Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
West Betuwe

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de behandelingen van aanvragen voor inritten (Inrittenbeleid. Beleidsregels voor de behandeling van aanvragen gemeente West Betuwe)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWest Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de behandelingen van aanvragen voor inritten (Inrittenbeleid. Beleidsregels voor de behandeling van aanvragen gemeente West Betuwe)
CiteertitelInrittenbeleid. Beleidsregels voor de behandeling van aanvragen gemeente West Betuwe
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de beleidsregels van de voormalige gemeenten Geldermalsen uit 2004, Lingewaal uit 2011 en Neerijnen uit 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-06-2020nieuwe regeling

26-05-2020

gmb-2020-138777

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de behandelingen van aanvragen voor inritten (Inrittenbeleid. Beleidsregels voor de behandeling van aanvragen gemeente West Betuwe)

Inleiding

Aansluiting bij de APV

In de gemeente West Betuwe is het volgens de geldende Algemene Plaatselijke Verordening (APV) niet toegestaan om zonder vergunning een inrit te maken of te veranderen. Hiervoor dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Deze beleidsregels zijn van toepassing bij de vergunningaanvragen voor een inrit en sluiten aan bij de geldende regels in de APV voor het maken en veranderen van een inrit.

Eenduidig beleid

Deze beleidsregels stellen de inrichtingseisen van inritten, de te doorlopen procedure en de toetsingscriteria voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘inrit’ en het aanleggen van inritten. Het doel van deze beleidsregels is een eenduidig beleid hanteren met betrekking tot de inrichting van inritten in de openbare ruimte en het beoordelen van aanvragen voor omgevingsvergunningen voor de activiteit ‘inrit’. Voor de uniforme inrichting van de inritten zijn de

CROW publicaties 68 “Uitritten” en 228 “Uitritten en uitritconstructies” als basis gebruikt.

Bestaande situaties

Aanvragers van een omgevingsvergunning voor een inrit, kunnen geen rechten ontlenen aan de aanwezigheid van bestaande inritten op andere locaties, onafhankelijk van de vergelijkbaarheid van situaties. De gemeente toetst de vergunningsaanvragen voor inritten aan de bepalingen die in deze Beleidsregels beschreven staan. De uitvoering van de inrit moet uitgevoerd worden volgens de Beleidsregels en het Programma van eisen openbare ruimte. (IBOR laatste versie)

Vooroverleg

Voor inritten die mogelijk afwijken van de standaard situaties wordt geadviseerd om vooraf met medewerkers van Team Verkeer van de gemeente West Betuwe te overleggen.

Omgevingsvergunning

Voor de aanleg of het wijzigen van een inrit dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden.

Definities

In- uitritten

Aansluitingen van een privéterrein op een voor het openbaar verkeer openstaande weg door

middel van een in-/uitrit. Voorbeelden van privéterreinen zijn:

  • -

    particulier erf (woning);

  • -

    bedrijfsterrein;

  • -

    privé parkeerplaatsen geheel of gedeeltelijk op gemeentelijk eigendom;

  • -

    garages en garageboxen;

  • -

    parkeerterreinen

In deze beleidsregels worden met inrit bedoeld alle vormen van in- of uitritten en uitwegen zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Bedrijven

Een inrichting, instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen of het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

Aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven worden hieronder niet begrepen.

Aan-huis-verbonden bedrijven

Een bedrijf, dat in of bij een woning, door een bewoner (met eventueel enkele medewerkers) wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van (ambachtelijke) producten. Onder het vervaardigen van producten wordt verstaan: het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, ewerken, herstellen of installeren van goederen en/of het leveren van diensten.

Deze mogen niet krachtens een milieuwet (zoals de wet Milieubeheer of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vergunning- of meldingsplicht zijn. En de woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep dat, in of bij een woning, door een bewoner (met eventueel enkele medewerkers wordt uitgeoefend. De woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg

Parkeerplaatsen die direct grenzen aan de openbare weg, behorende bij aan-huis-verbonden bedrijven of –beroepen of bij bedrijven.

Voortuin

Tuingedeelte dat zich tussen de voorgevel en de openbare ruimte bevindt.

Zij tuin

Tuingedeelte dat zich naast de woning bevindt tussen de voor en achter gevel.

Achtertuin

Tuingedeelte dat tussen de achtergevel en de achterste erfgrens bevindt.

Hoekwoning

Hoekwoning waarbij ten minste twee zijden van het erf grenzen aan de openbare ruimte.

Parkeerplaats

Een goed met een personenauto bereikbare verharde plaats van minimaal 5 m lang en 2,5 m breed.

Woning

Pand met een woonbestemming.

Bedrijventerrein

Een complex met meerdere bedrijven, een bedrijfsverzamelgebouw wordt beschouwd als één bedrijf.

Dubbele inrit

Twee in- of uitritten per perceel/bedrijf.

Hoge parkeerdruk

Op de drukste momenten van het etmaal is meer dan 90 % van de parkeerplaatsen bezet.

Boogstraal

Een boogstraal is de straal van de kromtecirkel die de as van de weg beschrijft.

Tangentpunt

Het punt van waar een boogstraal aansluit op een recht gedeelte van de straat of weg.

Toetsingscriteria

Het veilig en doelmatig gebruik van de weg

  • 1.

    Op en binnen 5,00 meter van een kruising van wegen met een toegestane maximale snelheid van meer dan 40 km/u is een inrit niet toegestaan. Bij een toegestane snelheid lager dan 40 km/u is een uitrit toegestaan tot het tangentpunt van de boogstralen van de kruising.

  • 2.

    Het zicht vanaf de perceelgrens op het verkeer (voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer) op de openbare weg moet zodanig zijn dat men de inrit veilig kan gebruiken.

  • 3.

    Vanaf de openbare weg moet de inrit en de bestemming (het privéterrein) duidelijk herkenbaar zijn. Indien hierover twijfel kan bestaan dient er voor een duidelijke witte ononderbroken markeringsstreep gezorgd te worden van 0,20 m breed.

  • 4.

    Ter plaatse van een bushalte is een inrit niet toegestaan.

De bruikbaarheid van de weg

  • 1.

    Op wegen waar een maximum snelheid tot en met maximaal 60 km/u is toegestaan is een inrit mogelijk. Op gebiedsontsluitingswegen met een hogere toegestane snelheid dan 60 km/u is het vanuit Duurzaam Veilig niet wenselijk inritten te hebben, omdat dit de onveiligheid vergroot. De inritten van woningen langs gebiedsontsluitingswegen dienen op een parallelweg aan te sluiten.

  • 2.

    De wegconstructie van de openbare weg moet ter plaatse van de inrit berekend zijn op het te verwachten gebruik c.q. de belasting van de inrit. De kosten voor eventuele aanpassingen aan de weg zijn voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    De aanleg van de inrit mag de bruikbaarheid van de overblijvende parkeerplaatsen op de openbare weg niet belemmeren.

De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

  • 1.

    Een inrit met parkeren in de voortuin is niet toegestaan, tenzij het betreffende deel in het bestemmingsplan is opgenomen met bestemming verkeersdoeleinden.

  • 2.

    De inrit dient te leiden naar een parkeergelegenheid op particulier terrein dat is te definiëren als tuin, dan wel achtertuin. De beschikbare en bereikbare ruimte van de parkeergelegenheid dient minimaal 2,5 meter breed te zijn en 5 meter lang.

  • 3.

    Indien de achtertuin van een woning grenst aan de openbare weg en de inrit met parkeren zich op deze locatie bevindt, wordt de aanvraag per situatie beoordeeld op uiterlijk aanzien.

  • 4.

    Het toets criterium uiterlijk aanzien wordt voor hoekwoningen per situatie beoordeeld.

De bescherming van de openbare groenvoorziening in de gemeente

  • 1.

    Waardevolle of beeld- of structuurbepalende groenvoorzieningen, met name bomen, mogen niet worden verwijderd voor een inrit.

  • 2.

    De aanleg van de inrit mag niet ten koste gaan van de bomenstructuur in de straat. Bij aanleg dient het aantal bomen op een respectabele onderlinge afstand gehandhaafd te blijven. In uitzonderlijke situatie is verschuiven/verplaatsen van bomen in overleg met Team Beheer Groen mogelijk.

  • 3.

    Indien het na overleg is toegestaan eventueel bomen te verwijderen voor een inrit, dient hiervoor de waarde te worden vergoed dan wel gecompenseerd.

Aanvullende toetsingscriteria voor inritten bij woningen

  • 1.

    Per woning is maximaal één inrit toegestaan.

  • 2.

    Per inrit bij een woning mag maximaal één openbare parkeerplaats vervallen. Uitzonderingen hierop zijn de oude kernen van Asperen en Heukelum en andere straten waar de parkeerdruk hoog is, meer dan 90% van de parkeerplaatsen bezet op het drukste moment van ). Hier mag de aanleg van een inrit niet ten koste gaan van een parkeerplaats in de openbare ruimte.

  • 3.

    De beschikbare diepte op particulier terrein dient minimaal 5,00 meter te zijn. Dit omdat het op particulier terrein geparkeerde voertuig niet mag uitsteken op openbaar terrein.

Aanvullende toetsingscriteria voor inritten bij bedrijven

  • 1.

    Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven’ en ‘aan-huis-verbonden beroepen’ gelden de aanvullende criteria voor inritten bij woningen. Dit omdat de bedrijfsfunctie dermate klein is, dat deze nagenoeg eenzelfde aantal verkeersbewegingen genereren als een woning.

  • 2.

    Voor de overige bedrijven, die volgens het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan of waarvoor een afwijking (ontheffing/ vrijstelling) is verleend, zijn deze aanvullende criteria van toepassing.

  • 3.

    Bij bedrijfspercelen is een tweede inrit toegestaan indien het perceel over een aaneengesloten lengte van ten minste 50 meter direct grenst aan een openbare weg. Indien een bedrijf op een hoek van twee wegen is gelegen, wordt onder de ‘aaneengesloten’ lengte verstaan: de som van de lengte van de aan elkaar grenzende zijden van het bedrijfsperceel. De afstand tussen twee inritten van eenzelfde perceel dient minimaal 6 meter te bedragen.

  • 4.

    Wanneer door aanleg van een inrit openbare parkeerplaatsen vervallen, dient binnen een zo kort mogelijke afstand, liefst binnen een straal van 100 meter eenzelfde aantal openbare parkeerplaatsen gecreëerd te worden. Alle meerkosten voor de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen komen voor rekening van de aanvrager.

  • 5.

    Per bedrijf mag de breedte van de in- en uitritten totaal niet meer beslaan dan 50% van de breedte van het perceel, gemeten vanuit de weg toegekeerde perceelgrens, met een maximum van totaal 32 meter. In dien de breedte van de inrit meer bedraagt dan 8 meter, is dit uitsluitend toegestaan indien de bedrijfsvoering van het bedrijf dit noodzakelijk maakt en dit blijkt uit een intern en extern routingschema. Hierover vindt overleg plaats met de gemeente.

  • 6.

    Het maken van een tweede inrit in een andere straat dan de eerste inrit is niet toegestaan als dit de verkeersstromen en of de veiligheid op en om het bedrijventerrein beïnvloed.

Inrichtingseisen

Herkenbaarheid en uitstraling

Bij niet-openbare inritten waarbij de bestemming niet zichtbaar of herkenbaar is, dient de inrit duidelijk herkenbaar te zijn. Om de herkenbaarheid en uniformiteit van een niet-openbare inrit te waarborgen, is het belangrijk om ook bij inritten met een duidelijk zichtbare bestemming de inrit zo veel mogelijk volgens de algemene inrichtingseisen aan te leggen. Hierbij dient men de afweging te maken of een inrit volgens de inrichtingseisen past binnen het (historische) straatbeeld. Dit kan namelijk per straat verschillen. Van de aanvullende inrichtingseisen voor woningen of bedrijven, kan men alleen afwijken indien de aanvrager kan aantonen dat in deze situatie een voor alle partijen betere en goed bij de omgeving passende oplossing noodzakelijk is. Onderstaand zijn de inrichtingseisen voor niet openbare inritten weergegeven.

Algemene inrichtingseisen voor woningen en bedrijven

  • 1.

    Het trottoir en/of (brom)fietspad moet op dezelfde hoogte doorlopen over de inrit.

  • 2.

    De verharding van het trottoir en/of (brom)fietspad op de uitrit dient zo veel mogelijk naadloos aan te sluiten op de verharding van het trottoir en/of (brom)fietspad voor en na de inrit.

  • 3.

    De verharding van het trottoir moet men doorzetten tot aan de inritblokken wanneer ook een groenstrook langs de rijbaan aanwezig is.

  • 4.

    Aan de zijde van de weg dient men afhankelijk van het straatbeeld inritbanden, dan wel betonstraatstenen of een verlaagde trottoirband toe te passen.

  • 5.

    Bij gebruik van inritbanden geen bochtbanden gebruiken, bij gebruik van betonstraatstenen zijn bochtbanden toegestaan volgens het programma van eisen openbare ruimte West Betuwe.

  • 6.

    Geen gebruik maken van taludmarkering of verkeersborden.

  • 7.

    Bij inritten buiten de bebouwde kom gelden de volgende aanvullende eisen:

    • a.

      Bij voorkeur geen gesloten verharding van asfalt of beton toepassen als er kabels en of leidingen onder de te maken inrit liggen.

    • b.

      Het is toegestaan om rechte vleugels aan te brengen mits de lengte langs de verharding van de bestaande weg niet meer dan 12 m bedraagt.

    • c.

      De afwatering van de rijbaan is gewaarborgd.

    • d.

      Er geen palen, lichtmasten of andere obstakels worden aangebracht op gronden die gemeentelijk eigendom zijn. De berm dient veilig als uitwijk mogelijkheid voor alle bestuurders beschikbaar te blijven.

    • e.

      Als voor de inrit een watergang gekruist moet worden moet de aanvrager van de inrit hiervoor ook een vergunning van het Waterschap aanvragen.

Aanvullende inrichtingseisen voor inritten bij woningen

  • 1.

    Inritten bij woningen mogen maximaal 3,50 meter breed zijn. De inrit legt namelijk beslag op de openbare ruimte, zowel op het groen als op de parkeerplaatsen. Dit omdat het wettelijk niet is toegestaan voor een inrit te parkeren.

  • 2.

    Een gecombineerde inrit van twee woningen mag maximaal 7,00 meter breed zijn.

  • 3.

    Na aanleg van de inrit dient het mogelijk te zijn om volledig op eigen particulier terrein te parkeren op een goed bereikbaar plaats van minimaal 2,5 x 5 meter.

  • 4.

    Indien de aanvrager geen eigenaar is van het perceel waarvoor de uitrit wordt aangevraagd dient een schriftelijke toestemming voor het maken van de inrit en een parkeerplaats op het perceel bij de aanvraag te worden overlegd.

Uitzonderingen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderingsgevallen van de inrichtingseisen af te wijken. De aanvrager dient bij zijn aanvraag aan te geven of hij een omgevingsvergunning aanvraagt voor een reguliere inrit of voor een inrit waarvoor één of meerdere uitzonderingen gelden. Indien een inrit met uitzondering(en) wordt aangevraagd, dient de aanvrager te onderbouwen waarom voor deze inrit afgeweken moet worden van de eisen.

Het college maakt alleen gebruik van de aan hem in artikel 4:84 AWB toegekende bevoegdheid, indien:

  • 1.

    De aanvrager met onderbouwing kan aantonen dat hij de inrit niet veilig kan uit- of inrijden. Dan is een inrit met een grotere breedte toegestaan.

  • 2.

    De bestaande wegenstructuur geen andere ontsluiting mogelijk maakt, dan mag een inrit aansluiten op een gebiedsontsluitingsweg.

  • 3.

    Een tweede inrit bij woningen is alleen toegestaan op wegen met een maximale snelheid van 60 km/u. Indien de beide inritten aan dezelfde zijde van de perceelgrens liggen, dient de afstand tussen beide inritten minimaal 6 meter te bedragen. Een tweede inrit is een uitzonderingsituatie en de aanvrager dient te onderbouwen waarom de inrit ook een verbetering is voor de omgeving. Elke aanvraag hiervoor wordt individueel beoordeeld op parkeersituatie, verkeersveiligheid en bescherming van het uiterlijke aanzien en groenvoorziening van de omgeving.

  • 4.

    De betreffende situatie zo uitzonderlijk is, dat hiervoor in de beleidsregels geen criteria zijn opgenomen en een inrit op deze locatie de verkeersveiligheid en het uiterlijk aanzien niet aantast, alsmede dat er slechts één openbare parkeerplaats vervalt door aanleg van de inrit.

Bij elk van bovengenoemde uitzonderingsgevallen dient het college van burgemeester en wethouders te (laten) toetsen of de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Indien de verkeersveiligheid wel in het geding komt, wordt geen uitzondering gemaakt en wordt de vergunning niet verleend.

Aanvullende inrichtingseisen voor inritten bij bedrijven

Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven’ en ‘aan-huis-verbonden beroepen’ gelden de aanvullende inrichtingseisen voor inritten bij woningen. Dit omdat de bedrijfsfunctie dermate klein is, dat deze nagenoeg eenzelfde aantal verkeersbewegingen genereren als bij een woning.

 

Indien de parkeerplaatsen direct grenzen aan de openbare weg, gelden inrichtingseisen voor parkeerplaatsen in de openbare ruimte zoals in Nederland gebruikelijk.

 

Voor de overige bedrijven, die volgens het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan of waarvoor een afwijking (ontheffing/vrijstelling) is verleend, zijn deze aanvullende criteria van toepassing:

  • 1.

    De inritten zodanig inrichten dat handelingen als laden en lossen, keren en rangeren bij voorkeur op particulier terrein plaats vinden.

  • 2.

    Inritten bij bedrijven waar geen grote voertuigen het terrein oprijden, mogen maximaal 6,00 meter breed zijn.

Een uitzondering op de algemene inrichtingseisen kan gemaakt worden op bedrijventerreinen waar goed zicht is op het terrein, de gebouwen, de opslag en dergelijke vanaf de weg. Omdat constructies met niveauverschil voor zwaar verkeer te zwak en problematisch zijn voor kwetsbare lading, is hier juist een inritconstructie zonder niveauverschil gewenst. Dit is in deze situatie ook voldoende. De overige inrichtingseisen moet men wel toepassen. Om de situatie te verduidelijken moet een witte ononderbroken markering aangebracht worden langs de openbare weg.

Aanvullende bepalingen inritten in nieuwbouw projecten

In nieuwbouw straten worden de inritten door of namens de gemeente aangelegd bij de definitieve inrichting van de straten. De te gebruiken materialen en afmetingen worden dan door de gemeente bepaald voor zover deze op gemeentelijke grond liggen. De inrit op het bouwperceel dient aangelegd te worden op een door de gemeente aangegeven locatie met een daarbij aangegeven maximale breedte.

Aanleg kosten

Kosten voor de aanvrager

De aanleg of aanpassing van de inrit wordt door de gemeente verzorgd voor rekening van de aanvrager. Dit is van toepassing voor het gedeelte van de inrit wat op grond van de gemeente komt te liggen. Hiervoor worden de gebruikelijke bij de straat passende materialen gebruikt. De materialen worden door of namens de gemeente geleverd onder KOMO-keur. De kosten voor verkeersmaatregelen en of het verplaatsen van straatmeubilair en lichtmasten worden in de offerte meegerekend.

De aanvrager ontvangt vooraf een offerte van de kosten exclusief btw, na accordering door de aanvrager wordt het werk aan een aannemer opgedragen en ontvangt de aanvrager de rekening.

Niet vergunde inritten

Definitie

Onder niet vergunde inritten vallen alle inritten die door een particulier zijn aangelegd, zonder dat daar voor een vergunning is voor verleend.

Procedure

De toezicht en handhavingstaken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Rivierenland. Zij houden toezicht en handhaven.

Overige bepalingen

In te trekken beleidsregels

De beleidsregels van de voormalige gemeenten Geldermalsen uit 2004, Lingewaal uit 2011 en Neerijnen uit 2016 worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van de bekendmaking hiervan in het elektronische Gemeenteblad.

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: “Inrittenbeleid. Beleidsregels voor de behandeling van aanvragen gemeente West Betuwe”.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 26 mei 2020.

Burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

de secretaris, de burgemeester,