Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oegstgeest

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent bomen (Bomenverordening Oegstgeest 2019)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOegstgeest
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent bomen (Bomenverordening Oegstgeest 2019)
CiteertitelBomenverordening Oegstgeest 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlageGroene Kaart

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Bomenverordening Oegstgeest 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 147 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-06-2020nieuwe regeling

28-11-2019

gmb-2020-154995

Z-19-119835

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent bomen (Bomenverordening Oegstgeest 2019)

De raad van de gemeente Oegstgeest;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 1 oktober 2019, nr 6

 

gelet op

op de inspraakreacties op de Bomenverordening en de beantwoording daarvan door het college;

op artikel 147 en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

Besluit

  • 1.

    De Bomenverordening 2019 vast te stellen ;

  • 2.

    De grens bebouwde kom Wet natuurbescherming in concept vast te stellen;

  • 3.

    Deze op basis van de uniforme voorbereidingsprocedure afdeling 3.4 Awb ter inzage te leggen van 9 december 2019 tot en met 25 januari 2020.

b e s l u i t :

 

vast te stellen de navolgende

 

BOMENVERORDENING OEGSTGEEST 2019

 

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom:

    • -

      de bebouwde kom vastgesteld in het kader van artikel 4.1 aanhef en onder a Wet natuurbescherming.

  • b.

    bevoegd gezag:

    • -

      bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • c.

    beheerplan:

    • -

      een beschrijving door de rechthebbende, van inrichting en uit te voeren werkzaamheden om tot een optimale ontwikkeling te komen van houtopstanden en Boomgebieden.

  • d.

    Beschermd dorpsgezicht:

    • -

      locatie die in een bestemmingsplan aangewezen staat als een gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd dorpsgezicht.

  • e.

    Bomen Effect Analyse:

    • -

      een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg van een werk, voor een boom op het betreffende perceel, op basis van de meest recente versie van het Handboek Bomen Norminstituut Bomen, uitgevoerd door een boomdeskundige.

  • f.

    Bomenfonds:

    • -

      door college in te stellen gemeentelijk compensatiefonds met daarin geoormerkte gelden die bestemd zijn voor het herplanten van houtopstanden.

  • g.

    Bomenlijst:

    • -

      door college vastgestelde lijst met Monumentale en Waardevolle houtopstanden.

  • h.

    boom:

    • -

      een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamdiameter van minimaal 15 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamdiameter van 15 cm geldt geen minimale stamdiameter bij toepasbaarheid van artikel 12 van deze verordening.

  • i.

    boomdeskundige:

    • -

      een deskundige in bezit van minimaal een door een erkend instituut afgegeven certificaat European Tree Worker.

  • j.

    Boomgebied:

    • -

      een op de Groene Kaart aangewezen groeneenheid zoals een Hoofdgroenstructuur, Beschermd dorpsgezicht, terrein van een gemeentelijk monument of Rijksmonument, of een park, volkstuincomplex, begraafplaats en dergelijke.

  • k.

    boomkroon:

    • -

      bovenste gedeelte van een houtopstand. De kroon omvat de takken met bladeren en wordt gedragen door de stam van de houtopstand.

  • l.

    boomwaarde:

    • -

      de monetaire of vervangingswaarde van een houtopstand zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

  • m.

    college:

    • -

      het college van burgemeester en wethouders gemeente Oegstgeest.

  • n.

    dunning:

    • -

      een velling uitsluitend bedoeld als verzorgingsmaatregel ter bevordering van groei van overblijvende bomen.

  • o.

    Groene Kaart:

    • -

      door het college vastgestelde kaart met daarop aangewezen Boomgebieden met houtopstanden.

  • p.

    hakhout:

    • vanuit landschappelijk of cultuurhistorisch oogpunt als hakhout aangelegde beplanting van meerdere stobben loofhoutopstand, die dicht bij de grond periodiek wordt teruggezet/gesnoeid, zodanig dat de stobben opnieuw kunnen uitlopen.

  • q.

    Hoofdgroenstructuur:

    • -

      als Boomgebied op Groene Kaart vermelde lijnvormige structuur van houtopstanden.

  • r.

    houtopstand:

    • -

      één of meer bomen of boomvormers of andere houtachtige gewassen.

  • s.

    kandelaberen:

    • -

      het tot op de hoofdtakken snoeien van de houtopstand.

  • t.

    knotten:

    • -

      het afzagen van de kroon van de houtopstand.

  • u.

    kweekgoed:

    • -

      houtopstanden, bedrijfsmatig gekweekt door rechtspersoon en bedoeld voor verkoop.

  • v.

    Monumentale houtopstand:

    • -

      houtopstand die aan de hand van door het college vastgestelde criteria is opgenomen op de Bomenlijst.

  • w.

    noodkap:

    • -

      het met spoed vellen van houtopstand in kader van veiligheid, ter voorkoming van letsel en schade.

  • x.

    rechthebbende:

    • -

      degene die krachtens eigendom of beperkt recht of krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • y.

    vellen:

    • -

      rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan 20 procent van de boomkroon of het wortelgestel, met inbegrip van de eerste maal kandelaberen of knotten;

    • -

      het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood, ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

  • z.

    vervangingsplan:

    • door college of raad voor een specifieke locatie vastgesteld plan, voor het vervangen van houtopstanden die eigendom van de gemeente zijn. Het plan wordt voor 3 jaar vastgesteld en komt tot stand met inzet van burgerparticipatie.

  • aa.

    Waardevolle houtopstand:

    • -

      houtopstand die aan de hand van door het college vastgestelde criteria is opgenomen op de Bomenlijst.

  • bb.

    zelfstandige eenheid houtopstanden:

    • -

      houtopstanden die in ruimtelijke zin een aaneengesloten geheel vormen.

ARTIKEL 2: Groene Kaart en Bomenlijst: aangewezen houtopstand

  • 1.

    Het college stelt een Groene Kaart en Bomenlijst vast.

  • 2.

    De Groene Kaart bevat een samenhangend geheel van Boomgebieden.

  • 3.

    De Groene Kaart en Bomenlijst kunnen na eerste vaststelling eenmalig na 1 jaar worden herzien.

  • 4.

    Herziening van de Groene Kaart en Bomenlijst vindt na de vaststelling als in het derde lid, steeds plaats ieder vijfde jaar na een vorige vaststelling van een herziening.

ARTIKEL 3: Velverbod Monumentale en Waardevolle houtopstand

  • 1.

    Het is verboden Monumentale en Waardevolle houtopstanden zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid onder g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, te vellen of te doen vellen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet, of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag of burgemeester, onverminderd de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen als in artikel 11 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vorm- en knotbomen;

    • c.

      dunning op basis van een door college goedgekeurd beheerplan, van houtopstanden in eigendom van de gemeente;

    • d.

      velling van dode of niet meer te herstellen houtopstand in eigendom van de gemeente, waarvan de toestand door een boomveiligheidsdeskundige is vastgesteld, onverminderd de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen als in artikel 11 van deze verordening.

  • 3.

    Na inwerkingtreding van artikel 4.6 Wet natuurbescherming of van een vergelijkbaar verbod tot het stellen van regels voor de in dit artikel 3 genoemde houtopstanden, geldt buiten de bebouwde kom het in het eerste lid gestelde verbod niet voor houtopstanden die staan buiten erven en tuinen, indien zij staan in een zelfstandige eenheid van:

    • a.

      meer dan 10 are of;

    • b.

      rijbeplanting van meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 4.

    Knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen vallen niet onder de vrijstelling van het derde lid.

ARTIKEL 4: Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 3

  • 1.

    Een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden van artikel 3 kan, mits alternatieven tot behoud van de houtopstand voldoende zijn onderzocht en niet uitvoerbaar zijn, door het bevoegd gezag worden verleend indien:

    • a.

      sprake is van een Monumentale houtopstand en een zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang dat opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand of;

    • b.

      sprake is van een Waardevolle houtopstand en een algemeen maatschappelijk belang of een zwaarwegend individueel belang van niet tijdelijke aard dat opweegt tegen duurzaam behoud van de houtopstand.

  • 2.

    De omgevingsvergunning voor vellen kan tevens worden verleend:

    • a.

      indien de reden voor velling een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is;

    • b.

      indien naar het oordeel van een boomdeskundige:

      • 1°.

        de verwachte levensduur van de houtopstand minder is dan 5 jaar of;

      • 2°.

        instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of ernstige schade of;

      • 3°.

        sprake is van noodzakelijke maatregelen tot behoud van de houtopstand,die niet vallen onder regulier periodiek onderhoud;

    • c.

      indien een houtopstand direct gevaar oplevert die noodkap noodzakelijk maakt.

ARTIKEL 5: Velverbod overig

  • 1.

    Het is verboden, onverminderd het gestelde in artikel 3 eerste lid, zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid onder g Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, houtopstand te vellen. Het gaat om de volgende houtopstanden:

    • a.

      boom in Boomgebied met een stamdiameter van minimaal 15 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld;

    • b.

      hakhout, dat deel uitmaakt van een Boomgebied;

    • c.

      houtopstand aangeplant op grond van artikel 10 en 11;

    • d.

      houtopstand aangelegd op grond van overeenkomst publieksrechtelijk bestuursorgaan.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet, of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag of burgemeester, onverminderd de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen als in artikel 11 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek scheren, knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij vorm- en knotbomen;

    • c.

      dunning op basis van een door college goedgekeurd beheerplan van houtopstanden die eigendom van de gemeente zijn;

    • d.

      velling op basis van een goedgekeurd vervangingsplan van houtopstanden die eigendom van de gemeente zijn;

    • e.

      velling van dode of niet meer te herstellen houtopstand in eigendom van de gemeente, waarvan de toestand door een boomveiligheidsdeskundige is vastgesteld, onverminderd de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen als in artikel 11 van deze verordening;

    • f.

      in opdracht van Stichting ‘Het Zuid-Hollands Landschap’ op basis van een door het college goedgekeurd beheerplan, vellen van houtopstanden die eigendom van de Stichting ‘Het Zuid-Hollands Landschap’ zijn of waarvan zij zakelijk gerechtigde is.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      fruitbomen mits geen hoogstamfruitbomen;

    • b.

      windschermen om in werking zijnde boomgaarden;

    • c.

      naaldbomen, niet ouder dan 20 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, indien zij:

      • 1°.

        ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;

      • 2°.

        bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 m, en

      • 3°.

        zijn aangelegd na 1 januari 2013.

  • 4.

    Na inwerkingtreding van artikel 4.6 Wet natuurbescherming of van een vergelijkbaar verbod tot het stellen van regels voor de in dit artikel 5 genoemde houtopstanden, geldt buiten de bebouwde kom het in het eerste lid gestelde verbod niet voor houtopstanden die staan buiten erven en tuinen, indien zij staan in een zelfstandige eenheid van:

    • a.

      meer dan 10 are of;

    • b.

      rijbeplanting van meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

  • 5.

    Knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen vallen niet onder de vrijstelling van het vierde lid.

ARTIKEL 6: Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 5

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning om te vellen als bedoeld in artikel 5 weigeren dan wel onder voorschriften of beperkingen verlenen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5 kan worden geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand, op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarde;

    • b.

      landschappelijke waarde van de houtopstand;

    • c.

      cultuurhistorische waarde;

    • d.

      dendrologische waarde;

    • e.

      beeldbepalende waarde;

    • f.

      waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon

    • g.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder andere verlenen indien de reden tot velling, een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek, is.

ARTIKEL 7: Indienen aanvraag omgevingsvergunning vellen

  • 1.

    De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd, door of namens dan wel met toestemming van de rechthebbende, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid, kan het bevoegd gezag verzoeken tot overlegging van een Bomen Effect Analyse, een compensatieplan of een rapportage van nader onderzoek aan de houtopstand, opgesteld door een boomdeskundige.

ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging vergunning artikel 13 of 15

De vergunning van artikel 13 of 15 kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verleend, is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen;

  • d.

    indien de houder dit verzoekt.

ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur

  • 1.

    De omgevingsvergunning tot vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal 3 jaar na het onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt.

  • 2.

    In het geval het een omgevingsvergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand betreft, is de omgevingsvergunning na het onherroepelijk zijn, voor alle te vellen houtopstanden slechts 3 jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één houtopstand of enkele houtopstanden al geveld zijn.

ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften omgevingsvergunning

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften zal behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant, tenzij met redenen omkleed van deze regel moet worden afgeweken.

  • 2.

    Indien niet afdoende kan worden herplant, kan daarbij tevens tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage, ter hoogte van maximaal de boomwaarde van de gevelde houtopstand minus de kosten van het herplantmateriaal, gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 3.

    Indien niet ter plaatse of in de nabijheid van de kaplocatie kan worden herplant, kan tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage, ter hoogte van maximaal de boomwaarde, gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 4.

    In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 5.

    Tot de voorschriften kan behoren, dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd zijn.

  • 6.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het vijfde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, zal het bevoegd gezag aan de rechthebbende de verplichting opleggen, te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn, tenzij met redenen omkleed van deze regel moet worden afgeweken.

  • 2.

    Het opleggen van de herplantplicht is ook mogelijk indien de vrijstelling van artikel 3 tweede lid onder a of d, of artikel 5 tweede lid onder a of e van toepassing is.

  • 3.

    Indien niet afdoende kan worden herplant, kan daarbij tevens tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage, ter hoogte van maximaal de boomwaarde van de gevelde houtopstand minus de kosten van het herplantmateriaal, gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 4.

    Indien niet ter plaatse of in de nabijheid van de kaplocatie kan worden herplant, kan tot de voorschriften behoren dat een geldelijke bijdrage ter hoogte van maximaal de boomwaarde, gestort dient te worden in het Bomenfonds.

  • 5.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 6.

    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de rechthebbende de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een Bomen Effect Analyse door een boomdeskundige op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 7.

    Degene aan wie de verplichting als bedoeld in het eerste tot het zesde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 12: Afstand tot de erfgrenslijn

  • 1.

    De afstand, als bedoeld in artikel 5:42 tweede lid Burgerlijk Wetboek gemeten vanaf het hart van de stam, is vastgesteld op 0,5 m voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

  • 2.

    Voor houtopstanden die voor inwerkingtreding van de verordening zijn aangeplant en die tevens vermeld staan op de Groene Kaart, op de Bomenlijst of in artikel 5 eerste lid, is deze afstand vastgesteld op nihil.

ARTIKEL 13: Bestrijding van ziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders, is de rechthebbende - indien hij daartoe door het college is aangeschreven - verplicht binnen de bij aanschrij¬ving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het college, de in het eerste lid genoemde gevelde houtopstand of delen daarvan in voorraad te hebben of te vervoe¬ren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende ziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het college kunnen worden verricht.

ARTIKEL 14: Verplichting uitvoering noodkap.

  • 1.

    De burgemeester kan de rechthebbende de verplichting opleggen tot het uitvoeren van noodkap, indien door instabiliteit van een houtopstand sprake is van ernstig gevaar voor zaken of personen of vergelijkbaar spoedeisend belang.

  • 2.

    De rechthebbende is, indien hij daartoe door de burgemeester is aangeschreven, verplicht binnen de bij de last onder bestuursdwang of onder dwangsom opgelegde termijn aan de daarin gestelde verplichtingen en voorschriften te voldoen.

ARTIKEL 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden houtopstand die eigendom van gemeente Oegstgeest is te vellen, of indien dit schade toebrengt of kan toebrengen, te bekladden, te beplakken, of daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door of namens ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2.

    Het is verboden indien dit schade toebrengt of kan toebrengen, om één of meer voorwerpen in of aan een houtopstand in eigendom van gemeente Oegstgeest aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

ARTIKEL16: Strafbepaling  

  • 1.

    Degene die handelt in strijd met artikel 13 tweede lid, of artikel 15, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Bij de eis tot strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

ARTIKEL 17: Toezicht en opsporing

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

  • 3.

    Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften zijn bevoegd terreinen te betreden zonder toestemming van de rechthebbende.

ARTIKEL 18: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Bomenverordening Oegstgeest 2019’.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking van de vastgestelde verordening en van de vastgestelde Groene Kaart.

  • 3.

    De Bomenverordening Oegstgeest 2010 wordt ingetrokken.

ARTIKEL 19: Overgangsbepaling

  • 1.

    De vergunningen of omgevingsvergunningen die verleend zijn krachtens de in artikel 18 derde lid genoemde verordening, blijven van kracht tot de tijd waarvoor zij verleend werden verstreken is, of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen voor een vergunning of omgevingsvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van d.d. 28 november 2019,

de griffier,

de voorzitter,

TOELICHTING  

Bomenverordening Oegstgeest 2019

 

ARTIKELSGEWIJS

 

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

d. Beschermd dorpsgezicht

Gemeentelijk dorpsgezicht en beschermd dorpsgezicht zijn beiden termen die voorkomen in bestemmingsplannen van de gemeente Oegstgeest. In deze verordening vallen deze termen onder de definitie Beschermd dorpsgezicht.

 

e. Bomen Effect Analyse

Houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de houtopstanden. Hierdoor worden houtopstanden niet op juiste wijze ingepast of raken (onherstelbaar) beschadigd. De Bomen Effect Analyse is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De Bomen Effect Analyse waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven om houtopstanden te bewaren.

 

h. boom

Afbakening van het begrip boom is van belang voor het aangeven van een ondergrens van het velverbod voor bepaalde categorieën bomen. Slechts houtopstanden met een stamdiameter van minimaal 15 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld, vallen onder de term ‘boom’. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas.

 

n. dunning

Dunning is een vorm van vellen die slechts zo ver mag gaan dat hiermee de groei van de overblijvende bomen zal verbeteren.

 

p. hakhout

De stobbe van hakhout bereikt vaak niet de hoogte van 1,30 m boven het maaiveld. Om die reden kan hakhout niet voldoen aan de ondergrens van de term ‘boom’. Er kan namelijk geen stamdiameter van minstens 15 cm gemeten op 1,30 m hoogte boven het maaiveld worden vastgesteld. Vandaar dat deze categorie houtopstanden, ook separaat onder het velverbod van artikel 5 lid 1 onder b is vermeld.

 

r. houtopstand

Een begrip van deze verordening, dat onder andere van belang is om aan te geven dat bestrijding van boomziekten en bescherming van gemeenteboom tegen vandalisme, betrekking heeft op meer houtige gewassen dan alleen bomen met een stamdiameter van minimaal 15 cm.

 

s. kandelaberen

Een vorm van snoeien waarbij alle takken tot op de hoofdtakken van de houtopstand worden teruggesnoeid. Periodiek terugsnoeien van nieuw uitlopende takken blijft daarna nodig.

 

t. knotten

Betreft het afzagen van de kroon van de houtopstand. De nieuwe takken worden periodiek teruggesnoeid: het zogenaamde ‘knotten’.

 

y. vellen

Elke wijze van het te gronde richten van houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen, knotten of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon valt dus onder het velverbod. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet omgevingsvergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel omgevingsvergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstanden eveneens omgevingsvergunningplichtig.

 

ARTIKEL 3: Monumentale en Waardevolle houtopstand

Lid 4. Artikel 4.6 Wet natuurbescherming is bij vaststelling van de Bomenverordening mogelijk nog niet in werking getreden. Artikel 4.6 Wet natuurbescherming bevat voor de gemeente een - specifiek- verbod op het maken van een velverbod in de Bomenverordening. Het gaat dan om het regelverbod voor bepaalde eenheden houtopstanden die staan buiten de bebouwde komgrens (zoals vastgesteld volgens de Wet natuurbescherming). Dit regelverbod is niet van toepassing in erven en tuinen. Het regelverbod geldt wel voor houtopstanden die staan buiten deze komgrens en in een zelfstandige eenheid van:

  • a.

    meer dan 10 are of;

  • b.

    rijbeplanting van meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

Om te voorkomen dat de gemeente een velverbod heeft in strijd met artikel 4.6 Wet natuurbescherming, staat in artikel 3 derde lid Bomenverordening een vrijstelling van artikel 3 eerste lid Bomenverordening. Omdat artikel 4.6 van de Wet natuurbescherming nog niet werking is getreden, staat in artikel 3 derde lid Bomenverordening de voorwaarde van inwerkingtreding.

 

Het kan zijn dat artikel 4.6 Wet natuurbescherming onder een andere regeling in werking treedt. Vandaar dat in artikel 3 derde lid Bomenverordening hiernaar wordt verwezen.

 

ARTIKEL 4: Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 3

Lid 1 en 2. De waarden van de Monumentale en Waardevolle houtopstanden zijn getoetst bij vaststelling van de Bomenlijst. In lid 1 en 2 staan daarom geen criteria voor vaststelling van nieuwe waarden waarop de omgevingsvergunning kan worden geweigerd. Lid 1 en lid 2 bevatten slechts criteria waarop de omgevingsvergunning kan worden verleend.

Lid 2 onder a. Is de reden van velling een vordering tot verwijdering van de houtopstand in het kader van artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek, dan kan dit een grondslag voor het bevoegd gezag zijn om de omgevingsvergunning te verlenen. Het gaat dan om de vordering tot verwijdering van een houtopstand die in de ‘verboden zone tot de erfgrens’ staat. Deze verboden zone is in artikel 12 van de verordening vastgesteld op 0,5 m voor bomen en op nihil voor heesters en heggen. Voor houtopstanden die voor inwerkingtreding van de verordening zijn aangeplant en die tevens vermeld staan op de Groene Kaart, op de Bomenlijst of vallen onder overige houtopstanden van artikel 5 eerste lid, is deze afstand vastgesteld op nihil.

 

ARTIKEL 5: Velverbod overig

Lid 1 onder c. Er is een velverbod voor houtopstand die is aangeplant op grond van artikel 10 en 11. Dit kunnen houtopstanden zijn met een stamdiameter kleiner dan 15 cm.

Lid 2 onder f. Deze vrijstelling geldt specifiek voor velling van houtopstanden die eigendom van de Stichting ‘Het Zuid-Hollands Landschap’ zijn of die zij in langdurige erfpacht hebben. Als voorbeeld: voor velling van houtopstanden die zij in beheer hebben, geldt de vrijstelling niet. De Stichting ‘Het Zuid-Hollands Landschap’ is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd onder nummer 41125529. Het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatie Nummer (ook wel RSIN- of ANBI-nummer genoemd) is 002771263.

Lid 3. Hier staat een vrijstelling voor houtopstanden waarvoor op grond van artikel 4.1 onder c tot en met f en onder h Wet natuurbescherming (Wnb), een vrijstelling van de meld- en

herplantplicht van artikel 4.2 en 4.3 Wnb geldt. Het is onnodig dergelijke houtopstanden onder het gemeentelijk velverbod te houden.

Lid 4. Artikel 4.6 Wet natuurbescherming is bij vaststelling van de Bomenverordening mogelijk nog niet in werking getreden. Artikel 4.6 Wet natuurbescherming bevat voor de gemeente een – specifiek- verbod op het maken van een velverbod in de Bomenverordening. Het gaat dan om het regelverbod voor bepaalde eenheden houtopstanden die staan buiten de bebouwde komgrens (zoals vastgesteld volgens de Wet natuurbescherming). Dit regelverbod is niet van toepassing in erven en tuinen. Het regelverbod geldt wel voor houtopstanden die staan buiten deze komgrens en in een zelfstandige eenheid van:

  • a.

    meer dan 10 are of;

  • b.

    rijbeplanting van meer dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen.

Om te voorkomen dat de gemeente een velverbod heeft in strijd met artikel 4.6 Wet natuurbescherming, staat in artikel 5 vierde lid Bomenverordening een vrijstelling van artikel 5 eerste lid Bomenverordening. Omdat artikel 4.6 van de Wet natuurbescherming nog niet werking is getreden, staat in artikel 5 vierde lid Bomenverordening de voorwaarde van inwerkingtreding.

 

Het kan zijn dat artikel 4.6 Wet natuurbescherming onder een andere regeling in werking treedt. Vandaar dat in artikel 5 vierde lid Bomenverordening hiernaar wordt verwezen.

 

ARTIKEL 6: Criteria verlening omgevingsvergunning artikel 5

Lid 2. In lid 2 staan criteria voor vaststelling van waarden waarop de omgevingsvergunning kan worden geweigerd. Anders dan bij de Monumentale en Waardevolle houtopstanden van de Bomenlijst, zijn deze waarden namelijk niet op voorhand vastgesteld. De vastgestelde waarde van de houtopstanden wordt vervolgens afgewogen tegen de getoetste belangen die verwijdering noodzakelijk maken. Verwijderingsbelangen staan in lid 2 niet specifiek omschreven en kunnen divers zijn, zoals onder andere noodkap, ernstige schade, slechte toekomstverwachting of zwaarwegende andere belangen.

Lid 3. Bevat een toewijzingscriterium waarop de omgevingsvergunning specifiek kan worden verleend.

 

ARTIKEL 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

De wijze waarop deze zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt ook op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Artikel 5:18 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt de mogelijkheid - indien sprake is van een herstel- of instandhoudingssanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom bij het besluit tot herplantverplichting - tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit ook geldt voor de rechtsopvolger.

 

ARTIKEL 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

Dit artikel is onder andere bedoeld om te voorkomen dat gemeentelijke houtopstanden beschadigd raken door voorwerpen zoals verlichtingsdraden die lange tijd in houtopstanden blijven hangen. Hetgeen overlast veroorzaakt, houtopstand afknelt en snoeiwerk onmogelijk maakt.