Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Echt-Susteren

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent subsidie peuterprogramma (Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEcht-Susteren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent subsidie peuterprogramma (Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020)
CiteertitelSubsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Echt-Susteren/602289/CVDR602289_2.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-06-2020nieuwe regeling

16-06-2020

gmb-2020-163954

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent subsidie peuterprogramma (Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020)

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ECHT-SUSTEREN;

 

 

Overwegende dat voorschoolse educatie deel uitmaakt van het (gemeentelijk) onderwijsachterstanden-beleid;

 

Overwegende dat de gemeente op grond van artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs (hierna: WPO) de plicht heeft om te zorgen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar doelgroeppeuters deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie (aanbodverplichting);

 

Overwegende dat de gemeente naast de hierboven genoemde aanbodverplichting een verplichting heeft om afspraken met houders van kindercentra te maken voor een zo groot mogelijke deelname aan voorschoolse educatie;

 

Overwegende dat de gemeente binnen de met name door het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (hierna: de AMvB) de beleidsvrijheid hebben om zelf hun doelgroep en de startleeftijd van de voorschoolse educatie te bepalen;

 

Overwegende dat deelname aan een peuterprogramma een goede voorbereiding is op de basisschool, omdat het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de peuter op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

 

Gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Echt-Susteren 2017;

 

Besluiten vast te stellen de volgende nadere regels:

 

Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren;

  • b.

    algemene subsidieverordening: de vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Echt-Susteren;

  • c.

    wet: de Wet kinderopvang;

  • d.

    besluit: het Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • e.

    regeling: de ministeriële regeling, zoals genoemd in het besluit;

  • f.

    AMvB: het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • g.

    aanvrager: degene die een kindercentrum in de gemeente Echt-Susteren in stand houdt;

  • h.

    peuterprogramma: een programma van voorschoolse educatie, zoals nader omschreven in de amvb;

  • i.

    kindercentrum: een voorziening van kinderopvang, zoals bedoeld in de wet, welke is ingeschreven in het landelijk register kinderopvang en voorschoolse educatie aanbiedt;

  • j.

    landelijk register kinderopvang: het register kinderopvang, zoals bedoeld in de wet;

  • k.

    peuter ZKT: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, niet zijnde een VVE-peuter, waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kunnen maken op kinderopvang-toeslag;

  • l.

    VVE-peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal, zoals bedoeld in artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs;

  • m.

    VVE-peuter ZKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • n.

    VVE-peuter MKT: een VVE-peuter waarvoor de ouder(s)/verzorger(s) aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • o.

    kinderopvangtoeslag: een kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in de wet;

  • p.

    uurtarief kinderopvangtoeslag: het door de Belastingdienst voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde maximaal uurtarief voor dagopvang bij een kindercentrum;

  • q.

    inkomensverklaring: een door de ouder(s)/verzorger(s) ondertekende verklaring, voorzien van bewijsstukken, waaruit blijkt dat geen aanspraak wordt gemaakt, of kan worden gemaakt op een kinderopvangtoeslag.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidie door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten. Voor het verstrekken van een eenmalige subsidie vormt deze subsidieregeling geen grondslag.

Artikel 3 Activiteiten

  • 1.

    Het in 40 tot 46 weken per jaar aanbieden van een peuterprogramma aan een peuter ZKT, voor tenminste 280 en ten hoogste 322 uur. Het peuterprogramma wordt in 2 dagen per week aangeboden, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 4 uur per dag.

  • 2.

    Het in 40 tot 46 weken per jaar aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-peuter voor tenminste 480 en ten hoogste 644 uur. Het peuterprogramma wordt in tenminste 3 dagen per week aangeboden, voor ten minste 3,5 uur en ten hoogste 6 uur per dag.

  • 3.

    Deelname aan netwerkbijeenkomsten in het kader van de activiteiten, zoals genoemd in lid 1 en 2 van dit artikel, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters.

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, van deze subsidieregeling, aan een peuter ZKT, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter ZKT per week aan het peuterprogramma deelneemt, vermenigvuldigd met het uurtarief. Het uurtarief wordt als volgt berekend: Het uurtarief kinderopvangtoeslag verhoogd met 50% en vervolgens verminderd met het uurtarief ouderbijdrage, zoals vermeld in artikel 6, sub a.

  • 2.

    De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze subsidieregeling, aan een VVE-peuter ZKT, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de VVE-peuter per week aan het peuterprogramma deelneemt, vermenigvuldigd met het uurtarief. Het uurtarief wordt als volgt berekend: Het uurtarief kinderopvangtoeslag verhoogd met 62,5% en vervolgens verminderd met het uurtarief ouderbijdrage, zoals vermeld in artikel 6, sub b.

  • 3.

    De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze subsidieregeling, aan een VVE-peuter MKT, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de VVE-peuter per week aan het peuterprogramma deelneemt, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    De subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten, alsmede het voeren van overleg met de GGD/JGZ, inzake de plaatsing van VVE-peuters, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze subsidieregeling, bedraagt op jaarbasis € 1.970 per aanvrager.

Artikel 5 Bij de aanvraag te overleggen gegevens

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6, lid 2, van de algemene subsidieverordening dient de aanvrager bij de aanvraag de navolgende bescheiden te overleggen:

    • a.

      per kindercentrum, een overzicht van peuters, welke in het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag aan het peuterprogramma hebben deelgenomen, onderverdeeld naar peuters ZKT, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van:

      • uniek registratienummer;

      • cijfers postcode;

      • woonplaats;

      • geboortemaand en -jaar;

      • datum VVE-indicatie GGD (alleen benodigd voor VVE-peuters);

      • datum inkomensverklaring (alleen benodigd voor peuters ZKT en VVE-peuters ZKT);

      • datum start deelname peuterprogramma;

      • het aantal uren en weken opvang zoals met de ouder(s)/verzorger(s) overeenge-komen en

      • (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;

    • b.

      per kindercentrum, het pedagogisch beleidsplan, zoals bedoeld in het besluit en de amvb.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 6, lid 3, van de algemene subsidieverordening is op deze subsidieregeling niet van toepassing.

Artikel 6 Overige voorwaarden, ouderbijdrage

Een voorwaarde voor de subsidie is dat ouders/verzorgers die geen kinderopvangtoeslag ontvangen een ouderbijdrage betalen.

  • a.

    De ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een peuter ZKT bedraagt per uur: 25% van het uurtarief kinderopvangtoeslag;

  • b.

    De ouderbijdrage voor deelname aan het peuterprogramma door een VVE-peuter ZKT bedraagt per uur: het uurtarief voor het 1e kind behorende bij de laagste inkomenscategorie, zoals dat voor het betreffende kalenderjaar is vastgelegd in het VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk.

Artikel 7 Berekeningswijze subsidie bij de subsidieverlening

  • 1.

    Bij de subsidieverlening wordt de subsidie gebaseerd op de vastgestelde subsidie voor het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van de aanvraag.

  • 2.

    De subsidie wordt voor een lager bedrag verleend, wanneer de aanvrager hierom vraagt.

  • 3.

    Aan een aanvrager die voor het eerst subsidie aanvraagt, wordt voor de eerste 2 kalenderjaren subsidie verleend op basis van een raming van het aantal deelnemers aan het peuterprogramma en voor het aantal uren deelname.

Artikel 8 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie € 25.000 of minder bedraagt, wordt het volledige bedrag bevoorschot uiterlijk binnen 8 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2.

    Wanneer het totaal door de aanvrager te ontvangen subsidie meer dan € 25.000 bedraagt, wordt 80% van het te subsidiëren bedrag bevoorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidieverlening, tenzij bij de subsidieverlening een hoger percentage en/of een andere termijn is bepaald.

Artikel 9 Aanvraag om vaststelling

  • 1.

    De artikelen 13 tot en met 15 van de algemene subsidieverordening zijn niet op deze subsidieregeling van toepassing.

  • 2.

    De subsidievaststelling vindt plaats op aanvraag van de subsidieontvanger.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend bij het college uiterlijk op 1 mei van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      per kindercentrum een overzicht van peuters, onderverdeeld naar peuters ZKT, VVE-peuters ZKT en VVE-peuters MKT, met vermelding van:

      • uniek registratienummer;

      • cijfers postcode;

      • woonplaats;

      • geboortemaand en -jaar;

      • datum VVE-indicatie GGD (alleen benodigd voor VVE-peuters);

      • datum inkomensverklaring (alleen benodigd voor peuters ZKT en VVE-peuters ZKT);

      • datum start deelname peuterprogramma;

      • het aantal uren en weken opvang zoals met de ouder(s)/verzorger(s) overeenge-komen en

      • (voor zover van toepassing) datum beëindiging deelname peuterprogramma;

    • over het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt vastgesteld;

    • b.

      een overzicht waaruit de deelname aan netwerkbijeenkomsten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, van deze subsidieregeling, blijkt;

    • c.

      een jaarverslag met daarin per kindercentrum beschreven, de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het pedagogisch beleidsplan, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, sub b, van deze subsidieregeling, de daarbij getroffen maatregelen en de behaalde resultaten;

    • d.

      wanneer de vast te stellen subsidie meer dan € 50.000 bedraagt:

      • een controleverklaring overlegd, zoals bedoeld in artikel 15, lid 2, sub d. van de algemene subsidieverordening, óf

      • een rapport van feitelijke bevindingen omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden voorwaarden, opgesteld door een accountant, overeenkomstig een door het college vast te stellen protocol;

    • e.

      wanneer de vast te stellen subsidie € 50.000 of minder bedraagt: een bestedingsverklaring, overeenkomstig een door het college vast te stellen protocol.

  • 5.

    Het college kan – naast de informatie en/of bescheiden als genoemd in het vierde lid – andere informatie en/of bescheiden verlangen, voor zover dat:

    • a.

      voor een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling nodig is;

    • b.

      nodig is voor het desgevraagd verstrekken van informatie aan overheidsinstellingen of daaraan verbonden inspectiediensten.

  • 6.

    Het college kan genoegen nemen met minder informatie en/of bescheiden dan genoemd in het vierde lid, voor zover dat redelijkerwijs een goede beoordeling van een aanvraag tot vaststelling niet in de weg staat.

Artikel 10 Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling stelt het college de subsidie vast.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde beslistermijn kan door het college éénmaal worden verlengd met ten hoogste 13 weken. Een verlenging wordt binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling aan de aanvrager bekend gemaakt.

  • 3.

    Wanneer de aanvraag tot vaststelling niet of niet tijdig is ingediend, stelt het de subsidieontvanger de gelegenheid dit verzuim te herstellen binnen een redelijke termijn.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger geen (of niet tijdig) gebruik maakt van deze mogelijkheid tot verzuimherstel als bedoeld in het derde lid, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

  • 5.

    In het geval een subsidieontvanger niet heeft voldaan aan een aan de subsidie verbonden verplichting genoemd in deze subsidieregeling, kan het college de subsidie lager of op nihil vaststellen. Daarbij maakt het college een afweging tussen het belang van handhaving van die verplichting en de gevolgen van verlaging voor de ontvanger. Daarbij zijn teven de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang.

Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma bij de subsidievaststelling

Bij de vaststelling wordt de subsidie berekend door het werkelijke aantal uren deelname van een peuter ZKT, VVE-peuter ZKT en VVE-peuter MKT aan het peuterprogramma te vermenigvuldigen met de bedragen genoemd onder artikel 4, lid 1 tot en met 3, van deze subsidieregeling.

Artikel 12 Berekeningswijze subsidie voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ bij de subsidievaststelling

  • 1.

    Bij de vaststelling betreft per aanvrager de subsidie het bedrag, zoals opgenomen in artikel 4, lid 4, van de subsidieregeling.

  • 2.

    Wanneer de aanvrager gedurende het kalenderjaar waarvoor een subsidie is verleend heeft opgehouden uitvoering te geven aan de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze subsidieregeling, vindt de vaststelling van de subsidie naar rato plaats, dat wil zeggen rekening houdende met het aantal volle weken dat de activiteit is uitgevoerd.

Artikel 13 Betaling en terugvordering

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, na aftrek van het reeds op grond van artikel 8 van deze subsidieregeling verleende voorschot, uiterlijk binnen 8 weken na de subsidievaststelling, tenzij bij de subsidievaststelling een andere termijn is bepaald.

  • 2.

    Wanneer het vastgestelde subsidiebedrag lager is dan op grond van artikel 8 van deze subsidieregeling verleende voorschot, wordt het teveel betaalde teruggevorderd.

Artikel 14 Intrekking

De ‘Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2019’ wordt ingetrokken.

Artikel 15 Overgangsbepalingen

  • 1.

    De op grond van de Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2019 (hierna: de oude subsidieregeling) op aanvraag verleende subsidie voor het jaar 2020 wordt, in afwijking van de oude subsidieregeling en subsidiebeschikking, vastgesteld over de periode 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie verleend voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 juli 2020, dient vóór 15 september 2020 te worden ingediend bij het college.

  • 3.

    Voor de subsidieperiode van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2020 dient vóór 15 augustus een afzonderlijke aanvraag om subsidie te worden ingediend. De subsidie wordt verleend op basis van het aantal peuters dat op 1 juni 2020 heeft deelgenomen aan het peuterprogramma.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen van een of meer bepalingen in deze regeling afwijken dan wel deze buiten toepassing laten voor zover toepassing daarvan gelet op het belang en doel van deze regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 17 Slotbepaling

Geen of slechts gedeeltelijke aanspraak op subsidie ingevolge deze subsidieregeling kan worden gemaakt, wanneer een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling of bepaling reeds geheel of gedeeltelijk in de bekostiging van de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3 van deze subsidieregeling, voorziet.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 19 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020’.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 16 juni 2020

Burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,

de secretaris,

drs. G.W.T. van Balkom

de burgemeester,

dr. J.W.M.M.J. Hessels

Toelichting Subsidieregeling peuterprogramma Echt-Susteren 2020

Een subsidieregeling voor kindercentra voor het aanbieden van een peuterprogramma

 

 

Algemene toelichting

 

 

In de gemeente Echt-Susteren bieden de diverse kindercentra een zogenaamde peuterprogramma aan voor peuters in de leeftijd van 2 en 3 jaar.

 

Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

Deelname aan een peuterprogramma wordt gezien als een goede voorbereiding op de basisschool.

 

Daarnaast kunnen door deelname aan het peuterprogramma (dreigende) achterstanden gesignaleerd en aangepakt worden door middel van aanvullende activiteiten van voorschoolse educatie. De gemeente heeft immers de wettelijke taak (artikel 166 Wet op het primair onderwijs) om in overleg met organisaties van kinderopvang te voorzien in voldoende voorzieningen van voorschoolse educatie, waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal aan kunnen deelnemen.

 

Ingevolge de subsidieregeling kunnen kinderopvangorganisaties, wanneer zij voldoen aan de in de subsidieregeling gestelde voorwaarden, een subsidie krijgen wanneer zij een peuterprogramma c.q. voorschool opvang aanbieden.

 

In het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ zijn nadere eisen gesteld aan de voorschoolse educatie. Het aanbod van voorschoolse educatie dient zodanig ingericht te zijn dat een kind vanaf de dag dat het tweeëneenhalf jaar oud wordt in anderhalf jaar ten minste 960 uur voorschoolse educatie kan ontvangen. De wetgever heeft daarbij losgelaten dat de genoemde uren binnen 40 weken (schooltijden) moet worden ingevuld. De uren mogen over meer dan 40 weken per jaar worden verspreid. Het aantal uren educatie per dag is gemaximeerd op 6 uur per dag.

 

In het Staatsblad, jaargang 2019, nr. 315, wordt een uitgebreide toelichting gegeven op de eisen die het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ aan de voorschoolse educatie stelt en de redenen en argumenten die hieraan ten grondslag liggen.

 

De subsidieregeling voor de bekostiging van het peuterprogramma is op verzoek van de kindercentra flexibel ingericht. Dat wil zeggen dat de kindercentra - in overleg met de ouders/verzorgers (verder: ouders) - zelf kunnen bepalen over hoeveel weken en voor hoeveel uren de voorschoolse educatie wordt ingevuld; uiteraard binnen de wettelijke kaders en de kaders van deze regeling. Daarnaast draagt een flexibele invulling er aan bij dat ook kindercentra in kleine kernen met beperkte openingstijden het peuterprogramma kunnen blijven aanbieden.

 

Voorts is er voor gekozen om niet pas subsidie te verlenen wanneer de peuter tweeëneenhalf jaar wordt, maar al vanaf 2 jaar. Peuters met een VVE-indicatie die met 2 jaar starten kunnen in een periode van 2 jaar tot 1.288 uur aan voorschoolse educatie krijgen. Hoe eerder de peuter start met de voorschoolse educatie, hoe eerder (dreigende) taalachterstand kan worden bestreden.

 

Met de subsidieregeling wordt een goed kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie bereikt. Voldoende in aantal en spreiding en met reële en betaalbare deelnamekosten voor ouders.

 

In deze subsidieregeling is bij het bepalen van de hoogte van de subsidie rekening gehouden met het feit dat er ouders zijn die aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Binnen de peuteropvang kunnen we namelijk 4 categorieën peuters onderscheiden.

 

 

4 Categorieën

Aanspraak op kinderopvangtoeslag

Geen aanspraak op kinderopvangtoeslag

Peuters zonder taalachterstand

Er wordt geen afzonderlijke subsidie gegeven voor de peuters waarbij de taalontwikkeling goed is en waarbij de ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Deze ouders betalen zelf de kosten voor deelname aan het peuterprogramma en ontvangen via de Belastingdienst een vergoeding in de kosten in de vorm van kinderopvangtoeslag.

Peuters zonder taalachterstand, waarbij de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, kunnen in twee jaar tot maximaal 644 uren deelnemen aan het peuterprogramma. Wanneer een peuter op jaarbasis 40 weken aan het peuterprogramma deelneemt gaat het om een deelname van 8 uur per week. De kosten worden deels door de gemeente (subsidie) en deels door de ouders (ouderbijdrage) betaald.

Peuters met taalachterstand

Peuters met een taalachterstand kunnen in 2 jaar tijd tot maximaal 1.288 uur deelnemen aan het peuterprogramma. Wanneer een peuter op jaarbasis 40 weken aan het peuterprogramma deelneemt gaat het om een deelname van 16 uur per week. Voor peuters met een taalachterstand betalen de ouders de eerste 10 uur opvang zelf en ontvangen de kindercentra een subsidie, voor de extra kosten die met de professionele begeleiding van deze peuters en haar ouders gepaard gaan. Daarnaast worden de uren opvang die boven de 10 uur per week uitstijgen eveneens gesubsidieerd. Ouders die parttime werken ontvangen namelijk een toeslag voor kinderopvang dat gerelateerd is aan de ouder die het minst aantal uren werkt. De kinderopvangtoeslag kan daarmee onvoldoende zijn om de uren die boven de 10 uitkomen te bekostigen. Door deze uren te subsidiëren is er geen financiële drempel voor de ouders om de peuter meer dan 10 uur per week (tot maximaal 1.288 uur in twee jaar) te laten deelnemen aan het peuterprogramma.

Peuters met een taalachterstand kunnen in 2 jaar tijd tot maximaal 1.288 uur deelnemen aan het peuterprogramma. Wanneer een peuter op jaarbasis 40 weken aan het peuterprogramma deelneemt gaat het om een deelname van 16 uur per week. De kosten worden grotendeels gesubsidieerd aan de kinderopvangorganisaties. De ouders betalen een (lage) ouderbijdrage per uur. De ouderbijdrage is voor deze categorie peuters laag gehouden, om te bevorderen dat deze peuters deelnemen aan het peuterprogramma.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

h. Peuterprogramma

Een peuterprogramma is een educatie-programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

(AMVB) Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

Artikel 5. Gebruik voorschools educatie-programma

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

Deze programma’s worden ook VVE-programma’s genoemd (Voor- en Vroegschoolse Educatie).

 

Veel gebruikte programma's zijn Piramide, Speelplezier en Startblokken en Basisontwikkeling. Op de website van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) staat een overzicht van de gangbare VVE-programma’s: https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Programmas-voor-voor-en-vroegschoolse-educatie

 

i. Kindercentrum

In de ‘Wet kinderopvang’ wordt een kindercentrum omschreven als: ‘een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang’.

Kinderopvang betreft daarbij: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de voorziening van kinderopvang voorschoolse educatie aan te bieden en ook als zodanig geregistreerd te worden in het Landelijk register kinderopvang.

 

j. Landelijk register kinderopvang

In het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) staan alle gastouderbureaus, gastouders, kinderdagverblijven en organisaties voor buitenschoolse opvang geregistreerd die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

 

k. Peuter ZKT

De subsidieregeling voorziet alleen in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma, voor zover de ouder(s)/verzorger(s) (verder: ouders) geen aanspraak maakt/maken of kan/kunnen maken op een kinderopvangtoeslag. De ouders die aanspraak maakt/maken op een kinderopvangtoeslag kan/kunnen immers via de belastingdienst een deel van de kosten gecompenseerd krijgen. ZKT staat voor Zonder KinderopvangToeslag.

 

l. VVE-peuter

De subsidieregeling voorziet in een subsidie voor deelname aan een peuterprogramma door een VVE peuter. Een VVE-peuter is een kind met een geïndiceerde achterstand of risico op achterstand in de Nederlandse taal. De indicatie vindt door het consultatiebureau van GGD/JGZ plaats op basis van door het college vastgestelde criteria.

 

m. VVE-peuter ZKT

ZKT staat voor Zonder KinderopvangToeslag.

 

n. VVE-peuter MKT

MKT staat voor Met KinderopvangToeslag.

 

p. Inkomensverklaring

Er kan alleen aanspraak worden gemaakt op subsidie voor peuters, waarvan de ouders geen aanspraak maakt/maken op kinderopvangtoeslag. Voor VVE-peuters is de hoogte van de subsidie (en ouderbijdrage) afhankelijk van het feit of de ouders al dan geen aanspraak (kunnen) maken op kinderopvangtoeslag. Om te kunnen beoordelen of aanspraak kan worden gemaakt op een subsidie, dan wel voor de bepaling van de hoogte van de subsidie, alsmede de hoogte van de ouderbijdrage, dienen de kindercentra bij de aanmelding van de peuter ZKT of VVE-peuter ZKT voor deelname aan het peuterprogramma een inkomensverklaring te vragen aan de ouders. De verklaring dient te worden voorzien van bewijsmateriaal. Dit kan een inkomensverklaring inkomstenbelasting (voorheen IB60-verklaring) van de Belastingdienst zijn. De ouders dienen voorts in de te ondertekenen inkomensverklaring te verklaren dat zij wijzigingen in de inkomenssituatie, die er toe leiden dat alsnog aanspraak kan worden gemaakt op kinderopvangtoeslag, onmiddellijk aan de aanvrager berichten.

 

Ingevolge artikel 4:69 van de Algemene wet bestuursrecht dient de subsidieontvanger de op de subsidie betrekking hebbende documenten tenminste zeven jaren te bewaren, zo ook de inkomensverklaringen van de ouders.

 

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:69.

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betaling en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

 

Artikel 3. Activiteiten

Lid 3 Deelname netwerkbijeenkomsten en overleg GGD/JGZ

Onder netwerkbijeenkomsten worden bijeenkomsten verstaan in het kader van het peuterprogramma c.q. vroeg- en voorschoolse educatie. Dit zijn onder meer bijeenkomsten in verband met:

  • de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie;

  • de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie;

  • de resultaten van voor- en vroegschoolse educatie.

De GGD/JGZ en de organisaties van kinderopvang hebben structureel overleg over de plaatsing van VVE-peuters en wordt nagegaan of alle VVE-peuters aan het programma deelnemen. Daar waar VVE-peuters niet deelnemen aan het peuterprogramma neemt de GGD/JGZ contact op met de ouders.

 

Artikel 4 Hoogte van de subsidie, Artikel 6 Overige voorwaarden/ouderbijdrage

Subsidie aanbieden peuterprogramma peuter ZKT

De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een niet VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor dagopvang) zoals door de Belastingdienst vastgesteld, verhoogd met 50%. De uitkomst wordt vervolgens verminderen met het uurtarief van de ouderbijdrage (artikel 6, lid 1).

 

Waar is toeslag van 50% voor bedoeld?

De toeslag is bedoeld voor de betaling van de kosten voor de inzet van de pedagogische medewerkers voor voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc., de aanschaf van methodes, peutervolgsysteem, etc., maar ook voor de kosten voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse opvang door het inzetten van pedagogisch beleidsmedewerkers op hbo werk- en denkniveau (verplicht vanaf 1 januari 2022). Ook organisatorische- en administratieve kosten die uit deze subsidieregeling voortvloeien kunnen met deze toeslag worden bestreden.

Waar komt de toeslag van 50% vandaan?

Vóór 1 augustus 2020 werd de subsidie gebaseerd op normbedragen per jaar, uitgaande van 40 weken opvang. Bij het berekenen van de normvergoeding werd uitgegaan van 6 uren peuteropvang + 4 uur extra (toeslag).

Per 1 augustus 2020 wordt de subsidie berekend op basis van een uurtarief. De peuteropvang bedraagt maximaal 8 uur per week, waarbij de toeslag van 4 uur (50%) is gehandhaafd.

 

In 2020 bedraagt het Uurtarief kinderopvangtoeslag Belastingdienst € 8,17

De eigen bijdrage van de ouders/verzorgers betreft 25% van het vernoemd uurtarief en bedraagt € 2,04.

Het uurtarief voor de berekening van de subsidie bedraagt in 2020: € 10,22 (€ 8,17 x 50% = € 12,26 -/- € 2,04).

 

Subsidie aanbieden peuterprogramma VVE-peuter ZKT

De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor dagopvang) zoals door de Belastingdienst vastgesteld, verhoogd met 62,5%. De uitkomst wordt vervolgens verminderen met het uurtarief van de ouderbijdrage (artikel 6, lid 2).

 

Waar is toeslag van 62,5% voor bedoeld?

De toeslag is bedoeld voor de betaling van de kosten voor de inzet van de pedagogische medewerkers voor voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc., de aanschaf van methodes, peutervolgsysteem, etc., maar ook voor de kosten voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse opvang door het inzetten van pedagogisch beleidsmedewerkers op hbo werk- en denkniveau (verplicht vanaf 1 januari 2022). Ook organisatorische- en administratieve kosten die uit deze subsidieregeling voortvloeien kunnen met deze toeslag worden bestreden.

Waar komt de toeslag van 62,5% vandaan?

Vóór 1 augustus 2020 werd de subsidie gebaseerd op normbedragen per jaar, uitgaande van 40 weken opvang. Bij het berekenen van de normvergoeding werd uitgegaan van 10 uren peuteropvang + 10 uur extra (toeslag) per week.

Per 1 augustus 2020 wordt de subsidie berekend op basis van een uurtarief. De peuteropvang bedraagt bij 40 weken gemiddeld 16 uur per week, waarbij de toeslag van 10 uur (67,5%) is gehandhaafd.

 

In 2020 bedraagt het Uurtarief kinderopvangtoeslag Belastingdienst € 8,17

De eigen bijdrage van de ouders/verzorgers bedraagt volgens de tabel van de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuterwerk (1e kind, laagste inkomenscategorie) € 0,33.

Het uurtarief voor de berekening van de subsidie bedraagt in 2020: € 12,95 (€ 8,17 x 62,5% = € 13,28 -/- € 0,33).

 

Subsidie aanbieden peuterprogramma VVE-peuter MKT

De subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma aan een VVE-geïndiceerde peuter, waarvan de ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, wordt gebaseerd op het aantal uren dat de peuter aan het peuterprogramma heeft deelgenomen, vermenigvuldigd met het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor dagopvang) zoals door de Belastingdienst vastgesteld.

 

Bij deze berekeningsopzet is er van uitgegaan dat de eerste 10 uur opvang door de ouders zelf worden betaald. Hiervoor kunnen de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen. De gemeente subsidieert een toeslag van 10 uur aan het kindcentrum voor de kosten zoals hieronder in het kader aangeven. Het uurtarief dat daarbij wordt gehanteerd is gelijk aan het uurtarief kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Voor 2020 bedraagt dit uurtarief € 8,17

 

Waar is toeslag voor bedoeld?

De toeslag is bedoeld voor de betaling van de kosten voor de inzet van de pedagogische medewerkers voor voorbereiding, inloop, scholing, overleg, etc., de aanschaf van methodes, peutervolgsysteem, etc., maar ook voor de kosten voor de verhoging van de kwaliteit van de voorschoolse opvang door het inzetten van pedagogisch beleidsmedewerkers op hbo werk- en denkniveau (verplicht vanaf 1 januari 2022). Ook organisatorische- en administratieve kosten die uit deze subsidieregeling voortvloeien kunnen met deze toeslag worden bestreden.

 

Daarnaast worden de uren van feitelijke opvang gesubsidieerd die boven de eerder genoemde 10 uur uitkomt, eveneens op basis van het uurtarief kinderopvangtoeslag (voor 2020 € 8,17). Deze uren zijn dus voor de ouders gratis. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat peuters met een indicatie geen gebruik maken van het aanbod van 16 uur, omdat ouders/verzorgers onvoldoende kinderopvangtoeslag ontvangen. Het uurtarief dat daarbij wordt gehanteerd is gelijk aan het uurtarief kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Voor 2020 bedraagt dit uurtarief € 8,17.

 

Aanbod, subsidie en ouderbijdrage in samenvatting (prijspeil 2020)

Categorie

Opvang

Gesubsidieerd door gemeente

Betaald door ouders

Peuter ZKT

Tenminste 280 en ten hoogste 322 uur per jaar in 40 tot 46 weken. In tenminste 2 dagen uit te voeren, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 4 uur per dag

Aantal uren opvang aan € 10,22 per uur

Ouderbijdrage: € 2,04 per uur

Peuter MKT

Aantal uren opvang wordt door de ouders bepaald

Niet

De ouders betalen zelf de kosten voor de opvang en ontvangen via de Belastingdienst kinderopvangtoeslag

VVE-peuter ZKT

Tenminste 480 en ten hoogste 644 uur per jaar in 40 tot 46 weken. In tenminste 3 dagen uit te voeren, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 6 uur per dag

Aantal uren opvang aan € 12,95 per uur

Ouderbijdrage € 0,33 per uur

VVE-peuter MKT

Tenminste 480 en ten hoogste 644 uur per jaar in 40 tot 46 weken. In tenminste 3 dagen uit te voeren, voor tenminste 3,5 en ten hoogste 6 uur per dag

10 Uur (additioneel) + de aantal uren opvang die de 10 uur per week te boven gaan aan

€ 8,17 per uur

De ouders betalen zelf per week de eerste 10 uur opvang en ontvangen via de Belastingdienst kinderopvangtoeslag

 

Subsidiebedrag voor deelname aan netwerkbijeenkomsten en voeren overleg GGD/JGZ

Het subsidiebedrag, een normvergoeding ad. € 1.970, betreft een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan netwerkbijeenkomsten en overleg met de GGD/JGZ. Daarbij gaat het om onder meer deelname aan:

  • »

    bestuurlijk overleg met gemeente, schoolbesturen en organisaties van kinderopvang, inzake (resultaten) voor- en vroegschoolse educatie;

  • »

    bijeenkomsten ambtelijk overleg VVE (Stuurgroep VVE: ambtelijk overleg gemeente, schoolbesturen en organisaties van kinderopvang), inzake (resultaten) voor- en vroegschools educatie);

  • »

    bijeenkomsten werkgroepen (ambtelijk overleg scholen en organisaties van kinderopvang), inzake b.v. de toeleiding naar voorschoolse en vroegschoolse educatie, de organisatie van een doorlopende leerlijn van vroegschoolse naar vroegschoolse educatie, de resultaten van vroegschoolse educatie;

  • »

    bijeenkomsten ZAT -9 maanden tot 4 jaar, inzake vroegtijdige onderkenning, aanpak problemen in gezins- en leefsituatie, doorlopende leerlijn.

  • »

    het voeren van (telefonisch of per e-mail) overleg met de GGD inzake de plaatsing van VVE-peuters.

Artikel 11 Berekeningswijze subsidie voor het aanbieden van een peuterprogramma bij de subsidievaststelling

De subsidie wordt berekend voor elke volle week dat een peuter ZKT of een VVE-peuter heeft deelgenomen aan het peuterprogramma.

Rekenvoorbeelden berekening subsidie peuter ZKT

 

Rekenvoorbeeld 1

Contract peuteropvang: 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 8 juni 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 2 weken

Aantal weken peuteropvang: 22 – 2 = 20 weken

Subsidie: 20 weken x 8 uur = 160 uur x € 10,22 = € 1.635,20

 

Rekenvoorbeeld 2

Contract peuteropvang: 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021

Aantal weken peuteropvang: 40 weken

Subsidie: 40 weken x 8 uur = 320 uur x € 10,22 = € 3.270,40

 

Rekenvoorbeeld 3

Contract peuteropvang: 8 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 3 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 7 weken

Aantal weken peuteropvang: 30 – 7 = 23 weken

Subsidie: 23 weken x 8 uur = 184 uur x € 10,22 = € 1.880,48

 

Rekenvoorbeelden berekening subsidie VVE-peuter ZKT

 

Rekenvoorbeeld 1

Contract peuteropvang: 16 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 8 juni 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 2 weken

Aantal weken peuteropvang: 22 – 2 = 20 weken

Subsidie: 20 weken x 16 uur = 320 uur x € 12,95 = € 4.144,00

 

Rekenvoorbeeld 2

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021

Aantal weken peuteropvang: 40 weken

Subsidie: 40 weken x 12 uur = 480 uur x € 12,95 = € 6.216,00

 

Rekenvoorbeeld 3

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 3 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 7 weken

Aantal weken peuteropvang: 30 – 7 = 23 weken

Subsidie: 23 weken x 12 uur = 276 uur x € 12,95 = € 3.574,20

 

Rekenvoorbeelden berekening subsidie VVE-peuter MKT

Rekenvoorbeeld 1

Contract peuteropvang: 16 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 8 juni 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 2 weken

Aantal weken peuteropvang: 22 – 2 = 20 weken

Subsidie: 20 weken x 16 uur = 320 uur x € 8,17 = € 2.614,40

 

Rekenvoorbeeld 2

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021

Aantal weken peuteropvang: 40 weken

Subsidie: 40 weken x 12 uur = 480 uur x € 8,17 = € 3.921,60

 

Rekenvoorbeeld 3

Contract peuteropvang: 12 uur per week, gedurende 40 weken per jaar

Periode van deelname: van 3 maart 2021 tot en met 1 oktober 2021

Afwezig i.v.m. (school)vakantie: 7 weken

Aantal weken peuteropvang: 30 – 7 = 23 weken

Subsidie: 23 weken x 12 uur = 276 uur x € 8,17 = € 2.254,92