Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020
CiteertitelBeleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpBeleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet
  2. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/%27s-Gravenhage/341733/CVDR341733_3.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-06-202001-01-2020nieuwe regeling

02-06-2020

gmb-2020-141728

RIS305385 BOW/2020.81

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020

Toelichting

 

Het college voorziet in vervoer van een jeugdige naar en vanaf de locatie waar jeugdhulp wordt geboden voor zover dit naar oordeel van het college noodzakelijk is in verband met de medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.

 

In de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015 is vervoer opgenomen als individuele voorziening en zijn in artikel 5 de voorwaarden genoemd waaronder het college een individuele voorziening toekent.

 

In deze beleidsregels is verduidelijkt welke vormen van vervoer kunnen worden ingezet en op welke wijze het college invulling geeft aan de criteria als genoemd in artikel 5 van de verordening.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

  • -

    artikel 2.3, tweede lid, Jeugdwet;

  • -

    de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015;

 

besluit vast te stellen de Beleidsregels Jeugdwetvervoer 2020:

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt (mede) verstaan onder:

 

college: 

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

individuele voorziening:

voorziening als bedoeld in artikel 1 van de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015;

verordening:

de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015;

vervoer: 

een individuele voorziening vervoer van de jeugdige als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder m, van de verordening;

woning:

locatie waar de jeugdige feitelijk verblijft.

 

Artikel 1:2 Reikwijdte regeling

Deze beleidsregels zijn van toepassing op het vervoer van een jeugdige naar en vanaf de locatie waar een individuele voorziening jeugdhulp wordt geboden.

 

Artikel 1:3 Vervoersvoorziening

  • 1.

    De volgende vormen van een individuele vervoersvoorziening worden onderscheiden:

    a. aangepast vervoer dat in natura wordt aangeboden door een door het college gecontracteerd vervoersbedrijf;

    b. andere voorzieningen ter bevordering van de zelfredzaamheid van de jeugdige teneinde vervoer in natura overbodig te maken.

    c. een combinatie van vervoersvoorzieningen, mits onderbouwt waarom hiervoor wordt gekozen.

 

HOOFDSTUK 2. Nadere regels voor de toekenning van individuele voorzieningen krachtens artikel 5 van de verordening

 

Artikel 2:1 Afwegingskader

  • 1.

    Ter uitvoering van de toekenning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de verordening hanteert het college een afwegingskader.

  • 2.

    Bij de toekenning houdt het college altijd rekening met de leeftijd van de jeugdige, veiligheid en de unieke eigenschappen van de jeugdige.

  • 3.

    Het college besluit tot het toekennen van aangepast vervoer als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder a, indien het college vaststelt dat het niet mogelijk is dat:

    a. de jeugdige zelfstandig loopt, fietst of met een brommer of motor rijdt naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    b. de jeugdige onder begeleiding van een ouder loopt, fietst of met een brommer, motor of auto rijdt naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    c. de jeugdige onder begeleiding van een persoon uit zijn naaste omgeving loopt, fietst of met een brommer, motor of auto rijdt naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    d. de jeugdige zelfstandig reist met het openbaar vervoer naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    e. de jeugdige onder begeleiding van een ouder reist met het openbaar vervoer naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    f. de jeugdige onder begeleiding van een persoon uit zijn naaste omgeving reist met het openbaar vervoer naar en vanaf de locatie waar jeugdhulp wordt geboden;

    g. de jeugdige wordt door een ouder vervoerd naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    h. de jeugdige door een persoon uit zijn naaste omgeving wordt vervoerd naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    i. de jeugdige door een vrijwilliger begeleid of vervoerd wordt naar en vanaf de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    j. de jeugdhulpaanbieder verplaatst de jeugdhulp naar het verblijfadres van de jeugdige of andere locatie in de nabijheid waardoor vervoer overbodig wordt.

  • 4.

    Bij de afweging als bedoeld in het derde lid onder b, c, e en f past het college de richtlijnen toe conform bijlage 1.

  • 5.

    Het college kan van het derde lid afwijken wanneer de jeugdige of ouders kunnen aantonen dat begeleiding door henzelf of door andere personen uit de naaste omgeving leidt tot ernstige benadeling van het gezin.

 

Artikel 2:2Reistijd openbaar vervoer

  • 1.

    In de volgende gevallen is het zelfstandig reizen met openbaar vervoer in ieder geval niet mogelijk:

    a. bij het ontbreken van een verbinding met openbaar vervoer;

    b. bij een reistijd van meer dan anderhalf uur voor een enkele reis tussen de woning en de jeugdhulplocatie.

 

HOOFDSTUK 3. SPECIFIEKE BEPALINGEN BIJ MEDISCHE NOODZAAK

 

Artikel 3:1 Geschikt vervoer

Het college kijkt bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening in verband met een medische noodzaak, of ouders of een persoon uit de naaste omgeving al dan niet kunnen beschikken over:

  • a.

    geschikt gemotoriseerd vervoer;

  • b.

    de benodigde medische apparatuur;

  • c.

    de benodigde medische of verpleegkundige vaardigheden.

 

Artikel 3:2Deskundig oordeel en advies

Het college wint zo nodig een specifiek deskundig oordeel en advies in bij de GGD Haaglanden ten aanzien van de medische noodzaak als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid Jeugdwet, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.

 

HOOFDSTUK 4. SPECIFIEKE BEPALINGEN BIJ ZELFREDZAAMHEID

 

Artikel 4:1 Financiële draagkracht

Het college merkt het niet kunnen betalen van vervoer door de aanvrager niet aan als een beperking in de zelfredzaamheid

 

Artikel 4:2Zelfstandig leren reizen

Het college kent een voorziening ter bevordering van de zelfredzaamheid als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder b, toe indien door het college wordt vastgesteld dat:

  • a.

    er voldaan is aan de eisen voor aangepast vervoer als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid onder b, en;

  • b.

    de jeugdige de draagkracht en vaardigheden heeft om in afzienbare tijd zelfstandig te leren reizen naar de jeugdhulplocatie.

 

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 5:1 Evaluatie

Het college zendt binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze beleidsregels en vervolgens telkens na vier jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze beleidsregels in de praktijk.

 

Artikel 5:2 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

  • 2.

    De beleidsregels werken terug tot en met 1 januari 2020.

 

Artikel 5:3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdwetvervoer Den Haag 2020.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1:3 Vervoersvoorziening

De gemeente voorziet in twee soorten vervoer: het door de gemeente ingekochte taxivervoer en (digitale) voorzieningen die dit taxivervoer op termijn overbodig kunnen maken.

 

Artikel 3:2 Deskundig oordeel en advies

Voor zover het onderzoek naar de noodzaak en het type vervoersvoorziening specifieke deskundigheid vereist mag een specifiek deskundig oordeel en advies niet ontbreken. In eerste instantie is deze deskundigheid vertegenwoordigd in het Centrum Jeugd en Gezin. Het Centrum Jeugd en Gezin kan ten aanzien van de voorwaarde “medische noodzaak” als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, Jeugdwet sociaal medisch advies inwinnen bij de GGD Haaglanden.

 

Den Haag, 2 juni 2020

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris a.i.,

Ilma Merx

 

de wnd. burgemeester,

Johan Remkes

 

Bijlage 1