleiding). Omdat het aantal “Groen doen” verklaringen beperkt is en omdat de arealen klein zijn is de financiële besparing nihil.
Het verbeteren van de biodiversiteit in de gemeente was tijdens de participatiemomenten een terugkomend en veelbesproken onderwerp. Veel inwoners en stakeholders vinden dat de gemeente meer moet doen om de biodiversiteit te stimuleren. Mogelijkheden hiervoor zijn:
De gemeente West Betuwe heeft een groot areaal bermen. Daarvan zijn de bredere bermen uitermate geschikt om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de biodiversiteit in de gemeente. Met het huidige bermbeheer is dit echter niet mogelijk. Door het klepelen wordt het afgemaaide gras fijngeslagen en blijft het achter op de plek van maaien. Daarmee wordt de ondergrond verrijkt aan voedingsstoffen met als gevolg dat in de snelgroeiende vegetatiesoorten andere, meer waardevolle soorten, overgroeien.
Voor een ecologisch beheer van de bermen is het juist noodzakelijk het gemaaide gras af te voeren. De ondergrond wordt dan niet meer verrijkt en ook andere plantensoorten krijgen de kans zich te ontwikkelen. Daarmee neemt de biodiversiteit in de bermen toe.
Deze vorm van maaibeheer heeft wel hogere onderhoudskosten tot gevolg. Na het maaien moet namelijk een extra werkgang worden uitgevoerd om het maaisel op te ruimen. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met de afvoerkosten van het gemaaide gras. Omdat niet al het bermgras geschikt is voor ecologisch beheer wordt in onderstaande berekening uitgegaan van 25% van het bermgras wat ecologisch gemaaid kan worden.
Rekenvoorbeeld: Conform het geharmoniseerde maaibeleid worden de bermen in het buitengebied 2 x per jaar gemaaid d.m.v. klepelen. Op deze wijze wordt het maaisel ter plekke gekneusd zodat het kan blijven liggen. Dit is een goedkope werkwijze omdat het maaien in één werkgang kan plaatsvinden en omdat er geen maaisel afgevoerd hoeft te worden.
Om de biodiversiteit te stimuleren is een andere werkmethode (ecologisch bermbeheer) noodzakelijk. Dit is alleen kansrijk bij bredere bermen. De werkmethode dient dan te bestaan uit maaien, ruimen en afvoeren (stortkosten).
Strak gemaaide gazons bieden weinig ruimte voor biodiversiteit. Het omvormen naar extensievere gazons stimuleert de biodiversiteit. Omdat dit ook een efficiëntere werkwijze met zich mee brengt is dit verder in paragraaf 7.4.1 beschreven.
Zoals in 5.5 is beschreven wordt niet voorzien in de laatste 6 % van het areaal in het opruimen van het slootvuil. Dit kan omdat dit percentage geschikt is om ter plaatste te verwerken. Dit is echter strijdig met het streven naar biodiversiteit. Om deze laatste 6% te ruimen wordt hiervoor € 25.600 als draaiknop voorgesteld.
Het bomenbestand in West Betuwe is voornamelijk gebaseerd op traditionele lanen van één soort.
Het vervangen van bomen is een kostbare ingreep. Omdat er een grote vervangingsopgave aandient, kan biodiversiteit hierbij meegenomen worden. Voor de kosten hiervan wordt verwezen naar paragraaf 6.2.
7.5.4 Bestrijding invasieve exoten
Door de beperkingen op het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen neemt de aanwezigheid van invasieve exoten toe. Daardoor stijgen de kosten van de bestrijding, terwijl hier geen specifiek budget voor aanwezig was. Daarom is er € 10.000 als draaiknop opgenomen.
Een groene omgeving draagt bij aan de klimaatopgaven die de gemeente heeft op het gebied van hittestress, waterafvoer en water vasthouden. Het is wetenschappelijk bewezen dat een groene buitenruimte bijdraagt aan een betere leefomgeving. Met het huidige groenbeheer wordt hier al aan bijgedragen, maar dit kan nog verder uitgebreid worden door:
Indien mogelijk worden beheer en omvormingen zoveel mogelijk ingezet met het doel bij te dragen aan de klimaatopgaven. Daarbij kunnen deze doelstellingen meeliften bij vervangingen en omvormingen. Indien er financieel geen ruimte beschikbaar is voor vervangingen en omvormingen blijft het aandeel in de klimaatopgaven nihil.
7.6.2 Stimuleringsmaatregelen voor derden
Als gemeente geven we graag het goede voorbeeld, maar inwoners kunnen zelf ook een bijdrage leveren aan de klimaatopgaven, bijvoorbeeld door hun tuin groener te maken of in de straat geveltuintjes aan te leggen waarin regenwater kan infiltreren. Om deze initiatieven te stimuleren kan de gemeente actief acties inzetten waar inwoners aan mee kunnen doen. Goede voorbeelden hiervan zijn:
Operatie Steenbreek: Door inwoners te stimuleren om verharding te vervangen voor beplanting wordt een positieve bijdrage geleverd aan de klimaatopgave. Voorgesteld wordt om hiervoor een subsidie beschikbaar te stellen van € 50 per adres. De regeling vraagt om nader uitwerking.
Voor de looptijd van dit beleidsplan wordt een incidenteel budget gevraagd van € 10.000
Geveltuintjes: Door in het stedelijk gebied toe te staan dat tegels uit het trottoir verwijderd worden en plaats maken voor beplanting draagt dit bij aan de klimaatopgaven. Voorgesteld wordt om hiervoor een subsidie beschikbaar te stellen van € 25,- per adres. De regeling vraagt om nader uitwerking.
Voor de looptijd van dit beleidsplan wordt een incidenteel budget gevraagd van € 5.000
7.6.3 Kaders/ randvoorwaarden ruimtelijke ontwikkeling
Bij nieuwe ontwikkelingen is het belangrijk dat ook groen een plek krijgt in de ontwikkelingsplannen, dat het op een duurzame manier ingericht wordt en beheerbaar is. Enkele uitgangspunten hiervoor zijn:
In het HIBOR (handboek Inrichting en beheer openbare ruimte) worden deze uitgangspunten verder uitgewerkt.
8. Efficiëntiemogelijkheden in het groen
De harmonisatieopgave die de gemeente West Betuwe heeft, betekent dat het beleid en beheer van de voormalige gemeentes gelijkgetrokken worden. Daarnaast is de opgave meegegeven om uit het oogpunt van kostenbesparing te kijken naar mogelijkheden het onderhoud efficiënter uit te voeren. Daarbij heeft dit ook het doel om budget vrij te maken wat voor andere doelen ingezet kan worden.
In het onderzoek naar mogelijkheden om efficiënter te gaan werken wordt onderscheidt gemaakt in beheermatige aanpassingen en aanpassing van de inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast zijn er mogelijk ook besparingsmogelijkheden in de bedrijfsvoering. Deze zijn in dit groenbeleidsplan niet meegenomen, deze worden in het beheerplan toegelicht.
In het groen- en boombeheer kunnen aanpassingen gedaan worden die het werk minder arbeidsintensief of tijdrovend maken. Een aanpassing van het beheer hoeft geen nadelige gevolgen te hebben. Het kan zelfs een meerwaarde zijn voor het bereiken van allerlei ambities zoals meer biodiversiteit. Soms zal het resultaat van het beheer wel anders zijn dan wat vooraf aanwezig was. Goede communicatie en uitleg aan inwoners en belanghebbenden is dan van belang voor acceptatie.
Het gras hoeft niet overal strak gemaaid te worden. Op sommige locaties mag het er ook natuurlijker uitzien, als dat ook past bij het landschappelijke karakter van de kernen. Daarnaast is extensief gemaaid gras veel waardevoller voor de biodiversiteit.
Het aanpassen van het maaibeheer betekend dat het gras niet circa 24 keer per jaar gemaaid wordt, maar nog maar circa 4 à 5 keer per jaar. Dit levert een besparing op van €41.600.
Bomen in het buitengebied niet meer bijmaaien
In de voormalige gemeente Geldermalsen werd de vegetatie rondom bomen in het buitengebied niet gemaaid. In een eerdere paragraaf (5.3.1) is voorgesteld om voor het harmoniseren van het groenbeleid ook in Geldermalsen de bomen weer bij te maaien. In het kader van het behalen van een efficiëntieslag is het echter ook mogelijk dat de bomen in het buitengebied van de voormalige gemeenten Neerijnen en Lingewaal ook niet meer bijgemaaid worden. Dit levert een besparing op van € 10.100.
Boomspiegels bijmaaien in plaats van onkruidbeheersing
Bomen die in het gras staan hebben soms een boomspiegel. Deze moet vrijgehouden worden van onkruid. Het is voor de boom niet noodzakelijk een boomspiegel in gras te hebben. Het laten dichtgroeien van de boomspiegel betekend minder kosten voor onkruidbestrijding. In de voormalige gemeente Geldermalsen zijn veel boomspiegels al dichtgegroeid. In de voormalige gemeenten Neerijnen en Lingewaal kan dit ook toegepast worden op een deel van de bomen in gras. Dit levert een besparing op van € 3.200.
* betreft de bomen in het buitengebied van Lingewaal en Neerijnen, die in een berm staan. In Geldermalsen worden de bomen in het buitengebied al niet meer bijgemaaid.
Hoeveel onderhoud nodig is wordt vooral bepaald door de keuze van de beheergroepen, inrichting van plantvakken en de leeftijd/vitaliteit van het groen. Door hierop aanpassingen te doen neemt de hoeveelheid onderhoud, en daarmee ook de kosten van het onderhoud, af. Voor het uitvoeren van deze aanpassingen zijn éénmalige investeringen nodig.
Bij onderstaande maatregelen wordt indicatief berekend wat deze maatregelen kunnen betekenen voor het onderhoudsbudget. Deze indicatie is gebaseerd op een uitgevoerde kaartstudie en controlerende steekproeven. De aangegeven percentages en hoeveelheden zijn daarom bij benadering. Voor een exacte doorrekening van de kosten en opbrengsten van de omvorming moet eerst een gedetailleerder omvormingsplan gemaakt worden.
Groen wat veel onderhoud of specialistische kennis vraagt is duur. Het betreft dan vooral beheergroepen als vaste planten, eenjarige beplanting, rozen en lei- vorm- en fruitbomen. Door beheergroepen te vervangen door een andere beplanting of boom wordt op het onderhoud bespaard.
Omvormen van fruitbomen laten we bij het omvormen zoveel mogelijk achterwege omdat deze heel specifiek en kenmerkend zijn voor de gemeente. Per beheergroep is beoordeeld welk percentage omgevormd kan worden naar een goedkopere beheergroep. Daarbij is gebruik gemaakt van beoordelingscriteria als functionaliteit, identiteit en diversiteit van de groeninrichting. In bijlage 4 is een nadere toelichting op onderstaande tabel opgenomen.
Een deel van het groen is aan het verouderen en neemt daardoor in vitaliteit af. Gevolg hiervan is dat de groeikracht van de beplanting ontbreekt en daardoor minder of niet meer hersteld na snoei, vandalisme of andere verstoring. Voor het onderhoud betekent dit meer onkruidbestrijding en inboet. Bijkomend gevolg is ook dat het straatbeeld en onderhoudskwaliteit achteruitgaat.
De enige oplossing om dit te herstellen is het tijdig vervangen van groen voordat het zijn herstelvermogen verliest. Het jaarlijks afschrijven en vervangen van een deel van het groen is hiervoor een goede methode. Daarvoor is dan wel jaarlijks structureel budget nodig. Zie ook paragraaf 6.1.
Om nu een kostenbesparing op het onderhoud te realiseren is het noodzakelijk een uitgebreide renovatie van het groen te doen. Dit kan tegelijkertijd plaatsvinden met de hierboven beschreven omvormingsmaatregelen.
Bomen die op de verkeerde plek staan of te kort op elkaar zijn gepland vragen veel onderhoud en geven soms ook overlast bij omwonenden. Per locatie moet gekeken worden of het weghalen van één of enkele bomen een oplossing kan bieden. Door het weghalen van de bomen komen ook de onderhoudskosten voor deze bomen te vervallen.
Op andere locaties moet dan wel ruimte gereserveerd worden om bomen terug te planten die op deze plek oud kunnen worden.
Bijna 20% van het bomenbestand bestaat uit boomsoorten die intensief of specifiek onderhoud nodig hebben zoals gekandelaberde bomen, leibomen (leilindes), knotbomen en de fruitbomen die jaarlijks gesnoeid moeten worden. Soms is het goed te verantwoorden waarom ergens een fruit- of vormboom is toegepast, bijvoorbeeld als onderdeel van een beschermd dorpsgezicht of bij de instandhouding van een hoogstamboomgaard. Dit geldt maar voor een beperkt aantal locaties. In de meeste gevallen zijn dit locaties waar in het verleden minder goede soortkeuzes gemaakt zijn, waarvoor nu een hoge prijs betaald wordt in de vorm van hoge onderhoudskosten.
Een efficiëntieslag kan bereikt worden door de dure vorm/leibomen en gekandelaberde bomen weg te halen en hiervoor andere bomen terug te planten op de plekken waar daarvoor wel ruimte is. Uitgangspunt bij het verwijderen is wel dat bomen die van belang zijn voor bijvoorbeeld een historisch dorpsgezicht of oude fruitboomgaard behouden blijven.
Het huidige budget voor het onderhoud van het gemeentelijk groen en bomen is opgebouwd uit de budgetten voor het groenonderhoud volgens de begroting, de kosten van de buitendienst en de kosten voor uitvoering van de dienstverleningsovereenkomst AVRI.
Het budget is in 2019 en 2020 opgehoogd met een bedrag voor areaaluitbreiding. Het totaal beschikbare budget voor de uitvoering van de huidige werkzaamheden komt daarmee op € 2.110.833. Dit budget is opgebouwd uit geld en uren van de buitendienst. Om een totaalbeeld van het budget te hebben zijn de uren van de buitendienst contant gemaakt.
9.1.2 Budgetraming na harmonisatie groenbeleid
Om de harmonisatie van het groenbeleid mogelijk te maken moeten aanvullende werkzaamheden uitgevoerd worden. Daarbij is gekeken naar het kwaliteitsniveau per gemeente waarbij de ‘gemene deler’ de geharmoniseerde kwaliteit vormt. Dit betekend dat:
Het budget wat nodig is om de harmonisatie van het groenbeleid volgens de in hoofdstuk 5 omschreven werkwijze uit te voeren is € 2.544.843.
Dit resulteert in een saldo van - € 434.009. In 2019 is in diverse bestuur rapportage melding gemaakt van tekorten. Daarvoor zijn gelden beschikbaar gesteld om 2019 en 2020 te overbruggen. In de hierna volgende overzichten is een en ander uiteengezet.
Dit is exclusief het noodzakelijk structureel budget voor het cyclisch vervangen van beplanting en bomen van € 640.000.
In de harmonisatiestrategie 2020 is omschreven dat het hele fysieke domein een taakstelling is opgelegd van € 150.000,-. Daarnaast is uit het voorgaande gebleken dat er na harmonisatie van het groenbeleid een structureel tekort ontstaat van € 434.009. Ook is er in het voormalige groenbeleid geen budget voor vervangingen. Dit resulteert in een enorme opgave waarbij van de taakstelling van € 150.000 maar slechts voor een klein gedeelte op groen kan rusten. De taakstelling en het te kort wegwerken moet voor een deel in het groenbeheer gevonden worden. In het min- en nul scenario is uitgewerkt hoe deze taakstelling kan worden bereikt.
In het min-scenario vindt de harmonisatie van beleid en beheer plaats maar ook een efficiëntieslag: we doen hetzelfde voor minder geld. Bij de harmonisatie wordt daarbij gezocht naar een balans tussen de verschillen van de drie voormalige gemeenten.
In onderstaand overzicht is aangegeven wat het huidige (benodigde) budget is voor uitvoering van de harmonisatie van het groenbeleid, met daaronder de besparingsmogelijkheden door efficiënter te werken of aanpassingen te doen aan de inrichting van het groen (omvormen).
Het min scenario levert een structurele besparing op van € 44.123. Daarvoor is een incidentele investering nodig van € 4.856.000.
Bij het nul-scenario vindt de harmonisatie van beleid en beheer plaats. Daarbij gebruiken we de vrijgekomen ruimte als gevolg van de efficiëntieslag om een extra kwaliteits- of kwantiteitsimpuls te geven aan het te harmoniseren beleidsveld. Het budget dat we uitgeven aan het beleidsveld blijft dan gelijk.
Het financieel overzicht van het min-scenario wordt vervolgens aangevuld met de kosten voor het uitvoeren van een kwaliteitsimpuls. De voorgestelde acties kunnen afzonderlijk van elkaar uitgevoerd worden. De keuze voor het uitvoeren van de acties ligt bij de gemeenteraad.
In hoofdstuk 6 levensduur en vervanging is aangegeven dat het belangrijk is om ook voor groen en bomen vervangingsbudgetten te hebben zodat de (technische) kwaliteit van de beplanting en bomen geborgd is. Dat is noodzakelijk om het beheer zoals beschreven in deze harmonisatie groenbeleid te kunnen uitvoeren.
Voor het vervangen van groen en bomen is nog geen structureel budget beschikbaar. Hiervoor wordt voorgesteld om de volgende budgetten te reserveren.
Het West Betuws werken is gericht op het in eigen beheer uitvoeren van zowel de interne (binnendienst) als de externe (buitendienst) groenwerkzaamheden, met als achterliggende gedachte de ambitie van “dichtbij en op maat”.
Binnen de huidige bezetting worden deze taken verdeeld. Voor specialistische of bulkwerkzaamheden worden indien gewenst en mogelijk andere partijen gevraagd. Zie hiervoor ook paragraaf 3.3.
De binnendienst is hiervoor als volgt georganiseerd:
In de buitendienst worden de beheertaken uitgevoerd. In het beheerplan wordt hier per taak gedetailleerd op ingegaan.
Binnen de organisatie zijn diverse toezichthouders op basis van de detailstructuur aangesteld. Daarbij is niet voorzien in een ‘groene’ toezichthouder. Omdat er een grote hoeveelheid groenwerk is uitbesteed (Avri taken (Ibor) en maai- en slootwerkzaamheden) is er een toenemende behoefte aan een toezichthouder groen. Deze behoefte zal verder toenemen naarmate dit groenbeleid haar uitwerking krijgt.
Er vinden gesprekken plaats met team realisatie en de buitendienst om deze behoefte in te kunnen vullen. Dit zal in de beheerplannen verder bekeken worden.
Vastgesteld tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van West Betuwe van 7 juli 2020.
De griffier,
De voorzitter,
11.1 Bijlage 1: Participatiedossier
Inwonersbijeenkomst 22-01-2020
11.2 Bijlage 2: Uitgangspunten kapaanvragen gemeentelijke bomen
Geharmoniseerde beoordelingscriteria waardevolle bomen
Om een boom op te nemen op de waardevolle bomenlijst moet deze voldoen aan onderstaande vier hoofdcriteria, en minimaal één van de onderstaande sub criteria.
1. Bomen met een stamdiameter van minimaal 40-50 cm;
2. Bomen zijnde van een duurzame soort (esdoorn, beuk, eik, kastanje, linde, noot, es etc.);
3. Goede vitaliteit, levensduur nog minimaal 10 jaar;
4. Boom is voor minimaal 50% van de kroon zichtbaar vanaf de openbare weg.
Bomen die onderdeel uitmaken van een groen- of boomstructuur (hoofd of neven) behoren ook tot de beschermde bomen. Deze worden daarom niet afzonderlijk op de waardevolle bomenlijst gezet.
Alle bomen die zijn opgenomen op de waardevolle bomenlijst of onderdeel uitmaken van de groen- en boomstructuur van de gemeente West Betuwe zijn beschermd. Voor de kap van deze bomen moet een vergunning aangevraagd worden. Een vergunning voor een waardevolle boom of boom uit de boomstructuur wordt geweigerd behalve als:
11.3 Bijlage 3: Notitie omvormingen
Na de samenvoeging van de gemeenten Lingewaal, Neerrijnen en Geldermalsen tot de nieuwe gemeente West Betuwe is met een kritische blik naar de inrichting en onderhoud(skosten) van de openbare ruimte gekeken. In deze notitie zijn de mogelijkheden voor (kosten)efficiënt beheer en groeninrichting in beeld gebracht. Groen op particulier terrein valt buiten de scope van deze notitie.
Om tot realistische resultaten te komen zijn per thema twee scenario’s onderzocht en uitgewerkt. De scenario’s dienen tevens als keuzemogelijkheden, ofwel draaiknoppen, voor de gemeenteraad. Bij het opstellen van de scenario’s is rekening gehouden met ambities uit het beleidsplan.
In deze notitie is eerst kort ingegaan op de scope en toegepaste werkwijze om tot de invulling van de scenario’s te komen. In hoofdstuk 3 is achtergrondinformatie, en daarbij een advies, gegeven dat relevant is voor het kunnen maken van een weloverwogen keuze. De keuze kan vervolgens in hoofdstuk 4 per thema worden gemaakt. Bij ieder thema wordt inzicht geboden in de twee scenario’s met daarbij de eenmalige investeringskosten en de jaarlijkse besparing in onderhoudskosten.
Verderop in deze notitie wordt de gemeenteraad gevraagd om middels draaiknoppen per thema te kiezen voor één van de twee varianten. Om per thema tot deze twee varianten te komen zijn een bureaustudie en controle hiervan in het veld uitgevoerd. Mogelijkheden tot bezuiniging zijn onderzocht in de vorm van omvormingen en efficiëntie in beheer.
De eerste processtap betrof een bureaustudie waarbij de verwachtte basis- en minimumvariant voor ieder groenvak of -object is ingevuld. Bij deze bepaling is gelet op de parameters Functie; de waarden die het groen vervuld, en Kostenbesparing; de jaarlijkse uitsparing die omvorming van de ene naar de andere beheergroep met zich meebrengt. Tijdens de tweede processtap zijn de inschattingen in het veld getoetst. Per straat is gekeken naar locatie specifieke factoren die de parameter Functie lokaal beïnvloeden en hierdoor een andere nul- en minimumvariant wenselijk maken.
Ten derde zijn de om te vormen arealen per variant, per zone herleidt. Onderstaande tabel geeft weer welke zones binnen de inventarisatie zijn meegenomen. Aan de arealen zijn prijzen gekoppeld die de eenmalige omvormingskosten weergeven en prijzen die inzicht bieden in de jaarlijkse bezuiniging op het reguliere onderhoud. De waarde van een omvormingsmaatregel is uitgedrukt in de terugverdientijd in jaren.
*Alleen het groen op speelplaatsen is meegenomen.
Naast de scenario’s die betrekking hebben op omvormingen zijn mogelijkheden voor efficiënter beheer geïnventariseerd. Deze mogelijkheden zijn voortgevloeid uit een bureaustudie en niet door middel van een veldinventarisatie getoetst omdat deze mogelijkheden niet zozeer locatie specifiek zijn.
Achtergrondinformatie en Advies
Tijdens verschillende participatiemomenten is belangrijke input vanuit verschillende partijen opgehaald. Deze input is verwerkt in het beleidsplan. Met betrekking tot de thema’s “West-Betuwse identiteit” en “Woongenot en Biodiversiteit” is de input hieronder nogmaals kort opgenomen, zodat de gemeenteraad deze input helder voor de geest heeft alvorens keuzes tussen verschillende scenario’s te maken.
Tijdens de participatiemomenten is aan ambtenaren, stakeholders en inwoners gevraagd wat zij kenmerkend vinden aan de West-Betuwse identiteit. Eén van de meest gegeven antwoorden hierop betrof “Fruit”. Ook in de discussiegroepen kwam het belang van de gemeentelijke hoogstamfruitbomen naar voren. Deze bomen profileren de identiteit van de gemeente en vervullen belangrijke waarden voor o.a. biodiversiteit en recreatie.
Naast de fruitbomen komen de lei- en knotbomen op een gedeelde tweede plaats als gesproken wordt over de West-Betuwse (groene) identiteit. Inwoners en stakeholders onderkennen de cultuurhistorische waarde van deze bijzondere boomtypen en wensen dat deze typen behouden en ruimschoots vertegenwoordigd blijven.
Advies luidt hierom om bij de fruit-, lei- en knotbomen zeker wel te kiezen voor de Nul variant en daarmee alle cultuurhistorisch waardevolle bomen te behouden. Op plaatsen waar bomen enkel tot vormboom zijn gesnoeid i.v.m. beperkte ruimte zullen deze niet-cultuurhistorisch waardevolle vormbomen door reguliere straat- en laanbomen worden vervangen.
Uit analyse van de areaalgegevens blijkt dat het aandeel van beplantingen ten opzichte van grassen in het openbaar groen van West-Betuwe zeer laag ligt. De verhouding betreft 16%-84% in de totale gemeente en 28%-72% als alleen gekeken wordt naar openbaar groen in winkelgebied, historische straten en woongebied. Indien meer beplanting naar gras wordt omgevormd, zullen het woongenot en de biodiversiteit drastisch dalen. Ook wordt meer overlast door honden(poep) voorzien.
Het thema biodiversiteit trok op elk van de participatiemomenten veel belangstellenden. Over het algemeen hechten inwoners en stakeholders veel belang aan de biodiversiteit en is de wens om de West-Betuwse biodiversiteit te verhogen breed gedragen. Ook kan middels een gezonde biodiversiteit een positieve koppeling naar klimaatadaptatie worden gemaakt.
Advies luidt hierom om bovenstaande goed in het achterhoofd te houden wanneer de keuze tussen de Nul en min variant bij beplantingen wordt gemaakt en zeker niet overal voor de min variant te kiezen.
In de volgende paragrafen zijn de beheergroepen met bijbehorende keuzevarianten afzonderlijk toegelicht.
Straat- en laanbomen in het buitengebied worden gedund wanneer de bomen erg dicht op elkaar staan (4-10 m uit elkaar). |
Foto 1: Bomen in het buitengebied worden om en om gedund.
Hoogstamfruitbomen zijn duurder in onderhoud dan reguliere straat- en laanbomen omdat de bomen een specifieke, zorgvuldige snoei vereisen om de karakteristieke vorm in stand te houden. In West-Betuwe snoeien we de gemeentelijke hoogstamfruitbomen uitsluitend ter instandhouding van de vorm, niet voor stimulering van de fruitgroei.
• Hoogstamfruitbomen in gemeentelijke boomgaarden worden behouden, op andere plekken worden zij vervangen door solitaire of straat- en laanbomen. |
Lei/vormbomen zijn duurder in onderhoud dan reguliere straat- en laanbomen omdat de bomen jaarlijks in vorm moeten worden gesnoeid. Reguliere straat- en laanbomen volstaan met één snoeibeurt per 3 jaar.
Foto 1: Alleen een uitzonderlijk waardevolle laan blijft behouden, alle overige lei/vormbomen worden omgevormd naar reguliere laan- en straatbomen.
Knotbomen zijn duurder in onderhoud dan reguliere straat- en laanbomen omdat de bomen jaarlijks moeten worden geknot. Reguliere straat- en laanbomen volstaan met één snoeibeurt per 3 jaar.
Foto 1: Knotbomen zonder belangrijke waarde worden ook bij de wensvariant tot straat- en laanbomen omgevormd.
Foto 2: Knotbomen zonder belangrijke waarde worden omgevormd tot straat- en laanbomen, of in geval van weinig ruimte verwijderd zonder herplant.
Foto 3: Alleen een uitzonderlijk waardevolle laan blijft behouden, alle overige knotbomen worden omgevormd naar reguliere laan- en straatbomen.
Cultuurlijke beplantingen zijn duurder in onderhoud dan grassen en natuurlijke beplantingen omdat we natuurlijke principes bij cultuurlijke beplantingen bestrijden. Ongewenste soorten (in de volksmond onkruid) worden verwijderd. Ook mag de beplanting niet uitgroeien tot zijn natuurlijke vorm omdat die vorm niet aansluit bij de gewenste functie of het gewenst beeld, wat regelmatig snoeien noodzakelijk maakt.
Foto 1: Verschillende beheergroepen, zoals een haag naast vaste planten, naast gazon, blijven naast elkaar bestaan.
Foto 2: Beplantingen zonder belangrijke waarde worden omgevormd tot gazon wanneer zij relatief grote vakken met weinig obstakels betreffen.
Foto 3: Alle beplantingen worden omgevormd tot gazon of bermgras, behalve de vakken waarbij dit tot inefficiënt beheer zou leiden omdat zij slecht bereikbaar zijn met een maaimachine en/of veel obstakels hebben
Grassen zijn goedkoper in onderhoud dan beplantingen omdat er minder/efficiëntere onderhoudsmaatregelen ter instandhouding nodig zijn. Zo worden grassen niet gesnoeid maar gemaaid, wat veel sneller gaat, en hoeven onkruiden door het regelmatig afmaaien niet te worden bestreden.
Alle gazons in het buitengebied worden omgevormd naar bermgras intensief, net zoals 33% van de gazons in de zones; woongebied, bedrijventerrein, hoofdwegen. |
Om de buitenruimte en daarmee de inwoners een plus te leveren is het wenselijk de bestaande plantenschalen te behouden. Wel moet er gelijkheid binnen de totale gemeente worden nagestreefd.