Organisatie | Ouder-Amstel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelverordening Ioaw/Ioaz |
Citeertitel | Maatregelverordening Ioaw/Ioaz |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-11-2010 | 06-03-2012 | Nieuwe regeling | 04-11-2010 Weekblad voor Ouder-Amstel 17/11/2010 | 2010/53 |
De raad van de gemeente Ouder-Amstel;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 augustus 2010, nummer 2010/53,
gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid Ioaw, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid Ioaz;
BESLUIT , in het kader van artikel 35, eerste lid, onder b Ioaw en Ioaz, vast te stellen de volgende verordening :
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 Ioaw/Ioaz of een op grond van hoofdstuk 3 Ioaw/Ioaz aan de uitkering verbonden verplichting –anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c Ioaz- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de Ioaw/Ioaz zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 4. Hoogte en duur van de maatregel
De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Artikel 5. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 9 Samenloop van gedragingen
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één ofmeerdere in de Ioaw/Ioaz genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit, gelet op artikel 4, eerste lid, niet verantwoord is.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid
Artikel 10. Indeling in categorieën
Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de Ioaw/Ioaz, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c Ioaw/Ioaz niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 11. De hoogte en duur van de maatregel
In afwijking van het eerste lid, onder c, legt het college, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, onder a, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, voor onbepaalde duur een maatregel op ter hoogte van het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.
Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 14. Te laat verstrekken van gegevens
Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 Ioaw/Ioaz niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.
Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 16. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering
Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 30 Ioaw/Ioaz niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 17. Zeer ernstige misdragingen
Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.
In afwijking van artikel 4, derde lid, kan een maatregel worden opgelegd van 100 procent van de uitkeringsnorm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid.
Ouder-Amstel, 4 november 2010
De raad voornoemd,
de raadsgriffier,
W.van Zanen
de voorzitter,
M.T.J. Blankers-Kasbergen
Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol een financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de Ioaw, Ioaz, Wwik en Bbz 2004.
De Ioaw, Ioaz en Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringssystematiek waarbij 75% bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25% drukte op het gemeentelijke budget. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit nu van toepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de kleine “inkomensregelingen” gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de Wwb. Gemeenten krijgen door de wet aldus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico.
Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor wordt van de gemeente ook geëist om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen.
Deze verordening betreft het maatregelbeleid voor de Ioaw en Ioaz. Dit beleid was geregeld bij Algemene Maatregel van Bestuur. Deze landelijke regelingen, alsmede de nog bestaande boetebepalingen, zijn echter met de Wet BUIG komen te vervallen. Het is nu aan de gemeente om in een bij verordening vastgelegd beleid te voorzien. In deze verordening is er daarbij voor gekozen om met betrekking tot de Ioaw en Ioaz zoveel mogelijke aan te sluiten bij het bestaande maatregelbeleid in het kader van de Wet werk en bijstand.
Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.
Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.
De Wwb werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de Ioaw en Ioaz te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm.
In afwijking van de Wwb wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de Ioaw en Ioaz op dit vlak.
Qua inkomensbegrip wordt aangesloten binnen de Ioaw en Ioaz. Dit wijkt af van het binnen de Wwb gehanteerde inkomensbegrip.
Daar de in artikel 20, tweede lid Ioaw opgenomen bevoegdheden tot het opleggen van een maatregel, blijkens dat artikel, daar enkel gelden voor de persoon die is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, is ook het begrip belanghebbende in die zin ingeperkt.
Dit artikel bundelt het bepaalde in artikel 20, eerste lid Ioaz en artikel 20, tweede lid Ioaw.
Zoals reeds aangegeven wordt de maatregel toegepast op de netto norm.
Dit artikel bepaalt de algemene duur van een maatregel op 1 maand. Door de duur van de maatregel in de algemene bepalingen op te nemen, wordt voorkomen dat overal waar een maatregel wordt genoemd steeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakt hier een algemene uitzondering op, door bij recidive de duur te verdubbelen.
Deze artikelen zijn identiek aan hetgeen hierover in de maatregelverordening Wwb is opgenomen.
Ten opzichte van de maatregelverordening Wwb zijn in deze bepaling geen gedragingen opgenomen die verband houden met het niet aanvaarden dan wel het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid. Dit houdt verband met het feit dat juist bij deze gedragingen de Ioaw en Ioaz de mogelijkheid biedt tot tijdelijke of blijvende (gedeeltelijke) weigering van de uitkering. De sanctie bij deze vorm van gedragingen is daarom in een apart hoofdstuk opgenomen.
In het tweede lid is uitwerking gegeven aan de binnen de Ioaw geboden mogelijkheid om ook bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering (gedeeltelijk) te weigeren.
In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de Ioaw en Ioaz biedt om de uitkering (geheel of gedeeltelijk) te weigeren volledig uitgewerkt.
Deze bepalingen zijn identiek aan de bepalingen binnen de maatregelverordening WIJ. Voor overname van deze bepalingen is gekozen, omdat zij in deze verordening beter zijn uitgewerkt, als het gaat om een maatregel bij zeer ernstige misdragingen, dan in de maatregelverordening Wwb.