Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zaanstad

Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZaanstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven
CiteertitelGemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad 2020-2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet milieubeheer
  2. Waterwet
  3. Gemeentewet
  4. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
  5. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=LEGISSUM%3Al28002b
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-07-2020Nieuwe regeling

02-07-2020

gmb-2020-174046

2020/12044

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeentelijk Rioleringsplan Zaanstad (Zaanstreek-Waterland) 2020-2024 Samen water Ruimte geven

INHOUDSOPGAVE

 

 

SAMENVATTING

1 INLEIDING

1.1 Gezamenlijk optrekken met een nieuw GRP

1.2 Context van het GRP

1.3 Leeswijzer

2 TOEKOMSTVISIE

2.1 Trends en ontwikkelingen 1

2.2 Zaanstreek-Waterland rond 2050

2.3 Gidsprincipes, handvatten voor toekomstig stedelijk waterbeheer

3 AMBITIES EN STRATEGIE

3.1 Inleiding

3.2 Doelen

3.3 Ambities

3.4 Regionale strategieën

3.4.1 Hemelwaterzorg

3.4.2 Afvalwaterzorg

3.4.3 Grondwaterzorg

3.4.4 Operationele samenwerking

3.5 Verdiepende strategie Zaanstad

3.5.1 Klimaatadaptatie – wateroverlast door extreme neerslag

3.5.2 Anticiperen op intensieve verstedelijking

3.5.3 Ongerioleerde eigendommen

3.5.4 Sanering ongewenste leidingen

3.5.5 Rioolaansluitingsverordening

4 UITVOERINGSPROGRAMMA

5 BENODIGDE MIDDELEN

5.1 Inleiding

5.2 Personele middelen

5.3 Financiële middelen

 

BIJLAGEN

BIJLAGE A WETGEVING EN BELEID

BIJLAGE B TERUGBLIK

BIJLAGE C HUIDIGE SITUATIE

BIJLAGE D ONDERBOUWING FINANCIËN

BIJLAGE E RESULTATEN PUBLIEKSPEILING

SAMENVATTING

 

Met de blik vooruit…

Voor u ligt het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de gemeente Zaanstad voor de periode 2020-2024. Dit plan bestaat uit een regionaal deel, dat door alle gemeenten in Zaanstreek-Waterland samen met hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is opgesteld. Daarnaast heeft het een gemeentespecifiek deel met een terugblik op de afgelopen vijf jaar en een raming van kosten en heffingen. Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) is een goed planinstrument om mee te kunnen bewegen met de veranderingen om ons heen. Zo is er bijvoorbeeld sprake van verandering in wetgeving, meer extreme neerslag door klimaatverandering, een veranderende verhouding tussen overheid en bewoner en een grotere focus op doelmatig beheer. Door toekomstige ontwikkelingen af te zetten tegen de huidige situatie ontstaat een opgave. In dit GRP brengen we deze opgave voor de komende planperiode in beeld en laten we zien op welke strategische wijze we hier invulling aan geven.

Luchtfoto gemeente Zaanstad (Bron: Beeldbank Zaanstad)

 

…de volksgezondheid en veiligheid voorop…

De zorg voor riolering draagt bij aan een gezonde leefomgeving en is uitgewerkt in zorgplichten. Volgens deze zorgplichten draagt de gemeente, vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid, zorg voor een doelmatige inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van afvalwater, hemelwater (regenwater) en grondwater. De kans op overlast moet hierbij worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen. Voor de grondwater en hemelwaterzorgplicht, geldt deze verantwoordelijkheid alleen indien de bewoner niet zelf op eigen terrein het hemel- en grondwater doelmatig kan verwerken.

 

…en de focus op klimaatverandering, technologie, waterrobuustheid en participatie…

Door klimaatverandering krijgen we vaker en langer te maken met zowel hevige buien als perioden van droogte. De gevolgen van extreme neerslag en droogte uiten zich in materiële, economische en volksgezondheidsschade. Door de openbare ruimte waterrobuust in te richten, brengen we het water naar plekken waar het minder overlast geeft of langer kan worden vastgehouden. Bijvoorbeeld naar tijdelijke bergingsplekken in het groen, oppervlaktewater of andere voorzieningen met een lage economische waarde. Door mee te koppelen met andere ruimtelijk-economische ontwikkelingen in de openbare ruimte zijn de benodigde extra financiële inspanningen in te perken en kan tevens een positieve bijdrage worden geleverd aan een leefbare omgeving.

 

Ontwikkelingen in de waterketen richten zich qua duurzaamheid op energie- en warmteterugwinning en emissiebeperking van schadelijke stoffen. Zo worden bijvoorbeeld steeds vaker microverontreinigingen als medicijnresten en hormonen in het watersysteem gevonden. Samen met het hoogheemraadschap, producenten en gebruikers moeten we hier een antwoord op zien te vinden.

 

In het Bestuursakkoord Water Zaanstreek-Waterland (2014) hebben we de doelstelling opgenomen om het beheer van de afvalwaterketen uit te voeren tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. In het kader daarvan streven we samen met het hoogheemraadschap naar het minimaliseren van regenwateraanvoer op de zuivering. Dit bespaart transport- en energiekosten, draagt positief bij aan het zuiveringsrendement en ontlast het afvalwatersysteem en de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI).

 

Voor een betrouwbaar en toekomstbestendig systeem is het de komende jaren noodzakelijk om riolen te vervangen en waar nodig verhard oppervlak af te koppelen. Rioolvervanging en wegrenovaties grijpen we aan om de buitenruimte waterrobuust in te richten en. Om de leefomgeving te kunnen verbeteren maken we vaker werk met werk en gaan we wijkgericht te werk.

 

Omdat er niet alleen in het openbare gebied maar ook op particulier terrein nog veel kansen liggen om verhard oppervlak af te koppelen zetten we in op actieve participatie van bewoners en bedrijven. Bewoners en bedrijven moeten zich dan wel bewust zijn van de gevolgen van klimaatverandering, de toename van extreme neerslag en de rol die zij zelf kunnen spelen om overlast en schade te voorkomen.

 

Wonen aan de Zaan (Bron: Beeldbank Zaanstad)

 

…enkele aandachtspunten…

Uit de evaluatie blijkt dat we als gemeente Zaanstad goed op koers liggen met het uitvoeren van plannen. Bijna alle beheer- en onderhoudsmaatregelen zijn conform plan uitgevoerd. Verder is er een daling van het aantal meldingen van verstopte kolken en waterplassen op straat. Het feit dat we goed op schema liggen met het vervangen van riolen en bijgaande herinrichtingen heeft hieraan bijgedragen. Bovendien hebben we bouwstenen ontwikkeld ter bepaling van het beschermingsniveau en benodigde maatregelen in de komende planperiode en een slag gemaakt in het duurzaam omgaan met grondstoffen. In het algemeen gebruiken we duurzame materialen (zoals beton), hierbij volgen we ontwikkelingen op de markt. Er zijn ook aandachtspunten naar voren gekomen. In de komende periode moeten we goed anticiperen op de woningbouwopgave die onze gemeente staat te wachten. Dat heeft op allerlei vlakken (ruimtelijk en sociaal-maatschappelijk) gevolgen waarop geanticipeerd moet gaan worden, waaronder de capaciteit van het vuilwaterstelsel. Een ander aandachtspunt voor de komende planperiode is het saneren van ongewenste leidingen en de analyse van grondwatermetingen. Tot slot dienen we onze aansluitverordening in de komende periode te actualiseren.

 

…koersen we verder…

Met de zorg voor een doelmatige en duurzame inzameling en transport van afvalwater, een doelmatige verwerking van overtollig hemelwater en een ontwatering die de bestemming van een gebied niet structureel belemmert, dragen we bij aan de algemene doelen van de riolering en het oppervlaktewater.

 

We beschermen de volksgezondheid, handhaven een goede en een gezonde leefomgeving en beschermen de natuur, het milieu en het oppervlaktewater. Randvoorwaarden hierbij zijn een moderne en flexibele bedrijfsvoering gericht op een optimale bediening van bewoners en bedrijven en een doelmatig beheer en goed gebruik van het riolerings- en stedelijk watersysteem.

 

…naar een robuust en doelmatig ingericht systeem…

Net als de andere gemeenten binnen de regio Zaanstreek-Waterland streven we bij de invulling van de zorgplichten riolering bij (grootschalige) nieuwbouw en herontwikkeling naar een sterk vooruitziende houding. Waar mogelijk anticiperen we bij elke ruimtelijke ontwikkeling op extreme buien. Hierdoor zal de inrichting van de openbare ruimte veranderen, er komt meer ruimte voor de (tijdelijke) opvang van water. Op locaties waar minder flexibiliteit bestaat streven we ernaar om zoveel mogelijk werken met elkaar te combineren. Dit doen we door continu de optimale balans te zoeken tussen kosten, risico’s en prestaties.

 

Rioolwerkzaamheden gemeente Zaanstad (Bron: Beeldbank Zaanstad)

 

…tegen aanvaardbare kosten.

Om te voldoen aan de doelen die we ons in dit GRP hebben gesteld voeren we als gemeente Zaanstad verschillende maatregelen uit. Via de rioolheffing wordt het benodigde geld bijeengebracht door de bewoners en bedrijven van onze gemeente.

 

Door van tevoren te sparen, proberen wij het activeren van investeringen zoveel mogelijk te voorkomen. Hiermee voorkomen we groeiende rentelasten en is de rioolheffing minder afhankelijk van veranderingen op financiële markten zoals renteveranderingen.

 

De gemiddelde rioolheffing tegen vast prijspeil kan de komende periode gelijk blijven, zie onderstaande tabel. Om een kostendekkende rioolheffing te behouden, dient rioolheffing jaarlijks te worden geïndexeerd op basis van de optredende inflatie.

 

Gepland heffingsverloop gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2024 (prijspeil 2019).

Jaar

Gemiddeld tarief per

(equivalente) heffingseenheid

Vast Prijspeil (2019)

Gemiddeld tarief per

(equivalente) heffingseenheid

Nominaal (inclusief indexatie)

2019

€ 284,41

€ 284,41

2020

€ 284,41

€ 288,68 (+1,5%)

2021

€ 284,41

€ 293,01 (+1,5%)

2022

€ 284,41

€ 297,40 (+1,5%)

2023

€ 284,41

€ 301,86 (+1,5%)

2024

€ 284,41

306,39 (+1,5%)

 

1 INLEIDING

 

Zaanstad wordt gekenmerkt door het natte veenweidegebied en de droogmakerijen die onder de zeespiegel liggen. Voor de steden en dorpen in de regio is de relatie met water daarom vanzelfsprekend, maar ook uitdagend. Vooruitkijken naar uitdagingen is essentieel in waterbeheer. Het GRP is een planinstrument om mee te kunnen bewegen met de trends en ontwikkelingen binnen dit domein.

 

Naast het inspelen op nieuwe ontwikkelingen hebben we de zorgplicht om onze rioolbeheertaken te blijven vervullen. De aanleg van riolering en afvalwaterzuivering heeft enorm bijgedragen aan de volksgezondheid. Hoewel we dit gegeven in de dagelijkse praktijk weleens dreigen te vergeten (we doen gewoon ons werk…) zullen we altijd hygiënisch verantwoord met gebruikt water om blijven gaan.

 

In dit GRP brengen we de opgave voor de komende planperiode in beeld en laten we zien op welke wijze we hier strategisch invulling aan geven.

 

1.1 Gezamenlijk optrekken met een nieuw GRP

De acht gemeenten binnen de samenwerkingsregio Zaanstreek-Waterland (Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zaanstad) en het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) werken sinds 2013 intensief samen op het gebied van stedelijk waterbeheer. Zij hebben de kaders voor het rioleringsbeleid voor de periode 2019-2024 gezamenlijk vormgegeven. De tekst van voorliggend GRP is voor de gemeente Zaanstad specifiek gemaakt en wijkt iets af van de beleidsstukken van de overige gemeenten in de samenwerkingsregio.

 

In het Bestuursakkoord Water Zaanstreek-Waterland (2014) is de doelstelling opgenomen om het beheer van de afvalwaterketen uit te voeren tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Hiermee worden kosten over de hele afvalwaterketen bedoeld, dus inclusief zuiveringskosten. Er is besloten het GRP gezamenlijk in de regio op te stellen om deze doelstelling te halen. Bovendien wordt op deze manier kostbare kennis met elkaar gedeeld. Het GRP kent ook een aantal gemeente specifieke onderdelen. De terugblik op de vorige planperiode, de beschrijving van de huidige situatie en de benodigde middelen zijn gemeente specifiek. Het uitvoeringsprogramma is een combinatie van activiteiten die uit het gezamenlijke deel van het GRP volgen en uit het gemeente-specifieke deel.

Figuur 1 - Kaart van de huidige bestuurlijke indeling van de regio Zaanstreek-Waterland. (Bron: Jan Willem van Aalst, CC4.0)

 

1.2 Context van het GRP

Dit GRP is een plan dat de invulling van de natte zorgplichten van de gemeente Zaanstad vastlegt. Als gemeente hebben we de wettelijke taak om zorg te dragen voor de inzameling, verwerking en het transport van afval-, hemel-, en grondwater. Deze zorg is uitgewerkt in drie afzonderlijke zorgplichten (zie Bijlage A). Voor het GRP van Zaanstad is gekozen voor een geldigheidsduur van vijf jaar: 2020‐2024.

De riolering, één van de voorzieningen om afval-, hemel-, en in sommige gevallen grondwater af te voeren, ligt echter veel langer dan deze planperiode onder de grond. Om deze reden is dit GRP opgesteld met een doorkijk over de gehele levensduur van de riolering. De rioolheffing en de lange termijn doelstellingen zijn gebaseerd op deze doorkijk, om zo te komen tot een doelmatige invulling van de gemeentelijke zorgplichten, tegen zo laag mogelijke lasten voor de bewoner.

 

We gebruiken het GRP als planinstrument om nu en in de toekomst aan de gemeentelijke zorgplichten te kunnen voldoen. Het GRP vervult hiermee vier hoofdfuncties:

1. Kader gemeentelijke zorgplichten

overzicht beleidskeuzes en financiële consequenties ten aanzien van stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater.

2. Externe afstemming

met de waterpartners en de relatie met bewoners en bedrijven.

3. Interne afstemming

met andere vakdisciplines binnen de gemeentelijke organisatie.

4. Continuïteit en voortgangsbewaking

vanwege de relatief lange levensduur van stedelijk watervoorzieningen is een lange termijn aanpak essentieel

 

Als gemeente zijn we niet de enige speler in de afvalwaterketen en het watersysteem. Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een belangrijke partner in afvalwaterbeheer en nauw betrokken bij het opstellen van dit GRP. Om invulling te geven aan de doelstellingen uit dit GRP is een sterke interactie met en betrokkenheid van bewoners en bedrijven nodig.

 

Er zijn twee dominante (en parallele) ontwikkelingen die directe aanleiding geven om deze planperiode verder te kijken dan de traditionele invulling van de gemeentelijke watertaken. Dit is ten eerste de discussie rondom de klimaatbestendige en waterrobuuste stad 2050, voortgekomen uit de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie. Vanuit die opgave ligt de focus van dit GRP op het onderdeel extreme wateroverlast.

Ten tweede is dit de komst van de Omgevingswet in 2021, die de vorming van een integrale omgevingsvisie verplicht stelt.

 

Met het in werking treden van de Omgevingswet in 2021 wordt het GRP (voor de uitwerking van de gemeentelijke watertaken en als onderbouwing van de rioolheffing) als bouwsteen opgenomen in de omgevingsvisie, het omgevingsplan en het omgevingsprogramma.

 

1.3 Leeswijzer

In dit GRP staat de visie van de gemeente Zaanstad op de toekomstige inrichting centraal in hoofdstuk 2. Deze visie vormt de stip op de horizon voor de planperiode en vormt de basis voor een lange termijnstrategie. Om vanuit de visie de vertaling naar de komende planperiode te maken wordt het ambitieniveau voor beleid in hoofdstuk 3 benoemd. De bijbehorende strategieën en de specifieke aandachtspunten voor Zaanstad zijn ook uitgewerkt in dit hoofdstuk. De gemeenschappelijke regio-activiteiten zijn samen met de gemeente-specifieke activiteiten opgenomen in hoofdstuk 4, het uitvoeringsprogramma. Het GRP sluit af met de benodigde middelen om de activiteiten uit te kunnen (blijven) voeren.

 

De evaluatie van de vorige planperiode en de beschrijving van de huidige situatie zijn in de bijlagen B en C opgenomen. In bijlage E staan de resultaten van de publiekspeiling in de regio.

 

2 TOEKOMSTVISIE

2.1 Trends en ontwikkelingen

Om beleid te kunnen maken is het goed te weten welke trends en ontwikkelingen invloed hebben op de drie zorgplichten en de bedrijfsvoering daar omheen. Zo krijgen we een beeld hoe de toekomst eruit kan zien vanuit het oogpunt van de waterketen en kunnen we van daaruit denken aan de stappen die we in deze planperiode moeten zetten.

 

Technologie en duurzaamheid

Met de wereldwijde ambities op het gebied van verduurzaming groeit de noodzaak van een transitie naar een circulaire economie. Hierin worden nieuwe verbindingen in productieprocessen tussen bijvoorbeeld water, landbouw en energie gezocht om kringlopen te sluiten en het hergebruik van rest- en afvalstoffen mogelijk te maken. Productieprocessen worden niet alleen efficiënter, maar hebben ook een minder grote negatieve impact op mens en natuur. In de afvalwaterketen wordt nu al volop geëxperimenteerd met circulariteit (Figuur 2 laat een aantal mogelijkheden zien). Zo is hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier al bezig om biogas uit afvalwater te winnen. En op de zuivering Beemster is een fijnzeefinstallatie geïnstalleerd, die zwevende stof verwijderd uit het afvalwater. Zo wordt cellulose, het hoofdbestanddeel van wc-papier, teruggewonnen. Door de circulaire economie wordt de bewoner naast consument ook leverancier van grondstoffen. In het ideale geval zal er dankzij vergaande vormen van hergebruik in de toekomst geen afvalwater meer bestaan. Mogelijk wordt afvalwater dan op lokale schaal -in huis of in de wijk- verwerkt naar waardevolle grondstoffen. Bestaande en nieuwe energiebesparingstechnieken, zoals bijvoorbeeld energieterugwinning uit warm douchewater, gaan in de toekomst ook een grotere rol spelen.

Figuur 2 – Mogelijkheden voor het optimaliseren van de afvalwaterketen. (Bron: Visiebrochure Afvalwaterketen tot 2030, Agentschap NL & Unie van Waterschappen)

 

De digitalisering brengt eveneens nieuwe kansen. De stad wordt steeds ‘slimmer’ doordat allerlei voorzieningen gebruiksdata genereren en in verbinding komen met informatienetwerken. Door meer te meten, slimmer te monitoren en steeds betere gebruiksvoorspellingen, worden beheerders in staat gesteld het beste uit bestaande systemen te halen. Zo kunnen zij inspelen op de behoeftes van de bewoner, bijvoorbeeld door verkeer om te leiden als er ergens veel water op straat is.

 

Klimaatverandering

Volgens het KNMI zijn de weersextremen van nu in de toekomst het nieuwe normaal (Figuur 3).

Figuur 3 - Inschatting van de schade over een periode van 50 jaar die maximaal toerekenbaar is aan wateroverlast, hitte en droogte als gevolg van klimaatverandering in de bebouwde omgeving. (Bron: Deltares, 2012)

 

Het veranderende klimaat brengt grote uitdagingen met zich mee voor de hemelwater- en grondwaterzorg. Zaanstad is er misschien tot nu toe redelijk goed vanaf gekomen, maar om ons heen zien we dat de extreme regenbuien steeds intenser en frequenter worden, met veel overlast en schade tot gevolg. Ook het vasthouden van het gewenste grondwaterpeil wordt moeilijker tijdens periodes van droogte die onder invloed van klimaatverandering langer zullen duren. In Zaanstad is dit door bodemdaling extra lastig. Een te laag grondwaterpeil kan problemen zoals paalrot en verzakking van infrastructuur en panden veroorzaken. Ook een te hóge grondwaterstand is niet wenselijk in het stedelijk gebied: dit veroorzaakt schade in huis en ongezonde situaties door optrekkend vocht langs de muren, of wateroverlast in kelders en kruipruimtes. Figuur 3 geeft een indicatie van de verwachte schade door klimaatverandering in de stad. Een ander gevolg van droogte is waterschaarste (landbouw, drinkwater). Het zal een uitdaging worden om efficiënter met ons water om te gaan.

 

Omdat het aantal warme dagen toeneemt wordt hittestress ook een probleem, vooral insteden met weinig groen en veel verharding. Tegenwoordig zijn er al gevallen bekend waarbij de temperatuur in de stad 7° Celsius hoger uitviel dan in het omringende landelijk gebied. Vooral bij kwetsbare groepen zoals ouderen kan dit voor bedreigende situaties zorgen.

 

Het besef groeit dat waterover- en onderlast niet langer zijn op te lossen door het aanpassen van de riolering. Om extreme buien doelmatig te verwerken moet de hele buitenruimte ingezet worden. Een groen-blauwe stad is bovendien beter bestand tegen periodes van droogte en hitte.

 

Figuur 4 – Ontwikkeling van de neerslagstatistiek van een extreme bui. Waar rond 1950 een bui van 40 mm in één uur als extreem (T=100) werd gezien, zal dit in de toekomst rond de 90 mm per uur of zelfs nog hoger liggen. (Bron: stichting RIONED)

 

Ruimtelijke adaptatie en participatie

Stedelijke wateropgaven worden steeds vaker integraal opgepakt en verweven met andere ruimtelijke ontwikkelingen, we kunnen de stad immers niet in een keer klimaatbestendig en waterrobuust maken. Er is een transitie nodig naar een situatie waarin investeringen in groen, water, wegen en (her)ontwikkeling worden gecombineerd om de klimaatbestendigheid, veiligheid, kwaliteit en gezondheid van de stad te verbeteren en betaalbaar te houden. Zeker met de toekomstige woningbouwopgave van meer dan 30.000 woningen in de hele regio op het oog, liggen er in Zaanstad volop kansen om ruimtelijke adaptatie een goede plek te geven.

 

De Nederlandse overheden hebben de gezamenlijke ambitie om het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de stad uiterlijk in 2020 onderdeel van beleid en handelen te laten zijn. Om deze ontwikkeling een impuls te geven is in het najaar van 2017 het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie gelanceerd. Dit Deltaplan heeft alle overheden tussendoelen meegegeven om de genoemde ambitie voor 2020 te halen. De belangrijkste tussendoelen zijn het in beeld brengen van klimaatkwetsbaarheden, het opstellen van een klimaatadaptatiestrategie aan de hand van een risicodialoog en het opstellen van een uitvoeringsagenda.

 

In het Deltaplan wordt ook om aandacht gevraagd voor het meekrijgen van bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties bij het klimaatbestendig maken van steden en dorpen. Aangezien zestig tot zeventig procent van de bebouwde omgeving in handen is van deze private partijen, is hun inbreng van groot belang. Tegenwoordig worden de eerste pogingen gedaan om bewoners en bedrijven bewust te maken, te verleiden en soms te verplichten om hun eigendom klimaatbestendiger in te richten. In de toekomst zullen we dit steeds vaker gaan zien, bijvoorbeeld in de vorm van publiekscampagnes om bewoners te verleiden tegels in de tuin te vervangen door beplanting of in de verre toekomst misschien door waterzakken in kruipruimtes aan te brengen voor extra waterberging.

 

De komst van de Omgevingswet vraagt ook om een nieuwe omgang met de bewoner. Participatie krijgt een groter belang in het nieuwe planvormingsproces. In de Omgevingswet wordt een veelvoud aan planvormen en regels samengepakt in de omgevingsvisie en de omgevingsplannen. Voor bewoners en bedrijven worden de regels en procedures voor ruimtelijke projecten hiermee inzichtelijker en eenvoudiger.

Figuur 5 – Een overstroomd parkeerterrein in Edam-Volendam na een zware regenbui. De straten, tuinen en woningen blijven droog. (Bron: gemeente Edam-Volendam)

 

2.2 Zaanstreek-Waterland rond 2050

Stel dat we de ontwikkelingen en trends rond stedelijk waterbeheer doortrekken naar de verre toekomst, hoe zou Zaanstreek-Waterland er dan idealiter uit kunnen zien? In de navolgende beschrijving is de regio vanuit het jaar 2050 beschreven.

 

“Het is 2050 en Zaanstreek-Waterland is een bruisende regio waar grootstedelijke dynamiek en landelijke rust beiden binnen handbereik zijn. De grote trek van inwoners uit Amsterdam naar de steden en dorpen in de regio is opgevangen door nieuwe waterrobuuste wijken te bouwen en het bestaande stedelijk gebied duurzaam her in te richten. De inwoners zijn blij dat het karakter van de streek daarbij is versterkt. Stad en platteland zijn in harmonie verbonden door het historisch watersysteem dat voor zover mogelijk weer in ere is hersteld. Het stedelijk gebied is weer doorweven met water, waar afgekoppeld regenwater via groene wateropvangplaatsen naar kan afvloeien.

 

De regio hecht nog steeds veel waarde aan een goede waterkwaliteit. Het is een van de pijlers onder de hoge kwaliteit van leefomgeving en in de zomermaanden genieten inwoners en toeristen hier dagelijks van. Er is dan ook veel aandacht besteed aan het beperken van microverontreinigingen. Medicijnresten en hormonen worden uit het systeem gehaald op de plek waar dat het meest doeltreffend is.

 

Met het sluiten van energie- en grondstofkringlopen voorziet de regio grotendeels in haar eigen behoeften en wordt er door de inwoners en bedrijven efficiënt gebruik gemaakt van hun eigen middelen. Afval heeft waarde in Zaanstreek-Waterland. Belangrijke stoffen als fosfaat, cellulose en alginaat worden teruggewonnen. Deze stoffen worden hergebruikt, bijvoorbeeld als meststoffen in de landbouw of als bioplastics. Daarnaast wordt in alle moderne panden energie uit afvalwater teruggewonnen via warmtewisselaars. Door de circulaire economie is de verantwoordelijkheid voor afvalwater in de afgelopen dertig jaar veranderd. De rolverdeling binnen de zorgplicht afvalwater tussen waterschap, gemeente en bewoner is recentelijk veranderd.

Figuur 6 – Uitzicht over de Sluisbrug in Nauerna (Bron: Beeldbank Zaanstad)

 

In een regio, die wordt gekenmerkt door het venige landschap en bodemdaling, wordt ongewenste wateroverlast en -onderlast zo veel als mogelijk geminimaliseerd. Bewoners en bedrijven zijn zich bewust van hun rol bij de verwerking van hemel- en grondwater en dragen met hun waterbewust gedrag bij aan een goed functionerend riool en een waterrobuuste buitenruimte.

 

Bij extreme buien wordt het teveel aan regenwater vastgehouden in tuinen, parken, waterpleinen en in bergingsvoorzieningen, bijvoorbeeld in parkeergarages of op de groene daken waarvan bijna elk gebouw voorzien is. Schade aan panden door wateroverlast komt, mede dankzij deze ingrepen, nauwelijks meer voor. In enkele gemeenten was het nodig om aan de stadsranden extra waterbuffers aan te leggen als aanvulling op de beperkte bergingscapaciteit binnen de bebouwde kom. Bij de ontwikkeling van deze retentiegebieden is de combinatie met recreatie en natuurontwikkeling weer succesvol opgezocht – zoals al decennia eerder gedaan werd in het Twiske.

 

De laatste jaren is het weer steeds onstuimiger geworden. Incidenteel viel er lokaal zoveel regen in één keer dat de bergingsvoorzieningen te kort schoten en het water in de buitenruimte overstroomde. Gelukkig was alle vitale infrastructuur aangepast op deze situatie en werd grote schade voorkomen. Ook scholen, ziekenhuizen en bejaardentehuizen zijn beter beschermd en bleven tijdens het extreme weer goed bereikbaar.”

 

2.3 Gidsprincipes, handvatten voor toekomstig stedelijk waterbeheer

De gidsprincipes laten zien hoe we op lange termijn idealiter willen omgaan met afvalwater, hemelwater en grondwater. De gidsprincipes zijn een vertrekpunt voor acties die we bovenop onze standaard activiteiten kunnen ondernemen. Aan de basis van deze principes staan vaak nieuwe technieken, concepten en opvattingen die in de trends en ontwikkelingen zijn beschreven. De realiteit dwingt ons om flexibel om te gaan met deze principes. De bestaande infrastructuur in het stedelijk gebied is nog lang niet afgeschreven en zal nog lange tijd haar functie behouden. Bij aanpassingen aan het rioolsysteem en andere ingrepen in de openbare ruimte houden we de gidsprincipes in het achterhoofd en passen we deze toe zolang dat doelmatig is. Stap voor stap werken we naar een situatie die steeds dichter bij het ideaalbeeld komt. Bij nieuwbouw hebben we de kans om het systeem van de grond af op te bouwen en vormen de gidsprincipes de blauwdruk voor stedelijk waterbeheer.

 

De gidsprincipes die we hanteren zijn:

 

We ontvlechten de waterstromen

Door waar mogelijk afvalwater en hemelwater gescheiden in te zamelen en te verwerken voorkomen we dat relatief schoon hemelwater met vuilwater vermengd wordt. Zo zorgen we voor een betere waterkwaliteit en wordt het afvoeren, zuiveren en het terugwinnen van energie en grondstoffen uit afvalwater efficiënter.

 

We verwerken hemelwater waar het valt

Om de toenemende extreme neerslag te verwerken zouden we ons rioolstelsel kunnen blijven verruimen. Een dure aangelegenheid die niet persé nodig is. We kiezen ervoor om waar mogelijk de buitenruimte in te zetten om op geschikte locaties water vast te houden en te bergen. Zo spreiden we de belasting op het rioleringssysteem. Door het aanleggen en herinrichten van parken, plantsoenen, daken en tuinen kunnen we de lokale bergingscapaciteit vergroten en kunnen we de kosten van ondergrondse infrastructuur beperken.

 

We zijn voorbereid op de weersextremen van de toekomst

De mate van extreme wateroverlast kent geen grenzen. Bij het inrichten van onze steden en dorpen houden we daarom zoveel mogelijk rekening met weersextremen die de ontwerpnormen van riool en buitenruimte overstijgen. Dat doen we door vitale infrastructuur zoals belangrijke wegen en kwetsbare functies en groepen zoals ouderenaanvullend te beschermen.

 

We integreren de waterrobuuste inrichting met andere ruimtelijk-economische ontwikkelingen van verschillende partijen

Aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering doen we stapsgewijs – onze steden en dorpen kunnen nu eenmaal niet in één keer op de schop. Door de mogelijke maatregelen vroeg op het netvlies te hebben geven we onszelf de ruimte om werk met werk te maken. Zo besparen we kosten en voorkomen we hinder voor bewoners.

 

We zien bewoners, bedrijven en organisaties als onmisbare bondgenoten voor een veilige en duurzame toekomst

De inbreng van bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties is onmisbaar voor een succesvolle waterrobuuste inrichting en duurzaam waterbeheer. Om wateroverlast te beperken kunnen we de bergingscapaciteit van zowel de openbare ruimte, als privétuinen, terreinen en daken inzetten. Het merendeel van het stadsoppervlak bestaat tenslotte uit private eigendommen.

 

We zien afvalwater als bron van energie

De relatief hoge temperatuur van het afvalwater kunnen we gebruiken om warmte uit het riool te winnen door riothermie. Douchewater-wisselaars kunnen ingezet worden in woningen om zoveel mogelijk thermische energie uit het afvalwater zo dicht mogelijk bij de bron terug te halen. Ook chemische energie kunnen we terugwinnen uit afvalwater door slib te vergisten bij de zuivering en daarmee biogas te produceren.

 

We gaan robuust om met ons systeem

Door het analyseren van kwaliteits- en meetgegevens hebben we inzicht in de toestand en het functioneren van ons systeem. Dit inzicht gebruiken we voor de uitvoering van risicogestuurd beheer. Door deze vorm van assetmanagement te integreren met het integraal beheer van de openbare ruimte (IBOR) kunnen we middelen en tijd besparen in de uitvoering van integrale (wijk-)projecten.

Figuur 7 - Aanleg van een gescheiden stelstel in Landsmeer (Bron: gemeente Landsmeer)

 

3 AMBITIES EN STRATEGIE

3.1 Inleiding

Om een bijdrage te leveren aan het toekomstbeeld zoals beschreven in het vorige hoofdstuk hebben we voor de komende planperiode een ambitie gesteld met bijbehorende strategieën. Ons ambitieniveau geeft aan in welke mate we onze toekomstvisie nastreven in deze planperiode. De strategieën geven invulling aan de vraag hoe we dat gaan doen.

 

3.2 Doelen

De algemene doelen van de riolering - bescherming van de volksgezondheid, handhaving van een goede en een gezonde leefomgeving, beschermen van natuur en milieu - en de algemene doelen van het beheer van oppervlaktewater hebben we vertaald in de volgende doelen:

 

  • Zorgen voor een doelmatige en duurzame inzameling en transport van stedelijk afvalwater.

  • Zorgen voor een doelmatige verwerking van overtollig hemelwater.

  • Zorgen dat (voor zover mogelijk) het grondwater de bestemming van een gebied niet structureel belemmert.

Figuur 8 – Rioleringswerken (Bron: gemeenten Oostzaan en Wormerland)

 

3.3 Ambities

Bij de invulling van de gemeentelijke zorgplichten gelden wetten en regels. De taakstellingen en verplichtingen die hieruit voortvloeien, bieden ruimte om te differentiëren of te nuanceren (bijvoorbeeld in welke mate we wateroverlast accepteren of welk risico we acceptabel achten bij het uitstellen van rioolvervanging).

 

Zaanstad streeft met betrekking tot de invulling van de zorgplichten riolering bij (grootschalige) nieuwbouw en herontwikkeling naar een sterk vooruitziende houding. Waar mogelijk wordt bij elke ruimtelijke ontwikkeling geanticipeerd op mogelijke wateroverlast. Water drukt een belangrijke stempel op de inrichting van de openbare ruimte. Er worden bijvoorbeeld voor de bewoner aantrekkelijke groene voorzieningen ingericht voor de opvang van hemelwater waarmee zowel de grondwaterstand wordt gereguleerd als overtollig water wordt gebufferd. Als de ruimte beperkt is, kunnen ondergrondse bergingsbassins een uitkomst bieden. Op wateroverlastgevoelige locaties wordt de bovengrond zodanig ingericht dat extreme neerslaghoeveelheden bovengronds worden afgeleid naar plaatsen waar het water geen kwaad kan. Hiermee wordt op een hoger niveau ingespeeld op de nieuwe zorgplichten voor hemel- en grondwater.

 

Er worden, op basis van werk met werk maken, rioolvervangingen uitgevoerd waarbij omliggende straten worden meegenomen. Door deze bredere aanpak wordt tempo gemaakt, waarbij soms niet kan worden voorkomen dat riolen vroegtijdig worden vervangen. Ruimtelijk-economische ontwikkelingen in het bebouwd gebied worden aangewend als meekoppelkans om de waterrobuustheid te vergroten. Het voordeel van een dergelijke aanpak is dat de frequentie voor overlast voor de bewoner wordt verminderd en een plus op de leefomgeving kan worden gezet. Omdat in bestaand bebouwd gebied de ruimte beperkt is en het tempo van ontwikkelingen lager is, is die houding niet altijd haalbaar. Er wordt in bestaand bebouwd gebied in ieder geval voldaan aan de wettelijke verplichtingen die voortkomen uit de zorgplichten. In kleine kernen ligt het ontwikkelingstempo lager in vergelijking met steden. In steden is de bebouwingsdichtheid doorgaans hoger, waardoor de mogelijkheden voor aanpassingen aan het systeem afhankelijk zijn van specifieke omstandigheden. De discipline rioolbeheer moet rekening houden met de ontwikkelingen binnen andere afdelingen in onze gemeente en vice versa.

Figuur 9 – Wateroverlast in Zaanstad (Bron: Beeldbank Zaanstad)

 

3.4 Regionale strategieën

In deze paragraaf is de regionaal opgestelde strategie op hemelwaterzorg, afvalwaterzorg, grondwaterzorg en operationele samenwerking organisatie van de regio Zaanstreek-Waterland opgenomen. Deze strategie is opgesteld samen met de samenwerkingspartners. In paragraaf 3.5 is de verdiepende strategie voor de gemeente Zaanstad opgenomen met gemeente specifieke aandachtspunten.

 

3.4.1Hemelwaterzorg

We worden steeds vaker geconfronteerd met extreme buien. Bij de invulling van hemelwaterzorg leveren we een bijdrage aan het waterrobuust maken van Zaanstad. De volgende strategieën vertellen hoe we dat doen.

 

Waterrobuuste inrichting

Het komen tot een waterrobuuste inrichting is een proces dat van veel disciplines inbreng vraagt. In deze planperiode richten we ons op het neerzetten van een afwegingskader voor waterrobuustheid, het verbeteren van het integraal werken en de participatie van bewoners, bedrijven en organisaties. We volgen hierin de voorgestelde aanpak en planning van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie en sturen waar nodig bij.

 

“Met het stellen van ontwerpuitgangspunten voor de boven- en ondergrond missen we geen kansen voor een waterrobuuste inrichting”.

 

Voor het ontwerp van het maaiveld en ondergrondse stelsels hanteren we actuele ruimtelijke en hydraulische analyses (bijvoorbeeld de klimaatstresstest). Voor te reconstrueren riolering hanteren we als vertrekpunt een ontwerpbui met een frequentie van voorkomen van eenmaal per twee jaar (bui 09 uit de landelijke Leidraad Riolering, ca. 30 mm in één uur). Voor nieuwe rioolstelsels geldt hetzelfde vertrekpunt, maar kijken we tevens door naar een ontwerpbui met een frequentie van het voorkomen van eenmaal per tien jaar (bui 10 uit de landelijke Leidraad Riolering, ca. 36 mm in één uur). Als de maatregelen om deze bui te verwerken niet leiden tot significant hogere kosten nemen we deze in overweging.

 

Het rioolstelsel is niet genoeg om de extreme regenval waar we mee geconfronteerd worden op te vangen. Om deze reden passen we bestaande en innovatieve oplossingen in de bovengrond toe om hemelwater op te vangen. We richten ons op maatregelen waarbij we water vasthouden op de plek waar het valt, bergen op plekken waar dat zo min mogelijk overlast en/of schade veroorzaakt of afvoeren naar het oppervlaktewater.

 

Het ontwerpuitgangspunt voor bestaande inrichting van het maaiveld is dat we ons richten op het voorkomen van wateroverlast in panden als er 60 mm in één uur valt, mits het vloerpeil 10 cm boven het maaiveld ligt. Voor nieuwbouwlocaties geldt dat we een neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eens per 100 jaar willen voorkomen. Volgens de statistieken van het KNMI is in de huidige situatie een gebeurtenis van 60mm in een uur, maar door klimaatverandering is dat in 2050 een gebeurtenis van 70mm in een uur. Locaties waar op basis van dit uitgangspunt knelpunten worden verwacht, krijgen extra aandacht. Deze ontwerpuitgangspunten voor de boven- en ondergrondse inrichting zijn voor de gemeente Zaanstad aangescherpt in paragraaf 3.5.

 

Voordat de schop de grond in gaat, is het belangrijk ons af te vragen hoe ver we moeten en willen gaan in het aanpassen aan het klimaat. Extreme buien houden immers niet op bij een afgesproken ontwerpnorm, dus wat gebeurt er als onze waterbergingsmaatregelen de hoeveelheid regenwater niet meer aankunnen? Daarnaast letten we op de verhouding tussen kosten en baten.

 

Bij het waterrobuust maken van onze stad nemen we de gevolgen voor de vitale en kwetsbare infrastructuur mee. We onderzoeken hoe de bebouwde omgeving kan blijven functioneren bij extreme wateroverlast die de gekozen ontwerpnorm te boven gaan. In de planperiode stellen we het calamiteitenplan op om gesteld te staan voor de gevolgen van extreem weer en overige calamiteiten, zoals stroomstoringen, branden, het breken van persleidingen, lekken van olie in het stelsel en de uitval van de zuivering. We sluiten aan bij initiatieven van de veiligheidsregio rond dit thema.

 

“Ruimte voor meer groen en blauw is goed voor de hele leefomgeving”

 

We bestrijden wateroverlast door het vergroten van de sponswerking van onze leefomgeving door waar mogelijk nieuwe groene voorzieningen en extra oppervlaktewater te realiseren. Beide hebben naast het verminderen van wateroverlast ook een positief effect op de leefbaarheid: een groen-blauwe omgeving is gezonder, koeler, en aantrekkelijker om in te wonen.

 

“Overheid, bewoners, bedrijven en organisaties dragen bij aan een waterrobuuste stad ”

 

Als gemeente nemen we de regierol om in ons beheergebied uitwerking te geven aan de waterrobuuste inrichting. Daarbij hebben we de hulp van bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties hard nodig. Klimaatverandering raakt ons allemaal. De adaptatieopgave kan alleen succesvol worden ingevuld als iedereen meedoet. Aangezien zestig tot zeventig procent van de bebouwde omgeving in handen is van private partijen is dat zelfs van essentieel belang, de overheid kán het simpelweg niet alleen.

 

Als cruciale aanvulling op de (grootschaliger) maatregelen die wij als gemeente nemen, moeten bewoners en bedrijven helpen door de haarvaten van het systeem waterrobuust te maken: het aanpassen van tuinen en daken voor meer waterberging. We willen de bewustwording en actieve participatie rond het waterrobuust inrichten van de gemeente vergroten en een handelingsperspectief voor private partijen neerzetten. Om dit te ondersteunen lanceren we met de regio een grote publiekscampagne. Actieve participatie betekent dat bewoners, bedrijven en andere stakeholders zelf initiatief nemen om een waterrobuuste inrichting te creëren. Om hen hierin te stimuleren betrekken we belanghebbende actoren bij concrete projecten waarin waterrobuuste inrichting een rol speelt.

 

In de toekomst kan het nodig zijn om andere instrumenten in te zetten om partijen te verleiden of te verplichten maatregelen uit te voeren. We passen dan participatiestrategieën toe die succesvol zijn gebleken in andere Nederlandse gemeenten.

Figuur 10 – Waterberging in een woonwijk. (Bron: Arcadis)

 

“Waterrobuuste inrichting vraagt om intensieve samenwerking”

 

Het waterrobuust inrichten van een gebied is een typisch integrale opgave, waarvoor de inbreng van veel verschillende gemeentelijke disciplines nodig is. De disciplines ruimtelijke ordening, weg- en groenbeheer en stedenbouw kunnen gezamenlijk van de waterrobuuste inrichting een succes maken. De samenwerking begint met meer begrip van en voor elkaars disciplines, speelveld en belangen. In de routekaart waterrobuuste inrichting ontwikkelen we daarom een gedeelde visie, die aan de basis staat van onze ambitie en verbeterde samenwerking. Zo zorgen we ervoor dat toekomstige investeringen in de buitenruimte in lijn zijn met het ideaalbeeld van een waterrobuuste gemeente.

 

Minstens zo belangrijk is het samenwerken met onze partners, zoals het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de provincie Noord-Holland, onderwijs en onderzoeksinstituten, PWN en andere nutsbedrijven waar de waterrobuuste inrichting van de regio ook hoog op de agenda’s staat. We gebruiken onze samenwerkingsregio Zaanstreek-Waterland bovendien om gezamenlijk op te trekken en een samenhangende strategie voor een waterrobuuste inrichting neer te zetten waarin geen kansen gemist worden.

 

Voorkeursvolgorde verwerking hemelwater

 

“We geven op een doelmatige en verantwoorde wijze invulling aan hemelwaterverwerking”

 

In het verlengde van de geformuleerde gidsprincipes zou volgens het principe “Vasthouden-Bergen-Afvoeren” hemelwater zoveel als mogelijk vastgehouden moeten worden. Hemelwaterverwerking moet een belangrijk principe voor de inrichting van de openbare ruimte rond overlastlocaties zijn. Voorzieningen, die ondergrondse infiltratie mogelijk maken, zijn vaak niet toepasbaar, omdat ons grondwaterpeil hoog is. Straatprofielen kunnen we hol maken, zodat deze meer water kunnen vasthouden als dat nodig is en niet conflicteert met de verkeersveiligheid. Daarnaast kan het nodig zijn om parken en plantsoenen gedeeltelijk opnieuw in te richten, zodat er meer water geborgen kan worden. Daarbij hebben we aandacht voor de originele gebruiksfunctie, eventuele gezondheidsrisico’s in verband met overstortend gemengd riool en de condities voor de aanwezige beplanting. Per geval zal maatwerk nodig zijn om te komen tot echt integrale oplossingen.

 

Voor het afvoeren van hemelwater is het vertrekpunt dat we stedelijk afval- en hemelwater gescheiden inzamelen. Als wegreconstructies en rioolvervanging/verbetering aan de orde zijn, wordt voorafgaand de meest doelmatige manier van hemelwaterverwerking onderzocht. We investeren daar waar dit het meeste oplevert voor de doelmatige verwerking. Afkoppelen is geen doel op zich, maar een middel om doelen te bereiken. Nader onderzoek in samenwerking met het hoogheemraadschap zal duidelijk maken voor welke locaties afkoppelen een doelmatige ingreep is. Bij nieuwbouwlocaties wordt een gescheiden stelsel aangelegd. We onderzoeken of er eisen gesteld moeten worden aan de hoeveelheid waterberging per perceel en met welke doelen en bijbehorende regelgeving we het gewenste effect kunnen bereiken, op een manier die bij onze gemeente past.

Figuur 11 – Afkoppelen van de hemelwaterafvoer in Monnickendam (Bron: gemeente Waterland)

 

Waterstructuurschets Zaanstreek-Waterland

 

“De gemeenten en het hoogheemraadschap maken gezamenlijk een waterstructuurschets voor de hele regio”.

 

Het hoogheemraadschap initieert een waterstructuurschets om gezamenlijk met de gemeenten van de samenwerkingsregio een gebiedsproces te doorlopen waarbij de ruimtelijke relevantie van thema’s, zoals meerlaagsveiligheid, klimaatadaptatie, multifunctionaliteit (meervoudig ruimtegebruik rond dijken en watersysteem) wordt behandeld. In de structuurschets worden de kansen benoemd voor ruimtelijke ontwikkelingen, beleid en strategie en integrale gebiedsontwikkelingen.

 

We zullen als gemeente vanuit onze verantwoordelijkheden voor de gemeentelijke natte zorgplichten en ruimtelijke ordening participeren in de waterstructuurschets.

 

3.4.2Afvalwaterzorg

We gaan hygiënisch verantwoord om met afvalwater. Bij de inzameling en transport van afvalwater streven we naar doelmatigheid en het voorkomen van toekomstige problemen volgens onderstaande strategieën:

 

Inzameling stedelijk afvalwater

 

“Hoe dikker het water bij de zuivering, hoe beter”

 

Door het afvalwater zo min mogelijk te vermengen met hemelwater en grondwater houden we de aanvoer naar de waterzuivering beperkt en de verwerking ervan zo efficiënt mogelijk. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het zuiveringsbeheer en neemt het voortouw om in het startjaar met iedere gemeente afspraken over het afvalwater vast te leggen in een afvalwaterakkoord.

 

We streven als gemeente naar de gescheiden inzameling van afval- en hemelwater, door waar mogelijk doelmatig verhard oppervlak af te koppelen. In nader uit te voeren onderzoek zal specifiek worden gekeken waar dit het geval is en hoe het afkoppelen het beste voor elkaar te krijgen is.

 

Bij nieuwbouw leggen we een gescheiden stelsel aan voor de inzameling van afval- en hemelwater. Verbeterd gescheiden stelsels of andere verbeteringsvoorzieningen leggen we in beginsel niet meer aan, tenzij locaties bekend zijn waar hemelwater dusdanig vervuild is dat een verbeterd gescheiden stelsel nodig is. Bij (her)ontwikkelingen in bestaand gebied bekijken we per situatie of aanleg van een gescheiden stelsel doelmatig is. Aansluiting op een gemengd riool is acceptabel om de overgang naar een gescheiden systeem te overbruggen.

 

Een aandachtspunt is het rioolvreemd water afkomstig uit sloten, drainage en grondwater dat het rioolstelsel binnendringt en zich vermengt met het afvalwater. We gebruiken het al uitgevoerde onderzoek van het hoogheemraadschap om probleemlocaties vast te stellen.

 

Vasthouden van de goede waterkwaliteit

 

“Gebiedsgericht werken voor schoon oppervlaktewater”

 

De kwaliteit van het oppervlaktewater is de afgelopen jaren sterk verbeterd. STOWA en Rioned hebben een model ontwikkeld dat helpt om de doelen en effecten centraal te stellen bij het nemen van maatregelen voor het optimaliseren van het stedelijk waterbeheer. Dit denkstappenmodel vormt een belangrijke leidraad bij de verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater en wordt inmiddels toegepast in onze gemeente. Om wateroverlast te voorkomen zijn lozingen vanuit het rioolstelsel soms onvermijdbaar, maar dit leidt niet tot directe volksgezondheids- of milieuproblemen.

 

Bij verontreinigingen werken we gebiedsgericht en doelmatig: de ervaren overlast en schade staat centraal en de aanpak is afhankelijk van de gestelde ambitie. Op een bedrijventerrein bijvoorbeeld kan slechte waterkwaliteit een minder groot probleem zijn dan in een woonwijk. De uitvoer van de grote woningbouwopgave in de regio kan een risico vormen voor de waterkwaliteit. Bij bouwprojecten is de waterkwaliteit van de omgeving dan ook een aandachtspunt.

Figuur 12 - Oppervlaktewater in de binnenstad van Zaanstad. (Foto: Mike Bink)

 

Problematiek lozingen vanuit bodemenergiesystemen

 

“Negatieve effecten van spoelwater vanuit bodemenergiesystemen in kaart”

 

Bodemenergiesystemen worden steeds vaker toegepast voor het verwarmen en koelen van woningen, kantoren en industrie. Bij de aanleg en in veel gevallen ook bij het onderhoud aan een bodemenergiesysteem wordt het spoelwater geloosd op de riolering in verband met het zoutgehalte. De frequentie van pieklozingen kan in de toekomst toenemen, wat het functioneren van het rioolstelstel kan verstoren. We missen nu een volledig beeld van de locaties van bodemenergiesystemen en mogelijke negatieve effecten op het rioolstelsel. In deze planperiode is dan ook een inventarisatie en onderzoek naar de potentiele negatieve effecten gepland.

 

Nieuwe stoffen in het afvalwater

 

“Groeiend probleem microverontreinigingen vraagt om directe aanpak en onderzoek”

 

In het rioolwater vinden we steeds vaker microverontreinigingen zoals medicijn-, hormoon- en drugsresten. Deze resten kunnen via het watermilieu schade veroorzaken aan mens en dier. Een belangrijk probleem als gevolg van deze microverontreinigingen zijn bijvoorbeeld antibioticaresistente bacteriën. Op korte termijn is het toevoegen van een extra zuiveringsstap bij de waterzuivering het meest effectief. Ook voor dit probleem zijn we gebaat bij “dikker water”. Daarnaast doen we deze planperiode onderzoek naar de doelmatigheid van het lokaal afvangen en behandelen van microverontreinigingen bij “hotspots” zoals ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en andere locaties waar deze stoffen in hoge concentraties voorkomen. In dit onderzoek maken we gebruik van de basis hotspotanalyse die eerder is uitgevoerd door het hoogheemraadschap.

Figuur 13 -Zuivering Beemster (bron: hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

 

Inzameling afvalwater in het buitengebied

 

“De afvalwaterinzameling in het buitengebied is maatwerk”

 

In het buitengebied zamelen we afvalwater in principe via de riolering in, tenzij de kosten per aansluiting hiervoor te hoog zijn. In dat geval kan voorziening voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA) doelmatig zijn. Er zijn diverse IBA-systemen, waaronder de verbeterde septic tank. Andere systemen zijn bijvoorbeeld de biorotor, het oxidatiebed en het helofytenfilter. IBA-systemen zijn ingedeeld in verschillende klassen op basis van emissie-eisen.

 

Bestaande IBA’s zijn in het beheer van het hoogheemraadschap. Tot het einde van deze overeenkomst maken we de elektrische onderdelen van IBA’s die niet naar behoren functioneren veilig en verbeteren we het technisch functioneren. Na afloop van de overeenkomst leggen we in plaats van deze bestaande IBA’s nieuwe riolering, een verbeterde sceptic tank of een gelijkwaardig alternatief aan. De keuze maken we op basis van een doelmatigheidsafweging. Hierbij hebben we aandacht voor veranderende gebruiksfuncties op het platteland, herkenbaar aan het toenemend aantal campings en bed-and-breakfast voorzieningen. De capaciteit van de bestaande (oude) IBA’s is vaak onvoldoende voor dit soort functies. Als het bij nieuwbouw niet doelmatig is om riolering aan te leggen, wordt een verbeterde sceptic tank of een gelijkwaardig alternatief geplaatst die in beheer is van de eigenaar.

 

“De rode storingslamp voldoet”

 

Bij het al dan niet benutten van telemetrie bij minigemalen in het buitengebied letten we nadrukkelijk op de doelmatigheid. Om te constateren of een gemaal functioneert, volstaat een rode storingslamp. Als we meer informatie willen verzamelen leggen we extra voorzieningen aan of laten we het bestaande telemetriesysteem intact.

 

Foutaansluitingen

 

“Foutaansluitingen moeten worden onderzocht bij aanwijsbare problemen”

 

Bij gescheiden riolering komt het voor dat vuilwater is aangesloten op het hemelwaterstelsel of andersom. Dit kan leiden tot milieu- of capaciteitsproblemen. Wij onderzoeken alleen foutaansluitingen wanneer er aanwijsbare problemen met de waterkwaliteit zijn of disfunctioneren tijdens neerslag wordt geconstateerd.

 

Energie en warmte uit afvalwater

 

“We volgen de ontwikkelingen om energie en warmte uit afvalwater te halen”

 

Het terugwinnen van thermische energie uit afvalwater bespaart energie. Zo kunnen we de warmte gebruiken voor bijvoorbeeld een lokaal warmtenet of het verwarmen van zwembaden. Het terugwinnen van thermische energie kan op lokaal niveau (warmtewisselaars in de douche) en op centraal niveau (collectieve wijkvoorzieningen) plaatsvinden. De doelmatigheid van dergelijke terugwinnings-technieken wordt op dit moment volop onderzocht in Nederland. We blijven op de hoogte van de ontwikkelingen en brengen de ontwikkelingen onder de aandacht in het kader van de Regionale Energie Strategie.

 

3.4.3Grondwaterzorg

 

Invulling grondwaterzorg

 

“Het principe is om zoveel mogelijk grondwaterproblemen te voorkomen”.

 

In de regio Zaanstreek-Waterland komen overwegend laagveen- en kleigebieden voor. In deze gebieden kunnen typische problemen ontstaan met grondwateroverlast. Als gemeente treffen we maatregelen in het openbaar gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zo veel mogelijk te voorkomen of beperken.

 

Een gezamenlijk vertrekpunt voor ontwateringsdiepte

 

“Ontwateringsnormen zijn maatwerk en worden wanneer noodzakelijk aangepast naar de lokale situatie”

 

We willen een zo stabiel mogelijke grondwaterstand bereiken. Daar waar grondwaterknelpunten optreden zoeken we in overleg naar individuele oplossingen. Uitgangspunt bij nieuwbouw is dat projectontwikkelaars zorg dragen voor voldoende ontwatering. Ze moeten dit binnen het nieuwbouwproject realiseren en mogen hierbij problemen niet afwentelen naar de omgeving. Mogelijke oplossingen zijn kruipruimteloos of waterdicht bouwen.

 

In bebouwd gebied streven we naar voldoende ontwateringsdiepte. De ontwateringsdiepte is het verschil tussen het maaiveld en het gemiddeld hoogste grondwaterpeil, de hoogste grondwaterstand gemeten in de winter over een periode van 8 jaar. In Tabel 1 is de basisdefinitie weergegeven van minimale ontwateringsdiepten waar we naar streven bij nieuwbouw. In de regio zijn deze ontwateringsdiepten niet altijd mogelijk. Op deze locaties is de drooglegging bepalend voor de ontwateringsdiepten. Drooglegging is het verschil tussen het maaiveld en het gehandhaafde oppervlaktewaterpeil.

 

Door de bodemdaling problematiek in de regio blijft ontwatering een punt van aandacht, ook na oplevering van nieuwbouw.

 

Tabel 1 - Geadviseerde minimale ontwateringsdiepte bij nieuwbouw (bron: SBR, publicatie 99)

Functie

Minimaal benodigde ontwateringsdiepte

Woningen zonder kruipruimte*

0.5 m

Woningen met kruipruimte*

0.7 m

Tuinen/Groenvoorzieningen

0.5 m

Hoofdwegen**

1.0 m

* t.o.v. onderkant vloer; ** t.o.v. de kruin van de weg

 

Inzicht in problematiek droogte en grondwateronderlast ten gevolge van klimaatverandering

 

“Meer inzicht is nodig om (toekomstige) grondwaterproblematiek voortvarend aan te kunnen pakken”

 

Bij een waterrobuuste inrichting wordt in eerste instantie vaak gedacht aan het wapenen tegen wateroverlast door extreme neerslag. Als gevolg van klimaatverandering kan echter ook droogte en grondwateronderlast ontstaan. Eén van de ongewenste gevolgen van een te lage grondwaterstand waar we in de regio mee te maken hebben is paalrot bij fundering van oude woningen. Ook het zakken van de bodem door inklinking en oxidatie wordt veroorzaakt door een lage grondwaterstand.

 

Omdat de impact van klimaatverandering op de grondwatertoestand minder zichtbaar is, willen we meer inzicht van de invloed van klimaatverandering op grondwater. Dit verkrijgen we door een grondwatermeetnet op te richten.

 

Het verkregen inzicht in het grondwater en de invloed van klimaatverandering daarop dient als basis voor het opstellen van individuele grondwaterbeleid en –beheerplannen per gemeente later in deze planperiode of in de volgende planperiode.

 

Verantwoordelijkheid bij grondwaterover- of -onderlast

 

“Bij grondwateroverlast faciliteert de gemeente”.

 

Indien sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand in openbaar gebied hebben we als gemeente een faciliterende rol naast het treffen van maatregelen. Van de perceeleigenaren verwachten we dat ze bij eventuele grondwaterproblemen de vereiste (waterhuishoudkundige en/of bouwkundige) maatregelen nemen. Dit wordt getoetst bij de aanvraag van de bouwvergunning en/of op basis van een locatiebezoek. Als gemeente faciliteren we de informatievoorziening door de komende planperiode gezamenlijk met de regio een digitaal waterloket op te richten.

Figuur 14 – Aansluiting van een persleiding bij Kwadijk. (Bron: hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

3.4.4Operationele samenwerking

 

Meten en monitoren

 

“Inzicht in het stelsel vergroot een doelmatige aanpak’

 

Om te waarborgen dat we als gemeente ‘de goede dingen doen’ is (meer) inzicht in het functioneren van het rioolstelsel gewenst. Daarom continueren we ons gezamenlijke project ‘Meten en monitoren riolering Laag Holland’. Het evalueren van meetdata krijgt de komende periode extra aandacht. In de samenwerking afvalwaterketen Zaanstreek-Waterland hebben we met andere gemeenten afgesproken om gezamenlijk extra capaciteit in te zetten voor de thema’s gegevensbeheer, meten & monitoren en beoordelen/analyseren data. Door te meten en monitoren wordt het inzicht in het functioneren van het rioolstelsel vergroot en kunnen uiteindelijk optimalisaties en onderhoudswerkzaamheden worden doorgevoerd op basis van meetdata. Met het structureel verrichten van kwantitatieve (en eventueel kwalitatieve) metingen in het rioolstelsel, gemalen, oppervlaktewater, grondwater en neerslag verschaffen we ons inzicht in het functioneren van de riolering onder verschillende omstandigheden.

 

Risicogestuurd beheer

 

“Het combineren van risicogestuurd beheer en wijkvervanging bespaart kosten en vergroot de effectiviteit!!”

 

Door risicogestuurd beheer te combineren met wijkvervanging zorgen we voor een doelmatige besteding van de beschikbaar gestelde middelen. Risicogestuurd beheer gaat uit van het nastreven van het optimum tussen kosten, risico’s en functioneren over de hele levenscyclus van de riolering en door alle lagen van de organisatie (strategisch – tactisch – operationeel – uitvoerend). Met periodieke rioolinspecties wordt de materiaaldegradatie en het functioneren (afstroming, lekkage) vastgesteld en kan uiteindelijk de levensduur van de riolering beter voorspeld worden en risico’s beter worden afgewogen.

 

Een belangrijke vraag binnen assetmanagement en risicogestuurd beheer is: “Hoe kunnen de kosten voor rioolonderhoud geminimaliseerd worden zonder in te boeten aan de bedrijfszekerheid van riolering?” Om hier goed invulling aan te geven is het nodig om een goed beeld te hebben van de levensduurprognose en te beschikken over een gedegen risicoanalyse van de kwaliteit van een individueel object. Op deze wijze kan voorkomen worden dat rioolobjecten te vroeg vervangen worden, waardoor kosten bespaard kunnen worden.

 

Om hier goed invulling aan te kunnen geven zijn de volgende onderwerpen van essentieel belang:

  • Goede opbouw van beheerdata.

  • Het ontwikkelen en vaststellen van risicoprofielen.

  • Het monitoren van de kwaliteitsontwikkeling van het stelsel.

  • Het koppelen van maatregelen aan risicoprofielen.

  • Periodiek evalueren van de werkwijzen.

 

Door stapsgewijs invulling te geven aan bovenstaande onderwerpen kunnen we geleidelijk steeds meer sturen op rioolvervanging, gebaseerd op de daadwerkelijke levensduur en een onderbouwde risico-afweging.

 

Samenwerking

 

“Integraal werken en plannen in de openbare ruimte”

 

Samenwerking met groenbeheer, wegbeheer en andere omgevingsgerichte disciplines wordt steeds belangrijker bij het werken aan een waterrobuuste inrichting van de stad . Bij het vormen van de toekomstige omgevingsvisies willen we dat waterrobuuste inrichting een belangrijke bouwsteen is.

 

De samenwerking tussen de verschillende disciplines binnen gemeenten is nu gericht op een integrale uitvoering waarbij de werkzaamheden van alle disciplines gelijktijdig worden uitgevoerd. Zo worden kosten bespaard door werk met werk te maken en beperken we de tijdsduur van overlast.

 

“Het is makkelijk als gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland werkwijzen afstemmen”.

 

Voor een doelmatige uitvoering van de watertaken continueren we de samenwerking in de regio Zaanstreek-Waterland. In ons beleid hebben we opgaven benoemd waar we gezamenlijk aan werken. Om goed samen te kunnen werken is het makkelijk als we onze werkwijzen als nodig afstemmen. Deze planperiode brengen we in beeld welke kosten de afzonderlijke gemeenten in de regio toerekenen aan de rioolheffing en onderzoeken we de mogelijkheid om dit op uniforme wijze te doen.

 

Juridische aspecten

 

“Actuele regels, meer duidelijkheid”

 

We toetsen de bestaande aansluitverordening aan nieuwe wettelijke eisen en ontwikkelingen en passen de verordening hierop aan. De overige gemeenten uit de regio kunnen onze ervaring benutten.

 

Communicatie

 

“Een verhoogd waterbewustzijn draagt bij aan waterbewust handelen”

 

Private partijen betrekken we actief om deel te nemen aan het verminderen van lokale wateroverlast. Actieve participatie van bewoners, bedrijven en organisaties zijn een cruciale aanvulling op de (grootschaliger) maatregelen die wij als gemeente nemen.

Het stimuleren van waterbewust handelen van deze partijen (goed gebruik van de riolering, zuinig met water, waterberging privaat terrein en dergelijke) ondersteunen we met publiekscampagnes, een digitaal waterloket en door als gemeente zelf het goede voorbeeld te geven. In de publiekscampagne wordt specifiek aandacht besteed aan het verminderen van schade aan minigemalen door ophopingen van vezeldoekjes en vet (zie Figuur 15).

Figuur 15 - Verstopte pomp in Zaanstad (Bron: Beeldbank Zaanstad)

 

3.5 Verdiepende strategie Zaanstad

Naast de gezamenlijke strategieën binnen de regio Zaanstreek-Waterland kent Zaanstad enkele onderwerpen die specifieke aandacht vragen.

 

3.5.1Klimaatadaptatie – wateroverlast door extreme neerslag

In het gezamenlijke deel van dit vGRP staan in paragraaf 3.4.1 over de hemelwaterzorgtaak enkele algemene uitgangspunten aangegeven op basis waarvan plannen gemaakt gaan worden om de gevolgen van extreme neerslag te beperken. Voor de gemeente Zaanstad kunnen deze specifieker ingevuld worden.

 

Het afgelopen jaar hebben we de wateroverlastkaarten uitgewerkt en gecombineerd met andere beheergegevens. Door deze uitwerking is duidelijk waar in de openbare ruimte (wegen en plantsoenen) en waar in de tuinen naar verwachting plassen zullen blijven staan en waar het teveel aan water naartoe stroomt (tuinen en oppervlaktewater). Aangezien Zaanstad weinig hoogteverschillen kent en op veel plekken oppervlaktewater nabij is, is het een vanzelfsprekende oplossing de openbare ruimte zo in te richten dat het teveel aan regenwater, dat bij extreme neerslag niet via het riool afgevoerd kan worden, over het maaiveld naar oppervlaktewater wordt afgevoerd.

 

Een tweede reden om voor afvoer over maaiveld te kiezen, is dat er in Zaanstad weinig mogelijkheden zijn regenwater in de ondergrond te bergen en via de ondergrond vertraagd af te voeren. In de oudere wijken is de grondslag in de tuinen vaak het oorspronkelijk veen. Hier zijn alleen de wegcunetten voorzien van zand, en is er weinig hoogteverschil tussen het oppervlaktewater en het maaiveld. In deze wijken wordt in de huidige situatie vaak grondwateroverlast ervaren door hoge grondwaterstanden. Het toevoegen van extra water zal tot nog meer overlast leiden.

 

De wijken gerealiseerd na de jaren vijftig zijn wel integraal opgehoogd met zand maar de hoogte van de zandlaag is indertijd bepaald met de aanname dat het regenwater wat op verhardingen valt grotendeels via het riool wordt afgevoerd. Door zetting en inklinking van het maaiveld wordt een gelijkblijvende grondwaterstand als een stijging van het grondwater beleefd. Ook in deze wijken is er het risico dat het extra bergen van water in de ondergrond zal leiden tot grondwateroverlast.

 

Om deze analyse verder te kunnen uitwerken naar een maatregelenplan is het noodzakelijk duidelijker te formuleren wat wel of geen overlast is. Voor de verdere uitwerking wordt voorgesteld de volgende uitgangspunten voor bestaande en nieuwe wijken vast te leggen.

 

Bestaande wijken/bebouwing

Het ontwerpuitgangspunt voor de inrichting van het maaiveld in de samenwerkingsregio dat we ons richten op het voorkomen van wateroverlast in panden als er 60 mm in één uur valt, mits het vloerpeil 10 cm boven het maaiveld ligt. Locaties waar op basis van dit uitgangspunt knelpunten worden verwacht krijgen extra aandacht. Voor de gemeente Zaanstad is dit voor bestaande wijken/ bebouwing als volgt gespecificeerd:

  • 20 cm (of minder) regenwater op straat is acceptabel bij een bui van 60mm in één uur;

  • 10 cm (of minder) regenwater aan de gevel is acceptabel bij een bui van 60mm in één uur;

  • Regenwater kan geborgen worden in plantsoenen en parken;

  • Er mag geen regenwater uit de openbare ruimte naar de particuliere percelen afstromen;

  • Van de particuliere percelen mag regenwater naar de openbare ruimte stromen.

 

Bij een bui van 60mm in één uur is een tijdelijke beperking is voor het verkeer het acceptabel. Auto’s kunnen door een plas van 20 cm diep rijden. Voor 10 cm aan de gevel is gekozen omdat in de oudere wijken vloerpeilen sterk kunnen verschillen. Voorkomen moet worden dat de openbare ruimte ingericht moet worden op het laagstgelegen huis in een straat. Dat percelen van derden niet belast mogen worden met de afvoer van regenwater volgt uit het burgerlijk wetboek.

 

Door dit uitgangspunt kan de huidige werkwijze (namelijk het verlagen van de openbare ruimte nabij laaggelegen percelen) niet meer toegepast worden. De perceeleigenaar zal een oplossing op eigen terrein moeten realiseren. Uit reeds gemaakte analyse blijkt dat in het overgrote deel van Zaanstad –met het hanteren van bovenstaande uitgangspunten– potentiële overlast door extreme neerslag kan worden weggenomen door vaker te kiezen voor:

  • wegen waar de goot in het midden ligt;

  • het lager aanleggen van groenzones en

  • het maken van afstroompunten waar het regenwater zonder belemmering in het oppervlaktewater kan stromen.

 

In 2021 wordt een maatregelplan uitgewerkt en voor inspraak vrijgegeven. Gezien de doelstelling van het Rijk voor 2050 de stad klimaatrobuust ingericht te hebben, worden de benodigde maatregelen meegenomen bij de herinrichting van de openbare ruimte. Hier wordt werk-met-werk gemaakt. Voor de wijken die recent zijn heringericht wordt een apart programma gemaakt. Voor de oudere wijken langs de Zaan, waar in het verleden veel oppervlaktewater is gedempt, is de gekozen oplossing niet direct bruikbaar. Voor deze wijken moeten alternatieven bedacht worden.

 

Deze kunnen bestaan uit:

  • het spreiden van water over zo’n groot mogelijke oppervlakte zodat overal minder dan 20 cm blijft staan;

 

of duurdere oplossingen zoals:

 

  • het bouwen van kelders of waterpleinen;

  • de aanleg van extra grote rioolleidingen (zoals reeds uitgevoerd in de Rosmolenbuurt).

 

Nieuwe wijken/bebouwing

Voor de inrichting van nieuwbouwwijken en andere grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen zullen de volgende uitgangspunten als randvoorwaarde bij de uitwerking gehanteerd gaan worden, rekening houdend met een bui met een herhalingstijd van eens in de 100 jaar.

  • maximaal 20 cm regenwater op straat is acceptabel;

  • Regenwater kan geborgen worden in plantsoenen en parken;

  • Er mag geen regenwater uit de openbare ruimte naar de particuliere percelen afstromen;

  • Inspanningsverplichting om op particuliere percelen zoveel mogelijk regenwater vast te houden voordat het naar de openbare ruimte stroomt. De Zaanse ondergrond is op veel plekken niet geschikt om water te infiltreren, maar water vasthouden en bergen op particulier terrein kan ook op andere manieren.

 

De uitgangspunten worden vertaald naar regels en principe-uitwerkingen in de technische bepalingen (WIORZ) die aan projectontwikkelaars verstrekt worden bij de realisatie van grootschalige nieuwbouw. Op deze wijze worden ook nieuwbouwwijken waterrobuust ingericht.

 

Door klimaatverandering is de verwachting dat de hoeveelheid van een bui met herhalingstijd van eens in de 100 jaar meer wordt in de toekomst. In Tabel 2 zijn de neerslaghoeveelheden voor de standaard neerslaggebeurtenissen vanuit de berekeningen van het KNMI en STOWA opgenomen. Ons uitgangspunt om bij nieuwbouw rekening te houden met een bui met herhalingstijd eens in de 100 jaar, betekent volgens de huidige statistieken een bui van 70mm in 2050, maar dit kan verder in de toekomst nog veranderen.

 

Tabel 2 - Neerslaghoeveelheden voor de standaard neerslaggebeurtenissen met herhalingstijden van 100, 250 en 1000 jaar voor het huidige klimaat en het klimaat in 2050 volgens het worst-case scenario consistent met KNMI’14. (Bron: STOWA, 2015 & 2018, KNMI 2018 en tussentijdse berekeningen KNMI)

Duur

Herhalingstijd [jaar]

Hoeveelheid huidig klimaat [mm]

Hoeveelheid klimaat 2050 [mm]

1 uur

100

60

70

1 uur

250

75

90

2 uur

1000

130

160

 

3.5.2 Anticiperen op intensieve verstedelijking

In Zaanstad moeten (vóór 2040) door transformatie en binnenstedelijke verdichting 20.000 extra woningen worden gebouwd (toename van ongeveer 50.000 nieuwe bewoners). Dat heeft op allerlei vlakken (ruimtelijk en sociaal-maatschappelijk) gevolgen waarop geanticipeerd zal moeten gaan worden, waaronder de capaciteit van het vuilwaterstelsel.

 

Het gemeentelijke rioleringsmodel is toe aan een herziening. In de komende planperiode zal een analyse worden gemaakt van de impact van die stedelijke groei op het gemeentelijke rioolstelsel, zodat daar in de uitwerking van de nieuwe ontwikkelingen rekening mee kan worden gehouden.

 

Op basis van het gemeentelijke rioleringsmodel (en in combinatie met drinkwatergegevens van PWN) voert het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier analyses uit om te beoordelen of bij de overnamepunten de verwachte hoeveelheden afvalwater (vanuit het model) overeenstemmen met de hoeveelheden die daadwerkelijk worden verpompt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Bij grote afwijkingen wordt onderzocht waar het zogenaamde ‘rioolvreemde water’ vandaan komt.

In de modelberekening van het watersysteem van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de gemeentelijke riolering vereenvoudigd meegenomen. Door het herziene rioleringsmodel te koppelen aan het model van het hoogheemraadschap, kan het model van het watersysteem worden verfijnd zodat verbeterde resultaten kunnen worden verwacht.

 

Het rioleringsmodel wordt opgebouwd vanuit het gemeentelijke rioolbestand en daarmee is het rioolbestand een belangrijke basis voor een aantal processen, zowel intern als extern. Het is daarom van groot belang dat de basisgegevens van de riolering (geometrie en afstromingsvlakken) op orde zijn en dat mutaties in het bronbestand worden gemaakt en niet in de gebruikte toepassingen.

Om de data eenvoudig te exporteren naar andere toepassingen is de implementatie van het Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW) een vereiste.

Voordat het gemeentelijke rioleringsmodel wordt herzien, wordt eerst de kwaliteit van het rioolbestand geanalyseerd en zo nodig op orde gebracht.

 

3.5.3Ongerioleerde eigendommen

De ingezette aanpak om ongerioleerde eigendommen aan te sluiten op de gemeentelijke riolering wordt voortgezet. Het aansluiten van de resterende panden (81 stuks) is gekoppeld aan geplande werkzaamheden in de openbare ruimte.

 

3.5.4Sanering ongewenste leidingen

In de gemeente Zaanstad ligt een aantal ongewenste rioolleidingen: dempriolen, loze leidingen en gemeentelijke rioolleidingen in particulier eigendom. Vanuit beheer en onderhoud, maar ook vanuit de duurzaamheidsgedachte is het gewenst dat deze ongewenste rioolleidingen (op den duur) worden verwijderd uit de ondergrond.

 

Dempriolen

In verschillende achterpaden in Zaanstad liggen oude riolen, met een totale lengte van 5,2 km, die in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw ter vervanging van slootjes zijn aangelegd: dempriolen.

Sommige Zaankanters noemen hun achterom nog steeds ‘de demp’. Deze riolen zijn slecht te onderhouden en bijna niet te vervangen omdat de werkruimte te krap is voor het gebruikelijke aannemers- en onderhoudsmaterieel en omdat percelen verhuurd en overbouwd zijn.

Hoewel het huurcontract van de gemeente vaak bepalingen kent dat voor de vervanging van het riool de bovengrond ontruimd moet worden, is de bereidwilligheid –schuren, schuttingen en verhoogde terrassen (eens in de 40 jaar) te verwijderen– minimaal.

 

Voor het overgrote deel zijn bij verbouwing of vervanging van woningen aansluitingen gemaakt naar de voorkant waar in latere perioden gemeentelijke riolering is aangelegd, maar niet bij alle woningen. En vaak zitten regenwaterafvoeren van schuurtjes en de achterkant van woningen nog op het dempriool. De pogingen dempriool te saneren zijn in het verleden om de volgende redenen gestruikeld:

  • bewoners moesten hun binnenriolering of terreinriolering wijzigen en de investering (in de orde van grootte van € 2.000,- á € 3.000,-) niet wensten te maken;

  • de gemeente het (tot op heden) niet wenselijk achtte binnen- en terreinriolering te financieren;

  • de gemeente het niet redelijk en billijk achtte de kosten op eigen terrein vanwege een wijziging van het gemeentelijke rioolsysteem bij bewoners te leggen.

 

In de komende planperiode wordt een plan opgesteld om de dempriolen te saneren. Het uitgangspunt daarbij is dat het budget wat nodig is om de dempriolen te vervangen gebruikt wordt om de bewoners gedeeltelijk tegemoet te komen in de kosten die zij moeten maken om de vuilwaterlozingen aan te passen.

 

Rond deze dempriolen staan ongeveer 1.000 woningen. De inschatting is dat ongeveer 10% van de woningen nog afvalwater loost op de dempriolen.

 

Loze leidingen

Bij de vervanging van riolering dienen de loze leidingen en putten uit de ondergrond te worden verwijderd.

Er is al sprake van enorme drukte in de ondergrond en het laten liggen van leidingen die niet meer worden gebruikt, draagt niet bij aan een vermindering daarvan.

Voor de loze leidingen geldt de registratieplicht in het kader van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon). Die registratie kan echter leiden tot verwarring bij derden en extra administratieve lasten binnen de gemeentelijke organisatie.

Externe partijen worden ook verplicht hun loze leidingen uit de ondergrond te verwijderen, het is aan de gemeentelijke overheid daarin het goede voorbeeld te geven.

 

Er zijn uiteraard omstandigheden denkbaar dat het verwijderen van loze rioolleidingen meer schade toebrengt aan de leefomgeving dan dat het daadwerkelijk oplevert, door bijvoorbeeld de nabije aanwezigheid van:

  • bomen;

  • kabels & leidingen van derden;

  • (particulier) eigendom of opstallen.

 

In die gevallen blijven de loze leidingen liggen, maar op het moment dat de belemmerende omgevingsfactoren niet meer van toepassing zijn, zorgt de gemeente ervoor dat de loze leiding alsnog wordt verwijderd.

 

Als loze leidingen blijven liggen, bestaat de kans op instortingsgevaar. Het is daarom van belang dat er maatregelen worden getroffen die kans te minimaliseren. Omdat de loze leiding op den duur op kosten van de gemeente zal worden verwijderd, is het van belang dat de genomen maatregelen niet extra kostenverhogend werken voor de toekomstige verwijdering. Het vullen met natuurlijke materialen, zoals water of schone grond heeft daarom de voorkeur. Volschuimen met niet-natuurlijke materialen is de laatste optie.

 

Gemeentelijke rioolleidingen in particulier eigendom

In de gemeente Zaanstad ligt een aantal gemeentelijke rioolleidingen onder particulier eigendom. Dat maakt beheer en onderhoud van die leidingen lastig, danwel onmogelijk.

 

In de komende planperiode worden die rioolleidingen in beeld gebracht, zodat bij nieuwe ontwikkelingen de betreffende ongewenste situatie kan worden opgeheven.

Op basis van het overzicht kan een strategie worden bepaald hoe (en op welke termijn) de overige situaties kunnen worden aangepakt.

 

3.5.5Rioolaansluitingsverordening

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1-1-2021 moeten ook de Zaanse verordeningen die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving aangepast worden op de nieuwe wetgeving, zodat ze kunnen worden opgenomen in de Omgevingsverordening.

 

In het kader van het rioolbeheer heeft dit betrekking op de Rioolaansluitingsverordening uit 1998. Via deze verordening is bepaald dat elke nieuwe rioolaansluiting vergunningsplichtig is en dat voor het maken van een nieuwe aansluiting op bestaand riool betaald moet worden. B&W stelt daar jaarlijks de aansluittarieven voor vast.

 

In het kader van de Omgevingsverordening zijn alle verordeningen die regels bevatten over de fysieke leefomgeving geanalyseerd op actualiteit, leesbaarheid en nut en noodzaak; zo ook de rioolaansluitingsverordening uit 1998. Uit die analyse blijkt dat de inhoud van die verordening niet accuraat en beleidsinhoudelijk onlogisch is.

Met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 (inclusief herziening in 2015) is bovendien een aantal zaken op landelijk niveau geüniformeerd, waardoor de gemeente eigenlijk enkel bepalingen hoeft op te nemen ten aanzien van de plaats, hoogteligging en diameter van de perceelsaansluiting.

Voordat de rioolaansluitingsverordening kan worden opgenomen in de Omgevingsverordenig vindt er in 2020 een actualisatie- en vertaalslag plaats, aan de hand van de volgende uitgangspunten:

  • De gemeente bepaalt de locatie, hoogteligging en diameter van de perceelsaansluiting;

  • De binnen onderkant buis (b.o.b.) van de huisaansluiting dient minimaal 35 cm boven het polderpeil te liggen;

  • Het plaatsen van een ontstoppingsputje volgens de richtlijnen van het Bouwbesluit is verplicht;

  • Geen vergunningsplicht meer, maar een dienstverleningsovereenkomst om de kosten voor de rioolaansluiting bij de aanvrager in rekening te brengen;

  • Aansluittarieven bepalen volgens marktconforme tarieven, met een maximum bedrag per aansluiting;

  • In geval er sprake is van een septictank, moet de aanvrager ervoor te zorgen dat de septic tank buiten gebruik wordt gesteld.

 

Het is noodzakelijk de huisaansluiting 35 cm boven het polderpeil aan te leggen. Dit om bij calamiteiten of bij het vollopen van het (gemengde) stelsel te voorkomen dat rioolwater terug de huisaansluiting instroomt. Deze voorwaarde kan mogelijk conflicteren met een vorstvrije ligging waarvoor een diepte van 50 cm nodig is. Er zijn namelijk woonwijken in Zaanstad waar het verschil tussen het polderpeil en maaiveld minder is dan 1m (uitgaande van de standaard doorsnede van 125 mm van de huisaansluiting). Afhankelijk van de situatie zal dan in overleg met de rioolbeheerder naar een oplossing gezocht worden.

 

Figuur – Schematische weergave van conflicterende voorwaarden minimale vorstvrije ruimte en minimale ligging huisaansluiting boven polderpeil wanneer de ruimte tussen maaiveldhoogte en polderpeil < 0,975m is.

 

In de Waterwet staat aangegeven dat de gemeente regenwater van particulieren niet hoeft af te voeren als de particulier daar redelijkerwijs zelf voor kan zorgdragen. Door de grondslag in Zaanstad is het niet mogelijk, zoals in het oosten en zuiden van het land, regenwater via de ondergrond af te voeren. Echter, in geval van nieuwbouw geldt de inspanningsverplichting om op particulier terrein zoveel mogelijk regenwater vast te houden. Zaanse eigenaren met bezit direct aan oppervlaktewater moeten het regenwater daarop lozen.

 

Veel bestaande huisaansluitingen en binnenriolering voldoen niet aan de NEN 3215 waar het Bouwbesluit 2012 aan refereert. In de praktijk levert dat niet direct problemen op. Daar waar een niet goed uitgevoerde huisaansluiting tot regelmatige verstoppingen leidt, wordt de bewoner erop gewezen dat zijn/haar aansluiting niet voldoet aan bestaande regelgeving en op orde gebracht moet worden. Door het ontstoppingsstuk onderdeel te laten zijn van de huisriolering ligt de eerste actie bij een mogelijke verstopping bij de particuliere eigenaar.

Pas als het ontstoppingsstuk vol staat met water, bevindt de verstopping zich in het gemeentelijk deel en moet de gemeente het probleem oplossen.

 

De afvoer van bedrijven wordt gereguleerd door landelijke milieuwetgeving. Bij bijzondere lozingen (grote hoeveelheden, hogere temperaturen of bijzondere stoffen) wordt de gemeente door de vergunningverlener (Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, ODNZKG) geconsulteerd. Omdat onduidelijk is in hoeverre de landelijke milieuwetgeving gedecentraliseerd wordt, zijn nu geen uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van het afvoeren van industrieel en bijzonder afvalwater. Vooralsnog kan er van uitgegaan worden dat de landelijke regelgeving gekopieerd wordt. In overleg met het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de andere partners in het samenwerkingsverband Zaanstreek-Waterland en de Omgevingsdienst wordt dit verder in beeld gebracht.

 

4 UITVOERINGSPROGRAMMA

 

In het uitvoeringsprogramma zijn activiteiten opgenomen die deze planperiode ondernomen gaan worden om in te spelen op de huidige en toekomstige ontwikkelingen. Deze activiteiten zijn onderverdeeld in de categorieën regionale samenwerking, planvorming, onderzoek, onderhoud, uitvoeringsmaatregelen en facilitair/overig.

 

In het uitvoeringsprogramma zijn naast de planning van activiteiten ook bijbehorende uitgaven opgenomen. De geplande uitgaven bestaan uit de jaarlijkse directe kosten voor regionale samenwerking, onderzoek, onderhoud, verbeteringsmaatregelen en facilitair en uit investeringen voor vervangingsmaatregelen.

 

De verwachtte uitgaven voor regionale samenwerking, planvorming, onderzoek, onderhoud, uitvoeringsmaatregelen en facilitair stijgen ieder jaar mee met de verwachtte groei van het aantal heffingseenheden. Met het opstellen van de begroting brengen wij jaarlijks in beeld hoeveel deze uitgaven in de praktijk zijn, dit kan afwijken van de opgenomen uitgaven in het uitvoeringsprogramma.

 

In hoofdstuk 5 worden deze uitgaven in combinatie met de kosten voor personele middelen en de financiële uitgangspunten vertaald naar lasten. Posten zoals personele middelen, overhead, kapitaallasten, spaarbedragen, rente en de toerekening van BTW komen in hoofdstuk 5 aan bod. Op basis van deze lasten worden de totaal benodigde inkomsten bepaald en daarmee de benodigde rioolheffing.

 

Regionale samenwerking

Om kennis te delen en kosten te besparen voeren we gezamenlijke activiteiten uit met de andere gemeenten uit de regio Zaanstreek-Waterland. De kosten van gezamenlijke activiteiten zijn verdeeld over de deelnemers volgens de afspraken in het Convenant Regionale Samenwerking Waterketen Zaanstreek-Waterland uit 2014.

 

In Tabel 3 is het budget weergegeven dat is vrijgemaakt tot 2021. Met de continuering van de samenwerking na 2020 maken we nieuwe afspraken over het vrijmaken van budget.

Tabel 3 - Uitvoeringsprogramma onderdeel Regionale samenwerking

REGIONALE SAMENWERKING

2020

Regionale samenwerking

€ 96.000

Totaal

96.000

 

Onderzoek

Om inzicht te behouden en verkrijgen in de toestand en het functioneren van de watersystemen is onderzoek noodzakelijk. Tijdens de planperiode voeren we de volgende onderzoeken uit.

Tabel 4 - Uitvoeringsprogramma onderdeel Onderzoek

ONDERZOEK

2020

2021

2022

2023

2024

Voorstudie Investeringen

€ 81.100

€ 81.100

€ 81.100

€ 81.100

€ 81.100

Invent.-advies-meten

€ 451.100

€ 451.100

€ 451.100

€ 451.100

€ 451.100

Totaal

€ 532.200

€ 532.200

€ 532.200

€ 532.200

€ 532.200

 

Beheer en Onderhoud

We stemmen de onderhoudsinspanningen af op het in stand houden en goed laten functioneren van het systeem.

Tabel 5 - Uitvoeringsprogramma onderdeel Beheer en Onderhoud

ONDERHOUD

2020

2021

2022

2023

2024

Grondwatervoorzieningen

€ 101.400

€ 101.700

€ 102.000

€ 102.300

€ 102.800

Persl.-gemalen onderhoud

€ 935.300

€ 938 .00

€ 941.200

€ 944.100

€ 948.900

Totaal

€ 1.036.700

€ 1.039.900

€ 1.043.200

€ 1.046.400

€ 1.051.700

 

Maatregelen

Voor de instandhouding van het systeem voeren we de volgende maatregelen uit:

Tabel 6 - Uitvoeringsprogramma onderdeel Maatregelen

MAATREGELEN

2020

2021

2022

2023

2024

Verbetering

Reparatie-renovatie

€ 684.500

€ 686.600

€ 688.800

€ 691.000

€ 694.400

Vervanging

Vrijverval- riolering

€ 9.000.000

€ 9.000.000

€ 3.000.000

€ 3.000.000

€ 3.823.600

Gemalen

€ 1.000.000

€ 1.000.000

€ 900.000

€ 900.000

€ 889.900

Extreme neerslag

€ 500.000

€ 500.000

€ 500.000

€ 500.000

 

IBA’s

€ 10.000

-

-

-

-

Randvoorziening elektromechanisch

€ 136.800

€ 206.700

-

€ 104.700

€ 146.300

Totaal

€ 11.331.300

€ 11.393.300

€ 5.088.800

€ 5.195.700

€ 5.554.300

 

Facilitair/ Overig

Om het stedelijke watersysteem goed te beheren verrichten we ondersteunende activiteiten:

Tabel 7 - Uitvoeringsprogramma onderdeel Facilitair/ Overig

FACILITAIR

2020

2021

2022

2023

2024

Gebruik overeenkomsten

€ 106.700

€ 107.100

€ 107.400

€ 107.800

€ 108.300

Nutsvoorzieningen

€ 344.600

€ 345.700

€ 346.800

€ 347.900

€ 349.600

Totaal

€ 451.300

€ 452.800

€ 454.200

€ 455.700

€ 457.900

 

5 BENODIGDE MIDDELEN

5.1 Inleiding

Voor het beheer van het rioleringssysteem zijn financiële middelen nodig. Geld dat we via de rioolheffing door de bewoners en bedrijven bijeenbrengen. In dit hoofdstuk gaan we in op de benodigde personele en financiële middelen om invulling te geven aan goed en doelmatig rioleringsbeheer.

 

5.2 Personele middelen

De bestaande formatie in de gemeente Zaanstad is weergegeven in Tabel 8 en bedraagt 26,0 FTE. Daarnaast is er 3,8 FTE beschikbaar voor de heffing & invordering van de belastingaanslagen.

 

De personele inzet van het Ingenieursbureau wordt via de voorbereidingskosten van de vervangingsprojecten aan de rioolheffing toegerekend.

 

In de regionale samenwerking is personele inzet aangenomen voor het uitvoeren van taken die efficiënter kunnen worden opgepakt door samen te werken. Dit betreft taken zoals monitoring, assetmanagement, en beheer die anders zouden worden uitgevoerd door de binnendienst. Wij leveren als gemeente Zaanstad personele middelen vanuit onze bestaande formatie.

 

De verwachting is dat de huidige formatie voldoende is om onze werkzaamheden uit te kunnen voeren in de planperiode.

 

Tabel 8 - Jaarlijks huidige formatie gemeente Zaanstad

Onderdeel

Binnendienst

Buitendienst

TOTAAL

Planvorming, onderzoek en facilitair

2,0

 

2,0

Onderhoud

5,0

18,0

23,0

Maatregelen

1,0

 

1,0

TOTAAL

8,0

18,0

26,0

 

De huidige formatie leidt, samen met de doorbelastingen vanuit ondersteunende afdelingen, tot kosten die ten laste komen van de rioolheffing. Deze zijn weergegeven in Tabel 9.

Tabel 9 – Loonkosten, Overhead en bijkomende kosten waar geen BTW over wordt berekend gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2024 (prijspeil 2019).

 

2020

2021

2022

2023

2024

Loonkosten

€ 1.173.000

€ 1.176.000

€ 1.180.000

€ 1.184.000

€ 1.190.000

Overhead

€ 1.406.000

€ 1.411.000

€ 1.415.000

€ 1.420.000

€ 1.427.000

Bijkomende kosten

€ 1.649.000

€ 1.654.000

€ 1.660.000

€ 1.665.000

€ 1.673.000

Totaal

€ 4.228.000

€ 4.242.000

€ 4.255.000

€ 4.268.000

€ 4.290.000

 

5.3 Financiële middelen

In het kostenoverzicht (zie Bijlage D) maken we onderscheid in directe exploitatiekosten en investeringsuitgaven.

 

Bij de exploitatiekosten gaat het om jaarlijkse uitgaven voor beheer- en onderhoudsactiviteiten die nodig zijn voor doelmatig rioleringsbeheer. De kosten van deze uitgaven worden toegeschreven aan het boekjaar waarin deze worden uitgegeven. De kosten voor beheer en onderhoud worden jaarlijks hoger door algemene prijsstijgingen, stijgingen van de lonen, vergroting van het areaal en uitbreiding van werkzaamheden als gevolg van de Wet gemeentelijke watertaken. Door efficiënter te werken kan de noodzakelijke prijsstijging zoveel mogelijk worden beperkt.

 

Investeringsuitgaven bestaan uit vervangingsinvesteringen (bijvoorbeeld rioolvervanging) en verbeteringsinvesteringen (bijvoorbeeld buisvergroting of afkoppelmaatregelen). Investeringen zijn uitgaven voor zaken die meerdere jaren meegaan en vaak worden gekapitaliseerd. De jaarlijkse kosten die daaruit voortkomen, -de kapitaallasten- bestaan uit rente en afschrijvingen.

 

Om tot een kostendekkend tarief te komen hebben we een financiële doorrekening van de rioolheffing over 60 jaar gemaakt. Hierbij gaan wij ervan uit dat we voor de aankomende planperiode (met doorkijk t/m 2078) alle investeringen afschrijven door spaarbedragen in mindering te brengen op investeringen. Eventuele restboekwaarden worden in opvolgende jaren versneld afgelost. Onze strategie is om de restboekwaarde na 40 jaar terug te brengen tot € 0,-. Het aflossen van restboekwaarde heeft de volgende voordelen:

  • Wij lossen onze restschuld af en schuiven deze niet door naar toekomstige generaties;

  • Wij voorkomen groeiende rentelasten door het omlaag brengen van te activeren investeringen, boekwaarden leiden namelijk tot nieuwe kapitaallasten (rente en afschrijving);

  • Wij zorgen voor meer zekerheid in de ontwikkeling van lasten en meer stabiliteit in het benodigde heffingstarief. Door zo snel mogelijk te sparen, zijn we bijvoorbeeld minder afhankelijk van renteschommelingen.

 

Hoe sneller we kunnen sparen, hoe korter de periode waarin er restboekwaarden – ofwel restschulden - ontstaan. Om het effect van het heffingsverloop op het boekwaardeverloop te onderzoeken hebben wij twee varianten doorgerekend. Met variant 1 onderzoeken wij na welk jaar de restboekwaarde tot € 0,- wordt teruggebracht, wanneer de heffing (tegen vast prijspeil) gelijk blijft. In werkelijkheid indexeren we de rioolheffing jaarlijks conform de werkelijk opgetreden inflatie die gemiddeld rond 1,5% ligt. Met variant 2 onderzoeken wij vanaf welk jaar er geen boekwaarde uit restinvesteringen ontstaan als we als we de heffing niet indexeren gedurende de planperiode.

 

Tabel 10: Uitgangspunten boekwaarde van twee varianten voor de financiële doorrekening Zaanstad

Variant

Boekwaardeverloop

Variant 1

Boekwaarde uit restinvesteringen wordt zo snel mogelijk afgebouwd bij gelijkblijvende heffing

Variant 2

Boekwaarde uit restinvesteringen is pas aan het einde van de beschouwde periode afgebouwd

 

De uitgangspunten en totstandkoming van het heffingspatroon van variant 1 – de basisvariant – is gerapporteerd in Bijlage D. Deze uitgangspunten leiden samen de gelande uitgaven tot een lastenverloop voor de beschouwde periode. De benodigde inkomsten om deze lasten te dekken hebben we vertaald naar een heffingspatroon voor de twee varianten. De geplande heffing kan in de gemeente Zaanstad gelijk blijven of zelfs dalen. In Figuur 16 is het heffingsverloop volgens variant 1 en volgens variant 2. De heffing op korte termijn is lager volgens variant 2 ten opzichte van variant 1. Op lange termijn valt de heffing volgens variant 2 juist hoger uit ten opzichte van variant 1.

 

Figuur 16 - Benodigd heffingsverloop gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2078 volgens variant 1 en 2 (prijspeil 2019).

 

Het overzicht in Tabel 11 drukt Figuur 16 in getallen uit voor variant 1.

 

Tabel 11 - Gepland heffingsverloop gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2024 (prijspeil 2019).

Jaar

Gemiddeld tarief per

(equivalente) heffingseenheid

Vast Prijspeil (2019)

Gemiddeld tarief per

(equivalente) heffingseenheid

Nominaal

2019

€ 284,41

€ 284,41

2020

€ 284,41

€ 288,68 (+1,5%)

2021

€ 284,41

€ 293,01 (+1,5%)

2022

€ 284,41

€ 297,40 (+1,5%)

2023

€ 284,41

€ 301,86 (+1,5%)

2024

€ 284,41

306,39 (+1,5%)

 

Over de eerste 30 jaar van de berekening worden spaarbedragen bepaald door het verschil tussen inkomsten en lasten. Daarna wordt het spaarbedrag afgebouwd met een vast bedrag zodat de spaarvoorziening aan het einde van de beschouwde periode € 0,- is. Gespaarde bedragen worden in mindering gebracht op te activeren bedragen om groeiende rentelasten te voorkomen. Als het gespaarde bedrag niet voldoende is om de investering helemaal te dekken, worden restinvesteringen alsnog geactiveerd. Deze restinvesteringen worden versneld afgelost zodra er spaarbedragen in de voorziening beschikbaar zijn.

 

Omdat de heffing in de eerste 30 jaar hoger is volgens variant 1 dan volgens variant 2, kunnen we volgens variant 1 sneller sparen. Met deze spaarbedragen worden restboekwaarden – ofwel restschulden – sneller afgelost. De relatie tussen de hoogte van spaarbedragen en het boekwaardeverloop van nieuwe investeringen voor beide varianten is weergegeven in Figuur 17. Volgens variant 1 is de restboekwaarde afgelost na 22 jaar, terwijl dit volgens variant 2 pas na 58 jaar is.

Figuur 17 - Verwacht boekwaardeverloop gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2078 vlg. variant 1 en 2 (prijspeil 2019).

 

In Tabel 12 is een samenvatting van de resultaten van beide varianten voor de gemeente Zaanstad opgenomen. Hieruit blijkt dat de heffing volgens variant 2 op korte termijn verder omlaag kan, maar dat er in totaal hogere rentelasten worden berekend ten opzichte van variant 1. Bovendien blijven er voor een langere periode restschulden ontstaan volgens variant 2. In de beoordeling van de resultaten dient rekening te worden gehouden met de huidige, lage rentestand. Als de rente in de toekomst weer zou stijgen, zal dat meer invloed hebben op de heffing volgens variant 2 dan de heffing volgens variant 1.

 

Variant 1 geeft invulling aan onze strategie om de restboekwaarde na 40 jaar terug te brengen tot € 0,- en is daarom de voorkeursvariant.

 

Onafhankelijk van de gekozen variant actualiseren we de kostendekkingsberekeningen periodiek waarna eventuele tariefbijstellingen op basis van actuele lasten en opbrengsten worden doorgevoerd.

 

Tabel 12- Samenvatting resultaten varianten gemeente Zaanstad (prijspeil 2019)

Variant

Start heffing

Heffing

2023

Rentelasten

2019 t/m 2078

Jaartal restboekwaarde nieuwe investeringen € 0,-

Variant 1

€ 284,41

€ 284,41

€ 61.824.000

2041

Variant 2

€ 284,41

€ 267,98

€ 95.614.000

2076

 

BIJLAGE A WETGEVING EN BELEID

Wettelijke planverplichting

Wet milieubeheer

De wettelijke planverplichting voor het opstellen van een GRP is opgenomen in de Wet milieubeheer, artikel 4.22. De inhoud van het GRP moet volgens dit artikel drie zorgplichten bevatten. In de wet is ook een voorkeursvolgorde opgenomen over de omgang met afvalwater die milieuvervuiling door afvalwater moet tegengaan (art. 10.29a). De gemeenteraad kan bij verordening regels en termijnen vastleggen voor de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater op particulier terrein (art. 10.32a). Artikel 10.33 geeft de gemeente de mogelijkheid om het afvalwater, behalve door een openbaar vuilwaterriool (of gemengd riool) naar een zuiveringsinrichting te leiden, ook door andere gelijkwaardige systemen te verwerken.

 

Waterwet

Op grond van de Waterwet moet de gemeente in het GRP een overzicht opnemen, waarop alle overstortvoorzieningen en nooduitlaten voorkomen. Het overzicht van de uitlaten van de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland staat in Lizard in beheer van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In de praktijk zal het erop neerkomen dat het waterschap de gemeente alleen kan aanspreken op grond van geconstateerde waterkwaliteitsproblemen als de riolering daarvan een belangrijke veroorzaker is.

 

Omgevingswet

Vanaf 2021 treedt de Omgevingswet in werking, hiermee worden de Wet milieubeheer en de Waterwet geïntegreerd. Deze wet bundelt veel bestaande wetten en besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu. Het goede en noodzakelijke blijft hierbij behouden, terwijl er volop kansen zijn om de ambities op het gebied van water nadrukkelijker mee te wegen in de totale ruimtelijke afweging. De Omgevingswet wordt in 2021 van kracht. Het opstellen van een GRP is vanaf dat moment facultatief.

 

Volgens de Wet milieubeheer en de Waterwet hebben gemeenten drie waterzorgplichten: voor afvalwater, hemelwater en grondwater.

 

Zorgplicht afvalwater

Bij afvalwater gaat het om huishoudelijk afvalwater van woningen en afvalwater van bedrijven. De bewoners en eigenaren moeten hun afvalwater aanbieden aan de gemeente. Vervolgens moet de gemeente dit via de riolering naar de rioolwaterzuivering brengen. Daarbij kan zij percelen in het buitengebied uitzonderen. Eigenaren moeten dan zelf voor opvang en zuivering van hun afvalwater zorgen. Op grond van de milieuregelgeving kan een gemeente (grotere) bedrijven verplichten afvalwater te beperken of zelf te zuiveren. Dit geldt met name als de samenstelling anders is dan ‘huishoudelijk’.

 

Zorgplicht hemelwater

Volgens de zorgplicht hemelwater is de grondeigenaar in eerste instantie verantwoordelijk voor de verwerking van hemelwater op zijn eigen terrein. Dit geldt voor particulieren, maar ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De gemeente hoeft hemelwater van bewoners en bedrijven niet meer in te zamelen, tenzij zij dit redelijkerwijs niet van bepaalde (groepen van) bewoners kan vragen. In de praktijk zorgt de gemeente meestal voor de opvang en verwerking van het hemelwater. Er is geen wettelijke plicht om afval- en hemelwater te scheiden (afkoppelen).

 

Zorgplicht grondwater

Voor grondwater is de zorgplicht verdeeld over alle betrokken partijen.

  • De particulier is verantwoordelijk voor de goede staat van zijn eigendom. Hij zorgt voor bouwkundige of waterhuishoudkundige voorzieningen op zijn eigen terrein en voor zijn woning, zoals een vochtdichte vloer;

  • De gemeente is het aanspreekpunt voor de bewoner. Zij behandelt eventuele klachten en voert grondwater af als dat ‘doelmatig’ is;

  • Het waterschap zorgt voor de afvoer van eventueel door de gemeente ingezameld grondwater naar het oppervlaktewater. Via het op peil houden van het oppervlaktewater beïnvloedt het waterschap de grondwatersituatie;

  • De provincie en het waterschap zijn verantwoordelijk voor de vergunningverlening voor de onttrekking van grondwater. In de vergunning kunnen zij voorschriften voor beëindiging van de onttrekking opnemen.

 

Naast de drie zorgplichten hebben gemeenten ook te maken met wetgeving rondom informatie-uitwisseling (WION).

 

Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION)

De Wet heeft tot doel het voorkomen van graafincidenten bij kabels en leidingen. De wet regelt primair de informatie-uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen tussen netbeheerders en grondroerders. De wet bevat eveneens bepalingen over zorgvuldig graven en zorgvuldig opdrachtgeverschap en het treffen van voorzorgsmaatregelen bij gevaarlijke leidingen.

 

Volgens artikel 3.8 in de Waterwet dragen waterschappen en gemeenten zorg voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater. Naar aanleiding van het Bestuursakkoord Water (BAW, 2011) is overal in Nederland de samenwerking tussen de verschillende partijen geïntensiveerd. Het primaire doel van deze samenwerking is het verhogen van de kwaliteit, het verminderen van de kwetsbaarheid en het verlagen van de verwachte kostenstijging in de waterketen.

 

Samenwerken & Kosten besparen

Volgens artikel 3.8 in de Waterwet dragen waterschappen en gemeenten zorg voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater.

 

Om invulling te geven aan samenwerking hebben het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven in het Bestuursakkoord Water (BAW, 2011) afspraken gemaakt voor een doelmatig waterbeheer. De belangrijkste doelstellingen hierbij zijn:

 

Eenduidigheid en verbetering in kwaliteit van de algemene beleidsuitgangspunten gedragen door de deelnemende partijen;

  • Doelmatigheidswinst, doordat meerdere gemeenten samen beschikken over uniform beleid, en een bredere kennis met als doel kwaliteitsverbetering;

  • Personele kwetsbaarheid verminderen;

  • Toekomstige kostenbesparingen door het realiseren van bovenstaande doelstellingen.

  • Met doelmatig waterbeheer wordt een structurele besparing beoogt die oploopt tot € 550 miljoen in 2020 (landelijk). De stijging van lasten voor bewoners en bedrijven blijven daardoor beperkt.

 

Deltaprogramma

Vanuit het deltaprogramma is de ambitie gesteld dat in 2050 de openbare ruimte zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Voor gemeenten houdt dit het volgende in:

  • Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten dient uiterlijk in 2020 onderdeel te zijn van het beleid en handelen van de gemeente;

  • De watertoets zijn wettelijke verankering als procesinstrument behoudt en de toepassing vroeg in het ruimtelijk proces plaats vindt;

  • Een analyse van de klimaatbestendigheid van de gemeente dient uitgevoerd te worden in de vorm van een klimaat ‘stresstest’.

 

Opgaven verbinden

Vanuit Bestuursakkoord Waterketen (BWK) verband is een toekomstvisie voor de waterketen in 2050 gepresenteerd, ‘Verbindend Water’ geheten. De ambities richten zich op het realiseren van een hoog duurzaamheidniveau op basis van het principe ‘cradle-to-cradle’. De nieuwe woningen in 2050 zullen vrijwel CO2-neutraal uitgerust zijn. Afvalwaterhoeveelheden nemen drastisch af en het regenwater wordt zoveel mogelijk benut of via de bodem afgevoerd. Vanzelfsprekend heeft dit een grote impact op de hedendaagse ondergrondse infrastructuur. Afvalwater wordt vooral lokaal gezuiverd nadat hieruit de nuttige grondstoffen zijn onttrokken. De betekenis van deze toekomstvisie is groot. Immers, de rioolbuizen die morgen de grond ingaan, maken deze toekomstverwachting mee.

 

Taken en bevoegdheden

In onderstaande tabel zijn de taken en bevoegdheden nader toegelicht.

Actor

Taken en bevoegdheden

Europa

Op 22 december 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. De KRW is een Europese richtlijn, die bedoeld is om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater op goed niveau te krijgen en te houden.

 

Rijk

Het Rijk is verantwoordelijk voor het nationale beleidskader en de strategische doelen en maatregelen voor het waterbeheer in Nederland. De Minister van Infrastructuur en Milieu is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Het Rijk is opsteller van het Nationaal Waterplan 2016-2021.

 

Nationaal Waterplan 2016-2021

Het nieuwe Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld.

 

Het kabinet streeft naar een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.

 

Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie

Volgens het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie moeten gemeenten, waterschappen, provincies en het rijk in de periode 2018-2019 een klimaat stresstest uitvoeren om knelpunten op het gebied klimaatverandering in kaart te brengen. De stap die volgens het Deltaplan volgt op de stresstest is een risicodialoog met alle stakeholders en bestuurders. Dit als opmaat naar de ontwikkeling van een adaptatiestrategie. Deze strategie moet vervolgens concreet worden doorvertaald in een uitvoeringsagenda en Omgevingsvisie.

 

 

Provincie Noord-Holland

De provincie is verantwoordelijk voor de vertaling van het rijksbeleid naar een regionaal beleidskader en strategie. De provincie is opsteller de Watervisie 2021 “Buiten de oevers”.

 

De provincie is tevens bevoegd gezag voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van onderstaande grondwateronttrekkingen en -infiltraties:

Industriële onttrekkingen > 150.000 m3

Grondwateronttrekkingen t.b.v. drinkwaterwinning

Bodemenergiesystemen

 

Ten aanzien van het GRP heeft de provincie een adviserende en toetsende rol. De provincie kan een aanwijzing opleggen indien er tegenstrijdigheden zijn tussen het GRP en de provinciale plannen.

 

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het operationele regionale waterbeheer. Dit betekent dat zij zorgen voor droge voeten (veiligheid), schoon en voldoende water.

 

De waterschappen hebben een zorgplicht voor de zuivering van stedelijk afvalwater en zijn bevoegd gezag voor directe lozingen op de rwzi en naar het oppervlaktewater. Voor de regulering van indirecte lozingen (naar het riool) hebben de waterschappen een adviserende rol naar gemeenten.

 

De waterschappen hebben eveneens een zorgplicht voor het beheer van regionale wateren en keringen. Handelingen in het oppervlaktewatersysteem reguleren waterschappen o.a. middels algemene regels, verordeningen en een Watervergunning. De waterschappen zijn ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van grondwateronttrekkingen en infiltraties in hun beheergebied, met uitzondering van de drie categorieën waarvoor de provincie verantwoordelijk is.

 

Om de waterbelangen bij ruimtelijke ontwikkelingen veilig te stellen doorlopen waterschappen en gemeente bij alle ruimtelijke ontwikkelingen de watertoetsprocedure. Hierbij wordt o.a. toegezien op een hydrologisch neutrale inpassing van ontwikkelingen. De resultaten hiervan worden vastgesteld in de waterparagraaf.

 

Ten aanzien van het GRP hebben de waterschappen een adviserende rol.

 

Gemeente

  • De gemeente heeft drie zorgplichten t.a.v. stedelijk waterbeheer: ·

  • Inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater naar een zuiveringtechnisch werk

  • Doelmatige inzameling en verwerking van hemelwater dat perceeleigenaren redelijkerwijs niet zelf kunnen verwerken. Eventueel kan de gemeente hiervoor maatwerkvoorschriften of een gebiedsverordening instellen.

  • Treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voorwaarde hierbij is dat de maatregelen doelmatig zijn en niet tot de zorg van het hoogheemraadschap/provincie behoren. De gemeente dient het loket te zijn voor grondwatervraagstukken binnen haar beheersgebied.

  • Met betrekking tot lozingen is de gemeente bevoegd gezag bij:

  • Lozingen van (afval)water zijn per doelgroep geregeld via lozingenbesluiten. In de meeste gevallen is de gemeente hiervoor bevoegd gezag. Bij de verwerking van (afval)water houdt de gemeente rekening met de wettelijke voorkeursvolgorde.

  • Met betrekking tot bodemenergiesystemen zijn gemeenten bevoegd gezag bij lozingen op de riolering. In deze hoedanigheid is het aanbevolen om bij vergunningverlening nader af te stemmen met gemeenten, aangezien lozingen van spoelwater op de riolering kunnen resulteren in hydraulische- en kwaliteit gerelateerde problemen.

  • Taken en verantwoordelijkheden in de ondergrond:

  • Volgens de wet hebben gemeenten een belangrijke taak in het voorkomen van graafschade aan kabels en leidingen (WION) en het beschikbaar stellen van gegevens over de ondergrond (BRO, 2015).

  • In het kader van het Besluit op de lijkbezorging hebben gemeenten een toetsende rol in de ontwatering van begraafplaatsen.

Particulier

De particuliere perceeleigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel. Dit betekent dat hij zelf verantwoordelijk is voor het op eigen perceel treffen van maatregelen om de waterdichtheid te garanderen en voor de inzameling van stedelijk afvalwater en overtollig hemel- en grondwater. Pas als de perceeleigenaar zich redelijkerwijs niet kan ontdoen van het overtollige water, is er een taak voor de gemeente of hoogheemraadschap.

De perceeleigenaar heeft ook een zorgplicht. Dit betekent dat hij geen handelingen mag verrichten waarvan hij kan verwachten dat deze het doelmatige functioneren van (water)voorzieningen belemmeren.

 

BIJLAGE B TERUGBLIK

Op 20 december 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Zaanstad het verbrede Gemeentelijke Rioleringsplan 2013-2017 vastgesteld (kenmerk 2012/272048). In deze bijlage wordt het vGRP geëvalueerd, zodat hieruit lering kan worden getrokken voor de planperiode van het nieuwe vGRP.

 

Bij de evaluatie hebben we gebruik gemaakt van de volgende deelvragen:

  • Wat waren de doelen?

  • Welke werkzaamheden zijn verricht?

  • Hoe is (samen)gewerkt?

  • Wat waren de kosten?

  • Was de personele capaciteit voldoende?

  • Hoe hoog was de heffing?

 

Wat waren de doelen?

In het vGRP 2013-2017 heeft de gemeente Zaanstad de onderstaande doelen geformuleerd. De doelen zijn op basis van rapportages en interviews geëvalueerd.

Doel

Status

  • Inzameling van het binnen het gemeentelijke gebied geproduceerde afvalwater

  • Alle percelen binnen het gemeentelijk grondgebied waar afvalwater vrijkomt, moeten zijn voorzien van een aansluiting op de riolering, uitgezonderd bij specifieke situaties waar lokale behandeling doelmatiger is.

  • Relatief schoon verhard oppervlak niet aansluiten op de riolering.

Doelstelling is gehaald. Ten tijde van het opstellen van het vGRP 2013-2017 waren 755 panden nog niet aangesloten op het riool. Gepland was om de 612 panden op de riolering aan te sluiten. Op dit moment zijn er nog 81 panden die niet zijn aangesloten. Voor een deel wacht de aanleg van het riool op de dijkversterking van de Noordervaartdijk in Krommenie. De aansluitingen van de woningen langs de Vaartdijk in Assendelft kan nog niet afgerond worden in verband met de slechte kwaliteit van enkele woningen. Met deze bewoners wordt overleg gevoerd over funderingsherstel. De overige niet aangesloten woningen staan nabij het nieuwbouwproject Houthavenkade. Deze woningen zullen aangesloten worden bij de realisatie van de nieuwbouw.

  • Transport naar het overnamepunt van de beheerder van rioolwaterzuivering

  • Afvoercapaciteit dient voldoende te zijn voor droogweerafvoer.

  • De afstroming dient te worden gewaarborgd.

  • Rioolstelsels dienen waterdicht te zijn ter voorkoming van intredend grondwater.

 

Doelstelling is gehaald. Bij realisatie en vervanging van riolering en rioolgemalen is zorggedragen voor voldoende afvoercapaciteit. De verzakkingen van riolen en mogelijke lekkages worden gesignaleerd bij het inspecteren van het riool en zijn criteria voor de vervanging van het riool.

Door deze werkwijze is deze doelstelling gehaald, maar deze processen zijn continu, want het rioolstelsel is altijd aan zakking onderhevig.

  • Beperken vuiluitworp naar oppervlaktewater door afvalwater.

  • De vuiluitworp door overstortingen dient beperkt te zijn.

Doelstelling is grotendeels gehaald. Om de afspraken over de basisinspanning te realiseren is ingezet op het afkoppelen van regenwater door het omvormen van een gemengd naar een gescheiden rioolstelsel. Afkoppelmaatregelen zijn uitgevoerd en sinds 2014 voldoet de gemeente Zaanstad aan de basisinspanning.

 

Toch is er in 2016, na het overstorten van het riool, in de Zuidersluissloot in Wormerveer, happende vis geconstateerd. In samenspraak met het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zijn de drempels van de riooloverstorten verhoogd, is de lozing van de eendenvijver in het Wilhelminapark gesaneerd en is een doorspoelvoorziening gecreëerd voor het hoogheemraadschap. Het doorspoelen bleek in 2017 en 2018 niet noodzakelijk. De hoeveelheden overstorten zullen verder beperkt worden door de aanleg van gescheiden stelsels in de Fröbelstraat e.o.

  • Beperken van wateroverlast

  • Afvoercapaciteit riolering dient voldoende te zijn om wateroverlast te beperken en schade zoveel mogelijk te voorkomen.

  • De instroming in riolen en kolken dient ongehinderd plaats te vinden.

Doelstelling is grotendeels gehaald. Het aantal meldingen van verstopte kolken en waterplassen op straat is verlaagd. Het vervangen van riolen en bijgaande herinrichtingen zal daaraan hebben bijgedragen.

 

In de planperiode zijn buien gevallen die nu, in het kader van klimaatverandering, aangemerkt worden als clusterbuien c.q. extreme neerslag.

  • De extreme neerslag in juni en augustus 2014 hebben tot overlast geleid. De schade in de openbare ruimte en bij particulieren bestond hoofdzakelijk uit weggespoelde bestrating. Deze is in de weken daarna hersteld. In het algemeen waren er enkele uren na de buien voor het verkeer geen belemmeringen meer. De rioolstelsels waren na een dag weer op het normale peil.

  • Vergelijkbare problemen hebben zich in 2015 en 2016 voorgedaan op de Wandelweg en in de Zaanbocht in Krommenie. Uit analyse bleek de capaciteit van het rioolstelsel hier niet de beperkende factor. De grote hoeveelheden plaatselijke neerslag was de oorzaak van de overlast.

  • Beperken andere overlast voor de gemeenschap

  • De bedrijfszekerheid van de gemalen en andere objecten dient te zijn gewaarborgd.

  • De stabiliteit van de riolen dient te zijn gewaarborgd.

  • Overlast als gevolg van werkzaamheden aan riolering dient beperkt te zijn.

Doelstelling is gehaald. De bedrijfszekerheid van gemalen is gewaarborgd doordat er bij alle gemalen een storingssignalering aanwezig is. Daarnaast zijn bijna alle meldingen van storingen aan gemalen en verstoppingen in het gemeenteriool binnen 24 uur verholpen.

 

Door het inlopen van de onderhoudsachterstand komen er geen instortingen meer voor.

 

De overlast is beperkt door:

  • een grootschaliger aanpak van rioolprojecten dan voorheen en daarmee meer mogelijkheden voor een integrale aanpak;

  • het verdichten van de ondergrond zodat geen tijdelijke bestrating (dichtblokken) meer nodig was.

  • Doelmatig beheer en gebruik

  • Rioleringsbeheer afstemmen met andere gemeentelijke taken.

  • Gebruikers van riolering dienen bekend te zijn en ongewenste lozingen dienen te worden voorkomen.

  • Inzicht in functioneren riolering.

  • Zoveel mogelijk gebruik maken van duurzame en milieuvriendelijke materialen.

Doelstelling is gehaald. Het vervangen van riolen wordt afgestemd op de uitvoering van andere werkzaamheden van de gemeente en met het hoogheemraadschap (dijkversterking) en nutsbedrijven. Op uitnodigingen voor voorlichting is ingegaan en aan het juiste gebruik van het riool wordt aandacht besteed op Buitengewoon Zaanstad.nl en Duurzaan.nl.

 

In een campagne (“Je kunt de pot op“ ) is erop gewezen dat vetlozingen in het riool onacceptabel zijn en is het ZNMC financieel ondersteund om bij een rondleiding op de zuivering te vertellen over riolering en zuivering.

Inzicht in het functioneren van het riool wordt verkregen door inspecties en de werking van rioolgemalen te beschouwen.

Jaarlijks is conform planning 20 km riool geïnspecteerd en worden de werking van gemalen en randvoorzieningen geanalyseerd.

 

In het algemeen worden duurzame materialen (zoals beton) gebruikt. Van het gebruik van recyclebaar PVC is na proefneming afgezien omdat de stabiliteit van de pijpen niet gewaarborgd kon worden en verschillende hulpstukken door de producent niet konden worden geleverd. De marktontwikkelingen op dit gebied worden gevolgd.

 

Welke werkzaamheden zijn verricht?

De algemene doelen zijn door vertaald naar watertaken en benodigde maatregelen. Onderstaande tabellen bieden een overzicht van geplande activiteiten. Bij elke activiteit staat aangegeven of deze is uitgevoerd, in uitvoering of voorbereiding is, is heroverwogen/vervallen of uitgesteld. In het geval de activiteit niet is uitgevoerd staat de reden daarvan vermeld.

 

Hoe is (samen)gewerkt?

Met de ondertekening van het Bestuursakkoord Water (BAW) in 2011 hebben het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven verklaard dat zij intensief met elkaar gaan samenwerken in de (afval)waterketen. Deze samenwerking moet leiden tot een landelijke besparing van €380 miljoen aan minder meerkosten, kwaliteitsverbetering, vermindering van de kwetsbaarheid en kennisuitwisseling. In de afgelopen planperiode is gewerkt aan de samenwerking in de regio Zaanstreek-Waterland.

 

Het behalen van de bezuiniging wordt jaarlijks gemonitord en jaarlijks gerapporteerd aan het Rijk voor heel Noorderkwartier. Onderstaande figuur vat samen hoe ver de regio Zaanstreek-Waterland in 2018 gevorderd was met het behalen van de doelstellingen uit het Bestuursakkoord Water. Hiertoe zijn de kostenbesparingen en verbeteringen in kwaliteit en duurzaamheid binnen de gehele waterketen in beeld gebracht. Voor het onderdeel kwetsbaarheid (de ontwikkeling van de robuustheid van het beheer) is alleen het gemeentelijk rioleringsbeheer meegenomen.

Realisatie doelen afvalwaterketen voor de regio Zaanstreek-Waterland in 2018 t.o.v. doelen 2020.de kolom (Bron: MONITOR BAW 2018 Zaanstreek-Waterland).

 

De grafiek vat samen hoe ver het cluster gevorderd is met het besparen op kosten, verminderen van de kwetsbaarheid, verder professionaliseren van het beheer en het verduurzamen van de afvalwaterketen. Ter vergelijk is opgenomen hoe ver de regio in 2018 zou moeten zijn (rode lijnen; prognose 2020 gestreept, 2018 doorgetrokken). De kolommen in grijs zijn de waarden van 2017.

 

De grafiek laat het volgende beeld zien:

  • De prognose van de besparingen in het afvalwaterbeheer in 2020 is sterk toegenomen en ligt met 137% reeds boven de doelstelling van 100%.

  • De in 2018 bereikte besparingen liggen ruim boven het niveau van het doel voor 2018 (131% versus 80%).

  • De robuustheid is sterk toegenomen en ligt ruim boven het streefniveau voor 2020 (163% versus 100%).

  • De kwaliteit is iets gestegen en ligt onder het niveau voor 2018 (60% versus 80%).

  • De duurzaamheid is iets toegenomen.

 

Hieruit wordt geconcludeerd dat de bezuiniging binnen deze regio wordt gehaald en Zaanstad haar aandeel daarin levert. Voor een deel wordt de bezuiniging ingevuld door gezamenlijke aanbestedingen zoals het reinigen en inspecteren van riolen, relinen, meten in het riool, de reiniging van kolken en het maken van dit GRP.

 

De (personele) kwetsbaarheid (vooral bij de kleinere gemeenten) wordt ondervangen door het gezamenlijk inhuren van personeel. Deze groep van medewerkers (het Plus-team) voert ook werkzaamheden uit waar een individuele gemeente niet aan toe komt. In die zin wordt ook de kwaliteit van het rioolbeheer in de regio verbeterd.

 

Door invulling te geven aan deze samenwerking wordt de kennis binnen de regio Zaanstreek-Waterland maar ook binnen Noorderkwartier gedeeld. Met name het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de PWN dragen daar zorg voor. Verder leidt de samenwerking ook tot bijeenkomsten van managers en bestuurders zodat op dat niveau een gezamenlijke agenda ontstaat.

 

Was de personele capaciteit voldoende?

In de vorige planperiode is de personele capaciteit (29,7 FTE, waarvan 3,7 FTE voor heffing & invordering) voldoende gebleken. In 2018 en 2019 heeft een aantal personele wisselingen plaatsgevonden, waarbij sommige functies langer vacant zijn gebleven dan gewenst. Vanaf 2018 is 0,6 FTE vrijgemaakt om deel te nemen in het Plusteam riolering voor de samenwerkingsregio Zaanstreek-Waterland.

 

Wat waren de kosten?

Onder investeringskosten vallen alle vervangingskosten en aanlegkosten. Onder exploitatiekosten verstaan we alle overige beheer- en onderhoudskosten inclusief de onderzoekskosten.

 

De werkelijke investeringen zijn jaarlijks lager uitgevallen dan de geplande investeringen. De voornaamste reden hiervoor is dat de aanbestedingen gunstiger waren dan begroot. Daarnaast zijn er enkele projecten uitgesteld omdat vanwege afstemming met derden enkele projecten vertraging hebben opgelopen. Bovendien is bij projecten gekeken of het mogelijk was om in te spelen op extreme neerslag. Hiervoor waren aanvullende onderzoeken nodig en was de voorbereidingstijd bij de projecten langer.

Naast gunstige aanbestedingen en het uitstellen van projecten zijn niet alle geplande vervangingen uitgevoerd. De reden hiervoor is dat in sommige gevallen gebruik kon worden gemaakt van eenvoudigere maatregelen dan volledige vervanging.

 

De werkelijke exploitatielasten zijn jaarlijks lager uitgevallen dan de geplande exploitatielasten.

 

Hoe hoog was de rioolheffing?

Jaar

Gepland heffingstarief

Werkelijk heffingstarief

2013

€ 262,03

€ 267,12

2014

€ 296,89

€ 280,48

2015

€ 277,99

€ 280,48

2016

€ 284,94

€ 280,48

2017

€ 292,06

€ 280,48

2018

294,48

€ 280,48

 

De werkelijke rioolheffing is vanaf 2014 jaarlijks lager uitgevallen dan de geplande rioolheffing. Doordat investeringen minder hoog uitvielen en rentelasten lager waren dan verwacht ontstond er financiële ruimte. Deze ruimte is gedeeltelijk gebruikt om extra kapitaallasten af te lossen nadat de Nota Kapitaalslasten Riolering ter beschikking is gesteld aan de raad. Daarnaast is deze ruimte gedeeltelijk gebruikt om de rioolheffing niet te laten stijgen.

 

BIJLAGE C HUIDIGE SITUATIE

Het GRP bevat een overzicht van de in onze gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Daarnaast geeft het inzicht in de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen. De areaalgegevens en eventuele knelpunten in het functioneren van het systeem zijn in deze bijlage weergegeven.

 

Areaalgegevens

De inzameling van afvalwater omvat binnen de gemeente Zaanstad een vrijvervalstelsel van rioolleidingen met een totale lengte van ca. 741 km. Het transport van afvalwater naar de afvalwaterzuiveringsinrichting (AWZI) gebeurt via ca. 120 km aan persleidingen en drukriolering, hiervoor zijn 174 rioolgemalen en 284 pompunits aanwezig.

Systeem

Onderdeel

Omvang

Eenheid

Vrijvervalriolering Gemengd/Vuilwater

Gemengd

279

km

 

Vuilwater

188

km

 

Hemelwater

274

km

Drukriolering en Persleidingen

 

120

km

Hoofdgemalen

 

174

km

Drukriolering (pompunits)

 

284

st

Randvoorzieningen

 

14

st

Tunnelgemaal

 

9

st

Externe overstorten

Met randvoorziening

14

st

 

Zonder randvoorziening

272

st

 

Hoge leiding

53

st

HWA-uitlaten

 

522

st

Straatkolken

Hemelwater stelsel

6056

st

 

Gemengd stelsel

6187

st

Drainagevoorzieningen

Hoofddrain

4

km

 

Zuigdrain

182

km

 

Persleiding - drain

0.5

km

 

Uitstroomleiding - drain

0.2

km

Meetpunten

grondwater

401

st

 

afvalwater

103

st

Toestand Areaal

De leeftijdsopbouw van de totale vrijvervalriolering is weergegeven in onderstaande figuur.

 

Leeftijdsopbouw rioolsysteem

 

In de afgelopen periode is er ca. 200 km vervangen aan oude riolering. Hierdoor is het aantal klachten over de riolering aanzienlijk verminderd. Verder is er een cyclus opgesteld voor het inspecteren en reinigen van de vrijvervalriolering en drainagestelsels. Naast de schadebeelden vanuit de riolering is in Zaanstad ook de zakking van het riool een oorzaak om te vervangen. Regelmatig zijn de zakkingen maatgevender dan de schadebeelden. Door de zakkingen in het rioolstelsel is de afvoer van het afvalwater naar de RWZI niet optimaal. Dit heeft tot gevolg dat er afvalwater in de rioolstrengen achterblijft wat zorgt voor aantasting van de buizen en putten. Om de zakking te monitoren wordt bij inspectie van de riolen ook het hoogteverloop van de rioolstrengen gemeten.

 

Voor de komende periode wordt de reinigings- en inspectiecyclus samen met de hoogtemetingen voortgezet. Vanuit de samenwerking Zaanstreek-Waterland wordt er extra ingezet om de inspectiegegevens te beoordelen om zo concrete vervangings- en reparatieprojecten te bepalen.

 

BIJLAGE D ONDERBOUWING FINANCIËN

Termijnen, Percentages, Voorzieningen, Eenheden

 

Totaaloverzicht Uitgaven

 

Kostendekkingsplan

 

Uitgangspunten

Ten behoeve van de financiële doorrekening hanteren we de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden:

 

Rente & inflatie

  • De rente op nieuwe investeringen en boekwaarden bedraagt 2,3 % in 2019 en 2,0% vanaf 2020;

  • Er vindt geen toerekening van rente plaats op positieve saldi van reserves en/of voorzieningen;

  • Aanname in kostendekkingsberekening is dat er 1,5% indexatie plaatsvindt per jaar van de uitgaven, saldo’s op voorzieningen en de boekwaarde (als gevolg van inflatie). Bij de aanpassing van de begroting en de rioolheffing wordt de werkelijke inflatie gebruikt.

 

BTW

  • Jaarlijks belasten we een percentage van 21% op basis van directe exploitatiekosten aan BTW door aan de rioolheffing;

 

Investeringen

  • Het vervangingsschema voor vrijvervalriolering en de overige rioleringsobjecten hebben we in de jaren van de planperiode gebaseerd op basis van inspectie resultaten. Op lange termijn hebben we het vervangingsschema gebaseerd op aanlegjaren en technische levensduren. De onderliggende kostenkengetallen zijn gemeente-eigengetallen.

  • Omdat er nog te weinig inzicht is in de vervangingsschema’s, zijn de vervangingsinvesteringen voor de vrijvervalriolering tussen 2023 en 2078 gemiddeld in blokken van 5 jaar;

  • Ter vermindering van rentelasten, sparen we voor nieuwe investeringen. Pas als het spaarsaldo ontoereikend is activeren we de restinvesteringen alsnog. Zodra spaarbedragen beschikbaar zijn lossen we restinvesteringen versneld af.

  • Geactiveerde investeringen in het verleden schrijven we lineair af.

 

Exploitatielasten

De exploitatielasten groeien mee met de groei van het aantal heffingseenheden (66%).

 

Voorzieningen

  • Het saldo van de Egalisatievoorziening Riolering (BBV 44.2) bedraagt per 1 januari 2019: € 3.412.005

  • Het saldo van de Egalisatievoorziening Riolering (BBV 44.2) en de Voorziening toekomstige vervangingsinvesteringen (BBV 44.1d) mogen gedurende de gehele beschouwde periode (60 jaar) niet negatief zijn;

  • Er is geen maximum gesteld aan het saldo dat gedurende de beschouwde periode in de Egalisatievoorziening Riolering (BBV 44.2) en Voorziening toekomstige vervangingsinvesteringen (BBV 44.1d) wordt begroot.

 

Heffingseenheden

  • Het aantal heffingseenheden bedroeg per 1 januari 2019: 78.866;

  • Volgens de prognose op basis van Zaanstad 2040 stijgt dit aantal heffingseenheden jaarlijks met 375 gedurende de planperiode en daarna jaarlijks met 600 heffingseenheden tot 2040. Na 2040 is de verwachting dat het aantal heffingseenheden jaarlijks met 375 stijgt tot het einde van de beschouwde periode van 60 jaar. In het eerste jaar van de beschouwde periode vindt er daarnaast een correctie van het aantal heffingseenheden plaats van een daling van 1000 eenheden. Dit betekent dat we over de beschouwde periode van 60 jaar een toename van 25.325 aantal heffingseenheden verwachten.

 

Rioolheffing

  • De (gemiddelde) rioolheffing per heffingseenheid bedraagt in 2019 (startjaar) € 284,41;

  • De rioolheffing mag maximaal kostendekkend zijn: de geraamde opbrengsten mogen de geraamde lasten niet overstijgen (Gemeentewet artikel 229b);

  • Reserveren voor toekomstige vervangingsinvesteringen - door dotaties aan de reserves en/of (spaar)voorziening is - toegestaan;

  • Reserveren enkel voor uitbreiding van het voorzieningenniveau is niet toegestaan;

  • De opbrengsten van de rioolheffing mogen niet voor andere doeleinden dan voor het gemeentelijk rioolstelsel (inclusief grond- en hemelwatervoorzieningen) worden aangewend ofwel hebben een relatie met de verbrede watertaken;

 

Rekenresultaten Basisvariant (Variant 1)

Wij hebben als gemeente Zaanstad het volgende investeringspatroon gepland in de periode 2020 t/m 2078:

Figuur 18 - Verwacht investeringspatroon gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2078 (prijspeil 2019).

 

Voor de aankomende planperiode (met doorkijk t/m 2078) schrijven we alle investeringen af door spaarbedragen in mindering te brengen op investeringen. Eventuele restboekwaarden worden in opvolgende jaren versneld afgelost.

 

De spaarvoorziening gebruiken we om de te activeren investeringsuitgaven zoveel mogelijk tot € 0,- te reduceren. Als het gespaarde bedrag hiertoe niet voldoende is, wordt het resterende investeringsbedrag geactiveerd en versneld afgelost. Dit leidt dan alsnog tot boekwaarden en van daaruit nieuwe kapitaallasten (rente en afschrijving). Bovendien leiden de resterende boekwaarden van in het verleden geactiveerde investeringen in de beschouwde periode nog tot kapitaallasten (zie Figuur 19).

Figuur 19 - Verwacht boekwaardeverloop gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2078 (prijspeil 2019).

 

Het uitgavenpatroon leidt in deze variant tot een lastenpatroon zoals weergegeven in Figuur 20. Hierin zijn ook de inkomsten weergegeven.

 

Figuur 20 - Verwacht lastenpatroon gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2078 (prijspeil 2019).

 

De benodigde inkomsten hebben we vertaald naar de benodigde rioolheffing. Hierbij gaat het om de gemiddelde rioolheffing op basis van prijspeil 2019.

Figuur 21 - Benodigd heffingsverloop gemeente Zaanstad periode 2020 t/m 2078 (prijspeil 2019).

 

Gedurende de eerstvolgende 33 jaar kan de heffing gelijk blijven. Tussen 2043 en 2052 vindt een investeringspiek plaats. Na 2052 daalt het investeringsvolume. Bovendien zijn de oude kapitaallasten in 2052 bijna afgelost en ontstaan er al vanaf 2041 geen kapitaallasten uit nieuwe restinvesteringen meer. Dit resulteert erin dat de heffing vanaf 2052 gedurende 19 jaar met -4.15% kan dalen tot een stabiele heffing vanaf 2071 van € 127,05. In werkelijkheid dienen we de rioolheffing jaarlijks te indexeren om een kostendekkende rioolheffing te behouden.

 

Over de eerste 30 jaar van de berekening worden spaarbedragen bepaald door het verschil tussen inkomsten en lasten. Daarna wordt het spaarbedrag afgebouwd tot een stabiel spaarbedrag, zodat de spaarvoorziening aan het einde van de beschouwde periode is teruggebracht tot € 0. Gespaarde bedragen worden in mindering gebracht op te activeren bedragen om groeiende rentelasten te voorkomen. Als het gespaarde bedrag niet voldoende is om de investering helemaal te dekken, worden restinvesteringen alsnog geactiveerd. Deze restinvesteringen worden versneld afgelost zodra er spaarbedragen in de voorziening beschikbaar zijn.

 

Spaarbedragen – ofwel dotaties aan de spaarvoorziening - worden in de kostendekkingsbalans meegenomen als een last. Ter bevordering van lastenegalisatie worden verschillen tussen inkomsten en totale lasten verwerkt op de Egalisatievoorziening Riolering volgens BBV art. 44.2. Daarnaast leiden de spaarbedragen tot stortingen naar – en de vervangingsinvesteringen tot onttrekkingen uit – de Voorziening toekomstige vervangingsinvesteringen volgens BBV art. 44.1d.

 

BIJLAGE E RESULTATEN PUBLIEKSPEILING

De online publiekspeiling is in de periode juli-oktober 2017 afgenomen, en bestaat uit vijf delen (weken). Elk deel kent haar eigen thema. Het hier opvolgende overzicht geeft de resultaten uit de gehele regio weer. Daarmee kunnen bijvoorbeeld resultaten per individuele gemeente inzichtelijk gemaakt worden. Het aantal deelnemers per week is als volgt:

  • Week 1: 265 deelnemers

  • Week 2: 217 deelnemers

  • Week 3: 134 deelnemers

  • Week 4: 102 deelnemers

  • Week 5: 59 deelnemers

De spreiding van de deelnemers over de gemeenten is steeds per week weergegeven. De gemeente Purmerend heeft in overleg besloten niet deel te nemen aan de peiling. Aan de resultaten te zien hebben enkele inwoners van Purmerend via de social media-kanalen van andere gemeenten of het hoogheemraadschap aan de peiling meegedaan.