Besluit tot vaststelling economische activiteiten in het kader van het algemeen belang (PS2020BEM07)

Provinciale Staten van Utrecht; In vergadering bijeen op 27 mei 2020

Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 24 maart 2020, afdeling Bedrijfsvoering, nummer 8202CEE3

Overwegende dat:

• -

  Provinciale Staten vinden dat het Huis voor de provincie Utrecht een voor alle Utrechters opengesteld huis dient te zijn en beschikbaar moet zijn ten behoeve van maatschappelijke doelen;

• -

  Provinciale Staten hiertoe onder meer hebben bepaald in de Nota Regie op Relatiemanagement dat de Statenzaal, foyer en bijbehorende vergaderzalen kosteloos beschikbaar kunnen worden gesteld aan niet-commerciële Utrechtse organisaties werkzaam ten behoeve van de provincie Utrecht;

• -

  De provincie hiermee niet-commerciële organisaties ondersteunt die van maatschappelijke betekenis zijn voor de provincie door het op laagdrempelige wijze beschikbaar stellen van ruimte;

• -

  Dat de verhuur van vergader- en congresruimte een economische dienst is die valt onder de werking van de Wet Markt & Overheid;

• -

  Dat de Wet Markt & Overheid verplicht om bij het aanbieden van economische diensten minimaal de integrale kostprijs door te berekenen;

• -

  Het doorberekenen van de integrale kosten ertoe leidt dat het voor veel niet-commerciële organisaties niet meer haalbaar is gebruik te maken van Statenzaal, foyer en bijbehorende vergaderzalen;

• -

  Het doorberekenen van de integrale kosten daarmee afbreuk doet aan de doelstellingen van Provinciale Staten om het provinciehuis open te stellen voor maatschappelijke doelen;

• -

  Dat het mogelijk is een economische dienst uit te zonderen van de werking van de Wet Markt & Overheid door aanwijzing hiervan als een dienst van algemeen belang;

• -

  Dat Provinciale Staten bevoegd zijn te besluiten tot deze aanwijzing;

• -

  Dat derde-belanghebbenden, zoals zalenverhuurbedrijven in de omgeving van Utrecht, naar verwachting niet buitenproportioneel worden geraakt doordat niet-commerciële organisaties doorgaans weinig tot geen gebruik maken van zalenverhuurbedrijven;

• -

  Dat uit ervaringscijfers is gebleken dat het aantal verzoeken om verhuringen niet beperkt is tot enkele malen op jaarbasis. Daarmee is de impact voor zalenverhuurbedrijven zeer beperkt.

• -

  Derde-belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen op het ontwerpbesluit over te brengen.

Gelet op het bepaalde in artikel 25h, vijfde lid van de Mededelingswet en de algemeen belangbesluiten uit de vergadering van 10 december 2013;