Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overijssel

Regeling uitwegen Overijssel 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverijssel
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingRegeling uitwegen Overijssel 2020
CiteertitelRegeling uitwegen Overijssel
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Overijssel/602014/CVDR602014_5.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-06-202001-04-2020Nieuwe regeling

10-03-2020

prb-2020-3626

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling uitwegen Overijssel 2020

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

 

Overwegende dat het aantal uitwegen, mede ter verbetering van de verkeersveiligheid, tot een minimum beperkt dient te blijven. Minder uitwegen betekent immers minder potentiele conflictpunten;

 

Overwegende dat, ter verdere verbetering van een doelmatig en verkeersveilig gebruik van de weg, de bij de provincie Overijssel in beheer zijnde wegen zodanig worden ingericht dat voor de weggebruiker een duidelijk en uniform wegbeeld ontstaat;

 

Overwegende dat veilige constructies en vormgeving van de uitwegen belangrijk zijn voor de verkeersveiligheid;

 

Overwegende dat deze regeling bijdraagt aan het garanderen van de veiligheid en de doorstroming op de provinciale wegen, waarvoor de provincie als wegbeheerder verantwoordelijk is;

 

Gelet op hoofdstuk 5 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017;

Besluiten vast te stellen de navolgende:

 

Regeling uitwegen Overijssel 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Bedrijf: het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten en daarmee samenhangende functies;

  • b.

    Bedrijf aan huis: een dienstverlenend bedrijf- of beroep of ambachtelijk bedrijf, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

  • c.

    Bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein kennelijk gewenst is;

  • d.

    Beheer: de op de wegbeheerder rustende verantwoordelijkheid voor het in bruikbare toestand houden van de weg en de zorg dat van die weg op juiste en veilige wijze gebruik kan worden gemaakt, waaronder begrepen de zorg voor wegbermen, de opvang en afvoer van hemelwater en de overige tot de weguitrusting te rekenen voorzieningen;

  • e.

    Landbouwgrond: grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

  • f.

    Melder: degene die de melding doet en ten behoeve van zijn/haar perceel de uitweg aanlegt, verandert, verwijdert of onderhoudt;

  • g.

    Openbare weg: een weg die openbaar is in de zin van de Wegenwet met inbegrip van verhardingen, bermen en bermsloten, met alle bijbehorende werken en begroeiingen;

  • h.

    Perceel: een aaneengesloten stuk grond die in de feitelijke actuele situatie is ingericht ten behoeve van een functie;

  • i.

    STU: standaard tekening uitwegen;

  • j.

    Woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; hieronder vallen ook een bedrijfswoning en een bedrijf aan huis;

  • k.

    Uitweg: elke rechtstreekse ontsluiting voor voertuigen van een perceel ten behoeve van een woning, bedrijf of landbouwgrond op een in deze regeling bedoelde openbare weg. Voor de toepassing van deze regeling worden tot een uitweg ook de daarbij behorende doorsteken, dammen, duikers en verhardingen van de tussenberm gerekend.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op openbare wegen in beheer bij de provincie Overijssel.

Artikel 3 Melding

Het is verboden een uitweg van een perceel naar de openbare weg:

  • a.

    aan te leggen, te veranderen, te verwijderen of

  • b.

    het gebruik van de uitweg te veranderen

zonder het voornemen daartoe schriftelijk te hebben gemeld aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4 Indienen van een melding

  • 1.

    Een melding wordt ten minste vier weken voor de aanvang van de werkzaamheden ingediend bij Gedeputeerde Staten, met gebruikmaking van een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven formulier.

  • 2.

    Als bijlage bij het formulier moet een situatietekening worden meegestuurd, met een schaal van 1:500 of 1:1.000. Op deze tekening is aangegeven:

    • a.

      de schaalaanduiding,

    • b.

      adres,

    • c.

      wegnummer provinciale weg,

    • d.

      hectometrering en de situering van de uitweg aan de provinciale weg,

    • e.

      eventuele obstakels in de nabijheid van de uitweg,

    • f.

      hoe en welke verkeersmaatregelen worden getroffen.

  • 3.

    De melding wordt schriftelijk door Gedeputeerde Staten bevestigd.

Artikel 5 Uitwegen

  • 1.

    Het is verboden een uitweg aan te leggen als daardoor grote nadelige gevolgen ontstaan of dreigen te ontstaan voor de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer op en het doelmatig gebruik van de openbare weg als gevolg van de uitweg.

  • 2.

    Een uitweg is toegestaan als er geen uitweg mogelijk is op een weg van een gemeente, waterschap, particulier of een andere weg van lagere orde. Hierbij geldt dat:

    • a.

      er één woninguitweg is toegestaan bij een perceel met een woning;

    • b.

      er één landbouwuitweg is toegestaan bij een perceel met een agrarische bestemming;

    • c.

      er één bedrijfsuitweg is toegestaan bij een perceel met een bedrijf;

    • d.

      er één uitweg voor werkzaamheden van tijdelijke aard is toegestaan bij een perceel.

  • 3.

    Ten aanzien van het bepaalde in het tweede lid geldt dat de functie van het perceel niet in strijd is met de regels ruimtelijke ordening.

  • 4.

    Bij aanwezigheid van een parallelweg wordt een uitweg hierop aangesloten.

  • 5.

    Bij aanwezigheid van een fiets- of voetpad mag een doorsteek aangelegd worden.

Artikel 6 Aanleg of veranderen van een uitweg

  • 1.

    De uitweg wordt aangelegd of veranderd door of in opdracht en op kosten van de melder.

  • 2.

    Bij het aanleggen of veranderen van een uitweg als bedoeld in artikel 5 tweede lid sub a tot en met sub c gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de uitweg komt overeen met één van de standaarduitwegen aangegeven op de bij deze regeling behorende STU zoals opgenomen in bijlage 1;

    • b.

      de vormgeving en constructie van de uitweg voldoen aan de eisen aangegeven op de bij deze regeling behorende STU, waarbij tevens het volgende in acht wordt genomen:

      • i.

        de betonstraatstenen worden uitgevoerd in elleboogverband;

      • ii.

        de waterafvoer van verhardingen blijft vrij aflopen;

      • iii.

        een bestaand fietspad is leidend in de aansluitingen;

      • iv.

        de uitwegconstructie sluit vloeiend aan op de weg en het fietspad;

      • v.

        voor de aansluiting op de weg en het fietspad wordt een rechte zaagsnede aangebracht, die de weg en het fietspad niet noemenswaardig versmallen;

      • vi.

        na de aanleg of verandering wordt de berm aangevuld met teelaarde en ingezaaid met een bermgraszaadmengsel;

      • vii.

        indien een bermsloot moet worden gedempt wordt de waterafvoer geborgd door een duiker aan te leggen met een diameter die gelijk is aan die van aanpalende uitritten;

      • viii.

        de breedte van een uitweg mag maximaal een meter breder worden dan op de STU is aangegeven;

      • ix.

        slechts indien de rijcurve van de voertuigen die het perceel bezoeken dit noodzakelijk maken, wordt voor een bedrijfsuitweg een grotere breedte, mits gemotiveerd aangegeven op het meldingsformulier, toegestaan.

    • c.

      Ten minste drie werkdagen voordat met graafwerkzaamheden in provinciale grond wordt begonnen, wordt daarvan melding gedaan bij Kadaster-Klic.

    • d.

      Ten minste vijf dagen voordat met het aanleggen van de uitweg wordt begonnen, wordt dit aangegeven bij de provincie Overijssel.

Artikel 7 Verwijdering van een uitweg

Als een uitweg wordt verwijderd, dan is melder verplicht op eigen kosten binnen een redelijke termijn de berm en de bermverharding langs de hoofdrijbaan in een staat te brengen gelijk aan zoals de wegbeheerder die langs het wegvak in stand houdt.

Artikel 8 Verandering van gebruik van een uitweg

Als het feitelijke en actuele gebruik van de uitweg afwijkt van de bij de eerdere melding verstrekte gegevens, dan wordt dit gemeld.

Artikel 9 Beheer en onderhoud van een uitweg

  • 1.

    De melder van de uitweg draagt zorg voor het onderhoud van de uitweg. Onder onderhoud wordt ook begrepen het herstellen van verzakkingen van bermen, werken en taluds van sloten.

  • 2.

    De kosten voor beheer en onderhoud van een uitweg als bedoeld in artikel 3 komen voor rekening van de melder. Hieronder worden ook de kosten begrepen voor het herstellen van verzakkingen van bermen, werken en taluds van sloten, die zijn ontstaan binnen een jaar na het aanleggen of veranderen van een uitweg.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing indien de provincie Overijssel onderhoud pleegt aan de openbare weg ten gevolge waarvan schade wordt veroorzaakt aan de uitweg. Onder die omstandigheid draagt de provincie er zorg voor dat de uitweg op haar kosten wordt hersteld of aangepast.

Artikel 10 Te treffen verkeersmaatregelen

  • 1.

    Voor aanvang van de werkzaamheden worden tijdelijke verkeersmaatregelen geplaatst overeenkomstig de CROW-publicatie 96b ‘maatregelen op niet-autowegen – werk in uitvoering’.

  • 2.

    De tijdelijke verkeerstekens worden overeenkomstig de Uitvoeringsvoorschriften Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer voor verkeerstekens geplaatst.

  • 3.

    De tijdelijke verkeersmaatregelen worden maximaal drie dagen voor de start van de werkzaamheden geplaatst en worden binnen twee dagen na afloop van de werkzaamheden verwijderd.

  • 4.

    Degene(n) die de werkzaamheden voor het aanleggen of onderhouden van een uitweg op de openbare weg uitvoert, draagt veiligheidskleding welke goed waarneembaar is. Deze waarschuwingskleding met hoge zichtbaarheid voldoet aan de Europese norm voor signaalkleding, de EN ISO 20471.

Artikel 11 Maatwerkvoorschriften

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen na een melding maatwerkvoorschriften opleggen:

    • a.

      met betrekking tot de plaats, afmetingen, vormgeving en instandhoudingstermijn van de uitweg ten behoeve van het doelmatig en verkeersveilig gebruik van de openbare weg; of

    • b.

      waarmee wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 5, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig gebruik van de openbare weg en de verkeersveiligheid.

  • 2.

    Het is verboden in strijd te handelen met de opgelegde maatwerkvoorschriften.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen de opgelegde maatwerkvoorschriften wijzigen:

    • a.

      indien een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten de uitweg, die bij de beoordeling van de melding een rol hebben gespeeld dit noodzakelijk maakt, of

    • b.

      op verzoek van de melder.

Artikel 12

Gereserveerd

Artikel 13 Zaaksgebonden karakter

  • 1.

    De melding heeft een zaaksgebonden karakter; de melding geldt voor een ieder die een uitweg aanlegt, verandert, onderhoudt en gebruikt waarop de melding betrekking heeft.

  • 2.

    Een rechtsopvolger van melder hoeft niet opnieuw een melding te doen van de uitweg.

Artikel 14 Intrekken Regeling uitwegen

De Regeling uitwegen 2014, vastgesteld door het college op 10 december 2013, kenmerk 2013/0387881, wordt ingetrokken.

Artikel 15 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Een uitweg die is aangelegd voordat deze regeling in werking is getreden, zonder dat deze aanleg is gemeld, wordt geacht te zijn aangelegd met melding, als de uitweg voldoet aan de standaardeisen en voorwaarden zoals opgenomen in de STU en bepalingen in deze regeling.

  • 2.

    Een melding voor een uitweg, gedaan op basis van artikel 4 van de Regeling uitwegen 2014, wordt beschouwd als een melding als bedoeld in artikel 3 van deze regeling.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2020.

Artikel 17 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling uitwegen Overijssel’.

Algemene toelichting

Algemene regels met meldingsstelsel

In de Omgevingsverordening Overijssel is bepaald dat Gedeputeerde Staten nadere regels kunnen stellen met betrekking tot gevallen waarin in de plaats van een ontheffing met een melding kan worden volstaan. Dat doen zij in deze regeling voor uitwegen.

 

Het uitgangspunt van de regeling is dat het algemene regels bevat die gelden voor alle provinciale uitwegen. Het aanleggen, veranderen en onderhouden van provinciale uitwegen leent zich bij uitstek voor een regime waarbij algemene regels in acht moeten worden genomen. De regeling voorziet in drie soorten uitwegen (woning, bedrijf, landbouw) en een doorsteek. Voor elk soort uitweg zijn de eisen eenduidig. Het betreffen vooral materiële en technische bepalingen waaraan een provinciale uitweg moet voldoen. Deze bepalingen hebben rechtstreekse werking.

 

Een vereiste is dat algemene regels goed uitvoerbaar en handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent voor de inhoud van de regels dat ze helder, eenduidig en voor een ieder hanteerbaar moeten zijn. De regels moeten voorts voor Gedeputeerde Staten voldoende mogelijkheden bieden om effectief toezicht te kunnen houden en zo nodig te kunnen handhaven.

 

Voor de meeste uitwegen kan worden volstaan met de algemene regels, maar niet uitgesloten kan worden dat in een aantal gevallen maatwerkvoorschriften nodig zijn. Dit kan te maken hebben met de omgeving waarin de uitweg zich bevindt; er staat bijvoorbeeld een forse boom direct naast de beoogde uitweg die het zicht op de provinciale weg belemmert. Daarom bieden de algemene regels waar nodig mogelijkheden voor Gedeputeerde Staten om maatwerkvoorschriften op te leggen in het kader van een doelmatig en (verkeers-)veilig gebruik van uitwegen.

Handhaving

De primaire verantwoordelijkheid voor het aanleggen, veranderen, onderhouden en gebruiken van een uitweg ligt bij de gebruiker van een uitweg. Diegene is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van de regeling. De regeling spreekt van het gebruik, niet van de gebruiker. Er wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld een eigenaar of een huurder van een woning waarvoor de uitweg is aangelegd. Maar afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal soms een ander dan de eigenaar (uitsluitend of mede) als overtreder van een bepaling van deze regeling worden aangemerkt. Bij de constatering van een acute gevaarlijke situatie als gevolg van een overtreding van deze regeling is het voor Gedeputeerde Staten alleen van belang dat zo snel mogelijk alsnog aan de bepalingen wordt voldaan. Van Gedeputeerde Staten behoeft niet te worden verwacht dat zij zich in een dergelijk acuut geval eerst in de relatie tussen de diverse gebruikers van een uitweg verdiept alvorens handhavend op te treden. Wanneer het voor Gedeputeerde Staten onvoldoende duidelijk is wie voor de overtreding verantwoordelijk is, kunnen zonodig de eigenaar en de huurder worden aangesproken.

 

De mate waarin deze regeling wordt nageleefd is mede afhankelijk van de relatie tussen de provincie en degene die een provinciale uitweg heeft of wil aanleggen. De provincie blijft verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de regeling.

 

In het geval één of meer bepalingen uit de regeling niet worden nageleefd, is sprake van een overtreding ingevolge artikel 5:1 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder een overtreding wordt verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. De term ‘krachtens’ geeft aan dat niet alleen sprake is van een overtreding bij het niet naleven van een wettelijke bepaling zoals uit de regeling, maar ook bij het niet naleven van een voorschrift verbonden aan een vergunning of ontheffing of een ander type beschikking zoals een opgelegd voorschrift bij een uitwegmelding.

 

In het geval dat bijvoorbeeld bij de aanleg of de wijziging van de uitweg niet wordt voldaan aan de algemene regels of een opgelegd voorschrift, kan daartegen met toepassing van bestuursrechtelijke handhaving worden opgetreden. Gedeputeerde Staten kunnen op grond van artikel 122 Provinciewet in samenhang met artikel 5:24 Awb een last onder bestuursdwang opleggen. Ingevolge artikel 5:32 lid 1 Awb kunnen Gedeputeerde Staten in plaats daarvan aan de overtreder ook een last onder dwangsom opleggen. Ook kunnen Gedeputeerde Staten afhankelijk van de situatie er voor kiezen om één of meer nadere voorschriften na een uitwegmelding op te leggen. Er zijn dus voldoende (sanctie)middelen voorhanden om naleving van de algemene regels en eventuele nadere voorschriften af te dwingen.

 

Uitdrukkelijk wordt hierbij nog opgemerkt dat wanneer de melding van de aanleg of verandering van een uitweg achterwege blijft dat strikt genomen de mogelijkheid biedt tot bestuursrechtelijke handhaving. Toepassing hiervan ligt echter in het algemeen niet direct in de rede, behalve in situaties waarbij door het niet melden aan Gedeputeerde Staten belangrijke informatie over bijvoorbeeld het gebruik van een uitweg wordt onthouden, waardoor ook de handhaving kan worden bemoeilijkt. In het algemeen zal in een situatie dat niet wordt gemeld worden beoordeeld of is voldaan aan de algemene regels ter zake van de materiële en technische eisen voor een uitweg.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen. Er is bewust gekozen het begrip ‘openbare weg’ breder te definiëren dan in de Wegenwet is gebeurd, zodat ook alle bij de weg horende werken en begroeiingen onder het begrip vallen.

Artikel 3

Met de uitwegmelding wordt het bevoegd gezag geïnformeerd over de voorgenomen aanleg en het gebruik van een uitweg. Na deze melding kunnen Gedeputeerde Staten op basis van eigen prioriteitstelling besluiten om hetzij voor aanvang van de aanleg of verandering van een uitweg, hetzij tijdens de aanleg, hetzij helemaal niet te gaan controleren of de uitweg daadwerkelijk aan de voorschriften van de regeling voldoet.

 

Van de uitweg mag slechts gebruik worden gemaakt ten behoeve van een woning, een bedrijf of landbouwactiviteiten op het betrokken perceel. Zonder nadere kennisgeving mag van de uitweg geen ander of omvangrijker gebruik worden gemaakt dan volgens de melding is toegestaan.

 

Het is mogelijk dat naast melding nog andere besluiten nodig zijn. De meldingplichtige kan hiervoor de website van het omgevingsloket (www.omgevingsloket.nl) raadplegen.

Artikel 4

In dit artikel is de procedure voor het indienen van een uitwegmelding opgenomen. Een uitwegmelding moet tenminste vier weken voor aanvang van de aanleg of verandering van een uitweg worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, zodat een voorcontrole mogelijk blijft. De melding moet worden gedaan op een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven formulier. Het formulier is te vinden op de website van de provincie Overijssel, onder het tabblad loket/vergunning, ontheffing en melding.

 

Op de situatietekening wordt de feitelijke inrichting van de uitweg weergegeven, maar ook eventuele obstakels in de nabijheid van de uitweg. Hiermee worden bijvoorbeeld bomen, heggen of lichtmasten bedoeld, die de aanleg kunnen bemoeilijken of die het uitzicht op de weg kunnen belemmeren.

 

Op de afhandeling van de melding zijn de algemene uitgangspunten van de Awb van toepassing. Als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stellen Gedeputeerde Staten de melder in de gelegenheid om de gegevens binnen een redelijke door hen gestelde termijn aan te vullen.

Artikel 5

Het eerste lid bepaalt dat het verboden is een uitweg aan te leggen als de verkeersveiligheid in het geding komt.

De uitweg moet op een verkeersveilige wijze kunnen worden gesitueerd. Hierbij wordt rekening gehouden met:

  • a.

    de zichtafstand;

  • b.

    de afstand tot kruisingen, splitsingen, bochten en verkeersregelinstallaties;

  • c.

    de aanwezigheid van verdrijvingsvakken, voorsorteervakken en opstelstroken;

  • d.

    de aanwezigheid van fysieke belemmeringen.

In het tweede lid is bepaald dat als er geen mogelijkheid bestaat op ontsluiting via een onderliggend wegennet of ontsluiting via een gezamenlijke uitweg, een uitweg naar de provinciale weg is toegestaan.

 

Onder werkzaamheden van tijdelijke aard wordt bijvoorbeeld een verbouwing verstaan.

Artikel 6

In dit artikel wordt aangegeven aan welke technische eisen de aanleg van een uitweg moet voldoen. Tenminste vijf dagen voordat met de aanleg wordt begonnen moet dit worden doorgegeven, zodat Gedeputeerde Staten desgewenst kunnen controleren of aan alle voorwaarden in de regeling wordt voldaan.

 

In beginsel gelden maximale afmetingen. Maar indien de rijcurve van de voertuigen die het perceel bezoeken dit noodzakelijk maakt, wordt voor een bedrijfsuitweg een grotere breedte, mits gemotiveerd aangegeven op het meldingsformulier toegestaan.

Sub c

Via de website van het Kadaster (onder producten/woning) kan een particulier de benodigde informatie en een graafmeldingsformulier verkrijgen. Instanties en bedrijven die geautoriseerd zijn moeten de graafmelding digitaal bij klic-online aanleveren.

Artikel 9

In dit artikel is geregeld dat de meldinghouder de uitweg aanlegt, onderhoudt en betaalt. Tot het onderhoud hoort ook het herstel van bermen, taluds en duikers, behalve als de schade door de wegbeheerder is veroorzaakt. Het schoonhouden van eventuele duikers, net als het schoonhouden van de bermsloot, behoort tot de taak van de wegbeheerder.

Artikel 10

Tijdens werkzaamheden aan de uitweg moeten veiligheidsmaatregelen worden getroffen.

Artikel 11

Aan een melding kunnen maatwerkvoorschriften worden opgelegd. Met een maatwerkvoorschrift kunnen Gedeputeerde Staten voor concrete gevallen afwijken van algemene regels voor een activiteit. Gedeputeerde Staten beoordelen of de gemelde voorgenomen aanleg en ingebruikneming van een uitweg wel voldoende veilig kan worden geacht. Wanneer de voorgenomen uitweg niet voldoende veilig is, beoordeeld naar de uitgangspunten van deze regeling, kunnen Gedeputeerde Staten bv. beslissen maatwerkvoorschriften over het veilig gebruik op te leggen. De noodzaak om maatwerkvoorschriften op te leggen, moet door Gedeputeerde Staten te allen tijde worden gemotiveerd. Tegen een besluit tot het opleggen van maatwerkvoorschriften kan bezwaar en beroep worden ingesteld.

 

Het is verboden in strijd te handelen met de maatwerkvoorschriften.

 

Gedeputeerde Staten kunnen de maatwerkvoorschriften wijzigen wanneer sprake is van een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten de uitweg, die zijn opgetreden na de melding en dit noodzakelijk maken. Ook kunnen de maatwerkvoorschriften worden gewijzigd op verzoek van de melder. Gedeputeerde Staten mogen geen gebruik maken van de wijzigingsmogelijkheid zonder de melder eerst in de gelegenheid te stellen hierover zijn mening te geven.

Artikel 12

De uitwegmelding is zaaksgebonden. Een nieuwe gebruiker van een bestaande uitweg die de oude wijze van gebruik voortzet hoeft dus niet opnieuw een melding te doen. Ook geldt de melding in principe onbeperkt. Wanneer de uitweg of het gebruik daarvan wordt veranderd en door die verandering afwijking ontstaat van de bij de melding verstrekte gegevens, dient een melding van de gewijzigde situatie te worden gedaan.

 

Onder meldinghouder wordt begrepen een ieder die de uitweg gebruikt. Dat hoeft niet de melder te zijn, maar kan ook diens rechtsopvolger zijn, of een pachter.