Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020 (ASV Hulst 2020)
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De regeling vervangt de Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2007; Zie overgangsregeling die is opgenomen in art. 19 van deze Verordening

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2020Nieuwe regeling

09-07-2020

gmb-2020-180642

Nr. 193623

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020

De raad van de gemeente Hulst;

BESLUIT:

 

tot vaststelling van de;

 

Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    de-minimisverordening: steun die wordt verstrekt op basis van de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1), verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2);

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • -

    Wet: Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3a. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 3b. Algemeen

Een subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de financiering van één of meer voorzieningen en/of activiteiten die toegankelijk zijn c.q. waaraan kan worden deelgenomen door alle inwoners van de gemeente Hulst, derhalve zonder onderscheid naar beperkingen, sekse of gender, geloofs- of levensovertuiging, etnische achtergrond en/of seksuele geaardheid. Het voorgaande blijft uitsluitend buiten toepassing als sprake is van één of meer voorzieningen en/of activiteiten die specifiek zijn bedoeld voor c.q. gericht op één of meer expliciet door de gemeente erkende doelgroep(en).

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1.

    Voor zover dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      Het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de lasten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per kalenderjaar of per een daarvan afwijkend boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de door het bestuur van die rechtspersoon laatst-vastgestelde jaarrekening, waaruit ook de stand van een eventuele egalisatiereserve dient te blijken.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de vigerende statuten (al dan niet opgenomen in de oprichtingsakte), alsmede van het door het bestuur van die rechtspersoon laatst-vastgestelde inhoudelijke jaarverslag en van de door het bestuur van die rechtspersoon laatst-vastgestelde jaarrekening (met bijbehorend bestuursverslag).

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die wordt verstrekt per boekjaar, dat afwijkt van een kalenderjaar, wordt uiterlijk 13 weken voorafgaand aan de start van dat boekjaar ingediend.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 10 en 14 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 10 weken nadat de aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag h heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als die activiteiten onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen. Burgemeester en wethouders toetsen in dit verband mede of de te subsidiëren activiteiten bijdragen aan het realiseren van een zogenoemde inclusieve samenleving;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als op basis van een jaarrekening of op grond van uit andere bronnen opgedane informatie blijkt dat de aanvrager de activiteiten, in verband waarmee subsidie is aangevraagd, uit eigen middelen en/of andere, niet-gemeentelijke bronnen kan financieren;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      in de bij een eventueel van toepassing zijnde subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze en wanneer de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten, voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de inrichting van het bestuur en het eventuele interne toezicht en/of het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden lasten en baten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4.

    Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 5.

    De subsidieontvanger is desgevraagd verplicht nadere inlichtingen te verstrekken en mee te werken aan onderzoeken van de Rekenkamercommissie Hulst, indien en voor zover die verplichting(en) past c.q. passen binnen het bepaalde in de vigerende Verordening op de gezamenlijke rekenkamercommissie van de gemeenten Hulst en Terneuzen, alsmede binnen hetgeen over de bevoegdheden van een Rekenkamer c.q. een Rekenkamercommissie is bepaald in de Gemeentewet.

Artikel 12a. Egalisatiereserve

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar of daarvan afwijkend boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt. Een egalisatiereserve wordt gevormd uit het niet-bestede deel van een in enig kalender- of boekjaar verkregen subsidie, terwijl de intentie bestaat dat deel in een volgend kalender- of boekjaar alsnog te besteden (uiteraard ten behoeve van de desbetreffende gesubsidieerde activiteit of activiteiten). Als die intentie niet bestaat, niet is onderbouwd of niet wordt geëffectueerd, dan dient het saldo van de egalisatiereserve terug te gaan naar de gemeente Hulst. Alleen in bijzondere gevallen (als met voorafgaande instemming van de gemeente Hulst de lasten in de tijd voor de subsidie gaan) kan een egalisatiereserve negatief zijn. In alle omstandigheden dient een egalisatiereserve expliciet en waar aan de orde gespecificeerd per subsidie te blijken uit de jaarrekening, waarin (ook) een verloopoverzicht moet zijn opgenomen waaruit de hoogte van de bedoelde reserve(s) aan het begin en het einde van het boekjaar, alsmede alle mutaties in die reserve(s) duidelijk worden.

  • 2.

    De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het eerste lid is ook van toepassing op een subsidieontvanger, als inzake die subsidieontvanger sprake is van voor een kalenderjaar of daarvan afwijkend boekjaar meerdere verstrekte subsidies die afzonderlijk minder dan € 50.000 belopen, maar opgeteld meer dan € 50.000 bedragen.

Artikel 13. Wijze van verstrekking, eindverantwoording en vaststelling subsidies tot en met € 10.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 10.000 kunnen door burgemeester en wethouders direct bij verlening worden vastgesteld. De aldus bedoelde subsidies kunnen – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ook ambtshalve worden vastgesteld.

  • 2.

    Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 16 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 10.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 4.

    Als bij een subsidieontvanger sprake is van voor een kalenderjaar of daarvan afwijkend boekjaar meerdere verstrekte subsidies die afzonderlijk minder dan € 10.000 belopen, maar opgeteld meer dan € 50.000 bedragen, dan zijn (ook) alle (aanvullende) bepalingen in artikel 15, tweede lid van toepassing.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 10.000 en ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3.

    De aanvraag bevat tevens een financieel verslag, waaruit blijkt welke lasten en baten met de verrichte gesubsidieerde activiteiten gepaard zijn gegaan. Dit financieel verslag mag zijn opgenomen in een jaarrekening, maar dient (ook) in dat geval zelfstandig leesbaar en te beoordelen zijn.

  • 4.

    De aanvraag dient te zijn ondertekend door het bestuur van de subsidieontvanger.

  • 5.

    Als bij een subsidieontvanger sprake is van voor een kalenderjaar of daarvan afwijkend boekjaar meerdere verstrekte subsidies die afzonderlijk minder dan € 50.000 belopen, maar opgeteld meer dan € 50.000 bedragen, dan zijn (ook) alle (aanvullende) bepalingen in artikel 15, tweede lid van toepassing.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die wordt verstrekt per boekjaar, dat afwijkt van het kalenderjaar, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 16 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag, waaruit blijkt welke lasten en baten met de verrichte gesubsidieerde activiteiten gepaard zijn gegaan. Dit financieel verslag mag zijn opgenomen in de hierna bedoelde jaarrekening, maar dient (ook) in dat geval zelfstandig leesbaar en te beoordelen zijn;

    • c.

      de jaarrekening, met bijbehorend bestuursverslag, inzake het kalenderjaar of daarvan afwijkende boekjaar, waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • d.

      een controleverklaring bij die jaarrekening, afgegeven door een accountant die als openbaar accountant staat ingeschreven in het register van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en die als zodanig bevoegd is tot het afgeven van een dergelijke verklaring. Uit die controleverklaring moet expliciet en zonder voorbehoud blijken dat de subsidieontvanger aan alle in de jaarrekening opgenomen subsidies verbonden verplichtingen heeft voldaan, waardoor sprake is van een rechtmatige besteding van die subsidies. Het door de accountant te volgen controleprotocol en te gebruiken modelverklaring zijn als bijlagen bij deze verordening toegevoegd.

    • e.

      De aanvraag dient te zijn ondertekend door het bestuur van de subsidieontvanger.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Vaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidie van meer dan € 10.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij een subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij een subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1.

    Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2.

    In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3.

    Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2007 wordt ingetrokken op de dag dat deze verordening in werking treedt met dien verstande dat:

    • a.

      Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend in relatie tot het uitvoeren van activiteiten c.q.het realiseren van voorzieningen tot en met 31 december 2020 blijven de bepalingen van Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2007 van toepassing;

    • b.

      En blijft tot 1 april 2021 van kracht ten behoeve van de definitieve vaststelling van de budgetsubsidies over 2020.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2020 en vormt het kader voor alle subsidies die worden aangevraagd in relatie tot het uitvoeren van activiteiten c.q. het realiseren van voorzieningen vanaf 1 januari 2021.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020 (ASV Hulst 2020).

     

Dit besluit werd in de raadsvergadering van 9 juli 2020 aangenomen.

De gemeenteraad van de gemeente Hulst,

De Griffier

De Raadsvoorzitter

Bijlage bij de Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020 (ASV Hulst 2020)

Controleprotocol met modelverklaring

 

Te hanteren bij een opdracht die leidt tot het afgeven van een controleverklaring bij de jaarrekening van een rechtspersoon die in het desbetreffende boekjaar één of meer subsidies van de gemeente Hulst verantwoordt die afzonderlijk of opgeteld meer beloopt of belopen dan € 50.000.

Volgend uit artikel 15, tweede lid onder d van de ASV Hulst 2020 (respectievelijk artikel 13, vierde lid of artikel 14, vijfde lid)

  • 1.

    Dit protocol is bestemd voor het bestuur en de accountant van de door de gemeente Hulst gesubsidieerde rechtspersoon, hierna te noemen: subsidieontvanger.

     

  • 2.

    Het bestuur is verantwoordelijk voor het ter kennis stellen van dit protocol aan de accountant. Het bestuur dient de accountant (ook) vroegtijdig en expliciet te wijzen op de inhoud van

    • (1)

      (alle) verkregen subsidiebeschikkingen

    • (2)

      de bij of voor die beschikkingen relevante Subsidieregelingen

    • (3)

      de ASV Hulst 2020, alsmede

    • (4)

      de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (relevante bepalingen).

  • 3.

    In verband met de aanvraag tot vaststelling van subsidie geeft de subsidieontvanger opdracht tot onderzoek van de jaarrekening. De accountant onderzoekt of de jaarrekening voldoet aan de daaraan gestelde eisen, waarbij hij de inhoud van dit protocol in acht neemt.

     

    In zijn opdrachtbrief bevestigt de accountant onder meer dat hij zal meewerken aan een review van zijn dossier, uit te voeren door een door de gemeente Hulst aan te wijzen accountant, als de gemeente Hulst een dergelijke review zou wensen.

     

  • 4.

    Bij de jaarrekening dient een controleverklaring volgens het bijgaande model te worden gevoegd. Als de accountant van dat model zou moeten afwijken omdat bij de jaarrekening geen goedkeurende controleverklaring kan worden afgegeven (dus ook als een verklaring met beperking zou moeten worden afgegeven), dan meldt de accountant de redenen daarvoor in een beknopt memorandum, dat de subsidieontvanger tegelijk met de jaarrekening en de controleverklaring bij de gemeente Hulst indient.

     

  • 5.

    Via de (goedkeurende) controleverklaring verkrijgt de gebruiker van de jaarrekening, in de context van de ASV Hulst 2020 is dat de gemeente Hulst, de redelijke zekerheid dat:

    • de jaarrekening een getrouw beeld van vermogen en resultaat geeft

    • indien aan de orde de bepalingen van de WNT zijn gevolgd

    • voor de inrichting van de jaarrekening de zogenoemde Richtlijn C1 van de Raad voor de Jaarverslaggeving is gevolgd, tenzij het bestuur van de subsidieontvanger op goede gronden heeft gekozen voor andere grondslagen, mits die niet leiden tot een minder of ander inzicht dan het inzicht dat de gemeente Hulst zou verkrijgen als Richtlijn C1 zou zijn gehanteerd

    • bij de jaarrekening een bestuursverslag is gevoegd, dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen

    • het financieel verslag, dat in de jaarrekening is opgenomen (en dus deel uitmaakt van het object van controle van de accountant) en waaruit de lasten en baten van de in het boekjaar verrichte gesubsidieerde activiteiten blijken, voldoet aan de daaraan te stellen eisen

    • indien dat is geboden een eenduidig herkenbare en qua verloop gespecificeerde egalisatiereserve in de jaarrekening is opgenomen

    • de in of ten behoeve van het boekjaar van de gemeente Hulst verkregen en bestede subsidies rechtmatig zijn besteed (dat wil zeggen: met inachtneming van alle door de gemeente Hulst gestelde eisen).

  • 6.

    De accountant hanteert bij zijn controle, en derhalve bij het voorbereiden van zijn controleverklaring de in zijn beroepsgroep gebruikelijke toleranties van 1, 3 en 10% waar het gaat om wel of niet aanvaardbare onjuistheden in de jaarrekening c.q. onzekerheden in de controle, leidend tot het afgeven van een controleverklaring met een specifieke strekking.

**

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

 

  • Deze versie te hanteren als de rechtspersoon niet kwalificeert voor de WNT

  • Ook dan zal de jaarrekening meestal zijn ingericht op basis van Richtlijn C1 of 640

(opdrachtcode of dossiernummer)

 

Aan: bestuur of toezichthoudend orgaan van de subsidie-ontvangende rechtspersoon

Verklaring over de in de jaarstukken opgenomen jaarrekening 20xy

Ons oordeel

Wij hebben de jaarrekening 20xy van (...) gecontroleerd.

 

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van (...) per 31 december 20xy en van het resultaat over 20xy, in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de Jaarverslaggeving C1, genaamd Kleine organisaties zonder winststreven.

 

Uitgaande van de bepalingen in of volgend uit de beschikking(en), die ten grondslag ligt (of liggen) aan de (diverse) in of ten behoeve 20xy door (...) van de gemeente Hulst verkregen subsidie(s), is sprake van een rechtmatige besteding van die subsidie(s).

 

De jaarrekening bestaat uit:

  • 1.

    de balans per 31 december 20xy

  • 2.

    de staat van baten en lasten over 20xy

  • 3.

    de toelichting, met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond van het voorgaande zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden bij het voorbereiden en uitvoeren van de controle van de jaarrekening’.

 

Wij zijn onafhankelijk van (...), zoals vereist op basis van de ‘Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten’ (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels. Verder hebben wij voldaan aan het bepaalde in de ‘Verordening gedrags- en beroepsregels accountants’ (VGBA).

 

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Verklaring over het in de jaarstukken opgenomen bestuursverslag

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat het bestuursverslag met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

 

Wij hebben het bestuursverslag gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle of anderszins, overwogen of dat verslag materiële afwijkingen bevat. Met deze werkzaamheden, die niet dezelfde diepgang hebben als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening, hebben wij voldaan aan de vereisten in de Nederlandse Standaard 720.

 

Het bestuur van (...) is verantwoordelijk voor het opstellen van het bestuursverslag, in overeenstemming met de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving C1, genaamd Kleine organisaties zonder winststreven.

Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening

Verantwoordelijkheden van het bestuur (en de Raad van Toezicht) voor de jaarrekening

Het bestuur van (...) is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening, in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de Jaarverslaggeving C1, genaamd Kleine organisaties zonder winststreven. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

 

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of (...) in staat is haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft (...) te liquideren of de activiteiten te beëindigen, en/of als beëindiging het enige realistische alternatief is.

 

Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot gerede twijfel over de continuïteit, toelichten in de jaarrekening.

 

(De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van (...)).

Onze verantwoordelijkheden bij het voorbereiden en uitvoeren van de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controle-opdracht dat wij voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

 

Onze controle is zodanig voorbereid en uitgevoerd dat een hoge mate van zekerheid, maar geen absolute zekerheid is verkregen dat eventuele materiële fouten en/of fraude zijn ontdekt.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel als redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

 

Voor nadere informatie over de voorbereiding en uitvoering van accountantswerkzaamheden, ook in andere situaties dan die met betrekking tot de jaarrekening van (...), verwijzen wij naar de website van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, www.nba.nl.

 

(Wij communiceren met de Raad van Toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle, alsmede over eventuele significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder mogelijke tekortkomingen in de interne beheersing van (...)).

 

**

 

(plaats, datum)

(naam accountantskantoor)

 

(naam tekenend accountant)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

 

  • Deze versie te hanteren als de rechtspersoon kwalificeert voor toepassing van de WNT

  • In die situatie zal de jaarrekening meestal zijn ingericht op basis van Richtlijn C1 of 640

(opdrachtcode of dossiernummer)

Aan: bestuur of toezichthoudend orgaan van de subsidie-ontvangende rechtspersoon

Verklaring over de in de jaarstukken opgenomen jaarrekening 20xy

Ons oordeel

Wij hebben de jaarrekening 20xy van (...) gecontroleerd.

 

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van (...) per 31 december 20xy en van het resultaat over 20xy, in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de Jaarverslaggeving C1, genaamd Kleine organisaties zonder winststreven, alsmede in overeenstemming met de bepalingen van en krachtens de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT).

 

Uitgaande van de bepalingen in of volgend uit de beschikking(en), die ten grondslag ligt (of liggen) aan de (diverse) in of ten behoeve 20xy door (...) van de gemeente Hulst verkregen subsidie(s), is sprake van een rechtmatige besteding van die subsidie(s).

 

De jaarrekening bestaat uit:

  • 1.

    de balans per 31 december 20xy

  • 2.

    de staat van baten en lasten over 20xy

  • 3.

    de toelichting, met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en het aan de WNT verbonden Controleprotocol vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond van het voorgaande zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden bij het voorbereiden en uitvoeren van de controle van de jaarrekening’.

 

Wij zijn onafhankelijk van (...), zoals vereist op basis van de ‘Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten’ (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels. Verder hebben wij voldaan aan het bepaalde in de ‘Verordening gedrags- en beroepsregels accountants’ (VGBA).

 

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Naleving anticumulatiebepaling WNT niet gecontroleerd

In overeenstemming met het aan de WNT verbonden Controleprotocol (versie 2019) hebben wij de anticumulatiebepaling, bedoeld in artikel 1.6a van de WNT en artikel 5, lid 1, sub j van de Uitvoeringsregeling WNT, niet gecontroleerd. Dit betekent dat wij niet hebben gecontroleerd of er mogelijk sprake is van een normoverschrijding door een leidinggevende topfunctionaris vanwege eventuele dienstbetrekkingen als leidinggevende topfunctionaris bij één of meerdere andere WNT-plichtige instelling(en), alsmede of de in dit kader vereiste toelichting juist en volledig is.

Verklaring over het in de jaarstukken opgenomen bestuursverslag

Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat het bestuursverslag met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.

 

Wij hebben het bestuursverslag gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de controle of anderszins, overwogen of dat verslag materiële afwijkingen bevat. Met deze werkzaamheden, die niet dezelfde diepgang hebben als onze controle-werkzaamheden bij de jaarrekening, hebben wij voldaan aan de vereisten in de Nederlandse Standaard 720.

 

Het bestuur van (...) is verantwoordelijk voor het opstellen van het bestuursverslag, in overeenstemming met de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving C1, genaamd Kleine organisaties zonder winststreven.

Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening

Verantwoordelijkheden van het bestuur (en de Raad van Toezicht) voor de jaarrekening

Het bestuur van (...) is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening, in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de Jaarverslaggeving C1, genaamd Kleine organisaties zonder winststreven, alsmede in overeenstemming met de bepalingen van en krachtens de WNT. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

 

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of (...) in staat is haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft (...) te liquideren of de activiteiten te beëindigen, en/of als beëindiging het enige realistische alternatief is.

 

Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden, die zouden kunnen leiden tot gerede twijfel over de continuïteit, toelichten in de jaarrekening.

 

(De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het proces van financiële verslaggeving van (...)).

Onze verantwoordelijkheden bij het voorbereiden en uitvoeren van de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controle-opdracht dat wij voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

 

Onze controle is zodanig voorbereid en uitgevoerd dat een hoge mate van zekerheid, maar geen absolute zekerheid is verkregen dat eventuele materiële fouten en/of fraude zijn ontdekt.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel als redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

 

Voor wat betreft onze werkzaamheden inzake de in de jaarrekening opgenomen WNT-informatie heeft het Controleprotocol WNT 20xy mede als kader gediend.

 

Voor nadere informatie over de voorbereiding en uitvoering van accountantswerkzaamheden, ook in andere situaties dan die met betrekking tot de jaarrekening van (...), verwijzen wij naar de website van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, www.nba.nl.

 

(Wij communiceren met de Raad van Toezicht onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle, alsmede over eventuele significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder mogelijke tekortkomingen in de interne beheersing van (...)).

 

**

 

(plaats, datum)

(naam accountantskantoor)

 

(naam tekenend accountant)

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Hulst 2020

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Definities

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen hoeven te worden opgenomen. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

 

Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Overigens: ook garanties en leningen kunnen onder het subsidiebegrip vallen. Zie CBb 06-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:317 en CBb 01-05-2018, ECLI:NL:CBB:2018:237.

Het begrip Europees steunkader en de de-minimissteun zijn wel gedefinieerd. Mocht het zo zijn dat een Europees steunkader, dan wel de-minimisverordening, wordt gewijzigd, aangepast of verlengd dan is het van belang dat de steun in overeenstemming is met de nieuwe bepalingen die daarin zijn opgenomen. Waarschijnlijk zal dat dan moeten leiden tot aanpassen van de desbetreffende subsidieregelingen (zie toelichting bij artikel 3).

Bij het vervallen van een Europees steunkader, dan wel de-minimisverordening, kan er niet langer rechtmatig staatssteun worden verstrekt. Het is daarom raadzaam de looptijden van de Europese steunkaders in acht te nemen.

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: ASV) van toepassing is.

 

Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 3a. Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

 

In andere artikelen van de ASV worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdeling van subsidie binnen de kaders van het subsidieplafond.

 

Voor zover het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen en als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

Artikel 3b. Algemeen

Dit artikel verwoordt het leidende beginsel ‘inclusie’ bij het toekennen van subsidies, vrij te vertalen in ‘in Hulst doet iedereen mee’.

Artikel 4. Staatssteunregels

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (vierde lid). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (vijfde lid).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (eerste lid); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval zal moeten worden verwezen naar een reeds geldende subsidieregeling. In andere gevallen zal geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is kan het subsidieplafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend voor bekendmaking (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Daarnaast wordt er, indien van toepassing, gewezen op de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (tweede en derde lid, zie verder hieronder). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

Verlaging subsidieplafond

De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb).

Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:

  • 1)

    aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de begroting is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 2)

    verlaging vloeit voort uit vaststelling van de begroting, en

  • 3)

    de mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Om te waarborgen dat het college alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het tweede en derde lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG).

 

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onder d, sub 1). Een subsidie kan namelijk ook uit bijvoorbeeld een garantie, lening of korting op de grondprijs bestaan. Ten tweede, om subsidie onder een de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring worden gevraagd (tweede lid, onder d, sub 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

 

Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken; bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Dit artikel behoeft geen inhoudelijke toelichting.

Artikel 8. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).

 

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie worden aangemeld, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindebeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

 

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).

 

Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

 

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid zou opleveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie zou worden verstrekt aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader, of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren van de Europese Commissie voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

 

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Deze gelden in aanvulling op artikel 6 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob).

 

Onderdelen a, d en e spreken voor zich. Onderdelen b en c geven de mogelijkheid subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

 

Onder f is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

 

Onderdeel g ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

 

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU, dan moet een verleende subsidie worden ingetrokken en teruggevorderd (inclusief rente). Dit op grond van artikel 3 van de Wet terugvordering staatssteun. Een bepaling daarover in de ASV is daarvoor niet nodig, omdat deze verplichting rechtstreeks uit de Wet terugvordering staatssteun voortvloeit.

 

Een subsidie kan ook worden (geweigerd en) ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ in het eerste lid is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het college de digitale weg open heeft gesteld. In het tweede lid onder d wordt met een wijziging in de ‘inrichting’ van het bestuur gedoeld op bijvoorbeeld de situatie dat bij een stichting wordt overgegaan van het model met een klassiek bestuur naar het model waarin een directeur-bestuurder of een raad van bestuur wordt benoemd, en waarin via een raad van toezicht wordt voorzien in het interne toezicht. Een dergelijke wijziging kan overigens alleen plaatsvinden door een statutenwijziging, die via een notaris zal moeten verlopen.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

 

Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) van de Awb. In beginsel dient de ASV hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.

 

Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit zullen uitvoeren.

 

Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen terughoudendheid dient te worden betracht (Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 66). Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk worden gemotiveerd.

 

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • -

    als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • -

    als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • -

    als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • -

    als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • -

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Artikel 12a. Egalisatiereserve

De figuur van de egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 van de Awb alleen van toepassing op per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender- of boekjaar verstrekte subsidies.

Artikel 13. Wijze van verstrekking, eindverantwoording en vaststelling subsidies tot en met € 10.000

Subsidies tot en met € 10.000 kunnen op basis van vertrouwen worden verstrekt. Dit zal in de gemeente Hulst slechts bij uitzondering gebeuren: niet uit wantrouwen, maar omdat iedereen gebaat is bij het strikt volgen van het inhoudelijke rendement van een gesubsidieerde activiteit versus de in verband daarmee beschikbare gestelde publieke middelen. In verreweg de meeste gevallen zal daarom het tweede lid van toepassing zijn. De inhoud daarvan spreekt voor zich.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 10.000 en € 50.000 aan het college dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling te worden ingediend (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag (tweede lid) en een financieel verslag (derde lid). De bepalingen behoeven als zodanig geen toelichting. Ingevolge artikel 10 is de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

 

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven welke vorm of opzet dat mag hebben (bijvoorbeeld een bestuurs- of activiteitenverslag met foto’s, al dan niet in combinatie met een publicatie). Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens worden verlangd die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording; dit volgt uit de AVG.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

Dit artikel kent dezelfde bepalingen als artikel 14, aangevuld met de cruciale leden 2.c en 2.d. De inhoud daarvan is helder en logisch: bij subsidies vanaf € 50.000 verlangt de gemeente Hulst steeds de jaarrekening (inclusief het daarbij behorende bestuursverslag) van de subsidieontvanger. Bij die jaarrekening, waaruit in voorkomend geval ook het bestaan, de hoogte en het verloop van een of meer egalisatiereserves moet blijken (zie artikel 12a), dient een controleverklaring te zijn gevoegd, afgegeven door een accountant die als openbaar accountant staat ingeschreven in het register van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en die als zodanig bevoegd is tot het afgeven van een dergelijke verklaring. Die accountant dient bij het uitvoeren van haar of zijn werkzaamheden het als bijlage bij de ASV gevoegde controleprotocol, inclusief de daarin opgenomen modelverklaring, onverkort te volgen.

Artikel 16. Vaststelling subsidies van meer dan € 10.000

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven; wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Een besluit tot verdaging op grond van het tweede lid is appellabel (dit in tegenstelling tot een mededeling op grond van artikel 4:14 van de Awb dat de – eventueel verdaagde – termijn niet wordt gehaald). Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens worden verlangd die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de verantwoording; dit volgt uit de AVG.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling dienen te worden vastgelegd. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan een termijn in de ASV of de toepasselijke subsidieregeling wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn in relatie tot de daarmee te dienen belangen. Op grond van het eerste lid kan het college dan een andere termijn vaststellen.

 

Op grond van het tweede lid kan het college bovendien in een subsidieregeling een hardheidsclausule opnemen die ziet op nader in die subsidieregeling aangegeven bepalingen. Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of subsidieregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Artikel 19. Slotbepalingen

De inhoud van deze bepalingen spreekt voor zich.