Organisatie | Amsterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling ombudsman metropool Amsterdam |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling ombudsman metropool Amsterdam |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-02-2024 | 01-10-2023 | artikel 6, 11, 12, 13, 16, 19, bijlage A, toelichting | 12-10-2023 | ||
01-01-2023 | 03-02-2024 | bijlage A | 21-12-2022 | ||
23-05-2020 | 01-01-2020 | 01-01-2023 | artikel 8, toelichting | 22-04-2020 | |
01-01-2017 | 23-05-2020 | nieuwe regeling | 24-10-2016 | 2016, 295/1159 |
Hoofdstuk 1 Inleidende en algemene bepalingen
Deze regeling is aangegaan om op een effectieve en efficiënte wijze vorm en inhoud te geven aan de door de Gemeentewet aan de raad gegeven mogelijkheid om voor de behandeling van verzoekschriften een gezamenlijke ombudsman in te stellen.
Hoofdstuk 2 Toetreding, uittreding, wijziging, uitbreiding en opheffing
Artikel 5 Toetreding en uittreding
De financiële gevolgen van een uittreding en de daarbij behorende verplichtingen van de uittredende deelnemer worden door de raad van de gemeente Amsterdam vastgesteld na het horen van de ombudsman en komen voor rekening van de uittredende deelnemer. In het geval de uittredende deelnemer zich niet kan vinden in de hoogte van het bedrag, wordt de beslissing voorgelegd aan alle raden.
Indien de ombudsman in het rapport als bedoeld in artikel 9:36 Algemene wet bestuursrecht, of anderszins, een aanbeveling ter opheffing van een structurele tekortkoming opneemt, deelt het desbetreffende bestuursorgaan binnen drie maanden aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de gemeenteraad gezonden.
Indien de ombudsman in het rapport als bedoeld in artikel 9:36 Algemene wet bestuursrecht, of anderszins een aanbeveling ter opheffing van een incidentele tekortkoming opneemt, deelt het desbetreffende bestuursorgaan binnen een maand aan de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbeveling gevolg zal worden gegeven. Hiervan wordt een afschrift aan de gemeenteraad gezonden.
Artikel 14 Bijdragen deelnemers
In het geval er over de in het vorig lid genoemde deelnemers in een jaar meer klachten worden ingediend dan waarvoor de jaarlijkse bijdrage voor de betreffende deelnemer is vastgesteld, dan wordt er per extra klacht een naheffingstarief in rekening gebracht bij de betreffende gemeente zoals opgenomen in Bijlage A.
Hoofdstuk 5 Benoeming en rechtspositie
Artikel 17 Verklaring en belofte
De ombudsman legt in de vergadering van de raad van de gemeente Amsterdam de eed (verklaring en belofte) af als bedoeld in artikel 81s van de Gemeentewet.
Artikel 18 Rechtspositionele aanspraken en verplichtingen
Aan de raad van de gemeente Amsterdam wordt door de raden van de andere gemeenten het mandaat verleend om in een apart rechtspositioneel besluit te bepalen welke ambtelijke rechtspositionele regelingen van overeenkomstige toepassing zijn en bij wijziging van deze regelingen van toepassing zullen zijn, alsmede eventuele anders luidende of andere aanspraken.
Toelichting bij Gemeenschappelijke regeling ombudsman metropool Amsterdam
Deze regeling geeft niet uitputtend alle regels weer die betrekking hebben op de ombudsman. De reden hiervoor is dat een groot aantal onderwerpen in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, in hoofdstuk IVc van de Gemeentewet en in de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn geregeld. Deze regeling is een aanvulling op en/of concretisering van al deze wettelijke regels.
Verder is deze tweede versie van de regeling geschreven met het oog op meer efficiency en flexibiliteit en niet op de laatste plaats meer waarborgen voor de bijzondere autonome positie van de ombudsman. Daarbij steeds zorgvuldig in acht houdend de gelijkwaardige positie van de deelnemers, doch met op onderdelen in redelijkheid gemaakt onderscheid tussen de positie en rol van de gemeente Amsterdam en die van de overige deelnemers.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel geeft definities. Waar in de tekst ‘raad' of ‘gemeenteraad' staat, dient daar ook ‘algemeen bestuur van de Vervoerregio Amsterdam Amsterdam of Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland' of de beslissingsbevoegde organen van overige deelnemers te worden gelezen. De Gemeentewet schrijft voor dat de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) kan worden toegepast voor samenwerking via een gezamenlijke ombudsman. Hierbij is bepaald dat de Wgr ten aanzien van gemeenschappelijke organen opgenomen bepalingen slechts van toepassing is voor zover de aard van de aan de ombudsman opgedragen taken zich daartegen niet verzet.
Artikel 3 Gemeenschappelijk orgaan
Er kan een gemeenschappelijk orgaan worden opgericht door middel van een gemeenschappelijke regeling. In artikel 81z van de Gemeentewet wordt ook verwezen naar de Wgr waarbij aangegeven wordt dat de bepalingen slechts van toepassing zijn voor zover de aard van de aan de ombudsman opgedragen taken zich daartegen niet verzet. Het gemeenschappelijk orgaan is Ombudsman Metropool Amsterdam, maar kan ook anders worden aangeduid. Dit is bedoeld om in de communicatie met in het bijzonder de burger herkenbaar te zijn. Wanneer de Ombudsman bijvoorbeeld klachten behandelt in de gemeente Zaanstad, dan kan de benaming Ombudsman Zaanstad worden gebruikt.
Artikel 4 Privaatrechtelijke rechtspersonen
De ombudsman behandelt ook klachten over gedragingen van privaatrechtelijke rechtspersonen, die een voorheen gemeentelijke taak vervullen of mede vervullen voor één of meer van de raden. Het daartoe bevoegde bestuursorgaan moet daarbij hebben besloten dat de bevoegdheid van de ombudsman zich mede over hun gedragingen uitstrekt. In de gemeente Amsterdam zijn dit ten tijde van het opstellen van deze regeling in elk geval: NV Verzekeringsbedrijf Groot Amsterdam, Stichting Gemeentelijke Kredietbank, NV Zeedijk, Stadsmobiel BV, Stichting Amsterdams Museum, Waternet en Egis. Al deze rechtspersonen vervullen nog taken die onder de verantwoordelijkheid van de Gemeente Amsterdam vallen, waardoor het wenselijk is dat de ombudsman de klachten over deze rechtspersonen kan behandelen.
Voor de overeenkomstige toepassing wordt onder bestuursorgaan mede verstaan een orgaan van de rechtspersoon en wordt een gedraging van een werknemer toegerekend aan het orgaan van de rechtspersoon onder wiens verantwoordelijkheid hij werkt.
Artikel 5 Toetreding en uittreding
Bij toetreding van een gemeente of rechtspersoon is de raad van de Gemeente Amsterdam gemandateerd daarover te beslissen. Toetreding van een nieuwe gemeente of rechtspersoon is in beginsel altijd mogelijk, maar slechts per 1 januari van enig jaar. Dit is wettelijk bepaald in artikel 81p van de Gemeentewet. De reden daarvoor is dat het besluit tot uittreding vóór 1 juli moet zijn gemeld aan de Nationale Ombudsman. In onderling goed overleg, kan de toetreding ook eerder plaatsvinden. Het besluit tot uittreding moet eveneens vóór 1 juli voorafgaande aan de datum van uittreding worden genomen (Gemeentewet).
De financiële gevolgen van een uittreding worden redelijkheidshalve door de Gemeenteraad van Amsterdam vastgesteld, nu de financiële bijdrage van Amsterdam de enige is die ieder jaar bij begroting wordt vastgesteld en deze bijdrage dus de enige is die kan fluctueren. Indien de desbetreffende gemeente zich tegen de hoogte ervan verzet, besluiten alle raden.
Op verzoek van de kleinere deelnemers, is een bepaling opgenomen dat de financiële gevolgen van een uittreding op nul worden gesteld. Dit laat onverlet de vaste bijdrage voor het jaar waarin besloten wordt tot uittreding en de eventuele naheffing.
Artikel 6 Wijziging en opheffing
Indien deze regeling dient te worden gewijzigd, is de Gemeenteraad van Amsterdam gemandateerd om over de wijziging te beslissen. Een uitzondering betreft een wijziging die financiële gevolgen heeft voor een of meerdere deelnemers. In dat geval wordt het besluit voorgelegd aan de betrokken deelnemers. In het geval een deelnemer een zwaarwegend bezwaar heeft tegen de inhoud van een voorstel, maakt de deelnemer deze kenbaar aan de gemeenteraad van Amsterdam, waarna de raad van Amsterdam een vertegenwoordiging van alle raden zal horen, voordat zij een beslissing neemt.
De regeling wordt opgeheven als de gemeente Amsterdam uittreedt, omdat het personeel van het bureau in dienst is van de gemeente Amsterdam, het bureau in de gemeente Amsterdam gevestigd is, de gemeente Amsterdam de grootste financiële bijdrage levert etc. Bij uittreding van de gemeenteraad van Amsterdam, komen al deze zaken ook te vervallen.
De regeling wordt niet periodiek geëvalueerd, omdat de onafhankelijke positie van de ombudsman zich verzet tegen zienswijzen op de inhoud van zijn werk. De inhoud van het werk van de ombudsman ligt vast in wet- en regelgeving. Dit sluit niet uit dat een incidentele evaluatie kan worden gehouden, als de deelnemers daartoe besluiten. Indien gewenst kunnen de deelnemers de regeling ook wijzigen of uittreden.
Artikel 7 Uitbreiding werkzaamheden/ takenpakket
Deelnemers kunnen de ombudsman verzoeken extra taken op zich te nemen, zoals bijvoorbeeld het vervullen van de functie kinderombudsman. Maar ook kunnen gemeenten de ombudsman verzoeken klachten over rechtspersonen die (deels) zijn belast met een (voorheen) gemeentelijke taak te behandelen. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een organisatie als het GVB of een zorgaanbieder. Hierover maakt de ombudsman aparte financiële afspraken in overleg met de verzoekende gemeente/ rechtspersoon. De inhoud van de (extra) taak/ van de uitbreiding van de werkzaamheden wordt in onderling overleg met de ombudsman vastgesteld en bekrachtigd door een raadsbesluit van de betrokken raad.
Artikel 8 Bureau van de ombudsman
De medewerkers van het bureau komen in dienst van de gemeente Amsterdam. Uit artikel 160, eerste lid, onder d, van de Gemeentewet volgt dat het college besluit tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst met deze ambtenaren. De ambtenaren van het bureau zijn verder ter zake van de inhoudelijke werkzaamheden uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de ombudsman. Het college mag bovendien aan deze ambtenaren geen andere werkzaamheden opdragen
De CAO Gemeenten, de CAO Amsterdam en andere voor ambtenaren van de gemeente Amsterdam geldende arbeidsrechtelijke regelingen zijn van toepassing op de ambtenaren werkzaam bij de ombudsman.
In een apart besluit wordt voor arbeidsrechtelijke bevoegdheden ten aanzien van de ambtenaren van het bureau een volmacht gegeven door het college van Amsterdam aan de ombudsman.
In een apart besluit worden ook mandaat, machtiging en volmacht geregeld ten aanzien van de overige bedrijfsvoeringsaspecten die het bureau van de ombudsman aangaan.
Bij de ombudsman komen allerlei vragen, verzoeken en klachten binnen. Sommige hiervan vragen om (uitgebreid) onderzoek. De verzoeken die de ombudsman in dit verband aan bestuursorganen richt, dienen binnen een maand te worden beantwoord. Het bureau van de ombudsman heeft vaak echter ook te maken met simpele, feitelijke vragen waar geen verdergaand onderzoek voor nodig lijkt te zijn. De verzoeken om informatie die de ombudsman (of het bureau van de ombudsman) in dit verband doet, dienen binnen een week beantwoord te worden. In spoedeisende gevallen reageert een betrokken bestuursorgaan per ommegaande. De ombudsman geeft per geval aan welke reactietermijn geldt.
De ombudsman kan het bestuursorgaan verzoeken om de uitvoering van een bepaald besluit of regeling op te schorten als er sprake lijkt te zijn van direct dreigende maatregelen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij dreigende ontruiming, invordering van bedragen en fatale termijnen. De ombudsman kan het bestuursorgaan ook verzoeken om een ‘concrete voorziening'. Ook hierbij dient het weer te gaan om dringende gevallen die spoed behoeven. Hierbij kan het gaan om broodnood of een verzoek om een voorschot van een uitkering, etcetera. In deze spoedeisende gevallen reageert het betrokken bestuursorgaan per ommegaande op het verzoek van de ombudsman.
De ombudsman kan aanbevelingen doen in een rapport, in een openbare brief, in een column, via social media etc. Indien hij de aanbeveling in een column of via social media doet, zal de ombudsman het bestuursorgaan altijd eerst schriftelijk op de hoogte stellen daarvan, zodat een aanbeveling niet gemist kan worden. Het bestuursorgaan deelt de ombudsman mee op welke wijze aan de aanbevelingen gevolg zal worden gegeven. In de praktijk is het zo dat indien het bestuursorgaan geen gevolg wil geven aan de aanbevelingen van de ombudsman, het rapport geagendeerd wordt voor bespreking in de raadscommissie. Het is de raad die uiteindelijk besluit.
De ombudsman heeft ervoor gekozen om meer actueel te informeren over zijn werkzaamheden. Dit doet hij eens in het kwartaal in de kwartaalrapportages die hij over de deelnemers (en in Amsterdam per RVE) publiceert. Aan het eind van het jaar maakt hij hiervan een korte beschouwing, het jaarverslag. Deze wordt naar alle deelnemers gezonden.
De ombudsman overlegt over veel (met name financiële) zaken met het presidium van de Gemeenteraad van Amsterdam, en daarom bestaat behoefte aan ‘korte lijnen'. Twee vertegenwoordigers van het presidium van de Gemeenteraad van Amsterdam fungeren daarom als directe contactpersonen, zodat zaken snel besproken kunnen worden. Deze twee leden beslissen of iets ter beoordeling van het gehele presidium van de Gemeenteraad van Amsterdam voorgelegd moet worden, of dat hun instemming volstaat. Minimaal eens in het jaar verschijnt de ombudsman in een vergadering van het voltallige presidium van de Gemeenteraad van Amsterdam.
Minimaal eens in het jaar overlegt de ombudsman met een vertegenwoordiging van de raden van de overige deelnemers. Het doel van deze overleggen is met name het bevorderen van de communicatie en het uitwisselen van verwachtingen en ervaringen.
Nu de bijdragen van de overige deelnemers vastliggen in bijlage A, dient de (wettelijk verplichte) mogelijkheid tot het uitbrengen van een zienswijze door een deelnemer geen zinvol doel. Het versturen van concept begrotingen en het verplicht in de gelegenheid stellen van een deelnemer om een zienswijze uit te brengen is daarnaast een administratief zeer zware procedure bij een gemeenschappelijke regeling met een groot aantal deelnemers. De ombudsman maakt daarom onderlinge afspraken met de deelnemers hoe hier praktisch beter mee om gegaan kan worden. De ombudsman publiceert de begroting ieder jaar in ieder geval op zijn website. De ombudsman brengt gedurende het kalenderjaar voorschotbedragen in rekening gebaseerd op het in de begroting toegekende bedrag. Na afloop van een uitvoeringsjaar verantwoordt de ombudsman zich via de jaarrekening over de uitgevoerde werkzaamheden en de werkelijk gemaakte kosten. Onderuitputting in enig jaar kan worden gecompenseerd in volgende jaren. Reservevorming is dus mogelijk en ook wenselijk.
Artikel 14 Bijdragen deelnemende gemeenten
De bijdrage van de gemeente Amsterdam is gebaseerd op de actualisatie van de begroting 2016, te weten; € 1.958.800 plus € 55.000 voor de kinderombudsman, en kan op verzoek van de ombudsman door de raad van de Gemeente Amsterdam incidenteel en structureel tussentijds worden gewijzigd.
De bijdrage van de overige deelnemers is gebaseerd op de reeds bestaande financiële afspraken tussen de deelnemers en de ombudsman. De jaarlijkse bijdrage van een van de overige deelnemers kan verder uitsluitend op basis van een verzoek van die gemeente worden aangepast. De ombudsman kan zelf besluiten over een dusdanig verzoek. Hij stelt evenwel het presidium van de Gemeenteraad van Amsterdam op de hoogte van een voornemen daartoe.
Door het vaststellen van de gemeenschappelijke regeling verbinden alle deelnemers zich voor de in Bijlage A genoemde bedragen. Ook verbinden zij zich aan de nominale indexatie.
De bijdrage van de deelnemende gemeenten, met uitzondering van de gemeente Amsterdam, is vastgelegd per gemeente voor een vast aantal klachten per jaar. Worden er over de betreffende gemeente meer klachten ingediend, dan geldt er een naheffingstarief per klacht. Voor de gemeente Almere geldt dat afspraken zijn gemaakt over een hogere jaarlijkse bijdrage en een hoger naheffingstarief. Dit houdt verband met het feit dat in de telling van het aantal ingediende klachten, klachten die geen enkel onderzoek of interventie hebben gevergd, uitgezonderd worden.
Na afloop van een uitvoeringsjaar verantwoordt de ombudsman zich via de jaarrekening over de uitgevoerde werkzaamheden en de werkelijk gemaakte kosten. Onderuitputting in enig jaar kan worden gecompenseerd in volgende jaren. Reservevorming is dus mogelijk en ook wenselijk. De ombudsman publiceert de jaarrekening ieder jaar in ieder geval op zijn website.