Organisatie | Utrecht (Utr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2005 |
Citeertitel | Verordening rioolrechten 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belasting |
Deze regeling wordt vervangen door de Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2006.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2006 | intrekking | 10-11-2005 Gemeenteblad van Utrecht, 2005, 93 | Onbekend. | |
02-12-2004 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 10-11-2004 Gemeenteblad van Utrecht 2004, nr. 53 | Raadsvoorstel 2004, nr. 204 |
Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst
Verordeningopdeheffingeninvorderingvan rioolrechten2005.
(raadsbesluit van 11 november 2004)
De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w. d.d. 29 oktober 2004
Besluit vast te stellen de volgende
Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2005
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt
Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, letter a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom bezit of beperkt recht is.
Artikel 3 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater voor zover dit uitgaat boven de 250 kubieke meters afvalwater dat in één jaar vanuit een eigendom wordt afgevoerd. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de drempelhoeveelheid van 250 kubieke meters door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Voor de toepassing van het tweede lid, eerste volzin, wordt het aantal kubieke meters afvalwater gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijds-gelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
De eerste volzin is niet van toepassing indien de vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.
5.De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die aantoonbaar niet als afvalwater is afgevoerd.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het tijdstip van aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden geheven bij wege van aanslag.
Artikel 9 Termijnen van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen betreffende het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, letter a, worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolrechten.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De Verordening rioolrechten 2004 vastgesteld bij raadsbesluit van
13 november 2003 (Gemeenteblad van Utrecht 2003, nr. 45), wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op
Drs. A.A.H. Smits Mr. A.H. Brouwer-Korf