Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eemnes

Verordening Jeugdhulp gemeente Eemnes 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEemnes
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp gemeente Eemnes 2019
CiteertitelVerordening Jeugdhulp gemeente Eemnes 2019
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage Toelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet
  5. artikel 147 van de Gemeentewet
  6. artikel 156 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-05-2020Nieuwe regeling

27-05-2019

gmb-2020-126264

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Eemnes 2019

De raad van de gemeente Eemnes;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 1 april 2019;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1., vierde lid, van de Jeugdwet en de artikelen 147 en 156 van de Gemeentewet;

overwegende:

  • dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening Jeugdhulp Gemeente Eemnes 2019

luidend als volgt:

 

Verordening Jeugdhulp gemeente Eemnes 2019

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepaling

Artikel 1.1 Begrippen

Alle begrippen die in deze Nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordening en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

 

  • 1.

    Algemene voorziening:

  • Algemene voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

 

  • 2.

    Andere voorziening:

  • voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

 

  • 3.

    Cliëntondersteuning:

  • onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

 

  • 4.

    College:

  • college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes;

 

  • 5.

    Familiegroepsplan:

  • hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouder(s), samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving (het sociale netwerk) van de jeugdige en/of ouder(s) behoren;

 

  • 6.

    Gebruikelijke hulp:

  • hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouder(s), zoals beschreven in bijlage 1;

 

  • 7.

    Gecertificeerde instelling:

  • rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert;

 

  • 8.

    Hulpvraag:

  • behoefte van een jeugdige en/of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

 

  • 9.

    Individuele voorziening:

  • op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2.2 van deze verordening;

 

  • 10.

    Kostprijs:

  • de prijs waarvoor de gemeente de voorziening heeft ingekocht bij een jeugdhulpaanbieder;

 

  • 11.

    Niet-professionele ondersteuning:

  • ondersteuning verleend door een persoon die deel uitmaakt van het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s), waarbij:

    • de persoon die de hulp en ondersteuning verleent niet beschikt over de opleidings- en beroepskwalificaties om de betreffende hulp en zorg beroepsmatig te mogen verlenen; en

    • geen sprake is van gebruikelijke hulp;

 

  • 12.

    Persoonsgebonden budget (PGB):

  • een bedrag waarmee een jeugdige en/of ouder(s) zelf hulp of ondersteuning kunnen inkopen.

 

  • 13.

    Professionele ondersteuning:

  • ondersteuning beroepsmatig verleend door een persoon:

    • die de opleidings- en beroepskwalificaties heeft om de betreffende hulp en zorg beroepsmatig te mogen verlenen, en die geen deel uitmaakt van het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s);

    • of - ondersteuning niet-beroepsmatig verleend door een persoon die: de opleidings- en beroepskwalificaties heeft om de betreffende hulp en zorg beroepsmatig te mogen verlenen die deel uitmaakt van het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s), en die deze hulp en zorg niet verleent als gebruikelijke hulp;

 

  • 14.

    Spoedeisend geval:

  • Een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt;

 

  • 15.

    Sociaal netwerk:

  • personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt, zoals familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, (mede)leden van een vereniging en kennissen;

 

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2.

    De volgende algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      informatieverstrekking over ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen van opvoeders, en/of;

    • b.

      basisondersteuning, waaronder het bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;

    • c.

      vrij toegankelijke lichte ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

    • d.

      Jeugd- en Gezinsteam voor hulpverlening bij opvoed- en opgroeiproblemen.

  • 3.

    Het gewenst te bereiken resultaat bepaalt welke voorziening ingezet dient te worden om dit resultaat te bereiken.

  • 4.

    Wanneer mogelijk wordt het resultaat bereikt door inzet van een algemene voorziening.

  • 5.

    Het college kan een individuele voorziening verlenen om het gewenste resultaat te bereiken.

 

Artikel 2.2 Individuele voorzieningen

  • 1.

    De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • a.

      Ambulante begeleiding

    • b.

      Ambulante behandeling

    • c.

      Ambulante dagbehandeling

    • d.

      Dagactiviteit

    • e.

      Begeleid wonen met toezicht jeugd

    • f.

      Logeren jeugd

    • g.

      Pleegzorg

    • h.

      Wonen in gezinsvormen

    • i.

      Opname met behandeling, besloten

    • j.

      Opname met behandeling, gesloten

    • k.

      Opname met behandeling, psychiatrie

    • l.

      ADHD ziekenhuiszorg

    • m.

      Vervoer

    • n.

      Hulp bij dyslexie

    • o.

      Hulpverlening dwang en drang

    • p.

      Crisisbeschikbaarheid

  • 2.

    Het college hanteert bij de toekenning van de in lid 1 genoemde voorzieningen de daarop toepasselijke productomschrijvingen zoals deze zijn of worden opgenomen in de overeenkomsten met de gecontracteerde zorgaanbieders en de daaruit voortvloeiende zorgadministratie.

 

Artikel 2.3 Informatie over persoonsgebonden budget

Wanneer een individuele voorziening aan de orde is, informeert het college de jeugdige en/of zijn ouders tijdens het onderzoek volledig, objectief en in voor hem begrijpelijke bewoordingen welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en wat de gevolgen van die keuze zijn.

 

Artikel 2.4 Afwegingsfactoren individuele voorziening

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

    • a.

      zij op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag; en

    • b.

      zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een algemene voorziening; en

    • c.

      zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Recht op een individuele voorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst adequate oplossing is aan te merken.

 

Hoofdstuk 3 Toegang tot jeugdhulp

Artikel 3.1 Toegang tot jeugdhulp

  • 1.

    Via de gemeente: Het college kan besluiten een individuele voorziening voor jeugdhulp te verlenen.

  • 2.

    Via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts: Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 3.

    Via de gecertificeerde instelling: Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.

  • 4.

    Via justitie: Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

  • 5.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken of als het college dit noodzakelijk acht, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

  • 6.

    Het college verleent geen beschikking voor de inzet van jeugdhulp als bedoeld in lid 3 en lid 4 van dit artikel.

 

Artikel 3.2 Melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen met een hulpvraag contact opnemen met bij het Jeugd- Gezinsteam Eemnes;

    • a.

      in persoon bij het Jeugd- en Gezinsteam;

    • b.

      telefonisch tijdens kantoortijden van het Jeugd- en Gezinsteam;

    • c.

      digitaal per mail naar jeugdengezin@eemnes.nl

    • d.

      schriftelijk via een brief.

  • 2.

    Het college bevestigt het contact digitaal of schriftelijk, tenzij de hulpvrager heeft meegedeeld dit niet te wensen en verzoekt de jeugdige en/of ouder(s) het aanmeldformulier in te vullen en te retourneren. Hiertoe wordt een aanmeldformulier beschikbaar gesteld.

  • 3.

    Het college maakt binnen een week na ontvangst van het aanmeldformulier een afspraak voor een (intake) gesprek. Het gesprek vindt in beginsel plaats binnen 3 weken na ontvangst van het aanmeldformulier.

  • 4.

    Voorafgaand aan het (intake) gesprek informeert het college de jeugdige en/of ouder(s) over de mogelijkheid om gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning en een onafhankelijke vertrouwenspersoon en stelt het college de jeugdige en/of ouder(s) op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet op te stellen. Als de jeugdige en/of ouder(s) daarom vragen, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 5.

     

    • a.

      In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk;

      • i.

        een passende tijdelijke maatregel,

      • ii.

        of passende voorziening, of

      • iii.

        vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet

  • Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dit geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

  • b.Buiten kantoortijden kunnen jeugdigen en/of ouder(s) voor spoed bellen met Veilig Thuis.

  • 6.

    Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

 

Artikel 3.3 Het onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek start met het voeren van een gesprek met de jeugdige en/of ouder(s).

    • a.

      Het gesprek is voor het college een middel om zijn wettelijke verantwoordelijkheden en de verantwoordelijkheden zoals genoemd in deze verordening, ten uitvoer te brengen.

    • b.

      De vraag van de jeugdige en/of ouder(s) is leidend in het gesprek.

    • c.

      Indien de jeugdige en/of ouder(s) dit wensen, worden derden bij het gesprek betrokken.

    • d.

      Op basis van het gesprek wordt bepaald of nader onderzoek nodig is en hoe het onderzoek invulling krijgt.

  • 2.

    Tijdens het gesprek informeert het college de jeugdige en/of ouder(s) over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 3.

    Het college vraagt aan de jeugdige en/of ouder(s) toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken en indien noodzakelijk voor het onderzoek voor het inwinnen en delen van informatie bij/met andere instanties, zoals de huisarts of de onderwijsinstelling. Hiertoe wordt een toestemmingsformulier beschikbaar gesteld. Afhankelijk van de leeftijd van de jeugdige wordt er om toestemming voor de hulpverlening gevraagd aan de ouder(s) of de jeugdige zelf, conform artikel 7.3.4 van de Jeugdwet. Het college kan persoonsgegevens van de jeugdige en/of ouder(s) verwerken zonder daartoe de toestemming te hebben verkregen, wanneer daarmee tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang van de jeugdige en/of ouder(s) of een wettelijke plicht.

  • 4.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of ouder(s), zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en/of ouder(s), het probleem of de hulpvraag en of door de ouder(s) gebruikelijke hulp wordt geboden of kan worden geboden;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of ouder(s) om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of ouder(s).

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige en/of ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze en welke voorwaarden daar voor gelden.

    • j.

      andere aspecten die in het kader van het onderzoek noodzakelijk zijn, zoals in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 5.

    Als de jeugdige en/of ouder(s) een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 6.

    Het college kan alleen in overleg met de jeugdige en/of ouder(s) afzien van het gesprek.

 

Artikel 3.4 De vastlegging van het onderzoek

  • 1.

    Het college verstrekt de jeugdige en/of ouder(s) een weergave van de uitkomsten van het onderzoek in een plan van aanpak.

  • 2.

    De jeugdige en/of ouder(s) kunnen feitelijke onjuistheden corrigeren, gegevens aanvullen en hun opmerkingen kenbaar maken. Deze worden in het plan van aanpak verwerkt of daar aan toegevoegd.

 

Artikel 3.5 Aanvraag

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college door middel van de ondertekening van het plan van aanpak.

  • 2.

    Indien ouder(s) naar oordeel van het college in staat zijn om gebruikelijke hulp te bieden, kan het college de aanvraag om een individuele voorziening afwijzen of afstemmen op de taken en/of omvang die als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt.

  • 3.

    Indien een jeugdige en/of ouder(s) een persoonsgebonden budget wenst, vermeldt hij dit op de aanvraag.

  • 4.

    Aan de aanvraag voegt de aanvrager een budgetplan toe voor de inzet van het persoonsgebonden budget met een begroting. Hiertoe wordt door het college een model budgetplan beschikbaar gesteld.

  • 5.

    Het besluit op de aanvraag is zo nodig afgestemd op de domeinen jeugdhulp, onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, politie en justitie.

 

Artikel 3.6 Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De beschikking is mede gebaseerd op het plan van aanpak.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken individuele voorziening is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de individuele voorziening wordt verstrekt.

    • d.

      de wijze waarop bezwaar kan worden gemaakt tegen de beschikking;

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • f.

      de wijze waarop bezwaar kan worden gemaakt tegen de beschikking.

 

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget (PGB)

Artikel 4.1 Algemeen

  • 1.

    Het college kan een persoonsgebonden budget voor de kosten van jeugdhulp, welke betrekking hebben op een periode voorafgaande aan de aanvraag weigeren, tenzij:

    • a.

      het college vaststelt dat de aanvraag niet eerder ingediend kon worden; en

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouder(s) aantoont verplichtingen met derden te zijn aangegaan die onherroepelijk zijn; en

    • c.

      het college tot het oordeel komt dat de verleende jeugdhulp noodzakelijk is.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget wordt binnen zes maanden na toekenning aangewend voor de bekostiging van het behalen van de doelen (het resultaat) waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 4.2 Afwegingsfactoren persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet indien:

    • a.

      de jeugdige en/of ouder(s) naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp in staat zijn de aan het persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, en;

    • b.

      de jeugdige en ouder(s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een door het college voorgestelde aanbieder, niet passend achten, en;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige en/of ouder(s) van het persoonsgebonden budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 2.

    Er wordt geen persoonsgebonden budget toegekend wanneer niet aan de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet wordt voldaan of in het geval dat:

    • a.

      er sprake is van bezwaren van overwegende aard. Ter beoordeling daarvan kan het college nadere gegevens inwinnen en/of van de aanvrager verlangen, waaronder een verklaring omtrent het gedrag van de te kiezen zorgverlener;

    • b.

      het een minderjarige betreft die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie;

    • c.

      er sprake is van crisishulp/ crisisopvang/ spoedeisende zorg;

    • d.

      er sprake is van pleegzorg.

  • 3.

    Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 8.1.4 eerste lid, onderdeel a, d of e van de Jeugdwet.

 

Artikel 4.3 Berekening hoogte persoonsgebonden budget

  • 1.

    Wanneer een jeugdige en/of ouder(s) ondersteund worden via een persoonsgebonden budget, geldt dat het persoonsgebonden budget uitsluitend wordt gebruikt voor het betrekken van ondersteuning ten behoeve van het in de beschikking vastgelegd resultaat.

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt op maat vastgesteld. Het tarief voor een persoonsgebonden budget;

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of ouder(s) opgesteld budgetplan met begroting als bedoeld in artikel 3.5, lid 3 van deze verordening over hoe zij het persoonsgebonden budget gaan besteden, en

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede jeugdhulp in te kopen, en

    • c.

      wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura die het college beschikbaar heeft.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget bedraagt voor jeugdhulp ingekocht bij een professionele hulpverlener ten hoogste 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura die het college beschikbaar heeft;

  • 4.

    Wanneer de jeugdige en/of ouder(s) met het persoonsgebonden budget niet professionele ondersteuning verwerft, wordt de hoogte van het persoonlijk budget bepaald aan de hand van het geldend minimum uurloon voor 23 jaar en ouder, maar kan nooit hoger zijn dan maximaal 50% van de hoogte van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 5.

    Wanneer de jeugdige en/of ouder(s) zorg en ondersteuning vanuit sociale en morele overwegingen ontvangen en vanuit een individuele voorziening betaald wordt vanuit het persoonsgebonden budget, wordt dit niet aangemerkt als een arbeidsrelatie waarop het wettelijke minimumloon van toepassing is. In deze gevallen kan de jeugdige en/of ouder(s) met het persoonsgebonden budget een symbolisch tegemoetkoming van maximaal €141 per maand uit laten betalen aan personen die informele hulp vanuit de sociale relatie met de budgethouder verlenen. Er wordt gewerkt op basis van de modelverklaring van de SVB.

  • 6.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt gebaseerd op de tarieven die voor individuele voorzieningen in natura zijn verschuldigd aan de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders en de hoogte van het minimumloon 23 jaar en ouder. Deze gegevens worden vermeld in een jaarlijks te actualiseren tarievenoverzicht PGB, dat wordt verstrekt aan de zorgadministratie ten behoeve van de door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) te verrichten betalingen.

  • 7.

    Het persoonsgebonden budget is niet bedoeld voor begeleiding- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget. Ook tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald.

  • 8.

    Voor het verkrijgen van een persoonsgebonden budget kan het vergaren van één of meerdere offertes door de jeugdige en/of ouder(s) verplicht worden gesteld.

 

Artikel 4.4 Afwegingsfactoren inzet sociaal netwerk

  • 1.

    De persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits:

    • a.

      dit aantoonbaar tot kwalitatieve hulp leidt;

    • b.

      deze persoon heeft aangegeven dat de hulp aan de jeugdige en/of ouder(s) voor hem niet tot overbelasting leidt.

 

Artikel 4.5 Voorwaarden bij verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    Indien de jeugdige en/of ouder(s) de voorziening als een persoonsgebonden budget verstrekt krijgen, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      indien de jeugdige en/of ouder(s) zorg inkopen bij derden, zijn zij verplicht een zorgovereenkomst af te sluiten met deze zorgverlener(s) conform de op hun situatie van toepassing zijnde modelovereenkomst van de Sociale verzekeringsbank, behalve in het geval gebruik wordt gemaakt van een symbolische vergoeding krachtens artikel 4.3 lid 5.

    • b.

      het is niet toegestaan bemiddelingskosten of administratiekosten te betalen vanuit het persoonsgebonden budget;

    • c.

      de werkgeverslasten worden uit het persoonsgebonden budget betaald;

    • d.

      het is niet toegestaan de zorgverlener een eenmalige uitkering te verstrekken vanuit het persoonsgebonden budget;

    • e.

      het is toegestaan de zorgverlener reiskosten te vergoeden vanuit het persoonsgebonden budget;

    • f.

      indien de houder van het persoonsgebonden budget overlijdt, is het toegestaan om ten laste van het persoonsgebonden budget aan de zorgverlener(s) die werknemer of opdrachtnemer is c.q. zijn van de budgethouder een eenmalige uitkering te verstrekken ter hoogte van het periodebedrag voor vier weken.

 

Artikel 4.6 Kwaliteitseisen persoonsgebonden budget

  • 1.

    Voor de zorg die ingekocht wordt met het persoonsgeboden budget bij een PGB-zorgaanbieder, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.

  • 2.

    Voor de inzet niet-professionele ondersteuning zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

    • a.

      De persoon verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige en/of ouder(s).

    • b.

      De kwaliteit van de voorziening moet voldoende zijn om de gestelde doelen te kunnen realiseren.

    • c.

      De geleverde voorziening wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp en/of zorg in het gezin.

    • d.

      De persoon doet melding bij de gemeente van iedere calamiteit of geweld die bij de verlening van de jeugdhulp plaatsvindt.

    • e.

      De persoon stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te voeren.

 

Hoofdstuk 5 Kwaliteit en Veiligheid

Artikel 5.1 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

 

Artikel 5.2 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

 

Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering en controle

Artikel 6.1 Opschorting en beëindiging

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een toegekende aanspraak op een individuele voorziening dan wel (uitbetaling van) een persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk beëindigen, dan wel de inzet (levering) daarvan tijdelijk geheel of gedeeltelijk (laten) opschorten indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld op grond van de wet of bij of krachtens de verordening;

    • b.

      de jeugdige wordt opgenomen of gaat wonen in een instelling, tenzij dat gebeurt in het kader van de te bieden jeugdhulp;

    • c.

      de jeugdige of zijn ouder(s) zich niet houdt aan de verplichtingen verbonden aan de individuele voorziening of de verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit het toegekende persoonsgebonden budget;

    • d.

      de jeugdige is overleden;

    • e.

      de gemeente Eemnes op grond van het woonplaatsbeginsel niet meer verantwoordelijk is voor het bieden van jeugdhulp.

 

Artikel 6.2 Herziening of intrekking

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige en/of zijn ouder(s) aan het college desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een herziening of intrekking van de beslissing als bedoeld in de artikelen 2.3 of 8.1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een beslissing over een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet langer op de individuele voorziening of op het persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouder(s) de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de individuele voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Het college kan een besluit als bedoeld in het eerste lid herzien of intrekken indien blijkt dat de jeugdige niet of onvoldoende heeft voldaan aan de verplichtingen genoemd in de wet of die bij of krachtens deze verordening van toepassing zijn waaronder inbegrepen het niet nakomen van de verplichtingen die rechtstreeks voortvloeien uit een dienstverleningsovereenkomst.

 

Artikel 6.3 Terugvordering en verrekenen

  • 1.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college nadat het besluit tot toekenning van een individuele voorziening dan wel persoonsgebonden budget is herzien of ingetrokken:

    • a.

      het ten onrechte of tot een te hoog bedrag betaald persoonsgebonden budget terugvorderen;

    • b.

      geheel of gedeeltelijk de geldswaarde van een individuele voorziening in natura terugvorderen.

  • 2.

    De wijze waarop de terugvordering geïnd wordt, kan verrekening zijn. De hoogte van het na verrekening resterende (periodieke) bedrag moet in redelijke verhouding staan de jeugdhulpplicht van het college.

 

Artikel 6.4 Fraudepreventie en controle

  • 1.

    Het college zet in op fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college jeugdigen en ouders informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening (in natura of in de vorm van een PGB) zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2.

    Het college beoordeelt, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van de PGB’s. Tevens beoordeelt het college of de jeugdige en/of zijn ouder(s) nog voldoet aan de criteria om voor een PGB in aanmerking te komen.

 

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 7.1 Klachten

  • 1.

    Voor de afhandeling van klachten van cliënten en/of hun ouders die betrekking hebben op gedragingen jegens hen van het college of van personen die namens haar meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening behandelen, hanteert het college de Klachtenregeling Eemnes c.q. kunnen klachten worden gemeld bij de Regionale Klachtencommissie Jeugd Eemland.

  • 2.

    Onverminderd artikel 4.2.1 van de Jeugdwet stellen aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen jegens een cliënt en de uitvoering/ levering van de voorziening.

 

Artikel 7.2 Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt inwoners van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt inwoners vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

 

Artikel 7.3. Toepassing Subsidieverordening Amersfoort

Voor de subsidies in het kader van de Jeugdwet -betrekking hebbend op de voorheen landelijk en provinciaal gefinancierde jeugdzorg- die namens de gemeente Eemnes door de gastheergemeente Amersfoort worden verleend, is de vigerende Algemene subsidieverordening van de gemeente Amersfoort van toepassing.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepaling

Artikel 8.1 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.

 

Artikel 8.2 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze verordening in bijzondere gevallen, ten gunste van de inwoner, buiten toepassing laten of daarvan afwijken. Voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen, tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 8.3 Indexering

Het college kan –tenzij anders aangegeven- jaarlijks per 1 januari de bedragen, opgenomen in deze verordening of daarop berustende nadere regels, verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de NEA-index.

 

Artikel 8.4 Intrekking voorgaande verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening jeugdhulp gemeente Eemnes 2015, vastgesteld op 27 oktober 2014, wordt ingetrokken. Besluiten die op grond van die verordening zijn genomen blijven van kracht voor de daarin bepaalde duur of tot het moment dat zij door het college worden gewijzigd of ingetrokken.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder bovengenoemde verordening en waarop nog niet is beslist bij het inwerkingtreden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze opvolgende verordening.

 

Artikel 8.5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het elektronisch gemeenteblad.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Jeugdhulp gemeente Eemnes 2019”.

 

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 27 mei 2019.

mevrouw A. de Graaf- Gerrits

griffier

R. van Benthem RA

voorzitter