Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoeksche Waard

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent uitvoering kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie (Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoeksche Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent uitvoering kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie (Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020)
CiteertitelUitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-08-2020nieuwe regeling

28-01-2020

gmb-2020-163113

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent uitvoering kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie (Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020)

Het college van gemeente Hoeksche Waard

 

  • -

    gelet op het feit dat de raden van de voormalige gemeenten in de Hoeksche Waard in 2017 hebben gekozen voor kindgebonden financiering;

  • -

    gelet op het besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker;

  • -

    gelet op de artikelen 108, 149 van de Gemeentewet en titel 4.1. en 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat het op basis van artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Cromstrijen 2018 (en de daarop volgende verordening) gewenst is om uitvoeringsregels vast te stellen die in acht worden genomen bij het verstrekken van subsidies voor het voorschoolse aanbod in de gemeente;

 

besluit:

vast te stellen de Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze uitvoeringsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Cromstrijen 2018 en de daaropvolgende verordening.

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard.

  • c.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in gemeente Hoeksche Waard gevestigde, in het LRK geregistreerde voorschoolse voorziening.

  • d.

    voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderopvang die aan de geldende wettelijke eisen voldoet.

  • e.

    voorschoolse educatie: het op gestructureerde wijze aanbieden van een programma aan peuters gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs.

  • f.

    LRK: het landelijk register kinderopvang, bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; dit is een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen in Nederland; hierin staat tevens vermeld of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

  • g.

    indicatie VE: een door de jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau) afgegeven verklaring dat deelname aan voorschoolse educatie (VE) geïndiceerd is.

  • h.

    ouder: persoon met ouderlijk gezag.

  • i.

    verzorger: verzorger van de peuter, waaronder pleegouder

  • j.

    peuter: een kind in de leeftijd van 2 jaar tot de leeftijd waarop het kind naar de basisschool gaat.

  • k.

    subsidie: een bedrag dat via de houder beschikbaar wordt gesteld voor een aanbod aan ouders.

  • l.

    peuteropvang: kortdurende opvang op een voorschoolse voorziening.

  • m.

    dagopvang: langdurige opvang op een voorschoolse voorziening voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag.

  • n.

    inkomensafhankelijke bijdrage: voor het basisaanbod betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Deze is afhankelijk van de hoogte van het gezinsinkomen. De eigen bijdrage is gebaseerd op de ouderbijdragetabel van de kinderopvangtoeslag die jaarlijks door het Rijk wordt vastgesteld. De genoemde ouderbijdragetabel wordt toepast op het tarief van de voorschoolse voorziening tot het maximum tarief kinderopvangtoeslag. Voor het aanvullende aanbod zijn de kosten volledig voor rekening van de gemeente en geldt geen ouderbijdrage.

Artikel 2 Reikwijdte uitvoeringsregels

  • 1.

    Deze uitvoeringsregels horen bij de ASV. Daar waar de uitvoeringsregel afwijkt van de ASV, gaat de bepaling uit de uitvoeringsregel voor op de bepaling uit de ASV.

  • 2.

    Tenzij in deze uitvoeringsregels uitdrukkelijk anders wordt vermeld, is de Algemene wet bestuursrecht onverminderd van toepassing.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden en verplichtingen verbinden aan de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 4 Doel

Met deze uitvoeringsregels wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan een voorschools programma.

Artikel 5 Doelgroep

  • 1.

    De doelgroep voor het basisaanbod bestaat uit alle peuters vanaf 2 jaar.

  • 2.

    De doelgroep voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie bestaat uit peuters vanaf 2,5 jaar met een indicatie VE. Een indicatie wordt primair afgegeven bij een door het consultatiebureau vastgestelde taalachterstand. De secundaire doelgroep bestaat uit peuters met andere door het consultatiebureau vastgestelde achterstanden, waarvan verwacht wordt dat deelname aan voorschoolse educatie een positief effect op de ontwikkeling heeft. Voor deze secundaire doelgroep worden maximaal 40 nieuwe plaatsen per jaar beschikbaar gesteld.

Artikel 6 Subsidieaanvrager

Voor subsidie komt in aanmerking de houder van een in het LRK geregistreerde voorschoolse voorziening in de gemeente.

Artikel 7 Aanvraag en aanvraagtermijn

  • 1.

    Bij een eerste subsidieaanvraag van een houder moet worden overlegd:

    • a.

      de laatste jaarrekening van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert;

    • b.

      een recent (dagtekening minder dan 3 maanden voor de aanvraag) uittreksel van de Kamer van Koophandel van de rechtspersoon die de te subsidiëren voorschoolse voorziening exploiteert.

  • 2.

    De subsidieaanvraag bevat:

    • a.

      informatie over het aantal peuters per locatie (bezetting per peildatum 1 oktober) waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een onderverdeling naar de volgende categorieën: a. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, b. met aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd, c. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/geïndiceerd, d. zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag/niet-geïndiceerd;

    • c.

      een onderbouwing van de behoefte aan het te subsidiëren aanbod;

    • d.

      een toelichting van de vormgeving van het basisaanbod peuteropvang en het aanvullend aanbod voorschoolse educatie, per locatie.

  • 3.

    De aanvrager vraagt de subsidie aan met een vastgesteld aanvraagformulier.

  • 4.

    Een aanvraag voor subsidie wordt uiterlijk ingediend op 15 oktober van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 5.

    Het college neemt voor 1 januari van het uitvoeringsjaar een besluit over de subsidieaanvraag.

  • 6.

    Voor de subsidieaanvraag voor de periode augustus tot en met december 2020 gelden afwijkende termijnen: voor deze periode wordt de bezetting per peildatum 1 mei 2020 opgenomen; de aanvraag wordt uiterlijk op 15 mei 2020 ingediend en het college beslist voor 1 augustus 2020.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, een aanvraag voor subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

    • a.

      de aanvrager niet alle benodigde vergunningen en ontheffingen te behoeve van de gesubsidieerde activiteiten heeft of zal kunnen verkrijgen;

    • b.

      niet voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor het te exploiteren voorschoolse aanbod;

    • c.

      de behoefte aan het te subsidiëren aanbod onvoldoende is onderbouwd.

Artikel 9 Verlening subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan welke voorwaarden verbonden zijn aan de subsidieverlening en op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats dient te vinden.

Artikel 10 Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven, kan het college voorschotten verstrekken tot maximaal 100% van het, bij beschikking verleende, subsidiebedrag.

  • 2.

    In het besluit tot subsidieverlening wordt de hoogte en de termijnen van de voorschotten vastgelegd.

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidiehoogte wordt bepaald door de omvang van het aanbod, het aantal subsidiabele uren en het van toepassing zijnde tarief.

  • 2.

    Het basisaanbod peuteropvang betreft een aanbod van een voorschoolse voorziening aan ouders met een omvang van 240 tot maximaal 320 uur per jaar, verspreid over 2 dagen per week.

    Dit aantal uur is gebaseerd op 6 tot maximaal 8 uur per week x 40 weken per jaar.

  • 3.

    Het aanvullend aanbod voorschoolse educatie binnen de peuteropvang betreft een aanbod van een VE-gecertificeerde voorziening voor peuteropvang aan ouders van geïndiceerde peuters. Het aanvullend aanbod komt bovenop het basisaanbod en heeft een omvang van 320 tot maximaal 400 uur per jaar, zodat het totale aanbod aan geïndiceerde peuters maximaal 640 uur per jaar bedraagt.

    Dit aantal uur is gebaseerd op 8 tot maximaal 10 uur per week x 40 weken per jaar. Er geldt een maximum van 6 uur per dag en het aanbod mag verspreid worden over maximaal 48 weken per jaar.

  • 4.

    Het aanvullend aanbod voorschoolse educatie binnen de hele dagopvang betreft een aanbod van een VE-gecertificeerde voorziening voor dagopvang aan ouders van geïndiceerde peuters. Dit is dus voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag. Het aantal afgenomen uren opvang vóór indicatie is leidend. De gemeente biedt alleen aanvullende uren na afname van 1 hele dag of 2 halve dagen door ouders en neemt geen opvangkosten van ouders over. De gemeente bekostigt 1 halve of 2 halve dagen aanvullend aanbod voor doelgroepkinderen, met een maximum van 400 uur per jaar.

  • 5.

    De subsidie bestaat uit een bijdrage per uur per geplaatste peuter. Voor het basisaanbod bestaat dit uit het door de voorschoolse voorziening gehanteerde uurtarief tot aan het vastgestelde maximumtarief kinderopvangtoeslag, minus de inkomensafhankelijke bijdrage, plus een vaste subsidiebijdrage indien van toepassing. Voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie geldt het VE-tarief.

  • 6.

    De subsidieopbouw en de tarieven zijn nader gespecificeerd in bijlage A en worden jaarlijks, voorafgaande aan het betreffende subsidiejaar, vastgesteld door het college.

Artikel 12 Subsidieduur

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar, met uitzondering van de periode augustus tot en met december 2020, welke voor de duur van 5 maanden wordt verstrekt.

  • 2.

    De subsidie start met ingang van de datum waarop de peuter op de voorschoolse voorziening geplaatst is.

  • 3.

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1.

    De houder bepaalt, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens en op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, de subsidie- en ouderbijdrage die van toepassing is op het aanbod.

  • 2.

    De houder brengt de subsidie in mindering op de door de ouders/verzorgers van de peuters te betalen kosten voor gebruik van het aanbod.

  • 3.

    De houder rapporteert per kwartaal per geplaatste peuter de volgende gegevens:

    • a.

      klantnummer peuter/ouder(s);

    • b.

      start- en einddatum;

    • c.

      categorie volgens artikel 7, tweede lid onder b;

    • d.

      uren basisaanbod en uren aanvullend aanbod;

    • e.

      ouderbijdrage in percentage.

  • 4.

    Voor deze rapportage wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld format.

  • 5.

    Om in aanmerking te komen voor de bekostiging van aanvullend aanbod voorschoolse educatie moet de subsidieaanvrager voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      actieve deelname aan een door de gemeente georganiseerd overleg met betrekking tot voorschoolse educatie en daaruit voortvloeiende activiteiten;

    • b.

      verzorgen van een warme overdracht naar het basisonderwijs voor VE-geïndiceerde kinderen;

    • c.

      medewerking verlenen aan het registreren en monitoren van resultaten van voorschoolse educatie.

Artikel 14 Verantwoording en vaststelling subsidie

  • 1.

    Uiterlijk vóór 1 maart in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, dient de houder de rapportage over het vierde kwartaal in. Deze rapportage wordt gezien als de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan, indien noodzakelijk, vragen naar aanvullende informatie ten aanzien van de aan de subsidie gestelde voorwaarden, voordat de subsidie wordt vastgesteld.

  • 3.

    Voordat de subsidie wordt vastgesteld kan een steekproef worden uitgevoerd om na te gaan of de ingevulde gegevens op het verantwoordingsformulier correct zijn.

  • 4.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van het daadwerkelijk aantal bestede uren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief, de berekende ouderbijdrage en onderverdeling naar categorieën van artikel 7, tweede lid onder b en informatie over of aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

  • 5.

    Indien de subsidie lager wordt vastgesteld dan het verleende subsidiebedrag, zal op basis van het verleende subsidiebedrag met de subsidieontvanger worden afgerekend en vindt indien van toepassing na vaststelling een terugvordering plaats of vooraf aan vaststelling een verrekening plaats.

  • 6.

    Indien bij de afrekening blijkt dat de te ontvangen subsidie hoger moet zijn dan het toegekende subsidiebedrag dient de aanvrager een verzoek tot wijziging van de beschikking tot verlening van de subsidie in.

  • 7.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de verantwoording over het vierde kwartaal de subsidie vast.

  • 8.

    Het college kan deze termijn voor ten hoogste 13 weken verlengen.

  • 9.

    Indien de verantwoording over het vierde kwartaal niet tijdig is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze uitvoeringsregels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, en 3 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze uitvoeringsregels treden in werking op 1 augustus 2020.

  • 2.

    Op aanvragen die voor de datum als genoemd in lid 1 zijn ingediend en van toepassing zijn op de uitvoering vanaf 1 augustus 2020 wordt beslist overeenkomstig deze uitvoeringsregels.

Artikel 17 Citeertitel

Deze uitvoeringsregels worden aangehaald als Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Hoeksche Waard op 28 januari 2020.

B. W. Silvis-de Heer

secretaris

J.P.J. Lokker

burgemeester

Bijlage A : subsidie opbouw 2020

(voorbeeld op basis van tarieven tot en met juli 2020)

 

Toelichting Uitvoeringsregels Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie Hoeksche Waard 2020

De gemeenteraden in de Hoeksche Waard hebben in 2017 het besluit genomen om de subsidiering van het voorschoolse aanbod volgens het principe ‘geld volgt kind’ te laten lopen. In deze uitvoeringsregels is nader uitgewerkt hoe deze kindgebonden financiering plaatsvindt.

 

De subsidie voor peuteropvang en voorschoolse educatie past in het gemeentelijk streven om voorschoolse voorzieningen voor alle peuters (financieel) toegankelijk te maken, ook voor die ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van het Rijk. Daarnaast draagt het bij aan het realiseren van een hoog bereik onder geïndiceerde kinderen. De subsidie draagt er aan bij dat kinderen zonder ontwikkelingsachterstand aan het basisonderwijs kunnen beginnen.

 

Omdat per 1 augustus 2020 nieuwe wettelijke eisen in werking treden ten aanzien van de omvang van de uren voorschoolse educatie, zijn de uitvoeringsregels herzien.

 

Wettelijk is sprake van een flexibele norm van 960 uur voorschoolse educatie in anderhalf jaar tijd, tussen de leeftijd 2,5 en 4 jaar. Met deze uitvoeringsregels wordt aan voorschoolse voorzieningen ruimte geboden om het aanbod naar eigen wens en inschatting van de behoefte van ouders vorm te geven. Hiervoor worden enkele gemeentelijke kaders geboden. De keuze voor de lengte van dagdelen, het aantal dagdelen per week, het aantal openingsweken per jaar en variatie naar leeftijd staat de aanbieder vrij.

Omdat zowel het basisaanbod peuteropvang als het aanvullend aanbod voorschoolse educatie per subsidieaanvrager of zelfs per locatie kan gaan verschillen, wordt van aanvragers een toelichting op de vormgeving van het aanbod gevraagd.

 

De hoogte van de gemeentelijke subsidie wordt bepaald door het gezamenlijke ouderinkomen, de eventuele kinderopvangtoeslag en de mogelijke VE indicering door het consultatiebureau.

Dit leidt tot vier categorieën peuters/ouders:

 

 

Geïndiceerd

Niet-geïndiceerd

Recht op

kinderopvangtoeslag

Categorie a:

Kinderopvangtoeslag en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

Gemeentelijke subsidie (volledig) voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie.

 

Categorie b:

Kinderopvangtoeslag en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

 

Geen recht op kinderopvangtoeslag

Categorie c:

Gemeentelijke subsidie en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

Gemeentelijke subsidie (volledig) voor het aanvullend aanbod voorschoolse educatie.

 

Categorie d:

Gemeentelijke subsidie en inkomensafhankelijke bijdrage ouders voor het basisaanbod.

 

 

 

Toelichting op de berekening van de subsidie

In bijlage A is de subsidieopbouw opgenomen. De vastgestelde tarieven voor de maanden januari tot en met juli 2020 zijn vermeld. De subsidieopbouw inclusief bedragen wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

 

  • a)

    Subsidiebijdrage gemeente peuteropvang

    De houder van de voorschoolse voorziening bepaalt, aan de hand van een door de ouders te verstrekken inkomensverklaring en indien van toepassing een VE indicatie, en op basis van de kinderopvangtoeslagtabel, welke subsidie- en ouderbijdrage van toepassing is op het aanbod.

    Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag ontvangt de aanbieder de gemeentelijke subsidiebijdrage en brengt deze in mindering op het bedrag dat ouders betalen. Er wordt dus een inkomensafhankelijke netto bijdrage aan deze ouders berekend door de aanbieder. Aan ouders met recht op kinderopvangtoeslag wordt het bruto uurtarief berekend door de aanbieder, waarna de ouder kinderopvangtoeslag ontvangt van het Rijk en er een inkomensafhankelijke eigen bijdrage overblijft. Hierdoor komt de ouderbijdrage voor ouders met en zonder recht op toeslag, bij een vergelijkbaar inkomen, overeen.

 

  • b)

    Vaste subsidiebijdrage basisaanbod peuteropvang

    De (tijdelijke) vaste subsidiebijdrage voor het basisaanbod, als genoemd in bijlage A, is beschikbaar voor alle categorieën ouders van alle subsidieaanvragers, voor zover het kostendekkende uurtarief van het aanbod het normtarief voor het basisaanbod als genoemd in bijlage A overstijgt.

    Deze component is bedoeld ter compensatie van aantoonbare hogere kosten van peuteropvang ten opzichte van kinderdagopvang en beoogt de kosten voor ouders voor het basisaanbod peuteropvang te verlagen.

 

  • c)

    Subsidiebijdrage aanvullend aanbod voorschoolse educatie

    Aan het aanvullend aanbod voorschoolse educatie voor geïndiceerde peuters zijn voor de ouders geen kosten verbonden. Deze uren worden volledig door de gemeente bekostigd.

    Voor het aanvullend aanbod geldt een VE-tarief, wat in 2020 bestaat uit het door de aanbieder gehanteerde uurtarief plus een toeslag van € 2,00 tot een maximum van € 11,00 per uur. Deze toeslag is bedoeld voor de extra kosten die de houder van een voorschoolse voorziening maakt om kwalitatief goede voorschoolse educatie aan te bieden. Hieraan worden door het college voorwaarden verbonden.

    Van belang is dat ouders van geïndiceerde peuters en die recht hebben op kinderopvangtoeslag, deze toeslag alleen aanvragen voor het basisaanbod peuteropvang en niet voor het aanvullend aanbod. Deze uren zijn immers voor de ouders kosteloos. De houder dient dit in het contract met de ouders op de juiste wijze vast te leggen.

 

De subsidieverlening vindt plaats op basis van een gemiddeld inkomen. De vaststelling vindt plaats op basis van het daadwerkelijke inkomen en de in rekening gebrachte ouderbijdrage. De subsidie kan lager worden vastgesteld dan het verleende subsidiebedrag. Dit kan zijn als gevolg van een lager aantal kinderen dan vooraf verwacht werd, of als gevolg van een afwijking in het verwachte inkomen en de bijbehorende bijdrage van ouders.

Na vaststelling wordt met de aanvrager afgerekend en vindt, indien van toepassing, terugvordering plaats.

Indien bij de afrekening blijkt dat de te ontvangen subsidie hoger moet zijn dan het toegekende subsidiebedrag dient een verzoek tot wijziging van de beschikking tot verlening van de subsidie te worden ingediend.