Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunnik

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunnik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Bunnik/638071/CVDR638071_1.html
  2. Jeugdwet
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-02-202201-01-2021wijziging

08-12-2020

gmb-2022-52656

08-05-202009-02-2022nieuwe regeling

21-04-2020

gmb-2020-116065

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020

Burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik;

 

Gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020;

Overwegende dat het doel van deze beleidsregels is om richtlijnen te geven voor de toepassing van artikelen uit de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020, dat de beleidsregels als doel hebben om de besluitvorming door de gemeente te structureren en een schakel zijn tussen de wetgeving en de uitvoeringspraktijk, besluiten om onderstaande Beleidsregels vast te stellen.

Begripsbepalingen

 

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020

Begrippen die voorkomen en verklaard worden in de verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020, de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning worden niet in deze lijst verklaard.

 

Beleidsregel bij artikel 5 lid 2 van de Verordening

De website van de regio (www.zorgleverancierszou.nl) bevat een stappenplan en informatie over de verschillende vormen van jeugdhulp en de Wet maatschappelijke ondersteuning. De gemeente Bunnik hanteert de door regio ingestelde categorie indeling.

Beleidsregel bij artikel 6 en 7 van de Verordening:

De huisarts geeft in principe aan een jeugdige en/of zijn ouders aan dat hij zich moet wenden tot het Centrum voor Elkaar. De huisarts kan zelf verwijzen maar wordt geacht vooraf afstemming te zoeken met het Centrum voor Elkaar. Opdat de gemeente op de hoogte is van de vraag en samen met het gezin inhoud kan geven aan de coördinatie van Zorg in het streven te komen tot één gezin, één plan, één regisseur. Het opstellen van een persoonlijk plan, zoals genoemd in artikel 7 lid 2 van de Verordening maakt onderdeel uit van het proces om te komen tot één plan. De gemeente hecht er daarom belang aan dat bij het indienen van een aanvraag dit plan vanuit de jeugdige en gezin wordt aangeleverd. Echter het is geen uitsluitende voorwaarde om de aanvraag in behandeling te nemen.

 

Beleidsregel bij artikel 11 lid 1 sub a van de Verordening

Onder eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen valt ook gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk.

 

Gebruikelijke zorg is de normale dagelijkse zorg die ouders aan kinderen geacht worden hen te bieden.

 

Gebruikelijke zorg omvat:

Het door ouders aan kinderen bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en aan hen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden, nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Gebruikelijke zorg bij kinderen kan ook zorg omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomt. Het gaat dan om zorg die gebruikelijke zorg vervangt, zoals bijvoorbeeld sondevoeding in plaats van eten, of om zorg die in samenhang met reguliere zorg kan worden geboden, zoals het geven van medicijnen.

 

Gebruikelijke zorg omvat niet:

Permanent toezicht in de zin van onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen. Het gaat om toezicht dat geboden moet worden op basis van actieve observatie die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie van de inwoner vroegtijdig te signaleren, waardoor altijd tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige, gevaarlijke, (levens)bedreigende gezondheids-en/of gedragssituaties voor het kind kan worden voorkomen.

 

Beleidsregel bij artikel 11 lid 1 sub b en c van de Verordening

Onder algemene of andere voorzieningen valt het aanbod van diensten of activiteiten dat toegankelijk is, zonder voorafgaand uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, en dat is gericht op jeugdhulp.

 

Beleidsregel bij artikel 13 lid 1 sub b en c van de Verordening

De gemeente ondersteunt het maatschappelijk streven dat inwoners die kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) dit bewust doen en met de verantwoordelijkheden om kunnen gaan die aan het pgb verbonden zijn. De gemeente toetst hiertoe de volgende landelijke afgesproken 10 specifieke vaardigheden waarover een pgb-houder dient te beschikken. Dit zijn:

  • De aanvrager overziet zijn eigen situatie, dan wel die van de inwoner die om zorg vraagt, en de aanvrager heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag.

  • De aanvrager is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of hij weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden.

  • De aanvrager is in staat om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor de inwoner inzicht heeft in de bestedingen van het pgb.

  • De aanvrager is voldoende vaardig om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners.

  • De aanvrager is in staat om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen.

  • De aanvrager is in staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb.

  • De aanvrager kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is.

  • De aanvrager kan de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte.

  • De aanvrager is in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren.

  • De aanvrager heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.

Mocht het college van oordeel zijn dat de inwoner niet aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet of niet over de genoemde vaardigen beschikt, dan kan het college het pgb weigeren. Dit is een beslissing waar de inwoner bezwaar tegen kan maken.

De beschikking bevat de voorwaarden waaraan het pgb moet voldoen.

 

In figuur 1 is het procesverloop van de aanvraag en de toekenning van een pgb weergegeven.

 

 

 

Figuur 1: het proces van de aanvraag en de toekenning

 

Beleidsregels bij artikel 23 van de Verordening

In deze beleidsregels wordt het afwegingskader voor de toekenning van een maatwerkvoorziening op grond van artikel 23 van de Verordening verder uitgewerkt in verschillende hoofdstukken. In het eerste hoofdstukken zijn de algemene criteria voor maatvoorzieningen weergegeven. In de hoofdstukken twee tot en met acht worden het afwegingskader per product weergegeven.

 

1. Algemeen afwegingskader voor maatwerkvoorzieningen

 

Als een inwoner aanspraak maakt op ondersteuning op grond van de Wmo zal dit verzoek gewogen worden. Het gaat daarbij om een individuele en objectieve weging en de uitkomst kan daarom per situatie verschillen.

Een maatwerkvoorziening wordt geboden in aanvulling op eigen kracht, de inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van algemene voorzieningen. De noodzaak tot het bieden van een maatwerkvoorziening wordt samen met de inwoner onderzocht en vastgelegd in het ondersteuningsplan.

De gemeente weegt allereerst op basis van de algemene criteria van artikel 23 van de Verordening of ondersteuning via een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Om tot de juiste beoordeling te komen maakt de gemeente gebruik van een algemeen afwegingskader voor maatwerkvoorzieningen en voor bepaalde maatwerkvoorzieningen maakt de gemeente gebruik van specifieke leidraden. Het algemeen afwegingskader hieronder en de specifieke leidraden zijn onderdeel van deze beleidsregels.

Daarnaast maakt de gemeente gebruik van professionele consultatie en wint zij, indien noodzakelijk, advies in van experts. De aard, omvang, duur en eventuele andere specificaties van een maatwerkvoorziening worden daar waar nodig vastgesteld in overleg met aanbieders van aanvullende zorg/maatwerkvoorzieningen.

Bij de weging worden de volgende elementen betrokken:

 

 

Hieronder wordt het algemene afwegingskader nader uitgewerkt.

1.1 Eigen kracht en verantwoordelijkheid

Niet iedere beperking leidt tot verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem zoals bedoeld in de Wmo. En niet elke beperking van de zelfredzaamheid of participatie vraagt om overheidsondersteuning. Door eigen oplossingen in te zetten kan in veel gevallen een levenspatroon voortgezet worden dat als aanvaardbaar gezien kan worden. Dat zou anders kunnen zijn wanneer de beperkingen leiden tot problemen (op gebieden vallend onder de Wmo) die niet met eigen oplossingen of hulp van anderen kan worden opgelost. Om te kunnen bepalen of en welke ondersteuning nodig is, is zorgvuldig onderzoek noodzakelijk. Dat onderzoek richt zich op het geobjectiveerd vaststellen van beperkingen en het verlies van zelfredzaamheid en participatie dat hieruit voortkomt. Bij dat onderzoek wordt ook altijd de fysieke en sociale omgeving van de inwoner meegenomen.

1.2 Gebruikelijke hulp en algemeen gebruikelijke voorzieningen

Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten en die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel meer is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Het is de normale, dagelijkse hulp die partners of ouders, inwonende kinderen of andere volwassen huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid samen een huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden en voor elkaar.

Gebruikelijke hulp is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die samen een huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten.

Ondersteuning wordt als gebruikelijke hulp beschouwd:

  • 1.

    In kortdurende situaties (maximaal 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat ondersteuning daarna niet meer nodig zal zijn.

  • 2.

    In langdurige situaties;

    • bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek arts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes, etc.);

    • hulp bij overnemen van alle taken die bij een huishouden behoren zoals de thuisadministratie, het schoonhouden van het huis, et cetera;

    • het leren omgaan van derden (familie/vrienden/leerkracht etc.) met de inwoner;

    • ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

 

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:

• niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking, en;

• verkrijgbaar in de reguliere handel, en;

• behoort voor een inwoner zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon.

 

1.3 Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn laagdrempelig toegankelijk. Met de activiteit of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele inwoner (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. Onder een algemene voorziening valt het aanbod van diensten of activiteiten dat toegankelijk is, zonder voorafgaand uitgebreid onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, en dat is gericht maatschappelijke ondersteuning.

 

1.4 Aanvaardbaar niveau

Het streven is om de inwoner op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn van belang de situatie van betrokkene voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen en de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben.

Aanvaardbaar wil aan de andere kant zeggen, dat de inwoner zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De ondersteuning beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de inwoner noodzakelijk vindt in het kader van smaak. Of betekent niet per definitie dat hij alle hobby’s moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.

 

1.5 Ondersteuning door mantelzorgers en vrijwilligers

Wanneer verminderde zelfredzaamheid of een participatieprobleem (gedeeltelijk) kan worden opgelost door een mantelzorger of vrijwilliger, kan aanvullend daarop een algemene of maatwerkvoorziening nodig zijn. Indien noodzakelijk wordt bij het bepalen van de meest passende ondersteuningsvorm rekening gehouden met de belangen van de mantelzorger of vrijwilliger. Mantelzorg is een vorm van ondersteuning die niet afdwingbaar is door de gemeente.

 

1.6 Afstemmen op andere voorzieningen

Voorliggend op en rakend aan de Wmo zijn onder andere de volgende voorzieningen:

  • Zorgverzekeringswet (Zvw)

  • Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV).

  • Wet Passend Onderwijs

  • Jeugdwet

  • Ziektewet

  • Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

  • Wajong

  • Participatiewet

  • Wet langdurige zorg (Wlz)

 

1.7 Goedkoopst compenserende voorziening

Bij een maatwerkvoorziening wordt gekozen voor de, naar objectieve maatstaven, goedkoopst compenserende voorziening. Indien een inwoner een duurdere voorziening wil (die eveneens compenserend is) komen de meerkosten voor rekening van de inwoner. Bij dit alles wordt rekening gehouden met de (te verwachten) gebruiksduur en intensiteit van het gebruik van de maatwerkvoorziening.

 

1.8 Hoofdverblijf

Een algemene of maatwerkvoorziening wordt verstrekt door de gemeente waarin de inwoner volgens de basisregistratie personen (BRP) het hoofdverblijf heeft. Behalve de woning van de inwoner komen er in principe geen andere panden in aanmerking voor aanpassingen. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als dit voor een passende bijdrage aan zelfredzaamheid en participatie noodzakelijk is in een individuele situatie. In dat geval wordt een bezoekbaar niveau als voldoende beoordeeld. Daarmee wordt bedoeld, het kunnen bereiken en gebruiken van de woonkamer en het toilet.

Dat betekent dat de inwoner zijn hoofdverblijf in de gemeente Bunnik moet hebben en dat de inwoner dus meer dan de helft van het jaar in Bunnik verblijft. Het hoofdverblijf is een verblijfplaats die voor permanente bewoning geschikt is en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van de inwoner.

 

1.9 Producten

De producten huishoudelijke hulp, begeleiding en dagbesteding (inclusief vervoer van en naar de dagbesteding), kortdurend verblijf en persoonlijke verzorging heeft de gemeente gecontracteerd. Informatie en een stappenplan over deze verschillende vormen van jeugdhulp en de Wet maatschappelijke ondersteuning is te vinden op de website van de regio (www.zorgleverancierszou.nl). Het afwegingskader voor deze producten wordt in de hoofdstukken twee tot en met vijf kort aangestipt. Maatwerkvoorzieningen op het gebied van wonen, verplaatsen in en om de woning en vervoer per vervoermiddel (niet zijnde naar de dagbesteding) zijn in de hoofdstukken zes, zeven en acht verder uitgewerkt.

 

2. Huishoudelijk hulp

 

Als voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke zorg binnen het huishouden, de mogelijke inzet van mantelzorg en andere vormen van hulp niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal de gemeente een maatwerk voorziening huishoudelijke hulp inzetten.

2.1 Onder het voeren van een huishouden wordt verstaan:

1. De regie kunnen voeren over een zelfstandig huishouden;

2. a) Het schoonmaken van het huis, zodat het schoon en leefbaar is;

b) Het doen van de was, zodat er schone, draagbare en doelmatige kleding voorhanden is.

 

2.1.1 Onder regie voeren over een zelfstandig huishouden wordt verstaan:

Iemand is instaat zelf inzicht te hebben in de noodzakelijke uitvoering van de werkzaamheden die nodig zijn om te komen tot een schoon en leefbaar huis.

 

2.1.2. a. Onder schoonmaken van het huis wordt verstaan:

Tot het schoonmaken van het huis behoort het zware en lichte huishoudelijk werk. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van de badkamer, keuken, toilet, het dweilen van vloeren en verder schoon en opgeruimd houden van de ruimten die bewoond worden voor dagelijks gebruik.

Het gaat om ruimten die op het niveau van sociale woningbouw voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Het niveau van sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen.

 

2.1.2. b. Onder het doen van de was wordt verstaan:

De dagelijkse kleding en linnengoed moet met enige regelmaat gereinigd worden. Dit betekent uitsluitend de normale kleding en linnengoed voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding en linnengoed gestreken wordt. Met het kopen van kleiding kan hier rekening mee worden gehouden. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de algemeen gebruikelijke moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger. Opdat de wassen en drogen op een efficiënte wijze tijdens andere (huishoudelijke) activiteiten verricht kan worden.

 

2.2 Onder voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen wordt verstaan:

Bijvoorbeeld:

  • Een algemene voorziening voor het verkrijgen van hulp bij het huishouden voor licht en zware schoonmaakactiviteiten;

  • Een glazenwasser voor ramen aan de buitenkant;

  • Boodschappenservice (waaronder boodschappen bestellen via internet) of met hulp van vrijwilliger of mantelzorger;

  • Maaltijdvoorziening, maaltijdservices, open eettafels of kant en klare maaltijden;

  • Aanschaf van een droogtrommel;

  • Een tuinman;

  • Een hondenuitlaat-service;

  • Wasservice voor kleding en linnengoed.

De lijst is niet limitatief.

 

3. Begeleiding en dagbesteding (inclusief vervoer naar de dagbesteding)

 

Begeleiding kan nodig zijn voor inwoners met beperkingen op één of meer van de volgende zes terreinen:

  • ondersteunen bij en opbouwen van sociaal netwerk van de inwoner;

  • ondersteunen van de thuisadministratie;

  • ondersteuning bij arbeidsparticipatie/dagbesteding;

  • ondersteuning bij zelfzorg;

  • persoonlijk functioneren;

  • mantelzorgondersteuning.

 

4. Kortdurend verblijf

 

Om in aanmerking te komen voor de voorziening kortdurend verblijf moet worden voldaan aan alle hieronder genoemde voorwaarden:

  • de inwoner heeft een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;

  • de inwoner is gezien de zorgbehoefte aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht;

  • de inwoner is hierop gedurende maximaal drie etmalen per week aangewezen;

  • de ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de inwoner levert is noodzakelijk.

Permanent toezicht houdt in:

  • toezicht op regelmatige en onregelmatige momenten, zodat de zorgverlening goed kan inspelen op de (frequent voorkomende) al dan niet geëxpliciteerde zorgvraag;

  • toezicht die geboden wordt op basis van actieve observatie, die als doel heeft dreigende ontsporing in het gedrag of de gezondheidssituatie vroegtijdig te signaleren, waardoor tijdig ingegrepen kan worden en escalatie van onveilige/gevaarlijke/ (levens)bedreigende gezondheids- en/of gedragssituaties voor de inwoner kan worden voorkomen.

 

Permanent toezicht omvat altijd boven-gebruikelijk toezicht.

Permanent toezicht kan verschillende aangrijpingspunten hebben en verschillen in intensiteit.

 

5. Persoonlijke verzorging

 

Het gaat bij persoonlijke verzorging op grond van de Wmo niet om het daadwerkelijk wassen en aankleden van de inwoner, maar om de begeleiding hierbij. Het daadwerkelijk wassen valt immers onder de Ziektewet of Wet langdurige zorg. Een maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging kan worden toegekend als de volgende criteria van toepassing zijn:

  • wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding;

  • er is geen behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop.

 

6. Afwegingskader wonen

6.1 Afwegingskader wonen

Voorzieningen kunnen alleen worden toegekend voor het hoofdverblijf.

 

6.1.1 Uitsluiting voor bijzondere woonvormen

Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. Bijzondere woonvormen waarvoor er via de Wmo geen compensatieplicht geldt, zijn:

  • hotels;

  • pensions;

  • trekkerswoonwagens;

  • kloosters;

  • tweede woningen;

  • vakantiewoningen;

  • recreatiewoningen;

  • kamerverhuur;

  • op gehandicapten of ouderen gerichte woongebouwen.

Deze uitsluitingen betreffen woonvormen die niet als hoofdwoning dienstdoen en die niet permanent bewoond worden. Natuurlijk kunnen bewoners van dergelijke woningen wel bij de gemeente terecht voor advies en informatie.

 

6.1.2 Oorzaak van het probleem

Het college onderzoekt hoe het probleem is ontstaan. In ieder geval wordt onderzocht: in welke mate de nu ontstane problemen voorzienbaar zijn geweest? Bij het beoordelen van de noodzaak tot verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt meegewogen dat de ontstane problemen voorzienbaar waren. Meegewogen wordt of de inwoner zelf het risico heeft afgewogen dat zijn woning (in de afzienbare toekomst) niet geschikt zou zijn en er naar gehandeld.

In verband hiermee wordt er onder andere gekeken naar de volgende aspecten:

  • De in de woning gebruikte materialen

  • De eigenaar van de woning is verantwoordelijk voor de in de woning gebruikte materialen. Als hieruit problemen voortkomen dan dient de inwoner zich te wenden tot de woningeigenaar.

  • Verhuizing naar een ongeschikte woning

  • Er zijn situaties waarin de inwoner verhuist van een aangepaste en/of geschikte woning naar een woning die minder of helemaal niet is aangepast/geschikt. Dit is een verhuizing van een geschikte naar een niet geschikte woning. De gemeente heeft alleen een verantwoordelijkheid voor het aanpassen van de woning als er voor deze verhuizing een belangrijke reden bestaat en van de inwoner niet verwacht mag worden dat hij zelfredzaam is in het oplossen van het probleem.

  • Ook als iemand met (dreigende) beperkingen verhuist vanuit een voor hem ongeschikt huis, dan verwacht de gemeente dat hij deze gelegenheid aangrijpt om naar een geschikte woning te verhuizen. Hierbij wordt ook van de inwoner verwacht dat hij rekening houdt met de toekomst.

  • Het staat iedereen vrij om een andere woning uit te kiezen. Het college zal bij de aanvraag van woonvoorzieningen echter altijd overwegen in hoeverre de inwoner met de ontstane problemen rekening had kunnen houden bij de woonkeuze.

 

6.1.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Onderzocht wordt in hoeverre eigen oplossingen kunnen leiden tot een oplossing voor het probleem. Hierbij wordt ook overwogen of er volstaan kan worden met voorzieningen die relatief goedkoop en/of algemeen gebruikelijk zijn en waarvoor geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Als algemeen gebruikelijk wordt in dit verband beschouwd onder meer:

  • het aanbrengen van beugels en handgrepen;

  • het laten plaatsen van een verhoogd toilet.

  • het aanschaffen van een toiletverhoger;

  • het aanschaffen van een toiletstoel;

  • het aanschaffen van een eenvoudige niet kantelbare douchestoel;

  • het laten aanleggen van eenvoudige drempelhulpen;

  • tweede (trap)leuningen.

 

6.1.4 Verhuizen

Onderzocht wordt in hoeverre verhuizen een duurzame, adequate oplossing biedt. Hierbij zullen de volgende aspecten worden meegenomen:

  • de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de inwoner;

  • de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de gemeente;

  • de termijn waarop een geschikte woning kan worden gevonden;

  • argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg.

 

6.2 Maatwerkvoorzieningen wonen 6.2.1 Roerende woonvoorzieningen

De veel gebruikte roerende woonvoorzieningen zijn over het algemeen tegen redelijke prijzen verkrijgbaar bij (thuiszorg)winkels en via internet. Als de inwoner de voorziening via de eigen bijdrage uiteindelijk helemaal zelf betaalt, dan is hij misschien sneller en/of goedkoper geholpen met een zelf aangeschafte voorziening. De keus is aan de inwoner.

 

6.2.2 Complexere onroerende woonvoorzieningen

In deze paragraaf wordt een aantal voorbeelden gegeven van bouwkundige aanpassingen, zonder daarmee een uitputtende lijst te geven.

Een bouwkundige aanpassing of woon-technische ingreep aan een woonruimte wordt toegekend aan de inwoner. De gemeente kan, in het geval er sprake is van een huurwoning, ervoor kiezen om de kosten voor de voorziening direct aan de eigenaar uit te betalen. De beschikking wordt verstuurd aan de inwoner met een afschrift aan de woningeigenaar.

Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning wordt altijd een programma van eisen opgesteld. Zo nodig worden meerdere offertes opgevraagd.

 

In de keuken

Aanpassingen in de keuken zijn mogelijk als sprake is van beperkingen bij het uitvoeren van keukenactiviteiten waarvoor de inwoner grotendeels verantwoordelijk is.

 

Aan de trap

Als iemand vraagt om zijn beperkingen in het traplopen op te lossen, dan wordt gekeken naar de mate van normaal gebruik van de woning. Als er geen mogelijkheden zijn om anders gebruik te maken van de gebruiksruimtes worden alternatieven overwogen zoals bijvoorbeeld een traplift, easystep of een tweede leuning.

Indien de gemeente een regeling heeft getroffen of contract heeft gesloten voor de levering van trapliften, wordt de traplift in natura en in bruikleen verstrekt conform het contract met de trapliftleverancier.

Als de inwoner voor een pgb kiest moet de inwoner een drietal offertes overleggen om de hoogte van het pgb te kunnen vaststellen. Waarbij artikel 26 lid 1 van de Verordening in acht genomen wordt en rekening gehouden wordt met tarieven voor aanschaf en onderhoud in eventuele contracten met leveranciers van de gemeente.

Indien de gemeente geen regeling of contract heeft gesloten wordt de aanschaf van een traplift met behulp van een financiële tegemoetkoming mogelijk gemaakt. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

De inwoner betaalt in alle situaties een bijdrage zoals genoemd in artikel 27 van de Verordening.

 

Van het toilet

Het aanpassen van het toilet bestaat voornamelijk uit het opheffen van beperkingen in gebruik en toegankelijkheid van het toilet.

Een zogenaamde spoel/föhn installatie, bedoeld voor mensen die niet in staat zijn zichzelf te reinigen na de toiletgang, kan worden verstrekt.

Een tweede toilet, bijvoorbeeld op de bovenverdieping, wordt in principe niet verstrekt. Er is een uitzondering hierop mogelijk in het geval dat:

  • Een losse toiletstoel of chemisch toilet niet geleegd en/of schoongemaakt kan worden door de inwoner, een huisgenoot, vrijwilliger of hulpverlener en;

  • De gang naar beneden, voornamelijk in de nacht, niet of niet op tijd mogelijk is.

 

Aan de natte cel

Met de natte cel wordt bedoeld de ruimte in de woning waar iemand zich wast, doucht en eventueel naar het toilet kan: de badkamer. Ook hier worden aanpassingen aangebracht om eventuele beperkingen in het gebruik en de toegankelijkheid mogelijk te maken.

 

Bereikbaarheid/toegankelijkheid/bezoekbaarheid van de woning

Mogelijke aanpassingen zijn:

  • verbreden van toegangsdeuren en -paden;

  • aanbrengen van automatische deuropeners;

  • aanbrengen van drempelhulpen;

  • verwijderen van drempels;

  • bereikbaar maken van tuin of balkon.

 

Aanbouw

Het college besluit vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties.

Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning, zal de gemeente allereerst beoordelen wat iemands eigen mogelijkheden zijn. Ook zal er gekeken worden of het verhuizen naar een geschikte woning een oplossing kan bieden.

 

Terras

Als de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, dan moet de grootte in overleg met de inwoner bepaald worden.

 

Mogelijk te vergoeden kosten

De kosten voor woningaanpassingen die meewegen bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming en getoetst worden op goedkoopst compenserend, zijn:

  • de aanneemsom;

  • de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten;

  • het architectenhonorarium;

  • de kosten voor het toezicht op de uitvoering;

  • de leges;

  • de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • renteverlies;

  • de prijs van bouwrijpe grond;

  • de door de gemeente (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet waren te voorzien;

  • de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen;

  • de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

  • de administratiekosten die de verhuurder maakt.

 

Uitrustingsniveau op het niveau van sociale woningbouw

Bij de toekenning van voorzieningen wordt uitgegaan van het niveau van sociale woningbouw. Het hiervoor geldende niveau is vastgelegd in het “Bouwbesluit 2012”.

 

Vergoeding woonwagens

Als de technische levensduur van een woonwagen minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, moet in overleg met de inwoner bepaald worden hoeveel de vergoeding voor bouwkundige en niet-bouwkundige woonvoorzieningen en verwijdering van in bruikleen verstrekte voorzieningen bedraagt en hoe zich dat verhoudt tot de economische waarde van de woonwagen. Waarbij verhuizen de voorliggende optie is.

 

Opstalverzekering

De gemeente eist dat de eigenaar van de woning bij het vergroten van de woning zelf zorgt voor de aanpassing van de opstalverzekering.

 

Gereedmelding woningaanpassing

Een woningaanpassing, niet zijnde het aanbrengen van een traplift, moet binnen een bij de situatie passende redelijke termijn na het verlenen van de voorziening gereed zijn. Als niet aan de termijn wordt voldaan, kan het college besluiten om het besluit tot toekenning van de voorziening in te trekken. Als de voorziening gereed is, moet er door de inwoner aan de gemeente een schriftelijke gereedmelding worden overlegd.

 

6.2.3 Verwijderen van voorzieningen

Voorzieningen worden zo min mogelijk verwijderd. Als het onontkoombaar is om een voorziening te verwijderen zijn de kosten van het verwijderen voor de gebruiker van de voorziening. De gemeente is niet verantwoordelijk voor de kosten van het verwijderen hiervan.

6.2.4 Voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten

Voorzieningen in gemeenschappelijke ruimtes worden alleen aangebracht als er geen nadelige invloed is van extreme slijtage door weer en wind of vandalisme. Ook wordt er een zorgvuldige afweging gemaakt bij het aanbrengen van de voorziening of de voorziening geen belemmeringen oplevert voor het gebruik van de gemeenschappelijke ruimte voor medebewoners.

 

6.2.5 Verhuiskostenvergoeding

Iemand die vanwege zijn beperkingen moet verhuizen, kan in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding, huurderving en het bezoekbaar maken van een woonruimte in de vorm van een pgb. De hoogte is afhankelijk van de individuele situatie en komt in het gesprek tussen de inwoner en de gemeente aan de orde. Komt de vergoeding boven de Nibud-richtlijn uit dat is er een extra besluit van de gemeente nodig.

Een verhuiskostenvergoeding dient als alternatief als het bijdraagt aan de goedkoopste en meeste compenserende oplossing voor de inwoner.

Een verzoek om een verhuiskostenvergoeding wordt in de volgende gevallen afgewezen:

  • Algemeen gebruikelijk. Een verhuiskostenvergoeding wordt alleen toegekend als de verhuizing voor de inwoner in kwestie, in zijn specifieke situatie, niet algemeen gebruikelijk is. In de volgende situaties kan een verhuizing bijvoorbeeld algemeen gebruikelijk zijn:

    • jongeren die op zichzelf gaan wonen;

    • jonge gezinnen die groter gaan wonen;

    • ouderen die naar een kleinere woning of seniorenwoning verhuizen;

    • bewoners van een Wlz-instelling die op een zeker moment zelfstandig gaan wonen.

  • Geen onverwacht optredende noodzaak.

  • Verhuizing naar een niet zelfstandige woonruimte.

  • Verhuizing heeft al plaatsgevonden.

 

De gemeente kan een verzoek om tegemoetkoming in de kosten van huurderving overwegen onder de volgende voorwaarde:

  • De periode van huurderving is maximaal 6 maanden waarbij de eerste maand voor rekening is voor de inwoner.

 

Bij verhuizing komt de inwoner niet in aanmerking voor een saneringsvergoeding. Bij een verhuizing is het immers gebruikelijk dat iemand zijn woning opnieuw inricht en stoffeert. Hierbij kan de inwoner alvast rekening houden met zijn klachten.

6.3 Woningaanpassing voor Mantelzorg

Ook bij mantelzorgers die helpen bij de verzorging van de inwoner, kan er sprake zijn van problemen. Dit is dan het gevolg van de zorgtaak van de mantelzorger, waardoor de mantelzorger (te) zwaar belast wordt. In zo’n geval kan compensatie ook een optie zijn. Een tillift is een duidelijk voorbeeld van een hulpmiddel waarbij de mantelzorger veel baat heeft.

 

7. Afwegingskader verplaatsen in en om de woning

 

Hulpmiddelen kunnen ook nodig zijn om problemen op te lossen bij het verplaatsen in en om de woning. Deze kunnen door de gemeente verstrekt worden, maar er zijn ook veel hulpmiddelen die particulier aangeschaft kunnen worden. In het kader van het verplaatsen in en om de woning gaat het om een rolstoel die iemand nodig heeft voor dagelijks zittend gebruik in en om de woning.

 

7.1 Algemene zaken rondom verplaatsen in en om de woning 7.1.1 Aanschaf hulpmiddel vóór de aanvraag

Als iemand al een voorziening heeft aangeschaft voordat daarvoor een aanvraag voor hulpmiddel is ingediend dan kan de gemeente meestal de situatie voorafgaand aan de aanpassing niet goed meer beoordelen. Als bij de beoordeling van de aanvraag niet meer is vast te stellen of de voorziening noodzakelijk was, dan wordt de aanvraag afgewezen. De bewijslast hierbij ligt bij de inwoner.

 

7.1.2 Aanvraag voor een al verstrekt hulpmiddel

Een aanvraag voor een voorziening die eerder is verstrekt en waarvan de afschrijvingstermijn nog niet voorbij is wordt afgewezen. Dit geldt niet indien de voorziening buiten de schuld van de inwoner niet meer functioneert.

7.1.3 Afschrijvingstermijnen van hulpmiddelen

De gemeente houdt de volgende afschrijvingstermijnen aan voor de verstrekte voorzieningen:

  • rolstoelen, vervoermiddelen en roerende woonvoorzieningen: 7 jaar;

  • niet-roerende woningvoorzieningen: 10 jaar.

De afschrijvingstermijnen worden zowel bij voorzieningen in natura als bij voorzieningen die in de vorm van een pgb zijn verstrekt toegepast. Voorzieningen waarvan de afschrijvingstermijn is verstreken, maar die nog goed functioneren, worden niet vervangen.

 

7.1.4 Het gebruik van hulpmiddelen

Soms blijken reparaties aan hulpmiddelen nodig. De kosten van reparaties die nodig zijn door onzorgvuldig gebruik of grove nalatigheid van de inwoner worden verhaald op de inwoner.

Als dit zich vaker voordoet bij dezelfde inwoner, dan krijgt deze een waarschuwing voor het terugnemen van de voorziening. Ook als iemand een pgb heeft, kan de gemeente op deze manier ingrijpen.

 

8. Afwegingskader vervoer per vervoermiddel

 

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Daarbij geldt een straal tot 20 kilometer rond de woning.

Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. Hiermee kan de inwoner ook sociale contacten, het hebben en onderhouden van contacten met medemensen aangaan en behouden en het deelnemen nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Op grond van de Wmo verstrekt het college uitsluitend vervoersvoorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen binnen de straal van 20 km rond de woning. Dit betekent dat aan de aanwezigheid van voor de betrokkene belangrijke bovenregionale contacten op zichzelf geen, dan wel slechts in bijzondere situaties een beslissende betekenis toekomt, omdat daarvoor Valys de voorliggende voorziening is.

 

8.1 Afwegingskader vervoer en voorliggende voorzieningen

Afgewogen wordt of de inwoner nog met het openbaar vervoer kan reizen. Inwoners met een beperking kunnen een OV-begeleiderskaart gebruiken om een begeleider gratis in het openbaar vervoer mee te nemen. Primair is de inwoner (of zijn vertegenwoordiger) zelf verantwoordelijk voor het vinden van oplossingen voor het begeleidingsvraagstuk bij vervoer.

Voor het oplossen van vervoersproblemen zijn er diverse voorliggende en gebruikelijke oplossingen:

  • taxivervoer of vervoer via familie, vrienden en/of vrijwilligers;

  • fiets met lage instap en/of hulpmotor;

  • tandem.

Deze voorzieningen komen niet voor vergoeding in aanmerking. Regiotaxi is een collectief vervoerssysteem voor deur-tot-deurvervoer en is door iedere inwoner tegen betaling te gebruiken. Het is daarom een algemene voorziening.

 

8.2 Maatwerkvoorzieningen vervoer

Voor vervoer bestaan de volgende maatwerkvoorzieningen

  • korting op collectief taxivervoer;

  • individueel taxivervoer of gebruik van eigen auto;

  • een aangepast vervoermiddel.

 

8.2.1 Collectief vervoer met Regiotaxi

Als iemand vanwege zijn beperkingen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer kan er een korting op het openbaar vervoerstarief voor regiotaxi worden toegepast en voor deze inwoners kost de regiotaxi € 0,24 per kilometer, plus per rit een opstaptarief van 4 kilometer van € 0,24 (prijspeil 2021). Hieraan is een maximum verbonden van 2500 kilometer per jaar.

 

8.2.2 Individueel vervoer met Regiotaxi

Regiotaxi Utrecht biedt de mogelijkheid voor “individueel vervoer”. Dit houdt in dat gemeente een Wmo geïndiceerde pashouder een indicatie kan verstrekken voor “individueel vervoer” op medische indicatie of andere zwaarwegende redenen. De ritten van deze Wmo pashouders met een indicatie “individueel vervoer” mogen niet gecombineerd worden met andere reizigers c.q. ritten. Daarnaast geldt dat er bij Wmo pashouders “individueel vervoer” ook nog specifiek kan worden gevraagd om vervoer met een “taxi” of “taxibus”. De extra kosten voor “individueel vervoer” komen voor rekening van de gemeente. De ritprijs voor het individueel vervoer is voor de Wmo-geïndiceerde gelijk aan de ritprijs van het “normale” collectief vervoer.

Bij de Regiotaxi kan begeleiding worden geïndiceerd. Dit betekent dat er kosteloos een begeleider mee moet reizen. In dit geval mag een inwoner niet meer alleen met de Regiotaxi reizen.

De inwoner kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in plaats van de Regiotaxi voor individueel vervoer, hieronder valt het gebruik van de eigen auto of een individuele taxi. De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de bijdrage die de gemeente betaalt voor het gebruik van de Regiotaxi en bedraagt voor 2021: 2500 x € 0,24 = € 600,=. Conform artikel 26 lid 2 van de verordening is dat maximaal 1500 km per jaar.

 

8.2.3 Vervoermiddelen

a.Scootmobiel

Een scootmobiel compenseert een mobiliteitsprobleem in de directe woonomgeving en voor middellange afstanden. Een scootmobielen wordt verstrekt voor vervoersbestemmingen voor korte afstanden die men anders te voet of met de fiets (niet zijnde elektrisch aangedreven) aflegt. Dit het vervoersgebied waarvoor het collectief vervoer niet of onvoldoende geschikt is.

 

Bij de afweging of een scootmobiel een geschikte maatwerkvoorziening is worden de volgende zaken in overweging genomen:

De inwoner kan:

  • zelfstandig op en van de scootmobiel stappen;

  • enkele meters zelfstandig, zonder loophulpmiddel lopen;

  • scootmobiel op een adequate wijze (technisch) bedienen;

  • zelfstandig en veilig deelnemen aan het verkeer op de openbare weg op basis van voldoende verkeersinzichten.

 

b. Stalling scootmobiel

Als er geen stallingmogelijkheid voor de scootmobiel is met een elektriciteitspunt voor het opladen van de accu’s, komen ook de kosten van de aanleg van een stalling of elektriciteitspunt mogelijk voor vergoeding in aanmerking. Als deze kosten erg hoog zijn, kunnen andere vervoersvoorzieningen overwogen worden.

 

c. (Elektrische) Handbike

Ook een handbike kan gebruikt worden voor afstanden die normaal met de fiets afgelegd zouden worden.

 

d. Sportrolstoelen

Sportrolstoelen en aangepaste sportvoorzieningen worden niet in natura verstrekt. De gemeente biedt in voorkomende gevallen een pgb aan van de aanschaf daarvan. De inwoner krijgt dit pgb alleen wanneer hij kan aantonen dat hij:

  • de sport beoefent waarvoor de voorziening is aangevraagd;

  • actief lid is van een sportvereniging;

  • zonder de sportrolstoel of de aangepaste sportvoorziening niet kan sporten door zijn beperkingen.

De afschrijvingstermijn voor een sportrolstoel is 3 jaar.

 

Beleidsregel bij artikel 25 van de Verordening

De aanvullende criteria aangaande pgb zoals uitgewerkt in de beleidsregel bij artikel 11 zijn ook van toepassing op artikel 25 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020.

 

Beleidsregel bij artikel 27 van de Verordening

De wettelijk vastgestelde eigen bijdrage geldt bij de Wmo-voorzieningen:

  • Hulp bij het huishouden

  • Begeleiding

  • Dagbesteding

  • Kortdurend verblijf

  • Vervoermiddel

  • Woonvoorziening

  • Aangepaste sportvoorziening

  • Collectief vervoer*

  • Beschermd wonen**

 

Er geldt geen eigen bijdrage bij de Wmo-voorzieningen:

  • Rolstoelvoorziening

  • Vervoerskostenvergoeding

  • Verhuiskostenvergoeding

  • Een collectieve voorziening

 

* Voor collectief vervoer betaalt een inwoner een eigen bijdrage per rit aan de chauffeur van de regiotaxi.

** Voor beschermd wonen betaalt een inwoner dezelfde bijdrage als in de Wlz.

 

Uitzondering: In specifieke situaties heeft het belang om als inwoner niet in een sociaal isolement te raken en heeft het belang om te kunnen participeren in de samenleving een hogere prioriteit dan het opleggen van de eigen bijdrage Wmo. De gemeente kan in dergelijke uitzonderlijke gevallen besluiten om een inwoner vrij te stellen van de verplichte eigen bijdrage.

 

Slotbepalingen

  • Deze beleidsregels zijn vastgesteld bij besluit van 21 april 2020.

 

  • De beleidsregels jeugdhulp vastgesteld op 15 mei 2018 en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning vastgesteld op 17 februari 2015 worden ingetrokken.

 

  • De citeertitel van deze beleidsregels is Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Bunnik 2020.

 

Aldus besloten op 21 april 2020

 

 

 

 

 

Ondertekening

De secretaris De burgemeester

Dhr. mr. G. Veenhof Dhr. R. van Bennekom