Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent het briefadres (Beleidsregel briefadres gemeente Den Helder 2020) |
Citeertitel | Beleidsregel briefadres gemeente Den Helder 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregel vervangt de Beleidsregel Briefadres gemeente Den Helder 2016 van 26 januari 2016 en de Beleidsregel Briefadres van 18 juli 2017.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2020 | nieuwe regeling | 31-03-2020 | 2020-011396 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder:
de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP);
artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP);
de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP);
artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;
artikel 40 lid 1 en 2 van de Participatiewet;
de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016 en het Protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing (NVVB-2016);
dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte en registratie van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan en om kwetsbare groepen zonder woonadres, te registreren op een briefadres;
In deze regeling wordt verstaan onder:
briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1, onder p, Wet BRP) en waar, indien het post van de overheid betreft, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken (artikel 2.45, lid 3 Wet BRP);
briefadresgever: de ingezetene in de Basisregistratie Personen of rechtspersoon bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP);
briefadreshouder: de ingezetene in de Basisregistratie Personen die een briefadres houdt;
briefadres van gemeentewege: het briefadres die door de gemeente Den Helder wordt verstrekt op het adres van het Stadhuis aan dak- of thuislozen, kwetsbare groepen en/of personen op grond van de Participatiewet en de circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2016-0000656211) van 7 november 2016;
gezinshuishouden: twee personen die volgens de Basisregistratie Personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);
twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren);
Indien het briefadres van gemeentewege door de gemeente Den Helder ter beschikking is gesteld op het stadhuis, Kerkgracht 1, 1782 GJ te Den Helder, dient de aanvrager op vertoon van zijn legitimatiebewijs minimaal één maal per week zijn of haar post op te halen bij het Klantcontactcentrum (receptie) van het stadhuis.
Artikel 4 Voorwaarden bij aangifte briefadres om veiligheidsredenen
Een briefadres op grond van artikel 2, lid 2 en lid 4, wordt uitsluitend toegekend op het adres van een rechtspersoon na goedkeuring van de burgemeester en advies van het Woonfraudeteam.
Artikel 5 Voorwaarden en verplichtingen bij aangifte en verstrekking briefadres van gemeentewege in verband met recht op bijstand
Artikel 6 Voorwaarden en verplichtingen bij aangifte en verstrekking briefadres van gemeentewege bij het behoren tot een kwetsbare groep
Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:
Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, verplicht om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.
Artikel 10 Intrekking briefadres
Het briefadres die wordt verstrekt door de gemeente Den Helder wordt ingetrokken indien:
uit een gedegen onderzoek is gebleken dat de aanvrager niet, onvoldoende of foute inlichtingen met betrekking tot zijn woon- of verblijfplaats en/of zijn persoonlijke omstandigheden heeft verstrekt waardoor de noodzaak voor het ter beschikking stellen van het briefadres niet meer aanwezig is of niet langer kan worden vastgesteld;
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling. Van onbillijkheid kan sprake zijn als het strikt vasthouden aan de regeling als onredelijk kan worden aangemerkt of als er onevenredige schade zou ontstaan.
Toelichting op de Beleidsregel briefadres Den Helder 2020
De Beleidsregel briefadres 2020 heeft als doel om het misbruik van briefadressen in de BRP tegen te gaan en daarnaast briefadressen in de BRP mogelijk te maken voor kwetsbare of niet zelfredzame (groepen) burgers.
In het verleden kwam het regelmatig voor dat briefadresinschrijvingen onterecht werden gedaan. Voor sommige mensen bleek het erg handig te zijn om niet op hun woonadres ingeschreven te worden maar op een ander adres wat dan als kenmerk ‘briefadres’ had. Er ontstonden commerciële aanbieders van briefadressen. Om een wildgroei aan briefadresinschrijvingen te voorkomen heeft de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) besloten haar leden te adviseren om voor briefadressen beleid vast te stellen. Met deze Beleidsregel briefadres die geactualiseerd is conform de circulaire BRP en Briefadres van de minister van BZK wordt een handvat gegeven om het briefadres beleid vorm te geven.
De Beleidsregel is niet bedoeld om op basis van deze regeling personen niet in te schrijven in de BRP. Immers, iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, moet in beginsel ingeschreven worden in de BRP als ingezetene. Indien de gemeente inschrijving toch weigert, doet zij dat slechts op basis van de Wet BRP.
Gemeenten zijn bevoegd om ambtshalve een briefadres in de BRP te registreren. Wanneer iemand niet beschikt over een woonadres en er is geen verwachting dat hij zelf een briefadresaangifte zal doen, vanwege uiteenlopende redenen, dan kan de gemeente besluiten om voor die burger een briefadres te registreren. Zie verder artikel 2.23 Wet BRP.
Hieronder volgt waar nodig de artikelsgewijze toelichting op de Beleidsregel briefadres.
In de beleidsregel wordt het stadhuis aan de Kerkgracht 1 door het college aangewezen als het adres die vanuit de gemeente wordt aangewezen voor bepaalde groepen om met toestemming van de gemeente briefadres te vestigen en de post te laten bezorgen.
Toelichting artikel 1, sub e, onder 3:
Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:
Toelichting artikel 2, lid 1, sub a:
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub b:
Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres.
Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub c:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub d:
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub e:
Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub f:
Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving in de BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk.
Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op een adres van een gemeentelijke instelling.
Toelichting artikel 2, lid 1, sub g:
Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:
Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.
In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Toelichting artikel 2, lid 4 en 5:
Het gaat hier om speciale gevallen waarbij bv. door een risicoanalyse van de politie of het RIEC om veiligheidsredenen of bv. vanwege zeer speciale persoonlijke omstandigheden er met burgers persoonlijke afspraken worden gemaakt. In deze situaties blijft het woonadres geheim en worden individuele afspraken gemaakt over waar het briefadres wordt gevestigd, onder welke voorwaarden en voor welke periode.
In principe moet de aangifte briefadres persoonlijk worden gedaan aan de balie. Er zijn echter omstandigheden (bv. curatele, onderbewindstelling, minderjarigen, vergaande dementie, veiligheidsoverwegingen) dat aanvragers hier niet toe in staat zijn. In voorkomende gevallen kan dan afgesproken worden dat de aangifte door gemachtigden wordt gedaan.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
Bij de aangifte dient een aantal schriftelijke stukken overgelegd te worden alsmede een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.
Als het voor een persoon niet wenselijk is om veiligheidsredenen dat een woonadres bekend is, kan het noodzakelijk zijn dat de burgemeester betrokkene een briefadres verleend. Dit verzoek zal meestal al besproken zijn in het Woonfraudeteam en hierover zal geadviseerd zijn. Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. Deze verklaring zal meestal via het team Openbare Orde en Veiligheid in het Woonfraudeteam terecht komen.
Aanvrager moet schriftelijk of via mailberichtgeving kunnen aantonen dat er inspanning wordt verricht om huisvesting te krijgen.
Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.
Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 8.
Als de gemeente zelf of een instelling voor maatschappelijke opvang als briefadresgever optreedt, is de beperking die lid 6 vermeldt, niet van toepassing.
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden wordt de casus altijd besproken in het Woonfraudeteam en gezocht naar een maatoplossing die past bij de individuele situatie.
Hier staan de voorwaarden voor toekenning van een briefadres op grond van de Participatiewet. Deze voorwaarden zijn overgenomen uit de Beleidsregel briefadres 2017 Participatie. De beslissing of aanvrager voldoet aan de vereisten voor toekenning van de uitkering en het briefadres ligt bij de medewerkers van team Participatie en gebeurt via een hiervoor speciaal bestemd aanvraagformulier waarop wordt aangegeven dat er akkoord wordt gegaan met het gebruik van het adres Kerkgracht 1 als briefadres. Vervolgens kan de uitkeringsgerechtigde zich met dit formulier melden bij team Dienstverlening voor inschrijving in de BRP.
Hier staan de voorwaarden voor toekenning van een briefadres aan personen die behoren tot een kwetsbare groep. Er staan een aantal basisvoorwaarden in met verplichtingen. Hierbij dient wel gerealiseerd te worden dat deze groep vaak niet in staat is, of dat het voor hun lastig is, om hun situatie te kunnen bewijzen. De nodige bewijslast zal daarom vaak aan de hand van de omstandigheden moeten worden beoordeeld en meer inspanning vragen. De verwachting is dat een verzoeken vanuit deze groep niet altijd direct aan de balie kan worden afgehandeld en eerst integraal zal worden besproken in het Woonfraudeteam zodat er een maatwerk oplossing kan worden gevonden.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadres geen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres. Uit dit artikel zijn verwijderd de weigeringsgrond als het een niet BAG-adres of postbus betreft. Bij een niet BAG-adres kunnen er twijfels zijn over de goede bereikbaarheid van de personen die daarop zijn ingeschreven. Als echter toegestaan wordt dat iemand daarop wel wordt ingeschreven als zijnde woonadres dan is het niet goed verdedigbaar om een briefadres op dit adres te weigeren.
Een postbus mag niet voorkomen in de BRP, dus een bepaling hierover in deze beleidsregel s overbodig.
In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.
Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP. Hieronder valt ook het adres, a. indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten; of b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derden van de tijd zal overnachten. In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres.
Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.
Het permanent bewonen van een recreatiewoning wordt ook aangemerkt als woonadres en is dus geen reden om een briefadres toe te kennen. Er wordt niet voldaan aan artikel 5 onder a van deze regel.
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.
Als diegene die het briefadres verstrekt zelf onderwerp is van een adresonderzoek en er dus gerede twijfel is of het adres waarop deze persoon staat geregistreerd nog juist is kan deze persoon geen toestemming verlenen aan een ander voor het vestigen van een briefadres.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 8.
Om het tijdelijke karakter van een korte overbrugging tussen twee woonadressen te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van maximaal zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot telkens een verlenging met maximaal drie maanden. Verlenging is mogelijk zolang de situatie waarvoor het briefadres is toegestaan, voortduurt.
Deze periode van drie maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na drie maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo erop toe te zien dat hij/zij niet op het briefadres blijft ingeschreven terwijl hij/zij inmiddels een woonadres heeft.
Voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie wordt elk jaar getoetst.
Als van tevoren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zal verblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze periode.
Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.
Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.
De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de eerder bepaalde of afgesproken termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling en die de wet stelt.
Met dit artikel wordt getracht het aantal briefadressen terug te dringen door deze niet langer dan noodzakelijk te laten duren. Tevens kan hiermee het oneigenlijk gebruik van een eenmaal verstrekt briefadres worden terug gedraaid en briefadresgevers die geïntimideerd zijn worden beschermd.
Op grond van artikel 4.17 Wet BRP kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van een (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt ook voor de verplichting voor zowel de briefadreshouder als ook voor de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete geldt een maximaal bedrag van € 325.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling. Individuele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen.
Een voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten.
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij kwetsbare of bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.