Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020
CiteertitelNadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

DEZE REGELING IS GEHEEL VERVALLEN. Op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling is deze regeling per 1 januari 2023 vervallen, tenzij de hierna genoemde bestuursorganen de betreffende regeling al eerder vervallen hebben verklaard.

- Het college van de gemeente Oisterwijk heeft op 8 januari 2021 besloten deze regeling vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Oisterwijk zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

- Het college van de gemeente Boxtel heeft op 5 januari 2021 besloten deze regeling vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Boxtel zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

- De raad van de gemeente Tilburg heeft op 4 januari 2021 besloten deze regeling vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Tilburg zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

- Het college van de gemeente Vught heeft op 9 februari 2021 besloten deze regeling per 1 april 2021 vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Vught zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202001-04-2021nieuwe regeling

24-03-2020

gmb-2020-136948

B&W besluit 24-3-2020

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020

Inleiding

De Verordening Sociaal Domein 2020 Haaren is op 6 februari 2020 vastgesteld door de gemeenteraad. De Verordening, de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020 en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020 geven de kaders voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Leeswijzer

De inhoudsopgave van de Verordening Sociaal Domein 2020 Haaren is de basis voor de indeling van deze Nadere regels. In deze Nadere regels zijn de volgende hoofdstukken van de Verordening uitgewerkt:

- Hoofdstuk 2: De toegang.

- Hoofdstuk 5: Leven en wonen in een veilige en gezonde omgeving.

- Hoofdstuk 6: De vorm van hulp.

- Hoofdstuk 8: Afspraken tussen inwoner en gemeente.

- Hoofdstuk 9: Kwaliteit en aanbesteding.

 

Hoofdstuk 1. De toegang

§ 1.1 ALGEMEEN BEOORDELINGSKADER

Bij de beoordeling of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt gekeken naar:

  • 1.

    Behoort de inwoner tot de doelgroep van de Wet?

  • 2.

    Zijn er eigen mogelijkheden?

  • 3.

    Zijn er andere, algemeen gebruikelijke en/of algemene voorzieningen beschikbaar?

     

§ 1.1.1 Eigen mogelijkheden

Het uitgangspunt van de Wet is dat de inwoner met eigen mogelijkheden voldoende zelfredzaam is en mee kan doen in de samenleving. Eigen mogelijkheden zijn:

- de eigen kracht;

- gebruikelijke hulp;

- mantelzorg;

- hulp van iemand uit het sociaal netwerk.

De inwoner wordt gestimuleerd om zelf de regie te voeren en de eigen mogelijkheden te gebruiken. Dit betekent dat hij zijn sociaal netwerk om hulp vraagt, voordat hij de gemeente om hulp vraagt. Het is normaal dat mensen iets doen voor hun partner, familielid of vriend als die niet op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Als de inwoner zelf een oplossing heeft gevonden, wordt geen maatwerkvoorziening gegeven.

Via algemene voorlichting kunnen inwoners geïnformeerd worden over hun eigen verantwoordelijkheid om op tijd maatregelen te nemen, die leiden tot zelfredzaamheid en participatie. De eigen verantwoordelijkheid wordt besproken in het gesprek met de inwoner.

 

§ 1.1.2 Andere, algemeen gebruikelijke en algemene voorzieningen

Een inwoner komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening wanneer hij gebruik kan maken van een andere, algemeen gebruikelijke en/of algemene voorziening. Individueel wordt beoordeeld of de voorziening passend en voldoende is, én of de inwoner de kosten zelf kan betalen. Is dat niet het geval, dan kan een maatwerkvoorziening toegekend worden.

De gemeente hoeft geen maatwerkvoorziening toe te kennen, omdat de inwoner een andere, algemeen gebruikelijke, of algemene voorziening niet wil gebruiken.

1.1.2.1 Andere voorzieningen

Andere voorzieningen zijn voorzieningen op grond van een andere wet die voor gaan op de verstrekking van een maatwerkvoorziening.

1.1.2.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:

- in de gebruikelijke handel verkrijgbaar is;

- niet speciaal voor personen met een beperking bedoeld is, en

- niet duurder is dan vergelijkbare producten.

Individueel wordt beoordeeld of een voorziening voor de inwoner algemeen gebruikelijk is.

1.1.2.3 Algemene voorzieningen

De inwoner kan, na het onderzoek dat volgt op een melding, verwezen worden naar een algemene voorziening.

 

§ 1.2 ALGEMENE TOEGANGSCRITERIA

 

§ 1.2.1 Langdurig noodzakelijk

In de Verordening staat dat een maatwerkvoorziening alleen wordt verstrekt wanneer de hulp langdurig noodzakelijk is.

1.2.1.1 Langdurig

Wat langdurig noodzakelijk is, is afhankelijk van de concrete situatie. De grens wordt bepaald door de vragen:

- Gaat een probleem over of is het blijvend?

- Is er sprake van een positieve of negatieve ontwikkelingsverwachting?

Kenmerkend voor een blijvend probleem is dat er volgens medici geen verbetering te verwachten is. De prognose is hierbij belangrijk. Zegt de prognose dat de inwoner na enige tijd zonder maatwerkvoorziening kan functioneren, dan is er een kortdurende noodzaak. Bij een wisselend beeld, waarbij periodes van verbetering en terugval elkaar opvolgen, is er een langdurige noodzaak.

1.2.1.2 Noodzakelijk

Een maatwerkvoorziening wordt alleen toegekend wanneer deze noodzakelijk is en niet wanneer het een gewenste of makkelijke verstrekking is.

Verhuizing

Wanneer de inwoner van een geschikte naar een ongeschikte woning verhuist, dan komt hij niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Dit is anders wanneer er een belangrijke reden voor de verhuizing is. Bij de vraag of het een belangrijke verhuizing is, worden alle relevante feiten en omstandigheden afgewogen. De inwoner moet voor de verhuizing contact opnemen met de gemeente, zodat de gemeente kan bepalen wat de goedkoopst passende oplossing is. Van de inwoner wordt ook verwacht dat hij zijn eigen mogelijkheden gebruikt om voor een passende oplossing te zorgen.

 

§ 1.2.2 Goedkoopst passende voorziening

De maatwerkvoorziening die wordt toegekend moet objectief gezien passend zijn voor de inwoner en het goedkoopst zijn. Wanneer er meer maatwerkvoorzieningen passend zijn, dan wordt gekozen voor de goedkoopste maatwerkvoorziening.

Wanneer de inwoner een duurdere voorziening wil die ook passend is, dan zal de inwoner de meerkosten van die duurdere voorziening zelf moeten betalen. De voorziening zal dan verstrekt worden in de vorm van een persoonsgebonden budget. Een voorwaarde is dat de inwoner met een persoonsgebonden budget om kan gaan. De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld op basis van de goedkoopst passende voorziening.

 

§ 1.2.3 Verwachten en voorkomen

De inwoner kan alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als hij de noodzaak voor hulp niet had kunnen verwachten en voorkomen. Het uitgangspunt is dat inwoners zich op tijd voorbereiden op hulpvragen die zij verwachten te krijgen. Inwoners kunnen hier dan zelf al iets aan doen, waardoor zij de hulpvraag kunnen voorkomen. Dit is de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Het is belangrijk om goed te onderzoeken of een inwoner een hulpvraag had kunnen verwachten. Hierbij is de vraag wanneer en wat de inwoner had kunnen weten.

 

§ 1.2.4 Eerder verstrekte voorziening

De inwoner krijgt geen maatwerkvoorziening als:

- de voorziening al verstrekt is op basis van een wettelijke bepaling of regeling; en

- de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet voorbij is.

Een uitzondering kan worden gemaakt als de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden waaraan de inwoner geen schuld heeft. Wanneer de schade door iemand anders is veroorzaakt, moet de inwoner diegene aansprakelijk stellen.

1.2.4.1 Normale afschrijvingsduur

De normale afschrijvingsduur is de technische afschrijvingsduur en niet de economische afschrijvingsduur. Dit betekent dat er geen nieuwe voorziening aan een inwoner verstrekt wordt, wanneer de voorziening economisch afgeschreven is, maar nog wel in goede staat verkeerd en passend is voor de inwoner.

 

Hoofdstuk 2. Leven en wonen in een veilige en gezonde omgeving

§ 2.1 WOONVOORZIENINGEN EN VERPLAATSEN IN EN OM DE WONING

 

§ 2.1.1 Resultaat

Het resultaat is het compenseren van de beperkingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woning ondervindt. Het normale gebruik van de woning is het kunnen bereiken en gebruiken van de woning en het zich kunnen verplaatsen in en om de woning. De persoon moet de activiteiten kunnen doen die de gemiddelde persoon in en om zijn woning doet. Het gaat daarbij om slapen, douchen/wassen, naar het toilet gaan, (klaarmaken van) eten en het zich verplaatsen in en om de woning.

 

§ 2.1.2 Aanspraak

Een maatwerkvoorziening voor het normale gebruik van de woning kan bestaan uit een woonvoorziening of een rolstoel.

Bij de beoordeling of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening wordt gekeken naar het beoordelingskader en de toetsingscriteria in hoofdstuk 1 van de Nadere regels. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de volgende criteria.

2.1.2.1 Verhuizen of aanpassen

De eerste vraag is of het resultaat ‘normale gebruik van de woning’ ook bereikt kan worden door een verhuizing. Dit noemen we “het primaat van verhuizen”. Bij de afweging van het primaat van verhuizen kunnen verschillende factoren een rol spelen. Factoren die vaak een rol spelen zijn:

- de woonlasten en financiële gevolgen van de verhuizing;

- de termijn waarop een geschikte woning beschikbaar komt;

- de sociale omstandigheden;

- eventueel aanwezige mantelzorg.

2.1.2.2 Renovatie of aanpassing aan de eisen van de tijd

De inwoner krijgt geen maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing, wanneer het doel van de woningaanpassing is om de woning te renoveren of aan te passen aan de eisen van de tijd (moderniseren).

 

§ 2.1.3 Woonvoorzieningen

2.1.3.1 Woningaanpassingen

Een woningaanpassing is een bouwkundige woonvoorziening. Bij grotere woningaanpassingen wordt een programma van eisen opgesteld, waarmee meerdere offertes opgevraagd kunnen worden.

Doelgroepengebouw

Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt, wanneer verwacht mag worden dat een gebouw deze voorziening heeft, gezien de bestemming die het gebouw heeft.

Gemeenschappelijke ruimten

Het uitgangspunt is dat gemeenschappelijke ruimten niet aangepast worden. Een Vereniging van Eigenaren en een woningbouwvereniging zijn ook verantwoordelijk voor het geschikt maken van de gemeenschappelijke ruimten. Wanneer een gemeenschappelijke ruimte wel aangepast wordt, kan een bijdrage in de kosten gevraagd worden van de Vereniging van Eigenaren of woningbouwvereniging.

Aanbouw

Het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit gaat voor op het plaatsen van een aanbouw, omdat dit vaak als de meest goedkope en passende oplossing beschouwd kan worden. Ook een inpandige aanpassing van een woning gaat voor op het plaatsen van een aanbouw.

Bezoekbaar maken

Bij hoofdverblijf in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg, kan maar één woning in de gemeente bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar maken wil zeggen dat de woonruimte, woonkamer en toilet bereikt kunnen worden.

2.1.3.2 Verhuiskostenvergoeding

Het uitgangspunt is dat de kosten van een verhuizing algemeen gebruikelijk zijn. Het verhuizen behoort tot het normale leven en iedereen heeft enkele malen in het leven te maken met verhuiskosten.

§ 2.1.4 Verplaatsen in en om de woning

Een rolstoel is een voorziening waarmee een inwoner zich in en om de woning kan verplaatsen. Het gaat om verplaatsingen die in of direct vanuit de woning worden gedaan. Verplaatsen is vervoer over kleine afstanden (van enkele tientallen tot maximaal enkele honderden meters). Het resultaat is dat de inwoner zich (met hulp van anderen) kan verplaatsen.

De inwoner die zich door een beperking alleen met een rolstoel kan verplaatsen, kan een rolstoel als maatwerkvoorziening krijgen. De eis is dat de inwoner zich dagelijks zittend moet verplaatsen in en om de woning.

2.1.4.1 Algemene voorzieningen

De inwoner die de rolstoel incidenteel nodig heeft, krijgt geen rolstoel als maatwerkvoorziening. Het gaat om inwoners die de rolstoel alleen nodig hebben voor bijvoorbeeld een dagje uit, omdat de afstanden die dan afgelegd worden te groot zijn om te lopen. Een algemene rolstoelvoorziening zoals een rolstoelpool kan dan een uitkomst bieden.

2.1.4.2 Vorm van hulp

Een rolstoel kan verstrekt worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij verstrekking in natura zijn de kosten van onderhoud en verzekering inbegrepen. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die de inwoner zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen.

 

§ 2.2 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

 

§ 2.2.1 Resultaat

Het kunnen voeren van een huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen omgeving mogelijk. Een huishouden voeren is een vage omschrijving, waaraan iedereen een eigen invulling kan geven. Om te bepalen welke en hoeveel hulp er nodig is, wordt gebruik gemaakt van het Normenkader hulp bij het huishouden (zie bijlage 1). Het resultaat van de hulp is om de woning schoon en leefbaar te houden. Op basis van maatwerk kan afgeweken worden van het normenkader. Maatwerk is ook nodig, wanneer de hulp die nodig is meer gaat over de structuur en organisatie van het huishouden.

Een huis is schoon en leefbaar, als het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan de belangrijkste hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Hulp bij het huishouden wordt alleen toegekend voor de volgende ruimtes: woonkamer, slaapvertrek(ken), de keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maken in ieder geval geen onderdeel uit van hulp bij het huishouden.

In het normenkader is er rekening mee gehouden dat inwoners voor eenmalige extra taken gebruik kunnen maken van de zogeheten extra inzet (zie paragraaf 2.2.2).

Er zijn diverse activiteiten die kunnen bijdragen aan een schoon en leefbaar huis:

- Licht huishoudelijk werk. Hieronder wordt verstaan het nat en droog afnemen en het opruimen.

- Zwaar huishoudelijke werk. Hieronder wordt verstaan stofzuigen, dweilen, ramen wassen (binnenshuis), het schoonmaken van de keuken en het sanitair en het verschonen van beddengoed.

- Wassen en strijken.

In de toelichting op het normenkader zijn maximale tijden opgenomen voor taken die minder vaak voorkomen.

 

§ 2.2.2 Extra inzet

Iedere inwoner die een voorziening krijgt in het kader van hulp bij het huishouden kan gebruik maken van extra inzet. De extra inzet is acht uur per jaar. De inwoner kan voor eenmalige extra taken gebruik maken van de extra inzet. Extra inzet kan ingezet worden in overleg met de aanbieder en de inwoner.

 

§ 2.2.3 Gebruikelijke hulp

Van gebruikelijke hulp is sprake als er een huisgenoot aanwezig is, die huishoudelijk werk over kan nemen. Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot:

- Kinderen tot 5 jaar: leveren geen bijdrage aan huishoudelijke taken.

- Kinderen van 5 tot en met 12 jaar: kunnen mogelijk helpen bij lichte huishoudelijke taken zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen en kleding in de wasmand gooien.

- Kinderen vanaf 13 jaar: de taken die hierboven genoemd zijn; en het op orde houden van de eigen kamer. Dat laatste wil zeggen: opruimen, stofzuigen en het bed verschonen.

- Vanaf de leeftijd van 18 jaar mag verwacht worden dat de huisgenoot een eenpersoonshuishouden kan voeren.

- Vanaf 21 jaar mag verwacht worden dat de huisgenoot een volledig huishouden kan voeren.

Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen voeren.

 

§ 2.3 SPECIALISTISCHE HULP EN MAATSCHAPPELIJKE OPVANG

 

§ 2.3.1 Resultaat

Het resultaat is het bevorderen, behouden, of compenseren van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner. Dit om opname in een instelling, verwaarlozing en/of escalatie te voorkomen. Bij zelfredzaamheid en participatie gaat het erom dat iemand:

- voor zichzelf kan zorgen en de regie kan voeren over de zelfzorghandelingen;

- om kan gaan met sociale situaties in het dagelijks leven, zoals thuis en met vrienden en familie;

- kan zorgen voor structuur in de dag en nacht;

- een zinvolle dagbesteding heeft, waarin iemand zijn vaardigheden zoveel als mogelijk verbetert of behoudt;

- zelf besluiten kan nemen en overzicht kan houden.

 

§ 2.3.2 Aanspraak

Bij de beoordeling of een inwoner in aanmerking komt voor specialistische hulp, wordt gekeken naar het beoordelingskader en de toetsingscriteria in hoofdstuk 1 van de Nadere regels. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de volgende criteria.

2.3.2.1 Gebruikelijke hulp

Kortdurende situaties

Een kortdurende situatie is een periode van maximaal drie maanden. De hulp die in deze periode gegeven wordt is gebruikelijk. De inwoner heeft dat geen recht op een maatwerkvoorziening in de vorm van specialistische hulp. Er moet wel sprake zijn van uitzicht op een herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid.

Langdurige situaties

Bij chronische situaties is de begeleiding van een volwassen inwoner gebruikelijke hulp als redelijk is dat de begeleiding door huisgenoten onderling geboden kan worden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een inwoner:

- het begeleiden van de inwoner bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, de huisarts of een sportvoorziening, of

- het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een huishouden horen, zoals het doen van de administratie of bieden van dagstructuur. Dit kan worden overgenomen door een huisgenoot van de inwoner wanneer die taak voorheen altijd door de inwoner werd gedaan.

Uitzonderingen

Er is mogelijk geen sprake van gebruikelijke hulp wanneer:

  • 1.

    De huisgenoot een aantoonbare beperking heeft of kennis en/of vaardigheden mist om gebruikelijke hulp te geven en deze vaardigheden niet aan kan leren.

  • 2.

    De huisgenoot overbelast is of dreigt te raken. Daarbij geldt het volgende:

    • a.

      Wanneer de volwassen huisgenoot eigen mogelijkheden of andere oplossingen heeft om de overbelasting op te heffen, dan moet hij dit doen. Als er (dreigende) overbelasting is door het zelf leveren van ondersteuning, dan moet deze ondersteuning door een ander, zoals een aanbieder, uitgevoerd worden.

    • b.

      Voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp, wel of niet in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten.

       

§ 2.3.3 Beschermd wonen

2.3.3.1 Resultaat

Het resultaat is het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is om zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven. Dit door het bieden van een veilige en afgeschermde woonomgeving waar samenhangende zorg wordt geboden aan inwoners die door hun beperkingen:

- niet in staat zijn zelfstandig te leven, en

- mogelijk een gevaar vormen voor zichzelf en anderen.

2.3.3.2 Centrale toegang

In de regio Meierij en Bommelerwaard wordt gewerkt met een centrale toegang voor beschermd wonen die sociale (wijk)teams ondersteunt bij het verlenen van deze toegang. Toegang kan alleen verleend worden via de casusbespreking met de voorzitter.

2.3.3.3 Vorm van hulp

Beschermd wonen kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden:

- Natura

De gemeente formuleert concrete doelen die met beschermd wonen moeten worden bereikt. De inwoner en de aanbieder stellen een ondersteuningsplan op waarin is beschreven hoe de doelen worden bereikt.

- Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget wordt bepaald aan de hand van de vorm van beschermd wonen.

 

§ 2.3.4 Maatschappelijke opvang

Binnen de maatschappelijke opvang bestaat er een verschil tussen de volgende maatwerkvoorzieningen:

1) Crisisopvang.

2) Begeleid wonen.

2.3.4.1 Algemene voorziening

De dag- en nachtopvang is een inloopvoorziening die als algemene voorziening wordt aangemerkt. Hiervan kunnen verslaafden en dak- of thuislozen gebruik maken.

2.3.4.2 Centrale toegang

In de regio de Meierij en Bommelerwaard wordt gewerkt met een centrale toegang voor opvang die sociale (wijk)teams ondersteunt bij het verlenen van deze toegang. Toegang kan alleen verleend worden via de casusbespreking met de voorzitter.

 

§ 2.3.5 Begeleiding en dagbesteding

Of een inwoner is aangewezen op begeleiding of dagbesteding, wordt bepaald door wat inhoudelijk het meest doelmatig is. Dagbesteding is voorliggend op begeleiding als hetzelfde resultaat wordt beoogd. Wanneer het gaat om het bieden van een dagstructuur is dagbesteding de geschikte vorm van ondersteuning. Wanneer het gaat om het doornemen van de dag- of weekstructuur dan is begeleiding meer geschikt. Ook als er contra-indicaties zijn voor dagbesteding, kan begeleiding worden verstrekt. Wanneer de inwoner tijdens de begeleiding of dagbesteding hulp nodig heeft bij de persoonlijke verzorging, dan moet de begeleider deze geven.

2.3.5.1 Begeleiding

Begeleiding kan worden ingezet om:

- de inwoner te ondersteunen bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie;

- vaardigheden of handelingen te oefenen met de inwoner, of

- toezicht op de inwoner te houden.

2.3.5.2 Dagbesteding

Dagbesteding is:

- een structurele tijdsbesteding;

- met een welomschreven beoogd resultaat;

- waarbij de inwoner actief betrokken wordt, en

- en die hem zingeving verleend.

Een reguliere dagstructuur die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden en welzijnsactiviteiten zijn niet de dagbesteding die hier bedoeld wordt.

2.3.5.3 Criteria

Om in aanmerking te komen voor begeleiding of dagbesteding moet vastgesteld zijn dat de inwoner (een) matige tot zware beperking(en) hebben op een of meer van de volgende vier gebieden:

  • 1.

    sociale redzaamheid;

  • 2.

    probleemgedrag;

  • 3.

    psychisch functioneren, of

  • 4.

    of geheugen- en oriëntatiestoornissen.

2.3.5.4 Vorm van hulp

Specialistische hulp kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden:

- Natura

De gemeente formuleert concrete doelen die met de specialistische hulp moeten worden bereikt. De inwoner en de aanbieder stellen een ondersteuningsplan op waarin staat hoe de doelen worden bereikt.

- Persoonsgebonden budget

De omvang en aard van de specialistische hulp wordt afgestemd op de situatie van de inwoner.

De omvang is de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Het aantal uren varieert voor begeleiding van 1 tot en met 24,9 uur per week. De omvang van dagbesteding wordt uitgedrukt in dagdelen. Een dagdeel is 4 uur.

 

§ 2.3.6 Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is bedoeld ter ontlasting van de mantelzorger of huisgenoot die gebruikelijke hulp geeft. Het is elders logeren ter aanvulling op het wonen in de thuissituatie. Het is preventief bedoeld. Het doel is het overnemen van het permanent toezicht op de inwoner en het voorkomen van overbelasting bij mantelzorger of huisgenoot.

2.3.6.1 Criteria

De inwoner komt in aanmerking voor kortdurend verblijf indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de inwoner heeft een somatische, psychiatrische, psycho-geriatrische beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking;

  • 2.

    de inwoner is gedurende maximaal drie dagen per week op kortdurend verblijf aangewezen. Het is mogelijk om dagen te sparen, zodat bijvoorbeeld in verband met vakantie meer dagen per week kunnen worden afgenomen. Wel geldt dat het maximum aantal dagen per jaar 156 (52 x 3) bedraagt en dat dagen niet mogen worden meegenomen naar een volgend kalenderjaar;

  • 3.

    de ontlasting van de persoon die gebruikelijke hulp of mantelzorg aan de inwoner levert, is noodzakelijk, en

  • 4.

    de inwoner is, gezien zijn ondersteunings- en zorgbehoefte, aangewezen op ondersteuning die gepaard gaat met permanent toezicht.

2.3.6.2 Vorm van hulp

Kortdurend verblijf kan in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden:

- Natura

De gemeente formuleert concrete doelen die met de specialistische hulp moeten worden bereikt. De inwoner en de aanbieder stellen een ondersteuningsplan op waarin staat hoe de doelen worden bereikt.

- Persoonsgebonden budget

Kortdurend verblijf wordt voor maximaal drie dagen per week toegekend. De omvang van kortdurend verblijf wordt vastgesteld in klassen en bijbehorende dagen:

Klasse 1: een dag per week;

Klasse 2: twee dagen per week;

Klasse 3: drie dagen per week.

Het (gemiddeld) aantal etmalen kortdurend verblijf wordt bepaald aan de hand van het aantal etmalen dat de mantelzorger of de huisgenoot die gebruikelijke hulp verleent, moet worden ontlast. Het aantal dagen dat de aanbieder registreert dient gelijk te zijn aan het aantal nachten dat de inwoner in de instelling verblijft.

 

§ 2.4 VERVOER

 

§ 2.4.1 Resultaat

Een vervoersvoorziening compenseert de beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen in de directe woon- en leefomgeving.

De voorziening is in beginsel gericht op sociaal vervoer, ook wel het “vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving” genoemd. Bij het opstellen van een programma van eisen moet rekening gehouden worden met de vervoersbehoefte en de sociale en medische omstandigheden. Wanneer het gaat om een individuele maatwerkvoorziening, moet de inwoner voldoende verkeersinzicht hebben om veilig aan het verkeer deel te kunnen nemen.

De directe woon- en leefomgeving wordt beschreven in te bereiken bestemmingen. Het uitgangspunt is dat de inwoner een afstand van 1.500 tot 2.000 kilometer op jaarbasis kan afleggen. Daarbij mag rekening gehouden worden met de combinatie van de beschikbare voorzieningen.

 

§ 2.4.2 Aanspraak

Bij de beoordeling of de inwoner in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening wordt gekeken naar het beoordelingskader en de toetsingscriteria in hoofdstuk 1 van de Nadere regels. Daarnaast wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de volgende criteria.

2.4.2.1 Bereiken van het openbaar vervoer

De inwoner komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening wanneer hij het openbaar vervoer niet kan bereiken of gebruiken. Volgens de Centrale Raad van Beroep is het openbaar vervoer bereikbaar als de loopafstand naar het openbaar vervoer maximaal 800 meter is.

De inwoner kan het openbaar vervoer bereiken, wanneer hij 800 meter zelfstandig (met hulpmiddelen) in een redelijk tempo kan lopen. Wanneer de inwoner het openbaar vervoer wel kan bereiken, maar kan niet gebruiken, doordat hij bijvoorbeeld niet in het openbaar vervoer kan komen, dan kan dat aanleiding zijn om een vervoersvoorziening te verstrekken.

Er vindt altijd een individuele beoordeling plaats, waarbij wordt gekeken naar de vervoersbehoefte van de inwoner en de afstand tot het openbaar vervoer.

 

§ 2.4.3 Overige aspecten

2.4.3.1 Primaat collectief vervoer

Bij vervoersvoorzieningen geldt dat het collectief vervoer het uitgangspunt is. Dit noemen we: “het primaat van het collectief vervoer”. De inwoner komt alleen in aanmerking voor een andere vervoersvoorziening, wanneer hij geen gebruik kan maken van het collectief vervoer of wanneer het collectief vervoer niet passend is. De vraag of het collectief vervoer passend is, wordt beantwoord op grond van een onderzoek naar de beperkingen, persoonskenmerken en vervoersbehoeften van de inwoner. Hierbij is belangrijk hoe het behoud of bevorderen van de zelfredzaamheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer bereikt wordt.

2.4.3.2 Aanvullende vervoersvoorziening

Wanneer een inwoner minder dan 100 meter kan lopen, kan worden beoordeeld of naast een voorziening als het collectief vervoer een voorziening nodig is voor de zeer korte afstand.

2.4.3.3 Minderjarigen

In het algemeen hebben kinderen tot 12 jaar geen zelfstandige vervoersbehoefte. Zij kunnen met hun ouders mee, al dan niet met het openbaar vervoer, zonder dat een voorziening wordt verstrekt.

§ 2.4.4 Vorm van de voorziening

Bij de verstrekking van vervoersvoorzieningen kan onderscheid gemaakt worden tussen:

- In natura

Collectief vervoer wordt in natura verstrekt. Het uitgangspunt is dat inwoners maximaal 800 zones kunnen reizen.

- Persoonsgebonden budget

Wanneer de inwoner geen gebruik kan maken van het collectief vervoer, dan kan er mogelijk een persoonsgebonden budget op declaratiebasis verstrekt worden.

 

§ 2.5 SPORTVOORZIENINGEN

 

§ 2.5.1 Resultaat

Het inzetten van een sportvoorziening kan ervoor zorgen dat iemand medemensen kan ontmoeten en sociale verbanden aan kan gaan. Het kan zo zijn dat een inwoner al voldoende gecompenseerd is, doordat andere maatwerkvoorzieningen ingezet zijn.

 

§ 2.5.2 Aanspraak

De inwoner kan voor een sportvoorziening in aanmerking komen als:

- sportbeoefening zonder sportvoorziening door een beperking onmogelijk is;

- de sportvoorziening niet geleend kan worden via een sportvereniging.

De inwoner wordt erop gewezen dat bij veel sportverenigingen de mogelijkheid bestaat om een sportvoorziening te lenen om eerst uit te proberen of de sport daadwerkelijk bij de inwoner past. Dit zorgt ervoor dat de aangeschafte sportvoorziening uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt.

2.5.2.1 Uitzonderingen

Sporten is een algemeen gebruikelijke bezigheid en de daarmee samenhangende kosten ook. De kosten die iedereen heeft die een sport beoefent, zijn algemeen gebruikelijk en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking, zoals de kosten voor uitrusting en materiaal. De kosten voor bijvoorbeeld een sportrolstoel heeft niet iedereen die een sport beoefent en kunnen daarom wel voor vergoeding in aanmerking komen.

Topsport vraagt net als bij iemand die geen beperking heeft vaak hoge uitgaven voor sporthulpmiddelen. Deze komen ook niet voor vergoeding in aanmerking.

§ 2.5.3 Vorm van de voorziening

De sportvoorziening wordt toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Het persoonsgebonden budget is een bedrag waarmee voor een periode van drie jaar een sportvoorziening aangeschaft en onderhouden kan worden. Na drie jaar volgt er geen automatische vervanging van de sportvoorziening. Bij een verzoek tot vervanging wordt de technische staat van de sportvoorziening beoordeeld. Afhankelijk daarvan wordt een nieuwe vergoeding verstrekt.

 

Hoofdstuk 3. De vorm van hulp

§ 3.1 INLEIDING

Op basis van de Wet kunnen maatwerkvoorzieningen op twee manieren verstrekt worden:

- In natura

Dit betekent dat de inwoner een kant en klare voorziening krijgt. Met de voorziening moet het probleem voldoende opgelost zijn.

- Persoonsgebonden budget

De inwoner krijgt een budget waarmee hij de maatwerkvoorziening zelf inkoopt.

 

§ 3.2 AFWEGINGSKADER

Het uitgangspunt is dat de voorziening in natura verstrekt wordt. Wanneer de inwoner dat wenst, kan de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt worden. Voor een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget moet wel aan de volgende voorwaarden voldaan worden.

 

§ 3.2.1 Bekwaamheid inwoner

De inwoner moet op eigen kracht of met hulp van iemand uit het sociaal netwerk of een vertegenwoordiger verantwoord om kunnen gaan met het persoonsgebonden budget. Deze bekwaamheid wordt vooraf beoordeeld door de gemeente. De beoordelingscriteria zijn:

- Kan de inwoner de eigen situatie overzien en zelf de benodigde hulp kiezen, regelen en sturen?

- Is de inwoner op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een persoonsgebonden budget en kan hij hiermee omgaan?

- Kan de inwoner de opdrachtgeverstaak op zich nemen? Deze bestaat uit het uitzoeken van een aanbieder, sollicitatiegesprekken voeren, contracten afsluiten, facturen afhandelen en het bewaken van de kwaliteit en de voortgang van de hulpverlening.

3.2.1.1 Geen persoonsgebonden budget

Een inwoner krijgt geen persoonsgebonden budget wanneer er een ernstig vermoeden is dat de inwoner, ook met hulp uit zijn sociaal netwerk of een vertegenwoordiger, problemen heeft met het omgaan daarmee. Dit komt voor in de volgende situaties:

- De inwoner is handelingsonbekwaam.

- De inwoner heeft door dementie, een verstandelijke beperking, hersenletsel of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie.

- De inwoner heeft een verslaving. Daarbij kan sprake zijn van ongecontroleerde uitgaven en verwaarlozing van de financiële situatie, waarbij het verstrekken van een persoonsgebonden budget een risico kan vormen.

- De inwoner heeft schulden. De vraag is of de inwoner dusdanige financiële problemen heeft dat, bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget, de verwachting bestaat dat deze verkeerd gebruikt wordt. De verstrekking van een persoonsgebonden budget zal dan tot vergroting van het probleem leiden.

Deze opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties zijn waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is.

 

§ 3.2.2 Kwaliteit van de dienstverlening

Er worden eisen gesteld aan de kwaliteit van de hulp en ondersteuning die wordt betaald uit persoonsgebonden budget. Aanvullend op de eisen genoemd in de Verordening zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

- De zorgovereenkomst moet zijn afgestemd op het ondersteuningsplan dat met de inwoner is opgesteld en moet leiden tot de daarin afgesproken resultaten.

- De zorgverlener moet een passende opleiding/registratie hebben.

- De zorgverlener neemt bij zijn werkzaamheden de zorg voor een goede hulpverlening in acht en handelt daarbij in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor die hulpverlener geldende professionele standaard, uiteraard voor zover de hulpverlener een professional is.

De gemeente toetst periodiek de voortgang en de mate waarin de resultaten worden bereikt.

Hoofdstuk 4. Afspraken tussen inwoner en gemeente

§ 4.1 BEEINDIGEN, INTREKKEN EN HERZIEN

De Wet maakt geen duidelijk verschil tussen beëindigen, intrekken en herzien. De gemeente verstaat hieronder:

- Beëindigen: de aanspraak op een maatwerkvoorziening wordt aangepast met ingang van het heden naar de toekomst.

- Intrekken: het ongedaan maken van de aanspraak op een maatwerkvoorziening over een periode in het verleden.

- Herzien: het over een periode in het verleden afwijkend vaststellen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening.

Beëindiging heeft in tegenstelling tot intrekken en herzien geen terugwerkende kracht. Voordat het besluit tot intrekken of herzien wordt genomen, moet een afweging gemaakt worden tussen alle betrokken belangen. Daarbij weegt het belang van de inwoner om te participeren zwaar.

§ 4.2 TERUGVORDEREN

De gemeente heeft geen verplichting tot terugvordering (discretionaire bevoegdheid). Het besluit om terug te vorderen is aan de gemeente. Dit vraagt een belangenafweging op grond van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Welke belangen een rol spelen en hoe deze afgewogen moeten worden tegen het algemene belang van een rechtmatige besteding van gemeenschapsgelden is afhankelijk van de situatie.

Een besluit tot herziening en de daaraan gekoppelde terugvordering geeft geen executoriale titel. Een uitzondering hierop is een terugvordering op grond van de Wet, omdat de inwoner opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Dan is er sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 en verder van het Burgerlijk Wetboek.

 

Hoofdstuk 5. Kwaliteit

 

De gemeente controleert of aanbieders een klachtenregeling hebben en ziet toe op de naleving daarvan. De aanbieders overleggen periodiek een managementrapportage over klachten.

 

Hoofdstuk 6. Begripsbepalingen

 

In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

- Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

- Verordening: Verordening Sociaal Domein 2020 Haaren

- Besluit: Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2020 Haaren

De begrippen die in de Nadere regels worden gebruikt en niet worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht, de Verordening en het Besluit.

Hoofdstuk 7. Inwerkingtreding en citeertitel

 

- Deze Nadere regels treden een dag na bekendmaking in werking en werken terug tot en met 1 januari 2020.

- Bij inwerkingtreding van deze nadere regels worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2019 ingetrokken.

- Deze Nadere regels worden aangehaald als: “Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Haaren 2020”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaren op 24 maart 2020.

De Burgemeester,

Yvesde Boer

De secretaris,

Joan van den Akker

Bijlage 1: Normenkader hulp bij het huishouden

Normenkader Huishoudelijke hulp per 1-1-2020 [1]

Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

De afbakening van de ruimtes waarop de voorziening betrekking heeft: de inwoner moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrek(ken), de keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap. Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maken in ieder geval geen onderdeel uit van hulp bij het huishouden.

In dit normenkader is er rekening mee gehouden dat inwoners voor eenmalige extra taken gebruik kunnen maken van de extra inzet. Extra inzet is acht uur per jaar en kan ingezet worden in overleg met de aanbieder en de inwoner.

Dit normenkader is een richtlijn. Op basis van persoonlijke omstandigheden is maatwerk altijd mogelijk. Bij alle taken worden ook de eigen mogelijkheden besproken.

De normen zijn gesteld in minuten per week. Dit betekent niet dat deze taken ook daadwerkelijk elke week uitgevoerd moeten worden. Tijd mag ook opgespaard worden.

Indirecte tijd en randvoorwaarden 10 minuten

Per schoonmaakmoment is indirecte tijd nodig voor het opstarten aan het begin, het opruimen aan het eind, het invullen van de werkzaamheden in de map en voor sociaal contact.

Licht huishoudelijk werk (totaal max. 25 min)

Afnemen nat en droog 20 minuten

Opruimen 5 minuten

Zwaar huishoudelijk werk (totaal max. 85 min)

Stofzuigen en dweilen 25 minuten

Ramen (binnenzijde) 5 minuten

Keuken schoonmaken 30 minuten

Sanitair schoonmaken 20 minuten

Bed verschonen 5 minuten

Wassen en strijken

Licht (kleding) 15 minuten (voor 1 persoon)

Zwaar (linnengoed) 20 minuten (voor 1 persoon)

Extra personen in het huishouden +10 minuten per persoon

Extra bewassing nodig +15 minuten per persoon

Strijken (geen linnengoed) +20 minuten per persoon

 

Toelichting Normenkader Huishoudelijke hulp per 1-1-2020

In het normenkader is rekening gehouden met de meest voorkomende taken. Voor andere taken kan op basis van individuele omstandigheden maatwerk worden geleverd. Hieronder staat voor een aantal taken de maximale tijd die toegekend kan worden.

Boodschappen doen: 60 minuten per week

(Brood)maaltijd bereiden: 15 minuten per keer

Afwas: 15 minuten per keer, maximaal 2 keer per week

Verzorging en/of tijdelijke opvang kinderen: 40 uur per week, maximaal 3 maanden

Boodschappen doen

In principe wordt hiervoor geen indicatie afgegeven. Er wordt vanuit gegaan dat een boodschappendienst, bezorgservice en/of vrijwilligers voorliggend zijn. De normtijd is 60 minuten, waarbij meer tijd geïndiceerd kan worden als het gaat om een gezin van meer dan vier personen of als de afstand naar de dichtstbijzijnde winkel meer is dan vijf kilometer.

(Brood)maaltijd bereiden

In principe wordt hiervoor geen indicatie afgegeven. Het gaat hierbij om het smeren van brood, het opwarmen van een maaltijd, de maaltijd en het drinken klaar zetten en het afwassen en het in- of uitruimen van de afwasmachine.

Afwas

Een afwasmachine is voorliggend. Wanneer iemand kortdurend niet kan afwassen, kun je niet verwachten dat een afwasmachine wordt aangeschaft. In dat geval kan bij uitzondering afwassen geïndiceerd worden.

Verzorging en/of tijdelijke opvang kinderen

Het gaat hierbij om een ouder die tijdelijk niet in staat is de verzorging en/of opvang van gezonde kinderen uit te voeren. Denk hierbij aan persoonlijke verzorging, begeleiding en opvoedingsactiviteiten en het bereiden van maaltijden. Eerst wordt gekeken naar voorliggende voorzieningen, zoals zorgverlof, crèche, kinderopvang of een gastouder. De maximale duur voor de opvang is drie maanden.

[1] Dit normenkader is ontwikkeld op basis van de normenkaders van Triviumplus, HHM en het oude normenkader van de gemeente om te komen tot een plaatselijk normenkader waarbij we tegemoet kunnen komen aan het nieuwe contract Hulp bij het Huishouden dat ingaat per 01-01-2020.