Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling uitwegen Overijssel 2020 |
Citeertitel | Regeling uitwegen Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-06-2020 | 01-04-2020 | Nieuwe regeling | 10-03-2020 |
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
Overwegende dat het aantal uitwegen, mede ter verbetering van de verkeersveiligheid, tot een minimum beperkt dient te blijven. Minder uitwegen betekent immers minder potentiele conflictpunten;
Overwegende dat, ter verdere verbetering van een doelmatig en verkeersveilig gebruik van de weg, de bij de provincie Overijssel in beheer zijnde wegen zodanig worden ingericht dat voor de weggebruiker een duidelijk en uniform wegbeeld ontstaat;
Overwegende dat veilige constructies en vormgeving van de uitwegen belangrijk zijn voor de verkeersveiligheid;
Overwegende dat deze regeling bijdraagt aan het garanderen van de veiligheid en de doorstroming op de provinciale wegen, waarvoor de provincie als wegbeheerder verantwoordelijk is;
Gelet op hoofdstuk 5 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017;
Beheer: de op de wegbeheerder rustende verantwoordelijkheid voor het in bruikbare toestand houden van de weg en de zorg dat van die weg op juiste en veilige wijze gebruik kan worden gemaakt, waaronder begrepen de zorg voor wegbermen, de opvang en afvoer van hemelwater en de overige tot de weguitrusting te rekenen voorzieningen;
Uitweg: elke rechtstreekse ontsluiting voor voertuigen van een perceel ten behoeve van een woning, bedrijf of landbouwgrond op een in deze regeling bedoelde openbare weg. Voor de toepassing van deze regeling worden tot een uitweg ook de daarbij behorende doorsteken, dammen, duikers en verhardingen van de tussenberm gerekend.
Het is verboden een uitweg van een perceel naar de openbare weg:
zonder het voornemen daartoe schriftelijk te hebben gemeld aan Gedeputeerde Staten.
Artikel 6 Aanleg of veranderen van een uitweg
Artikel 7 Verwijdering van een uitweg
Als een uitweg wordt verwijderd, dan is melder verplicht op eigen kosten binnen een redelijke termijn de berm en de bermverharding langs de hoofdrijbaan in een staat te brengen gelijk aan zoals de wegbeheerder die langs het wegvak in stand houdt.
Artikel 8 Verandering van gebruik van een uitweg
Als het feitelijke en actuele gebruik van de uitweg afwijkt van de bij de eerdere melding verstrekte gegevens, dan wordt dit gemeld.
Artikel 9 Beheer en onderhoud van een uitweg
De kosten voor beheer en onderhoud van een uitweg als bedoeld in artikel 3 komen voor rekening van de melder. Hieronder worden ook de kosten begrepen voor het herstellen van verzakkingen van bermen, werken en taluds van sloten, die zijn ontstaan binnen een jaar na het aanleggen of veranderen van een uitweg.
Artikel 14 Intrekken Regeling uitwegen
De Regeling uitwegen 2014, vastgesteld door het college op 10 december 2013, kenmerk 2013/0387881, wordt ingetrokken.
Algemene regels met meldingsstelsel
In de Omgevingsverordening Overijssel is bepaald dat Gedeputeerde Staten nadere regels kunnen stellen met betrekking tot gevallen waarin in de plaats van een ontheffing met een melding kan worden volstaan. Dat doen zij in deze regeling voor uitwegen.
Het uitgangspunt van de regeling is dat het algemene regels bevat die gelden voor alle provinciale uitwegen. Het aanleggen, veranderen en onderhouden van provinciale uitwegen leent zich bij uitstek voor een regime waarbij algemene regels in acht moeten worden genomen. De regeling voorziet in drie soorten uitwegen (woning, bedrijf, landbouw) en een doorsteek. Voor elk soort uitweg zijn de eisen eenduidig. Het betreffen vooral materiële en technische bepalingen waaraan een provinciale uitweg moet voldoen. Deze bepalingen hebben rechtstreekse werking.
Een vereiste is dat algemene regels goed uitvoerbaar en handhaafbaar moeten zijn. Dit betekent voor de inhoud van de regels dat ze helder, eenduidig en voor een ieder hanteerbaar moeten zijn. De regels moeten voorts voor Gedeputeerde Staten voldoende mogelijkheden bieden om effectief toezicht te kunnen houden en zo nodig te kunnen handhaven.
Voor de meeste uitwegen kan worden volstaan met de algemene regels, maar niet uitgesloten kan worden dat in een aantal gevallen maatwerkvoorschriften nodig zijn. Dit kan te maken hebben met de omgeving waarin de uitweg zich bevindt; er staat bijvoorbeeld een forse boom direct naast de beoogde uitweg die het zicht op de provinciale weg belemmert. Daarom bieden de algemene regels waar nodig mogelijkheden voor Gedeputeerde Staten om maatwerkvoorschriften op te leggen in het kader van een doelmatig en (verkeers-)veilig gebruik van uitwegen.
De primaire verantwoordelijkheid voor het aanleggen, veranderen, onderhouden en gebruiken van een uitweg ligt bij de gebruiker van een uitweg. Diegene is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van de regeling. De regeling spreekt van het gebruik, niet van de gebruiker. Er wordt in principe geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld een eigenaar of een huurder van een woning waarvoor de uitweg is aangelegd. Maar afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal soms een ander dan de eigenaar (uitsluitend of mede) als overtreder van een bepaling van deze regeling worden aangemerkt. Bij de constatering van een acute gevaarlijke situatie als gevolg van een overtreding van deze regeling is het voor Gedeputeerde Staten alleen van belang dat zo snel mogelijk alsnog aan de bepalingen wordt voldaan. Van Gedeputeerde Staten behoeft niet te worden verwacht dat zij zich in een dergelijk acuut geval eerst in de relatie tussen de diverse gebruikers van een uitweg verdiept alvorens handhavend op te treden. Wanneer het voor Gedeputeerde Staten onvoldoende duidelijk is wie voor de overtreding verantwoordelijk is, kunnen zonodig de eigenaar en de huurder worden aangesproken.
De mate waarin deze regeling wordt nageleefd is mede afhankelijk van de relatie tussen de provincie en degene die een provinciale uitweg heeft of wil aanleggen. De provincie blijft verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de regeling.
In het geval één of meer bepalingen uit de regeling niet worden nageleefd, is sprake van een overtreding ingevolge artikel 5:1 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder een overtreding wordt verstaan: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. De term ‘krachtens’ geeft aan dat niet alleen sprake is van een overtreding bij het niet naleven van een wettelijke bepaling zoals uit de regeling, maar ook bij het niet naleven van een voorschrift verbonden aan een vergunning of ontheffing of een ander type beschikking zoals een opgelegd voorschrift bij een uitwegmelding.
In het geval dat bijvoorbeeld bij de aanleg of de wijziging van de uitweg niet wordt voldaan aan de algemene regels of een opgelegd voorschrift, kan daartegen met toepassing van bestuursrechtelijke handhaving worden opgetreden. Gedeputeerde Staten kunnen op grond van artikel 122 Provinciewet in samenhang met artikel 5:24 Awb een last onder bestuursdwang opleggen. Ingevolge artikel 5:32 lid 1 Awb kunnen Gedeputeerde Staten in plaats daarvan aan de overtreder ook een last onder dwangsom opleggen. Ook kunnen Gedeputeerde Staten afhankelijk van de situatie er voor kiezen om één of meer nadere voorschriften na een uitwegmelding op te leggen. Er zijn dus voldoende (sanctie)middelen voorhanden om naleving van de algemene regels en eventuele nadere voorschriften af te dwingen.
Uitdrukkelijk wordt hierbij nog opgemerkt dat wanneer de melding van de aanleg of verandering van een uitweg achterwege blijft dat strikt genomen de mogelijkheid biedt tot bestuursrechtelijke handhaving. Toepassing hiervan ligt echter in het algemeen niet direct in de rede, behalve in situaties waarbij door het niet melden aan Gedeputeerde Staten belangrijke informatie over bijvoorbeeld het gebruik van een uitweg wordt onthouden, waardoor ook de handhaving kan worden bemoeilijkt. In het algemeen zal in een situatie dat niet wordt gemeld worden beoordeeld of is voldaan aan de algemene regels ter zake van de materiële en technische eisen voor een uitweg.
In dit artikel is een aantal begripsbepalingen opgenomen. Er is bewust gekozen het begrip ‘openbare weg’ breder te definiëren dan in de Wegenwet is gebeurd, zodat ook alle bij de weg horende werken en begroeiingen onder het begrip vallen.
Met de uitwegmelding wordt het bevoegd gezag geïnformeerd over de voorgenomen aanleg en het gebruik van een uitweg. Na deze melding kunnen Gedeputeerde Staten op basis van eigen prioriteitstelling besluiten om hetzij voor aanvang van de aanleg of verandering van een uitweg, hetzij tijdens de aanleg, hetzij helemaal niet te gaan controleren of de uitweg daadwerkelijk aan de voorschriften van de regeling voldoet.
Van de uitweg mag slechts gebruik worden gemaakt ten behoeve van een woning, een bedrijf of landbouwactiviteiten op het betrokken perceel. Zonder nadere kennisgeving mag van de uitweg geen ander of omvangrijker gebruik worden gemaakt dan volgens de melding is toegestaan.
Het is mogelijk dat naast melding nog andere besluiten nodig zijn. De meldingplichtige kan hiervoor de website van het omgevingsloket (www.omgevingsloket.nl) raadplegen.
In dit artikel is de procedure voor het indienen van een uitwegmelding opgenomen. Een uitwegmelding moet tenminste vier weken voor aanvang van de aanleg of verandering van een uitweg worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, zodat een voorcontrole mogelijk blijft. De melding moet worden gedaan op een door Gedeputeerde Staten voorgeschreven formulier. Het formulier is te vinden op de website van de provincie Overijssel, onder het tabblad loket/vergunning, ontheffing en melding.
Op de situatietekening wordt de feitelijke inrichting van de uitweg weergegeven, maar ook eventuele obstakels in de nabijheid van de uitweg. Hiermee worden bijvoorbeeld bomen, heggen of lichtmasten bedoeld, die de aanleg kunnen bemoeilijken of die het uitzicht op de weg kunnen belemmeren.
Op de afhandeling van de melding zijn de algemene uitgangspunten van de Awb van toepassing. Als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn, stellen Gedeputeerde Staten de melder in de gelegenheid om de gegevens binnen een redelijke door hen gestelde termijn aan te vullen.
Het eerste lid bepaalt dat het verboden is een uitweg aan te leggen als de verkeersveiligheid in het geding komt.
De uitweg moet op een verkeersveilige wijze kunnen worden gesitueerd. Hierbij wordt rekening gehouden met:
In het tweede lid is bepaald dat als er geen mogelijkheid bestaat op ontsluiting via een onderliggend wegennet of ontsluiting via een gezamenlijke uitweg, een uitweg naar de provinciale weg is toegestaan.
Onder werkzaamheden van tijdelijke aard wordt bijvoorbeeld een verbouwing verstaan.
In dit artikel wordt aangegeven aan welke technische eisen de aanleg van een uitweg moet voldoen. Tenminste vijf dagen voordat met de aanleg wordt begonnen moet dit worden doorgegeven, zodat Gedeputeerde Staten desgewenst kunnen controleren of aan alle voorwaarden in de regeling wordt voldaan.
In beginsel gelden maximale afmetingen. Maar indien de rijcurve van de voertuigen die het perceel bezoeken dit noodzakelijk maakt, wordt voor een bedrijfsuitweg een grotere breedte, mits gemotiveerd aangegeven op het meldingsformulier toegestaan.
Via de website van het Kadaster (onder producten/woning) kan een particulier de benodigde informatie en een graafmeldingsformulier verkrijgen. Instanties en bedrijven die geautoriseerd zijn moeten de graafmelding digitaal bij klic-online aanleveren.
In dit artikel is geregeld dat de meldinghouder de uitweg aanlegt, onderhoudt en betaalt. Tot het onderhoud hoort ook het herstel van bermen, taluds en duikers, behalve als de schade door de wegbeheerder is veroorzaakt. Het schoonhouden van eventuele duikers, net als het schoonhouden van de bermsloot, behoort tot de taak van de wegbeheerder.
Tijdens werkzaamheden aan de uitweg moeten veiligheidsmaatregelen worden getroffen.
Aan een melding kunnen maatwerkvoorschriften worden opgelegd. Met een maatwerkvoorschrift kunnen Gedeputeerde Staten voor concrete gevallen afwijken van algemene regels voor een activiteit. Gedeputeerde Staten beoordelen of de gemelde voorgenomen aanleg en ingebruikneming van een uitweg wel voldoende veilig kan worden geacht. Wanneer de voorgenomen uitweg niet voldoende veilig is, beoordeeld naar de uitgangspunten van deze regeling, kunnen Gedeputeerde Staten bv. beslissen maatwerkvoorschriften over het veilig gebruik op te leggen. De noodzaak om maatwerkvoorschriften op te leggen, moet door Gedeputeerde Staten te allen tijde worden gemotiveerd. Tegen een besluit tot het opleggen van maatwerkvoorschriften kan bezwaar en beroep worden ingesteld.
Het is verboden in strijd te handelen met de maatwerkvoorschriften.
Gedeputeerde Staten kunnen de maatwerkvoorschriften wijzigen wanneer sprake is van een verandering van inzichten of van omstandigheden gelegen buiten de uitweg, die zijn opgetreden na de melding en dit noodzakelijk maken. Ook kunnen de maatwerkvoorschriften worden gewijzigd op verzoek van de melder. Gedeputeerde Staten mogen geen gebruik maken van de wijzigingsmogelijkheid zonder de melder eerst in de gelegenheid te stellen hierover zijn mening te geven.
De uitwegmelding is zaaksgebonden. Een nieuwe gebruiker van een bestaande uitweg die de oude wijze van gebruik voortzet hoeft dus niet opnieuw een melding te doen. Ook geldt de melding in principe onbeperkt. Wanneer de uitweg of het gebruik daarvan wordt veranderd en door die verandering afwijking ontstaat van de bij de melding verstrekte gegevens, dient een melding van de gewijzigde situatie te worden gedaan.
Onder meldinghouder wordt begrepen een ieder die de uitweg gebruikt. Dat hoeft niet de melder te zijn, maar kan ook diens rechtsopvolger zijn, of een pachter.