Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Onderwijsachterstandenbeleid 0 – 12 jaar Zaanstad 2020 – 2023 |
Citeertitel | Onderwijsachterstandenbeleid 2020-2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-06-2020 | Nieuwe regeling | 28-05-2020 | 2020/5699 |
Het Beleidsplan Onderwijsachterstanden 2020-2023 van de gemeente Zaanstad is tot stand gekomen in een interactief proces met de Beleidsgroep VVE en stuurgroep OAB. In een drietal bijeenkomsten gaven de leden van de Beleidsgroep VVE input en becommentarieerden eerdere versies van het plan dat naar aanleiding van opmerkingen en aanvullingen telkens werd bijgesteld. Het voorstel voor het Onderwijsachterstandenbeleid 2020-2023 voor de gemeente Zaanstad is op [datum] vastgesteld in de Stuurgroep en vervolgens aangeboden aan het College van B&W en de gemeenteraad.
Alle betrokken partijen, dat zijn de GGD en Jeugdgezondheidszorg, de kinderopvangorganisaties (kov’s), de scholen en de gemeente Zaanstad, ondersteunen het beleidsplan en hebben de intentie uitgesproken om de komende jaren samen te werken aan het realiseren van de ambities en de activiteiten.
De ontwikkeling van het kind staat centraal. Dat is gemakkelijk gezegd en daar zal niemand tegen zijn. Maar dat betekent nogal wat. Bijvoorbeeld dat organisaties steeds in het achterhoofd houden of alles wat zij doen vooral in het belang is van de ontwikkeling van de kinderen
Het Beleidsplan Onderwijsachterstanden 2020-2023 bevat de kaders op hoofdlijnen. Er is een apart uitvoeringsprogramma opgesteld waarin per speerpunt/thema staat uitgewerkt op welke manier we de doelen van ons beleid willen bereiken, wat we gaan doen en wie daarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar is. Dat wordt per jaar door de VVE-beleidsgroep verder geconcretiseerd in een activiteitenplan. Met een jaarlijkse tussenevaluatie monitoren we de uitgevoerde activiteiten en die vormt vervolgens weer de basis voor het volgende activiteitenplan. Aan het einde van deze beleidsperiode van vier jaar evalueren we dit beleidsplan en het gehele actieprogramma. Dan beoordelen wij de resultaten, welke doelen en activiteiten nodig blijven en welke niet. Ook stellen we dan weer nieuwe doelen op.
Centrale uitgangspunt: gelijke kansen met focus op achterstand
Het centrale uitgangspunt van het onderwijsachterstandenbeleid van de gemeente Zaanstad is dat alle kinderen een gelijke kans krijgen tot ontwikkeling en ontplooiing en dat ieder kind veilig, gezond en met plezier opgroeit. Onze ambitie is dat elk kind zonder achterstand de schoolcarrière kan doorlopen. We willen kinderen optimale kansen bieden om zichzelf, hun talenten en mogelijkheden en de wereld om hen heen te ontdekken.
Kansen voor alle kinderen, zeker, en tegelijkertijd zien we dat er kinderen achterblijven en niet zomaar alle kansen krijgen. Daarom leggen we in het beleid de nadruk op die kinderen die in achterstandssituaties verkeren, waarvan de sociale omstandigheden, de omgeving waarin zij opgroeien en de kansen die zij in de thuissituatie krijgen, aanvulling en versterking nodig hebben om van ‘gelijke kansen voor ieder kind’ te kunnen spreken. Kern van het beleid in de komende jaren is dat extra focus, extra aandacht en extra middelen gaan naar die plekken (wijken, scholen, kinder-opvanglocaties) waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden.
Er is sprake van (een risico op) onderwijsachterstand als kinderen door een ongunstige economische, sociale of culturele omgeving (met name de thuissituatie) op school slechter presteren dan zij bij een gunstiger situatie 'zouden kunnen'.1 De taalontwikkeling is hierbij cruciaal en is het voornaamste aangrijpingspunt in de voor- en vroegschoolse educatie
Het voorkomen en tegengaan van taal- en onderwijsachterstanden vormt dus de rode draad in het onderwijsachterstandenbeleid. Dat moet er toe leiden dat aan het einde van de basisschool elk kind kan kiezen voor het vervolgonderwijs dat het beste aansluit bij zijn of haar capaciteiten en talenten, ongeacht de achtergrond. Dit is een einddoel dat alle partners onderschrijven en waar wij samen aan willen werken.
Wij, dat zijn de organisaties die betrokken zijn bij de opvoeding, vorming en scholing van kinderen in de leeftijd van 0-12 jaar: de GGD en Jeugdgezondheidszorg, de kinderopvangorganisaties (kov’s), de scholen en de gemeente Zaanstad. Deze organisaties realiseren zich dat niet alles door hen kan opgelost worden en dat zij dat ook zeker niet alleen kunnen. Samenwerken met elkaar en vooral met de ouders is noodzakelijk. Want een voorwaarde om dit beleidsplan te laten slagen is, dat elke ouder geïnformeerd is over het belang van de taalontwikkeling is en welke essentiële rol zij daarin als ouders spelen. Hoe meer inspanningen van alle betrokkenen met elkaar samenhangen en op elkaar aansluiten, hoe beter de doelstellingen behaald zullen worden.
In dit onderwijsachterstandenbeleidsplan 2020-2023 beschrijven we de speerpunten en waarom die prioriteit krijgen. De twee belangrijkste speerpunten zijn:
Drie andere inhoudelijke speerpunten die we oppakken zijn:
Bij ieder speerpunt beschrijven we hoe we willen bereiken dat elk kind optimale ontwikkelingskansen krijgt. In het uitvoeringsprogramma werken we per speerpunt verder uit wat nodig is om de ambities en doelstellingen te realiseren.
In de paragraaf over regie en samenwerking beschrijven we de manier waarop we de komende vier jaar met elkaar willen samenwerken en wie hierbij de regie neemt. De laatste paragraaf laat zien hoe de focus-aanpak een financiële vertaling krijgt en bevat een begroting van dit OAB-plan.
Speerpunt 1: Iedere doelgroeppeuter krijgt een passend aanbod
We beginnen met onze belangrijkste opdracht vanuit de wet voor wat betreft het OAB: zorgdragen voor een voldoende en goed voorschools aanbod (WPO artikel 166). Een aantal ontwikkelingen in Zaanstad vraagt dat wij hier het komende jaar hoge prioriteit aan gaan geven. Want wat speelt er?
Het bereik van doelgroepkinderen in Zaanstad ligt lager dan we wensen, ook in vergelijking met het bereik in andere gemeenten. De oorzaak hiervan lijkt, minder dan eerder gedacht, te liggen aan te weinig aanmeldingen. Het tekort aan pm’ers en lokalen (b)lijkt een belangrijker oorzaak. Verder kunnen de wachtlijsten worden veroorzaakt door een (mogelijk door ouders gepercipieerde) koppeling van inschrijving aan de voorschool met de gekozen basisschool. Het gevolg van dit alles is dat er in bepaalde wijken/locaties daardoor lange wachtlijsten zijn voor VE.
Het kabinet heeft besloten dat er een uitbreiding in uren komt voor het voorschools aanbod voor peuters tussen 2,5 en 4 jaar naar 960 uur. Ofwel, van de huidige 480 uur naar 640 uur per kalenderjaar); voor Zaanstad een extra behoefte aan ruimte en personeel van 30%.
Er zijn locaties waar de ve-groepen bijna uitsluitend bestaan uit doelgroepkinderen. Die groepen zijn extra zwaar, de werkdruk is hoog en er is volgens de kov’s op deze locaties een hoger percentage ziekteverzuim. In deze VE-groepen met veel doelgroepkinderen is behoefte aan een versterkt aanbod: meer handen en meer kennis om de kinderen en hun ouders goed te ondersteunen. Er zijn daarnaast in andere wijken ve-locaties met een klein aantal doelgroepkinderen, soms maar twee of drie. Het wettelijk kader schrijft voor dat er ook dan twee VVE-geschoolde pm’ers op deze groep staan2. De schaarste aan geschoolde medewerkers is vergelijkbaar met het lerarentekort in het PO. In combinatie met de uitbreiding van de VVE-uren, wordt dit vraagstuk urgenter en is het niet efficiënt om op elke locatie (voorschool) VVE aan te bieden. Dit zijn argumenten om te komen tot een aanpak met meer focus op de grootste achterstanden. In de financiële paragraaf wordt dit verder uitgewerkt in de ABC indeling. Door minder focus op ‘lichtere’ locaties kan personeel worden vrijgemaakt.
Het verlagen van de VVE-leeftijd in P/P naar 2 jaar geeft ook druk op de VVE-uitvoering. Omdat er signalen vanuit de praktijk waren dat het ve-programma in de knel dreigde te komen, is er een evaluatie gehouden onder de pm’ers3. De uitkomsten van deze evaluatie die in november 2019 is gehouden op alle locaties in de wijken Poelenburg/Peldersveld, bevestigt dit beeld. De 2-jarigen vragen meer zorg en een ander soort aandacht, wat ten koste lijkt te gaan van de educatieve doelstelling van de VVE-groepen. Er moet goed gekeken worden naar deze aanpak en eventueel gezocht moeten worden naar een alternatieve meer werkzame oplossing. Dit zal onderwerp van overleg zijn met Pact Poelenburg. Het huidige ondersteunende aanbod van activiteiten die vooral in de thuissituatie worden uitgevoerd4, behoeft uitbreiding; het is nog onvoldoende dekkend voor de hele periode van 0-4 jaar.
De huidige doelgroepdefinitie in Zaanstad is ruim: VE is niet voor ieder kind de gewenste/gevraagde ondersteuning
Er wordt gekeken in de werkgroep Poelenburg en Peldersveld hoe de tweejarigen in Poelenburg en Peldersveld goed bediend kunnen worden. Het uitgangspunt van kinderen al eerder met taal in aanmerking te laten komen blijft staan, maar er wordt gekeken of deze werkwijze dit doel behaalt. Daarnaast zou een alternatief aanbod voor peuters samen met hun ouders, een combinatie van ondersteunende centrumgerichte en gezinsgerichte programma’s voor ouders en jonge kinderen (vanaf de zwangerschap tot 2,5 jaar) uitgebreid kunnen worden.
We voeren een focus-aanpak door: locaties worden 'ingedeeld' in drie categorieën. Op A-locaties komt extra inzet in de vorm van meer formatie of kleinere groepen, bijv. van maximaal 14 kinderen. Op B-locaties blijven we op de (huidige) 'normale' wijze werken, dat wil zeggen met een vve-aanbod dat voldoet aan de landelijke kwaliteitseisen5. Er zal een beperkt VVE-aanbod op maat zijn op de locaties in een C-wijk.
VVE starten we in principe vanaf 2,5 jaar. Dat is in heel Zaanstad het geval, behalve in de wijken Poelenburg Peldersveld. We bespreken met de stuurgroep van het Actieplan Poelenburg de problematiek rond de huidige praktijk met het aanbod van VVE voor de 2 tot 2,5 jarigen. Met name in P/P en andere focus-wijken, gaan we meer inzetten op de periode van 0-2,5 jaar. Onder andere door het aanbieden van een preventief logopedisch consult (4 mnd) en vormgeven van een ‘aanlooptraject’ vanaf 7 maanden voor ouders en kind. Daarop aansluitend een aanbod van gezinsgerichte ondersteuningsprogramma's dat doorloopt van 0-4 jaar en inhoudelijk past bij het (centrumgerichte) VVE-aanbod en geen overlap kent.
We gaan in onze rol als werkgever het kennisniveau van professionals verbeteren door scholing over de (verschillende) doelgroep(en) aan te bieden, zoals over cultuursensitiviteit, anders- taligheid, ouder-betrokkenheid, gedragsproblemen die er toe leiden dat de taalontwikkeling onvoldoende aandacht kan krijgen, soc. emotionele problematiek en executieve functies.
Speerpunt 2: Ieder kind met taalachterstand en zorgbehoefte een passend aanbod
In de wijken binnen de gemeente Zaanstad zijn tal van professionals bezig met het gericht ondersteunen van jonge kinderen en eventueel ook hun ouders. In de IKC’s is, naast de IB’er van de school ook een peuter-IB’er beschikbaar. De peuter IB’ers werken momenteel voor meerdere voorschoolse locaties. Samen bewaken zij de doorgaande lijn.
Bij taalachterstand is een VVE-aanbod op jonge leeftijd, of een schakelklas vanaf leeftijd groep 3 een logisch aanbod. Het kan ook zijn dat er meer aan de hand is met het kind en/of in het gezin. Dan zijn er meer professionals bezig, ieder met de beste eigen intentie, maar in de praktijk soms langs elkaar heen werkend en dus niet efficiënt en soms zelfs ook niet effectief. In Poelenburg/Peldersveld functioneert daarom sinds enige tijd rond elke school een kernteam, bestaande uit vertegenwoordigers van onderwijs, de brugfunctionaris6,het sociaal wijkteam, het jeugdteam, centrum jong, gemeente en kov’s.
We creëren voorwaarden voor samenwerking en afstemming door elkaar te informeren hoe ieders aanbod er uit ziet en wat het verhaal daarachter is (waarom doe je wat je doet). Het doel hier van is om elkaars taal te leren spreken, meer kennis van de van ieders expertise te krijgen, te leren van elkaar.
Voor situaties waarin het educatief aanbod onvoldoende blijkt, onderzoeken we de mogelijkheden voor een soort tussenvoorziening voor VVE-kinderen met gedragsproblematiek, bijvoorbeeld ambulante begeleiding op de eigen groep of een plus-groep met wat minder kinderen. We gaan daarom de behoefte inventariseren naar andere ‘passende’ vormen van ondersteuning binnen peuteropvang.
Speerpunt 3: Goede afstemming voorschool naar basisschool
Bijna alle Zaanse scholen en kinderopvangorganisaties hebben zich georganiseerd in een integraal kindcentrum (IKC), een integrale voorziening van opvang, onderwijs, welzijn en zorg waar kinderen worden opgevangen, onderwezen en opgevoed. In het IKC is sprake van een georganiseerde en inhoudelijke samenwerking van de kernpartners opvang en onderwijs. Zij stellen de ontwikkeling van het kind van 0 tot 13 in één doorgaande lijn centraal. De samenwerking tussen de ‘koppels’ die voor- en vroegschoolse educatie verzorgen, vormt hiervoor de basis.
De IKC-vorming die op veel locaties haar beslag heeft gekregen, maakt de overgang van peuter naar kleuter, van voorschool naar school makkelijker. Elke school heeft een voorschool in school zelf, of dicht bij. De schoolbesturen hebben meerjarige afspraken gemaakt met kinderopvangorganisaties. Afstemming tussen voorschool en vroegschool, zowel op leidinggevend, als op uitvoerend niveau vraagt permanente aandacht. Er zijn koppels ontstaan die inhoudelijk samenwerken en de warme overdracht organiseren van de kinderopvang naar de basisschool. Wanneer beide hetzelfde observatiesysteem gebruiken, zijn er al goede voorwaarden aanwezig voor de overdracht.
Maar er zijn meer mogelijkheden om systematisch te werken aan de doorgaande lijn in de koppels van voor- en vroegschool. Inhoudelijke en pedagogische afstemming gaat veel verder en beperkt zich niet tot het overdrachtsmoment. Als de voor- en de vroegschool niet op dezelfde locatie zitten, vergt het meer inspanning en aandacht om een goede doorgaande lijn te organiseren en in stand te houden. Scholen gebruiken de informatie uit de overdracht lang niet altijd ‘een op een’, omdat zij een kind ook ‘een nieuwe start’ willen bieden. Erkenning van de professionele expertise van de pm’er en terugkoppeling van de wijze waarop de school de informatie van de overdracht gebruikt, zijn kenmerken van een gelijkwaardige samenwerking.
Speerpunt 4: OAB activiteiten in het onderwijs verstevigen
In de afgelopen jaren is zijn veel initiatieven van de grond gekomen op alle scholen in de gemeente om onderwijsachterstanden te voorkomen en te verkleinen. Daarom geldt voor het basisonderwijs dat we zullen voortbouwen op ingezet beleid, dit verder verstevigen en waar nodig uitbreiden.
Vroegschoolse educatie. Op 18 basisscholen wordt VVE aangeboden in de groepen 1 en 2. Het is nodig om op de basisschool door te gaan met een intensief educatief aanbod, omdat anderhalf jaar voorschoolse educatie niet genoeg is om de taalachterstand in te lopen. Daarbij zijn er kinderen die niet hebben deelgenomen de voorschoolse educatie en is er verder steeds instroom van nieuwe statushouders.
Schakelklassen. In deze (kleine) klassen krijgen kinderen die vanwege taalachterstand onderpresteren een jaar lang intensief taalonderwijs met als doelen: vergroting van de woordenschat, technisch en begrijpend lezen. Met name dat laatste is van onschatbare waarde om later goed te kunnen functioneren. De gemeente Zaanstad subsidieert schakelklassen op 6 scholen van Zaan Primair en 4 scholen van Agora.
Brede School Academie. De BSA biedt intensieve taalondersteuning aan leerlingen van de bovenbouw en is gericht op het aanleren van academische vaardigheden. De BSA is bestemd voor leerlingen die op taal onderpresteren, maar niet op andere vakken. Doel: een hoger schooladvies. De BSA levert goede resultaten op, die zonder meer verband houden met de consistente aanpak en het totale concept: een goede structuur, hoge kwaliteitseisen aan de docenten, een inhoudelijk sterk programma, tijd voor voorbereiding.
Ondersteunende activiteiten. Naast bovengenoemde schoolgebonden activiteiten zijn er ook enkele activiteiten die vanuit school worden geïnitieerd en thuis met of door de ouders worden uitgevoerd, zoals Taaltassen, VVE-thuis. Zie de bijlage bij het uitvoeringsprogramma voor een korte beschrijving van deze activiteiten.
Gelijke kansen voor alle kinderen, dat is het centrale uitgangspunt van het Zaanse onderwijsachterstandenbeleid en dus ook in het basisonderwijs. Voorschoolse inspanningen alleen zijn niet genoeg. In groep 1 zien leerkrachten kinderen binnenkomen die moeite hebben om in de groep mee te doen. Op sommige scholen komen kleuters de basisschool binnen met achterstand op vele gebieden, zoals sociaal-emotioneel, motorisch en cognitief, vaak kleuters die nog nauwelijks Nederlands spreken. Naast tweede generatie kleuters van Turkse of Noord Afrikaanse herkomst, zijn er ook nieuwkomers (statushouders en kinderen uit Midden en Oost-Europa), voor wie het niet makkelijk is zich te voegen in een vaak onbekend schoolsysteem. Met die instroom is en blijft het hard nodig om het achterstandsbeleid zowel in de voorschoolse periode als op de scholen voluit voort te zetten.
Welke keuzes hebben we gemaakt?
Taal is de basis en een voorwaarde voor het realiseren van gelijke kansen. Op veel scholen vinden activiteiten plaats en zijn maatregelen genomen om (dreigende) achterstanden, vooral op het gebied van taal, te verminderen. De schoolbesturen kennen budgetten toe op basis van de schoolzwaarte (zie de paragraaf over financiën: de A-B-C-aanpak) en vervolgens bepalen scholen zelf welke activiteiten het beste passen bij de schoolpopulatie.
Eerder al is in het kader van Pact Poelenburg Peldersveld besloten de leertijd in deze wijken te verlengen vanaf januari 2020 met 2,5 uur per week op 7 scholen in P/P en na de zomervakantie 2021 verdubbelen van de verlengde leertijd naar 5 uur per week. Als blijkt dat de aanpak succesvol is, gefaseerde uitbreiding naar 10 uur per week extra onderwijs.
Speerpunt 5: Ouderbetrokkenheid versterken
Ouders spelen een grote rol bij de opvoeding en de ontwikkeling van kinderen. Dat zij die rol op stimulerende manier vervullen is enorm van belang. De betrokkenheid van ouders in combinatie met de inzet van opvang en school is dé succesfactor bij het voorkomen en bestrijden van achterstanden. Lager opgeleide ouders zijn vaak minder goed thuis in het schoolsysteem, hebben minder te besteden, hebben soms meerdere banen en onregelmatig werk. De kloof tussen de onderwijsachterstanden van hoger opgeleide ouders en lager opgeleide ouders lijkt daardoor eerder groter dan kleiner te worden.
Om tot een effectieve aanpak te komen of een passende plek te vinden voor een kind, is de betrokkenheid van ouders essentieel. Als zij niet achter de aanpak staan of ontevreden zijn over de plek, dan zal het geen duurzame oplossing blijken te zijn. Ouders hebben veel expertise als het gaat om de omgang met hun kind en tegelijkertijd wordt die door de professionals niet altijd voldoende benut. Aan de andere kant, niet alle ouders weten hoe beslissend hun invloed kan zijn. Het gebrek aan kennis over bijvoorbeeld de wijze waarop het onderwijs is georganiseerd, of over de ontwikkeling en opvoeding van een kind, speelt daarbij rol. Soms kunnen ouders het niet alleen. Om ouders bewuster te maken van het gegeven dat zij vanaf de conceptie heel belangrijk zijn bij de opvoeding en ontwikkeling van hun kind kan ondersteuning nodig zijn. Zo kunnen professionals ouders in staat stellen hun rol te pakken en te vervullen.
Ouders en professionals zitten als gevolg van cultuurverschillen, niet altijd op dezelfde lijn. De kijk op opvoeding, de plaats die zij en hun gezinseden (kind, oma, schoonouders, broers) in de familie-hiërarchie innemen, evenals de opvatting over de rol van de school, kan nogal verschillen. Professionals moeten zich hiervan bewust zijn en zich inspannen om het gesprek aan te gaan en vooral ook om het op gang te houden.
Er is in 2019 een beleidsdocument ouderbetrokkenheid VVE, opgesteld dat een stevig fundament kan bieden niet alleen voor vve, maar voor wat we willen bereiken met ouderbetrokkenheid in het achterstandenbeleid als geheel en welke rol ouders en professionals elk hierbij hebben.
In het actieplan Poelenburg Peldersveld staat de ambitie voor ouderbetrokkenheid als volgt geformuleerd:
Door een positieve en constante interactie tussen de voorschoolse voorziening en de school enerzijds en de ouders anderzijds ontstaat ‘pedagogisch partnerschap’. De stem van ouders kan zobeter gehoord worden(…)l. Ook de contacten tussen ouders kunnen verbeteren, de algehele betrokkenheid wordt groter, de communicatie beter, het gesprek over wederzijdse verwachtingen tussen school en ouders wordt vloeiender. Organisaties in de wijk kunnen er ook aan bijdragen dat ouders hun rol in dat pedagogisch partnerschap beter kunnen vervullen.
Alle professionals goed toerusten om via maatwerk ouders te motiveren en zo goed mogelijk in staat te stellen zich in te zetten voor de ontwikkeling van hun kind. Dat wil zeggen dat ouders ten minste kennis hebben van (school)systemen, ontwikkeling en opvoeding van een kind, zodat we als gelijkwaardige partners werken aan de ontplooiingskansen van het kind.
We leggen op belangrijke vindplaatsen7 de verbinding met eventuele laaggeletterdheid van ouders om te komen tot een bredere en integrale taal-aanpak in de wijken.
Het onderwijsachterstandenbeleid is een gezamenlijke opgave, waarin de partners ieder op eigen onderdelen inzet plegen. Het succes van het beleid en de hieronder behorende uitvoering zit in een duidelijke, vooraf gekozen koers die alle elementen logisch bundelt. Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor het geheel (regie), maar samen met de partners willen we bepalen hoe we het meeste effect teweeg kunnen brengen met het beleid. Hier zijn nog stappen te zeten om de keten beter aaneen te smeden en meer samenhang aan te brengen.
Op bestuursniveau is er de nodige wisseling geweest bij de gemeente. Er is op beleidsniveau op dit dossier vanuit de gemeente te weinig continuïteit en consistentie geweest. Op uitvoerend niveau wordt soms onvoldoende gestuurd. Voorbeeld: het VVE-beleidsoverleg wordt aangestuurd door de VVE-adviseur (vanuit JGZ), terwijl het de gemeente zou moeten zijn die deze rol moet oppakken. Voor schoolbesturen geldt dat soms de gezamenlijke doelen en afspraken botsen met het belang van de organisatie. Bij kinderopvangorganisaties kan de commerciële doelstelling conflicteren met het maatschappelijk belang. In het algemeen is de doorvertaling van bestuurlijke afspraken naar de werkvloer niet altijd helder en consistent.
Een transparante overlegstructuur geeft duidelijkheid in wie, wanneer, en over wat meepraat. De indruk bestaat dat het overleg over OAB-beleid in (te) kleine kring plaatsvindt.
Tevens is het goed om de samenhang met het bredere educatieve beleid en aanpalende beleidsterreinen te versterken. Een passende overlegstructuur kan daarbij helpen.
Binnen de gemeente is er behoefte aan een dieper inzicht in en gesprek over de OAB-activiteiten op de scholen. Is er een goede samenhang tussen de verschillende activiteiten? Kunnen we daar zicht op krijgen met een andere, betere manier van monitoring en verantwoording? Er is subsidieverantwoording en er zijn evaluaties gehouden op de afzonderlijke onderdelen van het OAB, maar die hebben geen goed beeld gegeven van het geheel en ze bieden onvoldoende houvast voor sturing op verbetering of vernieuwingen. Gemeente en schoolbesturen zoeken naar een betere manier van monitoring: doen we de goede dingen en doen we die dingen goed? Kortom, de verantwoording kan efficiënter. In essentie komt het er op neer dat gemeente en schoolbesturen over duidelijke aanknopingspunten beschikken om het goede gesprek te voeren. Het gesprek over visie, focus en effecten; de kwaliteitsdialoog over de vraag of met wat we nu doen, ook bereikt wordt wat we willen bereiken.
Welke keuzes hebben we gemaakt?
Over de regie: De gemeente pakt het voortouw en treedt op als trekker van het afgesproken beleid. De gemeente neemt initiatief, faciliteert en initieert; draagt zorg voor de voortgang van processen door te sturen, te agenderen en de verschillende overleggen in de afgesproken frequentie bijeen te roepen. De gemeente zit overleggen voor die de vertaalslag maken van beleid/bestuurlijke beslissingen naar de praktijk. De gemeente zorgt dat gehouden evaluaties/verantwoordingen gebundeld geanalyseerd worden en koppelt dit terug in bestuurlijk overleg.
Een vertegenwoordiging van de vier partners maken, met onderstaand schema als uitgangspunt8, in het eerste half jaar van 2020 een voorstel voor de gewenste overlegstructuur. Dit voorstel geeft ook aan wat de samenstelling van de verschillende overlegorganen is, wat de belangrijkste thema’s zijn en welke verantwoordelijkheden en taken elk overleg heeft.
In schema zou dat er zo uit kunnen zien:
* BOOZ = Bestuurlijk Onderwijs Overleg Zaanstad
We stoppen met het schrijven van uitgebreide rapporten. De gemeente bundelt beknopte evaluaties van OAB-activiteiten, waarna op bestuurlijk niveau overzicht is over het geheel en over de oorspronkelijke doelstellingen. We kiezen een vorm waarbij we meer via dialoog evalueren en aanscherpen; in gesprek gaan over de resultaten met als vertrekpunt elkaar te inspireren en te zoeken naar mogelijke cross-overs naar andere projecten/scholen.
Een degelijk beleidsplan kan niet zonder een deugdelijke financiële onderbouwing. De OAB-activiteiten worden bekostigd uit de (geoormerkte) gemeentelijke OAB-uitkering van het Rijk en de OAB-budgetten die de schoolbesturen ontvangen. Het zal duidelijk zijn dat het niet doenlijk is om voor het beleidsplan 2020-2023 een gedetailleerde vierjaren begroting op te stellen.
Hieronder vindt u een zo nauwkeurig mogelijke schatting van de kosten en de daarvoor gevonden dekking. In de gemeentelijke begroting wordt dit jaarlijks ingevuld.
Kern van het beleid in de komende jaren zal zijn dat extra focus, extra aandacht en extra middelen gaan naar die plekken (wijken, scholen, kinderopvanglocaties) waar dat het meest nodig is om kansen te bieden en achterstanden te bestrijden. Dat vertaalt zich in de zogenoemde ‘A-B-C-aanpak’ (zie kader).
In de tabel in de bijlage is te zien hoe de onderwijsachterstanden verdeeld zijn over de scholen en wijken in de stad. We maken daarbij gebruik van de OAB-scan (versie januari 2020), die is gebaseerd op de CBS gegevens voor de landelijke verdeling van de onderwijsachterstandsmiddelen.
Zichtbaar is dat de grote (rode), gemiddelde (blauwe) en kleine (groene) achterstand van scholen zich behoorlijk concentreert in wijken: er zijn duidelijk rode wijken, blauwe wijken en groene wijken. Een indeling naar A-, B- en C-wijken lijkt dus ook geoorloofd, wat ook een indeling van opvanglocaties naar A, B, en C-locaties mogelijk maakt. Er moet voor enkele scholen en ve-locaties mogelijk een uitzondering gemaakt worden (bijvoorbeeld een groene school in een verder rode wijk, of een rode school in een blauwe wijk). Zo zien we dat op slechts 13 scholen meer dan de helft van de totale achterstand zit.
Deze keuze maakt het mogelijk om op A-locaties de knelpunten aan te pakken. Er zullen keuzes gemaakt worden om op een aantal C-locaties personeel en budget vrij te maken om de kwaliteit op A- en B-locaties te waarborgen of te verbeteren. Dat betekent niet dat er op C-locaties niets meer gebeurt; er wordt maatwerk geboden door goed te kijken wat echt noodzakelijk is voor de peuter.
Bundelen van middelen waar het kan, scheiden waar dat moet
Om onze stevige ambities voor de stad en in de wijken waar te maken, moeten we goed samenwerken en waar mogelijk geldstromen bundelen. Gebundelde middelen geven meer kans op een stevige integrale aanpak. Kinderen die extra ondersteuning nodig hebben, behoren soms ook tot de groep met onderwijsachterstand. Het bestaan van deze overlap versterkt de noodzaak van een integrale aanpak. Hierbij houden we wel voor ogen wat de herkomst is van de middelen en tornen niet aan bestaande wet- en regelgeving. Het OAB domein raakt soms het zorgdomein en vice versa. Dit geeft mogelijkheden voor bundelen van middelen, maar er zijn hierbij ook restricties. Gerichte zorgondersteuning is vaak iets anders dan het bestrijden van onderwijsachterstanden. We gaan middelen bundelen waar dat kan, maar houden dit gescheiden als dat moet. Want het is niet de bedoeling dat OAB-middelen worden ingezet voor jeugdhulp of opvoedingsondersteuning
Sinds 1 januari 2019 is er een nieuwe verdeelsysteem om de OAB middelen over gemeenten te verdelen, vanaf 1 augustus 2019 is deze ook voor het onderwijs toegepast. We schetsen de OAB-middelen voor de gemeente en de drie schoolbesturen.
Het OAB budget stijgt naar gezamenlijk € 11M, bij de gemeente is een stijging van 0,8 M en bij de schoolbesturen van 1,2M. Bij het gemeentelijke budget gaat dit vooral naar de uitbreiding van de uren vve.
Inzet OAB middelen gemeente Zaanstad 2019
De gemeente zette in 2019 circa 3,9M (61%) in voor voorschoolse educatie en 2,3M (36%) voor het OAB in het onderwijs. Met onderstaand voorstel wordt de percentuele verhouding tussen gemeentelijk budget voor voorschoolse voorzieningen 71% ten opzichte van 23% voor de schoolse voorzieningen. Dit is ongeveer het landelijk gemiddelde. Dit we met dit beleidskader vooral de vroege fase van kinderen willen versterken.
Extra kosten voorstel OAB beleidsplan 2020-2023
Er is een eerste grove raming van de ingeschatte extra kosten gemaakt als het plan in werking treedt. Dit geeft samengevat het volgende beeld van het benodigd budget:
De geraamde extra structurele kosten van dit OAB plan bedragen grofweg 1,5M, waarvan 1,2M voor de gemeente is en 0,3M voor het onderwijs. Dit is alleen financieel haalbaar als het onderwijs bereid is om minimaal 0,4M van de gemeentelijke kosten OAB in het onderwijs over te nemen. Het onderwijs heeft vanuit het Rijk een extra bijdrage gekregen, zonder dat hier extra wettelijke taken tegenover staan. Dit is de ambitie voor de komende drie jaar en zal niet in een keer verwezenlijkt kunnen worden. De komende jaren zal samen met de partners telkens gekeken worden hoe we de ambities in dit beleidskader financieel moeten vertalen. Het uiteindelijke doel is om met elkaar onderwijsachterstanden te verkleinen met de middelen die we gezamenlijk hebben.
Het voorstel voor de meerjarenstelposten is dan als volgt:
In de beleidsgroep zullen de posten 0 – 4 jaar en 4 – 12 jaar nog verder uitgesplitst worden, alle ambities in het beleidskader passen niet gelijk in 2020 erin. Er is nu rekening gehouden met de uitbreiding van uren vve-plaatsen en reguliere peuterplaatsen, peuters in Poelenburg en Peldersveld, de ABC-methodiek en extra inzet op ouderbetrokkenheid tussen 0 en 4 jaar. Het belangrijkste doel is dat we in 2020 werken aan het oplossen van de wachtlijsten. Hier wordt nu rekening mee gehouden in de begroting, dat het lukt om het bereik te verhogen.
Het voorstel is om ieder jaar in de stuurgroep de begroting te evalueren, inzichtelijk te maken waar de knelpunten zitten en aan te passen voor de komende jaren. Het uitvoeringsplan dat verbonden is aan dit beleidskader geeft richting aan de interventies voor de komende jaren en waar budget voor ingezet zal moeten worden.