Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Breda

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de individuele inkomenstoeslag (Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBreda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de individuele inkomenstoeslag (Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020)
CiteertitelVerordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 36 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2020nieuwe regeling

28-05-2020

gmb-2020-164370

2020-3084

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent de individuele inkomenstoeslag (Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020)

De raad van de gemeente Breda;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 februari 2020, nr. 2020-3084

gelet op artikel 36 van de Participatiewet;

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      bijstandsnorm: de in de referteperiode van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c Participatiewet.

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Breda;

    • c.

      individuele inkomenstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Wet;

    • d.

      inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Wet, en de algemene bijstand;

    • e.

      langdurig: gelijk aan de duur van de ononderbroken referteperiode, te weten 60 maanden;

    • f.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de individuele inkomenstoeslag ontstaat;

    • g.

      referteperiode: 60 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • h.

      vermogen: vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • i.

      Wet: Participatiewet

Hoofdstuk 2. Voorwaarden

Artikel 2. Indienen verzoek

Een aanvraag voor individuele inkomenstoeslag kan per 12 maanden worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 3. Doelgroep

Tot de doelgroep van deze regeling behoren personen van 21 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen hebben, geen in aanmerking te nemen vermogen hebben, geen uitzicht op inkomensverbetering hebben, als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wet, en ten tijde van de aanvraag in de gemeente Breda woonachtig zijn.

Artikel 4. Laag inkomen

  • 1.

    Als laag inkomen in de zin van artikel 36, eerste lid, van de Wet wordt aangemerkt een aaneengesloten ononderbroken netto maandinkomen dat gedurende de referteperiode niet meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders of 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid worden inkomsten uit arbeid buiten beschouwing gelaten voor zover deze lager zijn dan € 1.500,- netto in het jaar voorafgaand aan de referte-periode

  • 3.

    Bij nieuwkomers/statushouders wordt bij het bepalen van de referteperiode rekening gehouden met de ingangsdatum van de bijstandsuitkering (of ander inkomen beneden de 110%-grens) in Nederland en niet met het inkomen in het land van herkomst.

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De individuele inkomenstoeslag bedraagt:

    • a.

      € 150,- voor alleenstaanden

    • b.

      € 250,- voor alleenstaande ouders/gehuwden/samenwonenden

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge artikel 11 of 13, eerste lid, van de Wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor de hoogte van de individuele inkomenstoeslag is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    Om voor een individuele inkomenstoeslag voor gehuwden/samenwonenden in aanmerking te komen, moeten gehuwden/samenwonenden beiden aan de voorwaarden voldoen.

Hoofdstuk 3. Geen recht

Artikel 6. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege uitzicht op inkomensverbetering

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze verordening hebben personen die uitzicht hebben op inkomensverbetering, omdat zij op de peildatum of in de referteperiode een uitkering op grond van de Wet op de Studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten hebben genoten geen recht op een individuele inkomenstoeslag.

Artikel 7. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege schending verplichtingen

In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van deze verordening hebben geen recht op een individuele inkomenstoeslag personen die:

  • a.

    op de peildatum naar het oordeel van het college in het jaar voorafgaand aan het verzoek de arbeids- en activeringsverplichtingen van artikel 9 van de Wet verwijtbaar niet zijn nagekomen en een maatregel opgelegd hebben gekregen;

  • b.

    op de peildatum naar het oordeel van het college in het jaar voorafgaand aan het verzoek de verplichtingen van artikel 18a van de Wet verwijtbaar niet zijn nagekomen en een boete opgelegd hebben gekregen.

Hoofdstuk 4. Uitvoering

Artikel 8. Uitvoering

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling, voor zover deze niet zijn opgenomen in de Wet, deze verordening of een uitwerking zijn van deze verordening.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 10. Intrekken oude verordening

De Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 mei 2020

De voorzitter,

de griffier,

Toelichting Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2020

Algemeen

Op 1 januari 2015 heeft de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag vervangen. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor.

 

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden/alleenstaande ouders en 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • -

    de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

  • -

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd/samenwonenden) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikelsgewijze toelichting 

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen 

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.

 

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 en 33 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.

 

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

 

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 4 onder ‘Langdurig’.

 

Artikel 2. Indienen verzoek

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

 

Artikel 3 Doelgroep

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld. In ieder geval behoren tot de doelgroep de personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt. Bij het beoordelen hoe lang de afstand tot de arbeidsmarkt is, is gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de betreffende personen en de inspanningen die zij hebben verricht om tot inkomensverbetering te komen. De toeslag is in principe bedoeld voor mensen die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering; geen perspectief om hun inkomen door arbeid te verhogen.

 

Bij personen met een ander inkomen dan bijstand, wordt individueel (maatwerk) beoordeeld of er al dan niet zicht is op inkomensverbetering. Verder moet aan de overige voorwaarden als gesteld in deze verordening worden voldaan.

 

Artikel 4. Laag inkomen 

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

 

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van de verordening.

 

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders en 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden. In afwijking hiervan worden inkomsten uit arbeid buiten beschouwing gelaten voor zover deze lager zijn dan € 1.500,- netto in het jaar voorafgaand aan de aanvraag.

 

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden. Als inkomensgrens geldt 110% van de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders en gehuwden/samenwonenden en 80% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden.

 

Gehuwden/samenwonenden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

 

Artikel 6. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege uitzicht op inkomensverbetering

De beoordeling van het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering” zal door het college aan de hand van de individuele omstandigheden van het geval moeten plaatsvinden. Bij deze individuele beoordeling moet het college in ieder geval de onder artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet genoemde omstandigheden betrekken. Dit betreffen de krachten en bekwaamheden van de persoon en de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

 

Artikel 7. Geen recht op individuele inkomenstoeslag vanwege schending verplichtingen Personen die in het jaar voorafgaand aan het verzoek een maatregel of boete opgelegd hebben gekregen vanwege schending activering- en arbeidsverplichtingen en/of inlichtingenverplichtingen hebben geen recht op de individuele inkomenstoeslag in het betreffende jaar.