Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent de subsidiëring van noodzakelijke investeringen ten behoeve van de anderhalve meter economie binnen de VTE-sector in Fryslân (Subsidieregeling COVID-19 maatregelen VTE-sector Fryslân) |
Citeertitel | Subsidieregeling COVID-19 maatregelen VTE-sector Fryslân |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-10-2020 | 07-04-2021 | artikel 1.3, 1.5, 1.6, 2.1, 2.2, 3.1, toelichting | 20-10-2020 | ||
09-07-2020 | 26-10-2020 | nieuwe regeling | 30-06-2020 | 01779534 |
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;
Gelet op Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1);
Overwegende dat het in het kader van de Coronacrisis wenselijk is ondersteuning te bieden aan de Friese VTE-sector voor het verrichten van noodzakelijke investeringen als gevolg van de anderhalve meter economie.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.
De subsidie heeft tot doel om Friese toeristische of horeca MKB-ondernemingen te ondersteunen bij het herinrichten van hun ondernemingen op de anderhalve-meter-economie.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een subsidie verstrekken voor één of meerdere van de volgende activiteiten:
Bij de aanvraag worden alle bescheiden gevoegd die via het web-portal worden opgevraagd. Dit zijn in elk geval de volgende:
in het geval dat de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag niet of niet geheel tot uitvoering is gekomen: een begroting met betrekking tot de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd en, in het geval een externe partij wordt ingehuurd, een offerte van de uit te voeren werkzaamheden van laatstgenoemde indien reeds aanwezig;
Hoofdstuk 2 Subsidievoorwaarden
Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bedoeld in artikel 1.4, wordt voldaan aan de volgende criteria:
In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de ASV 2013, wordt subsidie geweigerd indien:
Artikel 2.4 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op hetgeen bepaald is in artikel 1.10 van de ASV 2013, wordt geen subsidie verstrekt voor de volgende kosten:
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de totale subsidiabele kosten met een minimum van € 1.000,- exclusief BTW en een maximum van € 1.500,- exclusief BTW per aanvragende onderneming.
Artikel 2.7 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger is verplicht, na het verstrijken van de einddatum van de gesubsidieerde activiteit, desgevraagd aan te tonen dat deze activiteit conform de aanvraag heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor verstrekt zij de informatie die Gedeputeerde Staten van belang achten, waaronder in elk geval kopieën van facturen en betaalbewijzen ter zake van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 30 juni 2020.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok
Secretaris R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM
Subsidieregeling COVID-19 maatregelen VTE-sector Fryslân.
Artikel 1.1, aanhef en onder d
Een externe partij moet onafhankelijk zijn. Dit houdt in dat de externe partij onafhankelijk de gegeven opdracht uitvoert waarbij er geen sprake is van enige vorm van belangenverstrengeling. Ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 1.1, aanhef en onder e
Conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote, en micro-ondernemingen in bijlage I van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 personen (FTE) werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.
Gevolg van de Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende (dus ook een mede aanvragende) onderneming behoort, wordt getoetst aan de
MKB-normen. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft. Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal FTE, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.
Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.
Artikel 1.3, eerste en tweede lid
Uitsluitend MKB-ondernemingen met een rechtsvorm zoals aangegeven in het eerste lid van dit artikel, niet zijnde een holding (of houdstermaatschappij), komen binnen deze regeling voor subsidie in aanmerking. Indien de onderneming van de aanvrager niet binnen de doelgroep valt, wordt de aanvraag geweigerd.
In het geval de onderneming van de aanvrager op het moment van ontvangst van de aanvraag nog een (i.o.) in oprichting status heeft bij de Kamer van Koophandel, dan valt de aanvrager eveneens niet onder de doelgroepomschrijving van de regeling en wordt de aanvraag geweigerd.
Ter illustratie een tweetal voorbeelden:
Aan aanvrager A, zijnde een camping, is een subsidie verstrekt voor de aankoop en het laten plaatsen van bewegwijzering in het bedrijfspand waar zij kantoor houdt (voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder b). Aanvrager A dient enige tijd later een nieuwe aanvraag in voor de aankoop en plaatsing van bewegwijzering in een sanitair gebouw voor haar campinggasten (eveneens een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder b). Deze tweede aanvraag kan eveneens voor subsidie in aanmerking komen.
Aan aanvrager B, zijnde een café, is op grond van artikel 1.4, aanhef en onder a, een subsidie verstrekt voor de aankoop van desinfecteringspompen. Aanvrager B, dient vervolgens een tweede aanvraag in voor de aankoop en het laten plaatsen van spatschermen op haar buitenterras (een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder b). Deze tweede aanvraag kan eveneens voor subsidie in aanmerking komen.
De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De datum waarop de aanvraag als volledig wordt aangemerkt, is de feitelijke datum waarop de aanvraag mee gaat tellen voor het beslag op het subsidieplafond.
Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt.
Voor zover het subsidieplafond dat voor deze regeling van 13 juli 2020 9:00 uur tot en met 2 april 2021 17:00 uur beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen.
Het steunkader waarbinnen subsidie wordt verstrekt in het kader van deze regeling is de de-minimissteunen is geregeld in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013. Op grond van deze verordening kan Gedeputeerde Staten aan MKB-ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- aan voordeel verstrekken zonder dat dit staatssteun oplevert. Om te kunnen beoordelen dat het plafondbedrag niet wordt overschreden met de subsidieverstrekking in het kader van deze regeling, dient bij de aanvraag een ingevulde de-minimisverklaring te worden overgelegd.
Om voor subsidie in aanmerking te komen voor één of meerdere subsidiabele activiteiten als omschreven in artikel 1.4 van de regeling, gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan één of meer van deze criteria komt de aanvraag niet in aanmerking voor subsidie en levert dit een (dwingende) weigeringsgrond op voor subsidie.
Artikel 2.1, aanhef en onder a
De onderneming van de aanvrager moet bij de Kamer van Koophandel staan ingeschreven onder één of meer van de volgende SBI-codes (CBS 2008, versie 2019):
Als bij de beoordeling van de aanvraag onduidelijk is of de aanvrager daadwerkelijk ondernemingsactiviteiten uitvoert en of die corresponderen met de desbetreffende SBI-codes waaronder zij staat ingeschreven, dient zij desgevraagd aannemelijk te maken dat zij deze activiteiten daadwerkelijk uitvoert. Indien de aanvrager dit niet aannemelijk kan maken, voldoet zij niet aan het onderhavige criterium.
Artikel 2.1, aanhef en onder a
Met dit criterium wordt voorgeschreven dat de kosten voor het realiseren van de activiteit(en) waarvoor subsidie is aangevraagd door de aanvragende onderneming zelf moeten worden gemaakt en betaald. Dit betekent dat de facturen en bonnen die verband houden met het realiseren van de voornoemde activiteit(en) in rekening zijn of moeten worden gebracht bij de aanvragende onderneming alsmede dat de aanvragende onderneming deze betaald.
Artikel 2.2, aanhef en onder a
Subsidie wordt geweigerd voor kosten uit facturen en/of bonnen die gedateerd zijn vóór 6 mei 2020.
Artikel 2.2, aanhef en onder d
Indien de aanvrager voor een activiteit reeds eerder een subsidie verstrekt heeft gekregen op grond van de regeling, wordt een tweede aanvraag voor deze zelfde activiteit geweigerd.
Aanvrager A heeft een subsidie verstrekt gekregen op grond van de regeling voor de kosten van de aanschaf van een 20-tal desinfecteringspompen die zijn aangekocht bij een externe partij. Hiervoor is één factuur ontvangen die bij de aanvraag is overgelegd.
Indien aanvrager A een tweede aanvraag indient voor de aankoop van dezelfde 20-tal desinfecteringspompen, dan wordt deze tweede aanvraag (vanzelfsprekend) geweigerd. Een tweede aanvraag voor de aankoop van nog eens 20 extra desinfecteringspompen, kan echter wel weer voor subsidie in aanmerking komen, mits uit deze tweede aanvraag blijkt dat het daadwerkelijk om de aankoop van nieuwe pompen gaat (en de aanvraag daarnaast voldoet aan de overige voorwaarden en criteria om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen).
Deze afwijkingsbevoegdheid vindt zijn grondslag in artikel 1.10, vierde lid, van de ASV 2013.
De in dit artikel vermelde verplichtingen worden alleen aan de subsidieontvanger opgelegd bij de subsidievaststelling, indien op dat moment de gesubsidieerde activiteit(en) nog (deels) tot uitvoering moeten komen en de hiermee verband houdende kosten nog niet geheel aantoonbaar gemaakt en betaald zijn.
Subsidie die verstrekt wordt voor een activiteit als omschreven in artikel 1.4 van de regeling wordt direct vastgesteld, zonder dat daar een subsidieverlening aan voorafgaat. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.
Evenwel kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling vastgestelde subsidies controleren, al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan.
Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidievaststelling. Een subsidievaststelling kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.