Organisatie | Oegstgeest |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening 2020) |
Citeertitel | Financiële verordening 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening 2017.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-06-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 21-02-2020 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 2 Planning en controlcyclus
Het college informeert jaarlijks voor 1 januari de raad over:
Artikel 5 Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 6 Autorisatie begroting
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd voor de 1e jaarschijf.
Het college informeert de raad als ze verwacht dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet of voor het bijstellen van het beleid.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportage in de raad als bedoeld in artikel 7, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Artikel 9 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college geeft in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen aan of het beleid aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen van een herziene nota met betrekking tot het beoogde onderhoudsniveau, kwaliteit van het milieu, normkostensystematiek, meerjaren budgettair beslag of meerjarenonderhoudsplan.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV in ieder geval op:
Artikel 14 Voorzieningen voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van een percentage over de openstaande vorderingen. Dit percentage is afhankelijk van de ouderdom van de openstaande vorderingen. Zie voor de specificatie van de gehanteerde percentages de uitvoeringsregels van de financiële verordening.
Artikel 15 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de loonsom.
In afwijking van het vierde lid wordt voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van de rioolheffing en afvalstoffenheffing uitgegaan van het aandeel in de totale geraamde overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten die met de rioolheffing en afvalstoffenheffing maximaal in rekening kunnen worden gebracht, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de taakvelden.
Artikel 16 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Hoofdstuk 5 Reserves en voorzieningen
In de jaarrekening worden de toevoegingen en onttrekkingen aan elk van de bestemmingsreserves, uitgezonderd de reserve Wmo/3D de bestemmingsreserve WABO en de egalisatiereserves, verwerkt overeenkomstig het bedrag dat via de begroting(swijzigingen) door de raad is goedgekeurd voor de betreffende bestemmingsreserve.
De ratio weerstandsvermogen (verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de waardering van de geïnventariseerde risico’s) is minimaal 1,4 en daarmee ‘ruim voldoende’. Bij een te lage stand van de algemene reserve geeft het college aan welke maatregelen er getroffen worden om de algemene reserve weer op peil te krijgen.
Voorzieningen worden gevormd wegens:
indien tarieven worden geheven waarvan de bestemming gebonden is, dat wil zeggen dat saldi niet mogen vrijvallen maar terugvloeien naar de burgers, dan vallen deze middelen als ze niet in het begrotingsjaar worden besteed onder de voorzieningen. Is dit niet het geval dan is er sprake van een bestemmingsreserve
Hoofdstuk 6 Investeringen en afschrijvingen
Artikel 23 Actualisering, uitputting en afsluiting van kredieten
In de begroting wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie, onderdeel investeringen, de ontwikkeling van de kapitaallasten over 4 jaar weergegeven. Daarnaast wordt in het meerjaren-investeringsplan een totaaloverzicht gegeven van de investeringen over een periode van 4 jaar. Hierbij is het jaar van beschikbaarstelling van het krediet bepalend voor opname in enig jaar. Tot slot wordt het overzicht te voteren kredieten weergegeven.
Artikel 24 Waardering en afschrijving vaste activa
a Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
b Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
c Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
Hoofdstuk 7 Financieel beheer en interne controle
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 25 Financiële organisatie
opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 27 Misbruik en oneigenlijk gebruik
Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen | Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen | ||
(Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid 2016) | |||
Nota van toelichting, toelichting op de artikelen van de Financiële verordening 2020
Artikel 212 uit de Gemeentewet schrijft voor dat de raad een financiële verordening vaststelt.
Het eerste lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan dat de verordening de volgende onderdelen moet bevatten:
Hierbij moet de verordeningen de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en interne controle waarborgen.
Dit vindt u ook terug in de verordening. Zo zijn er kaders voor het financieel beleid opgenomen alsmede kaders voor de financiële organisatie. Deze kaders maken tezamen de interne controle waaronder de controle op de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen mogelijk.
Het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet geeft aan welke regels in elke geval in de verordening moeten zijn opgenomen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het begrippen die hier gedefinieerd zijn komen in de overige artikelen van de verordening terug. De definitie is om geen misverstand over de betekenis te krijgen.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 2 Planning- en controlcyclus
Het college wil de raad op tijd informeren over de planning van de P&C-producten.
Dit artikel vult de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV aan.
Behoudens het bepaalde in de artikelen 208 en 209 kunnen ten laste van de gemeente slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.
Verplichte uitgaven van de gemeente zijn:
Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies
De gemeenteraad stelt vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vast, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. In Oegstgeest is dit de Perspectiefnota.
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. De taakvelden worden op voorstel van het college aan de programma’s toebedeeld. De beleidsindicatoren worden ook op voorstel van het college door de raad bepaald en aan de programma’s toegewezen. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) ‘Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording’, die gebaseerd is op artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.
Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies
Titel 4.2. De programmaverantwoording
Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid geeft de raad de mogelijkheid om bij aanvang van een nieuwe raadsperiode aan te geven aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst.
In dit artikel wordt de term vaststellen gebruikt, dit kan een nieuwe indeling zijn of een bevestiging zijn van de bestaande indeling en opzet van de P&C stukken.
Artikel 5 Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per beleidsthema worden weergegeven.
In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies
Titel 2.5. De uiteenzetting van de financiële positie en de toelichting
De toelichting op de uiteenzetting van de financiële positie bevat ten minste de gronden waarop de ramingen zijn gebaseerd en de motivering daarvan en een toelichting op belangrijke ontwikkelingen ten opzichte van de uiteenzetting van de financiële positie van het vorig begrotingsjaar.
Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen horen ook de investeringen binnen grondexploitaties.
Het derde lid bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.
In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld.
Artikel 6 Autorisatie begroting
Dit artikel regelt de verhouding tussen de bevoegdheden van het college en van de raad van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van de programma’s. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor resultaten en inspanningen op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting.
De artikelen 190, tweede lid, en 191, tweede lid, alsmede, behoudens in gevallen van dringende spoed, het bepaalde in artikel 190, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet).
Ook de uitgaven voor investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties, moeten door de raad worden geautoriseerd. De autorisatie van deze investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling meegenomen. De raad kan bij de begrotingsbehandeling wel aangeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Het college maakt dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten in de tussentijdse rapportage aan de raad bekend, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.
De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet).
Ook de uitgaven voor investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties, moeten door de raad worden geautoriseerd. De autorisatie van deze investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling meegenomen. De raad kan bij de begrotingsbehandeling wel aangeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Het college maakt dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten in de tussentijdse rapportage aan de raad bekend, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.
Artikel 7 Tussentijdse rapportage
De tussentijdse rapportage is het instrument waarmee het college aan de raad verantwoording aflegt over het lopende begrotingsjaar. Ook hierin ligt de verdeling tussen college op raad op het niveau beleidsterrein en programma. Het college legt op dat moment, als dat nodig is, aan de raad een begrotingswijziging voor. Dit gebeurt om er voor de zorgen dat er bij de jaarrekening niet te grote verschillen optreden tussen begroting en jaarrekening. De uitkomst van de jaarrekening wordt daardoor zo min mogelijk belast met verschuivingen in de begroting.
Dit artikel geeft aanvullende kaders aan de informatieplicht van het college aan de raad. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.
Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.
In artikel 8 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde termijnen en bedragen overschrijden.
Het artikel schept duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.
Het instrument van een paragraaf is bedoeld om onderwerpen uit te lichten die door de diverse begrotingsprogramma’s heen lopen of die betrekking hebben op de gehele begroting.
Het BBV schrijft het volgende voor:
Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies
De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:
een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;
De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.
De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:
de eventuele risico’s, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de verbonden partij voor de financiële positie van de provincie onderscheidenlijk gemeente.
De paragraaf betreffende het grondbeleid bevat ten minste:
Het BBV geeft uitgebreid aan wat er in de verschillende paragrafen moet worden opgenomen. Alleen als Oegstgeest aanvullende eisen heeft op het BBV is hier een artikel voor opgenomen.
Voor de paragrafen ‘lokale heffingen’ , ‘weerstandsvermogen en risicobeheersing’ en ‘verbonden partijen’ zijn geen artikelen opgenomen en worden de voorschriften van het BBV gevolgd.
Artikel 9 Onderhoud kapitaalgoederen
Het college is verantwoordelijk voor (meerjarige) beheersplannen voor het onderhoud aan de verschillende categorieën kapitaalgoederen.
In het tweede lid wordt aangegeven dat het College in de paragraaf inzicht geeft in beleidsuitgangspunten, toekomstige ontwikkelingen en de bijbehorende financiële prognoses. Het gaat om de samenhang tussen het vastgestelde beleid (beheerplannen), huidige kwaliteitsniveaus en beschikbaar budget. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.
Aanvullend op het artikel 13 van het BBV is opgenomen dat de raad in de paragraaf financiering ook wordt geïnformeerd over de opbouw van de korte en lange schuldpositie, de liquiditeitsplanning, de rentevisie voor de komende jaren, de kasgeldlimiet en de renterisiconorm.
Het college doet in de paragraaf bedrijfsvoering aanvullend verslag over de organisatieontwikkelingen, informatievoorziening en de ontwikkelingen op het gebied van de shared services.
In de paragraaf Grondbeleid wordt de raad jaarlijks op de hoogte gehouden van de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten en het verloop van de grondvoorraad. Hierdoor kan de raad de voortgang van de grondexploitaties volgen.
Artikel 13 Financieringsfunctie
In dit artikel besluit de raad tot de kaders waarbinnen het college de financieringsfunctie uitoefent. Het is vooral van belang voor het beperken van de kosten én van de risico’s van het aantrekken en uitzetten van gemeentelijke middelen. In dit artikel zijn ook de artikelen 1 t/m 3 opgenomen die de raad eerder heeft vastgesteld in het Treasurystatuut.
Artikel 14 Voorziening voor oninbare vorderingen
Op basis van artikel 44 eerste lid onderdeel a van het BBV moet er een voorziening voor oninbare vorderingen zijn. In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte daarvan bepaald wordt namelijk op basis van een percentage over de openstaande vorderingen.
Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten en provincies
Voorzieningen worden gevormd wegens:
de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.
Artikel 15 Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b (leges en andere rechten) en de afvalstoffenheffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.
Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
In dit artikel staat beschreven hoe Oegstgeest dat doet.
Artikel 16 Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.
Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikel 17 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 (rechten en leges) van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.
Het college besluit slechts tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156, lid 2 onderdeel h van de Gemeentewet).
De raad kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
de instelling van een rekenkamer, bedoeld in artikel 81a, of het bij verordening stellen van regels voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie, bedoeld in artikel 81oa;
de instelling van een onderzoek, bedoeld in artikel 155a, eerste lid;
de vaststelling of wijziging van de begroting, bedoeld in artikel 189;
de vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 198;
de vaststelling van de verordeningen, bedoeld in de artikelen 212, eerste lid, 213, eerste lid, en 213a, eerste lid;
de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 213, tweede lid;
de heffing van andere belastingen dan de belastingen, genoemd in artikel 225, de precariobelasting, de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a, de rechten, genoemd in artikel 229, de rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan deze wet en de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
De artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.
Het tweede lid van artikel 14 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing en overige rechten en leges jaarlijks vaststelt. Het betekent, dat de bijbehorende verordeningen jaarlijks moeten worden herzien.
Bovendien bepaalt dit artikel welk systeem van kostentoerekening gehanteerd wordt.
Op het terrein van het grondbeleid loopt de gemeente potentieel veel risico omdat het over grote bedragen gaat met plannen die een langdurige tijdshorizon hebben. Door dit grote belang is het wenselijk om een duidelijk beleidskader te hebben waarbinnen de afwegingen van het grondbeleid kunnen plaatsvinden. Ook is het van belang dat de raad over de langere periode gezien de kaderstellende taak goed kan uitoefenen. Daarom stelt de raad één maal in de acht jaar de Nota Grondbeleid vast.
Hoofdstuk 5 Reserves en voorzieningen
In dit hoofdstuk zijn bepalingen van de eerder vastgestelde nota reserves en voorzieningen opgenomen.
Het instellen en beheren van reserves is een bevoegdheid van de raad. De raad stelt reserves in, heft ze op en bepaalt de hoogte van de onttrekkingen en dotaties.
Positieve- of negatieve exploitatiesaldi mogen niet voor bestemming bij de jaarrekening verrekend worden met de reserve, een uitzondering hierop zijn reserves met egalisatiefunctie.
In beginsel wordt aan reserves geen rente toegerekend.
In het derde lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een reserve opgenomen.
De algemene reserve dient als weerstandvermogen van de gemeente. Voor het beoordelen van het weerstandvermogen is de verhouding tussen reserve en hoeveelheid risico bepalend. De ratio weerstandsvermogen (verhouding tussen de waardering van de geïnventariseerde risico’s en beschikbare weerstandscapaciteit) moet in Oegstgeest minimaal 1,0 zijn. Als dit niet meer het geval is moet het college voorstellen uitwerken waarbij de algemene reserve binnen één jaar weer op peil is.
Het verschil tussen een reserve en een voorziening is volgens het BBV vooral, dat de raad bij reserves de bestemming wel kan wijzigen en bij voorzieningen niet. Voorzieningen zijn dus niet vrij te besteden of te bestemmen. Voor het instellen van een voorziening bestaat geen eigen beleidsruimte. Het college moet een voorziening instellen op grond van boekhoudkundige regels. Instellen van een voorziening in plaats van een reserve zit in het feit dat bij een voorziening de uitgaaf naar verwachting zal plaatsvinden maar het precieze tijdstip waarop dit gebeurt nog niet. Als de voorziening niet (volledig) is besteed valt het overschot vrij.
Hoofdstuk 6 . Investeringen en afschrijvingen
Investeringen leggen de uitgaven een de gemeente op een bepaald terrein van langere tijd vast. Daarom is de bevoegdheid tot het aangaan van investeringen belegd bij de raad. Met het vaststellen van deze verordening worden ook de formele kaders afgebakend waarbinnen het college van burgemeester en wethouders en de ambtelijke organisatie moeten omgaan met vaste activa, investeringen, afschrijvingen en kredietaanvragen.
Artikel 23. Actualisering, uitputting en afsluiting van kredieten
De autorisatie van investeringen is geregeld in artikel 6 en 21, de actualisering ervan in dit artikel.
Voor elke begroting actualiseert het college het investeringsplan voor 5 jaar. Jaarlijks actualiseert het college het investeringsplan over 5 jaar. De effecten hiervan op de begroting zijn dan verwerkt in de kapitaallasten.
Artikel 24. Waardering, activering en afschrijving
De kapitaalgoederen van de gemeente Oegstgeest moeten tegen een reële waarde op de balans gewaardeerd staan. Omdat de waarde in de loop der tijd afneemt en er rekening gehouden moet worden met vervanging in de toekomst schrijven we af. Om dit op een uniforme wijze te doen voor de hele gemeente zijn hiervoor regels opgesteld.
Van de maximale afschrijvingstermijn kan met de afschrijvingstermijn naar beneden worden afgeweken. Reden hiervoor is, dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering langer is dan die van oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor oude riolering een kortere afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.
Vanaf 1 januari 2017 is ook het activeren van investeringen met maatschappelijk nut verplicht.
Hoofdstuk 7. Financieel beheer en interne controle
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn er op gericht de rechtmatigheid en getrouwheid van de gemeentelijke financiën te waarborgen. De artikelen hebben dan bijvoorbeeld betrekking op het inrichten van een administratie en de verdeling van bevoegdheden.
Naast getrouwheid en rechtmatigheid is ook de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitgaven van belang. Dit vindt zijn uitwerking in het regelmatig houden van doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoeken. De basis hiervoor ligt in de gemeentewet artikel 213a verankerd.
Hoofdstuk 8 . Bestuurlijke deelname in organisaties
Artikel 30. Verbonden partijen
Het Beleidskader, door de raad vast te stellen, regelt de kaders waarbinnen gemeenschappelijke regelingen kunnen worden ingesteld, gemonitord en beëindigd.