Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas houdende regels omtrent het briefadres (Beleidsregels briefadres gemeente Zuidplas 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas houdende regels omtrent het briefadres (Beleidsregels briefadres gemeente Zuidplas 2020)
CiteertitelBeleidsregels briefadres gemeente Zuidplas 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen
  2. artikel 2.23 van de Wet basisregistratie personen
  3. artikel 2.38 van de Wet basisregistratie personen
  4. artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen
  5. artikel 2.40 van de Wet basisregistratie personen
  6. artikel 2.41 van de Wet basisregistratie personen
  7. artikel 2.42 van de Wet basisregistratie personen
  8. artikel 2.45 van de Wet basisregistratie personen
  9. artikel 2.47 van de Wet basisregistratie personen
  10. artikel 2.52 van de Wet basisregistratie personen
  11. artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen
  12. artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen
  13. artikel 17 van de Regeling basisregistratie personen
  14. artikel 18 van de Regeling basisregistratie personen
  15. artikel 19 van de Regeling basisregistratie personen
  16. artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht
  17. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-07-2020nieuwe regeling

23-06-2020

gmb-2020-168961

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas houdende regels omtrent het briefadres (Beleidsregels briefadres gemeente Zuidplas 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas,

 

gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP), de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP), artikel 4:5 en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);

 

overwegende dat het gewenst is om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres teneinde duidelijkheid te creëren onder welke voorwaarden registratie op een briefadres mogelijk is en om kwetsbare groepen zonder woonadres te registreren op een briefadres;

 

besluit vast te stellen:

 

 

Beleidsregels briefadres gemeente Zuidplas 2020.

Artikel 1 Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1, onder p, Wet BRP);

  • b.

    briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42, die een briefadres ter beschikking stelt (artikel 1.1, onder r, Wet BRP);

  • c.

    briefadreshouder: de ingezetene die in de BRP is ingeschreven met een briefadres;

  • d.

    woonadres:

    • 1°.

      het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

    • 2°.

      het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten (artikel 1.1, onder o, Wet BRP).

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd;

    • e.

      langdurig vermiste persoon; overwogen kan worden om in overleg met de melder de vermiste persoon ambtshalve tijdelijk op een briefadres in te schrijven zijnde het adres van de melder.

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4, Wet BRP;

  • 4.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41, Wet BRP).

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres is gelegen.

  • 2.

    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs van de aangever; indien digitale aangifte is gedaan met Digid is dit niet nodig.

    • b.

      de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachte periode dat het briefadres noodzakelijk wordt geacht.

    • c.

      een geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever.

    • d.

      een door het Sociaal Team ingevuld en ondertekend verslagformulier, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 1.a.

  • 4.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, lid 4, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is. Een dergelijke verklaring kan in persoon of via het sociaal team worden aangevraagd.

  • 5.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 a en e, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

Artikel 4 Volledige aangifte

  • 1.

    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, 3 en 4, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Bij het ontbreken van gegevens wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen zes weken het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte niet binnen de termijnen zoals genoemd onder 4.2 en 4.3 na aangifte aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt aan de aangifte geen gevolg gegeven.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, lid 4.

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

  • c.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • d.

    het briefadres wordt verleend op grond van artikel 2, lid 4 en de verklaring van de burgemeester zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, ontbreekt;

  • e.

    het briefadres een adres is waarop niet een meerderjarig persoon in de BRP is ingeschreven;

  • f.

    het briefadres een adres is van een recreatiewoning.

Artikel 6 Termijn briefadres

  • 1.

    Er wordt geen afdwingbare tijdslimiet gesteld aan een briefadres. Er worden wel termijnen gehandhaafd waarna de briefadreshouder en/of briefadresgever kunnen worden gevraagd inlichtingen te geven waarmee te controleren is of de briefadreshouder nog terecht met een briefadres in de BRP is geregistreerd. De briefadreshouder en/of briefadresgever verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

  • 2.

    Termijnen waarna inlichtingen gevraagd zullen worden:

    • a.

      In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a en e, zullen inlichtingen worden gevraagd na de duur zes maanden.

    • b.

      In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b, geeft de briefadreshouder aan wanneer de nieuwe woning wordt aanvaard. Na de opgegeven datum, bij het ontbreken van een aangifte adreswijziging, zullen inlichtingen worden gevraagd.

    • c.

      In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c, geeft de briefadreshouder een indicatie van de duur van de werkzaamheden behorende bij het ambulante beroep. Na deze termijn zullen inlichtingen worden gevraagd.

    • d.

      In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder d, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever buiten Nederland zal verblijven. Na deze periode zullen inlichtingen worden gevraagd.

    • e.

      In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 2 en 3, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat aangever in de instelling verblijft.

    • f.

      In de situatie als bedoeld in artikel 2, lid 4 mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht. Na deze periode zullen er inlichtingen worden gevraagd via de burgemeester.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze beleidsregels.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na de publicatie.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels briefadres gemeente Zuidplas 2020.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 juni 2020

Burgemeester,

De heer J.F. Weber

De secretaris,

De heer R.C.L. Heijdra

Toelichting op de Beleidsregeling briefadres

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen. Personen die hulp willen, kunnen zich aanmelden bij het sociaal team van de gemeente Zuidplas en dan zal de mogelijkheid onderzocht worden of er een noodzaak is om de persoon tijdelijk met een briefadres op het adres van de gemeente in te schrijven.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:

Van een korte overbrugging tussen 2 woonadressen kan bijvoorbeeld sprake zijn als twee echtgenoten gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres tot er een andere woning gevonden is.

Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning al heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden, terwijl de oude woning al is overgedragen aan de nieuwe eigenaar. Ook in een dergelijk geval kan de persoon worden ingeschreven op een briefadres tot de nieuwe woning wordt opgeleverd.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen, korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken (BZK) en ‘verhuist’ de Persoonslijst naar het Register Niet-ingezetenen (RNI) vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

 

Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

  • 1.

    tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving;

  • 2.

    waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is;

  • 3.

    het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het “Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing” is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder. De melder moet dan wel aangifte van vermissing hebben gedaan bij de politie en de persoon moet zijn opgenomen in het Centraal Register Vermiste Personen.

 

Toelichting artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

 

Toelichting artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.

Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

 

Toelichting artikel 2, lid 4:

Als een inwoner zich bijvoorbeeld zodanig bedreigd voelt of wordt en niet bij een instelling als onder artikel 2, lid 2 en 3 een briefadres kan houden, kan de burgemeester oordelen dat niet het woonadres van deze persoon opgenomen wordt in de BRP, maar wordt opgenomen in de BRP met een briefadres op een ander adres.

De burgemeester dient hiertoe een schriftelijke verklaring af te geven.

 

Toelichting artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

 

Toelichting artikel 3, lid 2 en 3:

Bij de aangifte dient een verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden conform artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, van zichzelf en van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen. Wanneer de aangifte door de aanvrager online, met DigiD, wordt doorgegeven, is enkel een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs van de briefadresgever nodig. Een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs van de aanvrager is in een dergelijk geval niet nodig.

Indien de briefadresgever het college van burgemeester en wethouders betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP, dan is een identiteitsbewijs van de briefadresgever niet nodig. Bij vaststelling van deze beleidsregels door het college zijn ook de rechtspersonen benoemd. In bijlage 1 van deze beleidsregels staat een overzicht van de benoemde rechtspersonen.

 

Toelichting artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via interne kanalen zoals het sociaal team of via de backofficemedewerkers van de afdeling Dienstverlening.

 

Toelichting artikel 3, lid 5:

Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, lid 1 onder a, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier. In geval van een kwetsbare groep is het onderliggend dossier een verslagrapport van het Sociaal Team. Wanneer het briefadres wordt aangevraagd voor een langdurig vermist persoon (art. 2, lid 1, sub e), dient het proces verbaal, van de melding van de vermiste persoon bij de politie te worden overlegd.

 

Toelichting artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen zes weken na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 AWB) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 AWB) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

De aangever kan het verzoek doen om eenmalig deze termijn met veertien dagen te verlengen.

Wanneer de aangever niet binnen de termijnen zijn aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

 

Toelichting artikel 5:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.

 

Toelichting artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook:

  • a.

    indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

  • b.

    het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten.

In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.

Een uitzondering hierop is voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om op zijn woonadres in te schrijven.

 

Toelichting artikel 5 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van twee derde deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub c.

 

Toelichting artikel 6:

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze beleidsregels.

 

Toelichting artikel 6, lid 1 en 2:

Om het tijdelijke karakter te bevestigen, is besloten termijnen te handhaven waarna de briefadreshouder en/of briefadresgever om inlichtingen kunnen worden gevraagd om na te gaan of de briefadreshouder nog rechtmatig is ingeschreven met een briefadres in de BRP.

De periode van zes maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na zes maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft.

Hierop is een aantal uitzonderingen.

  • -

    Als iemand een kort verblijf heeft in het buitenland en geen woonadres heeft, dan zal na het verlopen van de eerder opgegeven termijn, inlichtingen worden gevraagd.

  • -

    Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers die in het buitenland varen op een schip dat in Nederland de thuishaven heeft / onder Nederlandse vlag varen. Deze schippers kunnen kiezen voor een briefadres. De aanvrager geeft een indicatie van de duur van de werkzaamheden behorende bij het ambulante beroep. Na deze termijn zullen inlichtingen worden opgevraagd.

Als de briefadreshouder en/of –gever inlichtingen hebben verstrekt, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze beleidsregels voldoet en of het nog een rechtmatige inschrijving op een briefadres in de BRP betreft.

 

Toelichting artikel 7

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze beleidsregels.

Het college van B&W is bevoegd hierover een besluit te nemen.