Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020
CiteertitelSubsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpSubsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling STiP-banen Den Haag 2017

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/%27s-Gravenhage/323035/CVDR323035_3.html
  2. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/%27s-Gravenhage/615631/CVDR615631_4.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-07-202001-07-2020nieuwe regeling

07-07-2020

gmb-2020-177090

RIS305700 BSW/2020.42

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020

Toelichting

De gemeente Den Haag wil middels deze regeling 1.000 extra (additionele) arbeidsplaatsen realiseren en wenst daarmee een extra impuls voor werkgelegenheid te geven voor met name mensen in de bijstand met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, die aan de onderkant van de arbeidsmarkt op zoek zijn naar werk. De regeling moet worden beschouwd als een re-integratie instrument als bedoeld in de Re-integratieverordening Participatiewet Den Haag 2015 en de Beleidsregels re-integratie Den Haag 2016.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014;

  • -

    en artikel 1.6 van de Verordening gelijkstelling onderwijs Den Haag 2019;

 

besluit:

 

vast te stellen de Subsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020.

 

Hoofdstuk 1Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

 

ASV

Algemene subsidieverordening Den Haag 2014;

college

college van burgemeester en wethouders van Den Haag

 

(semi)collectieve sector

organisaties met een maatschappelijke doelstelling gericht op welzijn van burgers; publiekrechtelijke lichamen en sociale verzekeringsinstellingen; overige organisaties waarvan de uitgaven grotendeels uit publieke middelen worden bekostigd;

STiP-baan

Sociaal Traject in Perspectief-baan, zijnde een (additionele) baan voor een bijstandsgerechtigde, die op voordracht van het college een dienstverband krijgt met behulp van subsidie op grond van deze regeling.

 

Artikel 1:2. Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 2:1 bedoelde activiteiten.

 

Hoofdstuk 2 De activiteiten en de doelgroep

 

Artikel 2:1. Activiteiten

  • 1.

    De subsidie wordt uitsluitend verleend voor het creëren van STiP-banen ten behoeve personen die een uitkering van de gemeente Den Haag op grond van de Participatiewet ontvangen. De aanvrager van de subsidie gaat met de door het college voorgedragen persoon een dienstverband, met een door het college bepaalde omvang, voor de duur van een jaar aan.

  • 2.

    Het doel dat met de verstrekte subsidie wordt nagestreefd is het vergroten van kansen op de reguliere arbeidsmarkt voor mensen met een bijstandsuitkering.

  • 3.

    De koppeling met het na te streven achterliggende maatschappelijke doel is het bevorderen van zelfredzaamheid en uitkeringsonafhankelijkheid

 

Artikel 2:2. Doelgroep

Subsidie op basis van deze subsidieregeling wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a. organisaties uit de (semi) collectieve sector;

  • b. schoolbesturen;

  • c. overige organisaties die een aantoonbaar actief arbeidsmarktgericht beleid voeren ten aanzien van het ondersteunen van bijstandsgerechtigden

 

Hoofdstuk 3 Subsidie voor subsidieaanvragers artikel 2:2 onder a en b

 

Artikel 3:1. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 835 euro per maand, indien sprake is van een dienstverband van 80% tot 100% van de in de betreffende branche gebruikelijke werkweek.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 835 euro per maand naar rato, indien sprake is van een dienstverband van minder dan 80% van de in de betreffende branche gebruikelijke werkweek.

 

Artikel 3:2. Duur van de subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt verleend voor de duur van het dienstverband tussen de subsidieaanvrager en de voorgedragen persoon met een maximum van twaalf maanden.

  • 2.

    De subsidie kan voor maximaal 12 maanden worden verlengd, indien:

    a. de subsidieaanvrager hiervoor een aanvraag indient; en

    b. naar het oordeel van het college voortzetting van de subsidie in het belang is van de re-integratie van de voorgedragen persoon is.

 

Hoofdstuk 4 Subsidie voor de subsidieaanvragers artikel 2:2 onder c

 

Artikel 4:1. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 500 euro per maand indien sprake is van een dienstverband van 80% tot 100% van de in de betreffende branche gebruikelijke werkweek.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 500 euro per maand naar rato, indien sprake is van een dienstverband van minder dan 80% van de in de betreffende branche gebruikelijke werkweek.

 

Artikel 4:2. Duur van de subsidie

De subsidie wordt verleend voor maximaal de duur van het dienstverband tussen de subsidie-aanvrager en de voorgedragen persoon als bedoeld in artikel 2:1, met een maximum van twaalf maanden.

 

Hoofdstuk 5 Besluitvorming subsidie

 

Artikel 5:1. Bij aanvraag in te dienen gegevens

In afwijking van het tweede lid van artikel 8 van de Algemene Subsidieverordening legt de aanvrager de volgende gegevens over:

  • a. de naam en de relevante persoonsgegevens van de persoon waarmee de aanvrager een dienstverband als bedoeld in artikel 2:1 voornemens is aan te gaan;

  • b. de aard, omvang en duur, het loon en de beoogde ingangsdatum van het dienstverband.

 

Artikel 5:2. Aanvraagtermijn

Een aanvraag om subsidie wordt, in afwijking van artikel 9, derde lid, van de Algemene subsidieverordening, ingediend binnen acht weken nadat het dienstverband als bedoeld in artikel 2:1, is ingegaan.

 

Artikel 5:3. Beslistermijn

Het college beslist, in afwijking van artikel 10, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag om subsidie is ingediend.

 

Artikel 5:4. Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt voor de periode van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2022 een subsidieplafond van 15 miljoen euro.

  • 2.

    Het college kan de hoogte van het subsidieplafond wijzigen in de periode als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen inzake het bepaalde in deze regeling.

 

Artikel 5:5. Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van indiening bij burgemeester en wethouders, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Als de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van indiening van de aanvraag de datum waarop de herziene aanvraag is ontvangen.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders op de dag dat het subsidieplafond wordt bereikt, meer dan één aanvraag ontvangen, stellen zij de onderlinge rangschikking van die aanvragen vast door middel van loting.

 

Artikel 5:6. Aanvullende weigeringsgrond

Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 11, eerste en tweede lid, van de Algemene subsidieverordening kan subsidie worden geweigerd als

  • a. de aanvraag niet tijdig is ingediend en deze niet reeds op grond daarvan buiten behandeling is gesteld;

  • b. de aanvrager reeds subsidie ontvangt of heeft aangevraagd voor dezelfde activiteiten op grond van een andere regeling;

  • c. de werknemer, binnen het dienstverband, niet tenminste het wettelijk minimumloon behorende bij de betreffende omvang van het dienstverband, dan wel het in de branche toepasselijke CAO-loon behorende bij de betreffende omvang van het dienstverband verdient;

  • d. de dienstbetrekking tot verdringing leidt;

  • e. de subsidieverstrekking tot ongeoorloofde staatssteun leidt.

 

Artikel 5:7.Weigering beëindiging, intrekking, wijziging

Onverlet het bepaalde in de Algemene subsidieverordening Den Haag 2014 kan het college de subsidie weigeren, beëindigen, intrekken of ten nadele van aanvrager wijzigen indien:

  • a. naar het oordeel van het college de normen van het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7: 611 BW door aanvrager niet of onvoldoende in acht worden genomen;

  • b. naar het oordeel van het college de subsidie niet langer noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling of daaraan niet blijkt bij te dragen;

  • c. naar het oordeel van het college de subsidie anderszins niet langer noodzakelijk is.

 

Hoofdstuk 6 Vaststelling en betaling

 

Artikel 6:1.Ambtshalve vaststelling subsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de subsidie op basis van deze regeling ambtshalve vast.

  • 2.

    De vaststelling vindt plaats na elke twaalf maanden, dan wel zoveel eerder als het dienstverband als bedoeld in artikel 2:1 is beëindigd.

  • 3.

    Bij vroegtijdige beëindiging van het dienstverband wordt de subsidie naar rato van het aantal maanden vastgesteld.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

 

Artikel 7:1. Hardheidsclausule

Het college kan een artikel of artikelen van deze regeling buiten toepassing laten, of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het doel van de regeling, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 7:2. Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020.

 

Artikel 7:3. Intrekking

De Subsidieregeling Stip-banen Den Haag 2017 wordt ingetrokken.

 

Artikel 7:4. Overgangsrecht

  • 1.

    Op aanvragen voor subsidie, die voor of op de dag van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend en waarop nog niet is besloten door het college, is de Subsidieregeling Stip-banen Den Haag 2017 van toepassing, indien dit voor de aanvrager gunstiger is.

  • 2.

    De Subsidieregeling STIP-banen Den Haag 2017 blijft van toepassing op bezwaarschriften tegen een op grond van de Subsidieregeling STIP-banen Den Haag 2017 vastgesteld besluit.

 

Artikel 7:5. Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling STiP-banen Den Haag 2020.

 

Den Haag, 7 juli 2020,

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris a.i.,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen

 

 

Algemene toelichting

In het coalitieakkoord ‘Samen voor de Stad’ 2019-2022 staat dat de STiP-banen (Sociaal Traject in Perspectief) worden voortgezet tot en met 2022. De STiP-banen zijn gesubsidieerde banen, die bedoeld zijn om mensen met een lage loonwaarde waardevolle werkervaring op te laten doen, waardoor ze meer perspectief krijgen. De subsidieregeling bestaat sinds 2017. In 2019 is de regeling geanalyseerd, in samenhang met het Werkoffensief +500. Een aantal bevindingen heeft destijds geleid tot wijziging van de regeling. Naar aanleiding van deze analyse is ook de aanbeveling gedaan om de regeling niet te beperken tot de (semi)collectieve sector. Daarmee wordt de mogelijkheid vergroot dat mensen vanuit de tijdelijke STiP-baan doorstromen naar een reguliere baan. Naar aanleiding van deze aanbeveling is de STiP-regeling aangepast en is de doelgroep verbreed naar organisaties buiten de collectieve sector, die een aantoonbaar actief arbeidsmarktgericht beleid voeren, ten aanzien van het ondersteunen van bijstandsgerechtigden.

 

De bedrijven hebben verschillende doelstellingen en daarom worden verschillende subsidiebedragen gehanteerd. De semi(collectieve sector) heeft een maatschappelijke doelstelling waarbij het uitgangspunt het welzijn van de burger centraal staat. De overige organisaties hebben een bedrijfsmatige doelstelling en hun uitgangspunt is om de productieve arbeid te vergroten en winst te maken. Dit betekent dat voor de overige organisaties een lager subsidiebedrag van 6.000 euro is vastgesteld in plaats van 10.000 euro, omdat zij gecompenseerd worden door de extra inkomsten vanuit de geleverde arbeid van de kandidaat. Bij de selectie van de kandidaten is hier al aandacht voor. Bij kandidaten in de overige organisaties worden hogere eisen geëist in het selectieproces, omdat de werkzaamheden sterk vergelijkbaar zijn met reguliere arbeid. Dit betekent dat van de kandidaten meer verwacht wordt en de kandidaten hogere productiviteit leveren in vergelijking met kandidaten in de semi(collectieve) sector.

 

Ook is alleen verlenging mogelijk bij organisaties in de (semi)collectieve sector, maar niet bij de overige organisaties

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2:1,eerste lid

De subsidie is bestemd voor kosten in verband met het creëren van een STiP-baan voor een door het college voorgedragen bijstandsgerechtigde. De subsidie is bedoeld om (een deel van) de werkgeverslasten te dekken, die overblijven, na de inzet van wettelijke instrumenten uit de Participatiewet en fiscale regelingen.

 

Artikel 3:1 en 4:2,eerste en tweede lid

Voor de (semi)collectieve sector bedraagt de subsidie maximaal 835 euro per maand. Voor overige organisaties bedraagt de subsidie maximaal 500 euro per maand. De duur van de arbeidsovereenkomst is twaalf maanden, waardoor de totale verleende subsidie op jaarbasis (bij een omvang van minimaal 80% van de gebruikelijke werkweek) 10.000 euro bedraagt voor de semicollectieve sector en of 6.000 euro voor overige organisaties.

 

Het subsidiebedrag bij overige organisaties is lager vastgesteld, omdat de bedrijven gecompenseerd worden door de geleverde arbeid van de kandidaten. Van de kandidaten bij de overige organisaties kan meer verwacht worden en leveren een hogere productiviteit dan kandidaten in de (semi)collectieve sector. In het selectieproces is hier aandacht voor, omdat het traject moet aansluiten op de capaciteiten van de kandidaten. Voor de werkgevers betekent dit een verschil in hoogte van de subsidie.

 

Het uitgangspunt is een omvang van de werkweek van 80%. De ondergrens van de omvang voor de dienstbetrekking waarvoor de subsidie wordt verleend is gesteld op minimaal vierentwintig uur per week (zijnde 1248 uur per jaar). Deze omvang geeft de werkgever recht op een loonkostenvoordeel. Subsidies vanaf 10.000 euro kunnen verleend worden in de vorm van een zogenoemde budgetsubsidie (Algemene subsidieverordening, begripsomschrijvingen). Bij budgetsubsidies is maandelijkse bevoorschotting van 100% van het maandelijkse subsidiebedrag mogelijk op grond van artikel 14 tweede lid van de Algemene subsidieverordening.

 

Artikel 3:2, eerster en tweede lid en 4:2

De subsidie kan voor de duur van maximaal 12 maanden worden verleend. Voor organisaties vermeld onder art. 2.2 onder a en b is verlenging met nog eens maximaal één jaar mogelijk mits de verlenging naar het oordeel van het college in het belang is voor de (verdere) re-integratie van de betreffende persoon. Binnen de collectieve sector kan het dienstverband nog voor één jaar worden verlengd, omdat de kandidaten worden voorbereid op regulier werken in de vrije markt. Het einddoel van de regeling is om kandidaten voor te bereiden op werkzaamheden buiten de organisatie. Dit vraagt dus meer inspanning van de kandidaat en dus ook een langere begeleidingsduur. Daarom kan de subsidieduur alleen bij de semi(collectieve sector) worden verlengd. Kandidaten die bij de overige organisaties werkzaam zijn hebben, gekoppeld met loonkostensubsidie en een no-risk polis, uitzicht op een dienstverband bij de desbetreffende werkgever. Uit de praktijk blijkt dat deze kandidaten voldoende hebben aan een subsidie van 12 maanden.

 

Artikel 5:1

In dit artikel is afgeweken van artikel 8 van de Algemene subsidieverordening. De subsidie-aanvrager dient op de STiP-subsidieregeling toegesneden gegevens te overleggen.

 

Artikel 5:2

Door de aanvraagtermijn op uiterlijk (dus niet later dan) acht weken na aanvang van de dienstbetrekking te stellen, kan de betrokken persoon sneller in dienst en dus uit de uitkering komen. Dit is in het voordeel van betrokken persoon.

 

Artikel 5:3

Door de beslistermijn binnen zes weken na aanvraag te stellen is er sneller zekerheid voor de subsidie-aanvrager.

 

Artikel 5:4, eerste lid

Het subsidieplafond geldt vanaf het jaar 2020 en loopt door tot en met het jaar 2022. Hierbij wordt uitgegaan van een uitloop van maximaal een jaar voor subsidies die in de zomer of eind 2019 zijn toegekend.

 

Artikel 5:6, onder d en e

Het college toetst vóór het nemen van het besluit op de aanvraag tevens of er sprake is van ongeoorloofde staatsteun en verdringing van reguliere arbeid.

 

Artikel 5:7,

In de praktijk blijkt dat er enkele werkgevers zijn, die meer oog hebben voor het organisatiebelang dan voor de ontwikkeling van de STiP-werknemer. In voorkomende gevallen zou het mogelijk moeten zijn om de subsidie stop te zetten. Het uitgangspunt moet zijn dat de deelnemer er beter van wordt.

 

Artikel 6:1, eerste lid

Art 20 , vijfde lid van de Algemene Subsidieverordening geeft de ruimte om de subsidie vast te stellen zonder dat eerst een aanvraag door de subsidieontvanger voor (definitieve) subsidievaststelling nodig is.

Op grond van de Algemene Subsidieverordening kan bij een budgetsubsidie de subsidie in maandelijkse voorschotten worden betaald. In de subsidiebeschikking aan de subsidie-aanvrager wordt de bevoorschotting geregeld, zijnde 835 euro voor de (semi)collectieve sector of 500 per maand voor marktpartijen.