Aanwijzingsbesluit cameratoezicht Burgemeester in ‘t Veldpark

De burgemeester van Zaanstad;

overwegende:

dat de

• •

  burgemeester overeenkomstig artikel 151 c van de Gemeentewet en artikel 2.77 van de Algemene Plaatselijke Verordening kan besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats in het kader van de handhaving van de openbare orde;

• •

  dat uit de bestuurlijke rapportage van de politie van 1 april 2020 blijkt dat:

  • °

    artikel 2.2 van de Noodverordening COVID-19, afgegeven op donderdag 26 maart 2020 door de voorzitter van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, regelmatig wordt overtreden door een groep die zich ophoudt binnen het Burgemeester in ’t Veldpark te Zaandam en daarmee sprake is van een verhoogd besmettingsrisico;

  • °

    de overtredingen worden begaan door een groep die voor een groot deel bestaat uit personen bekend staan als zorgmijders, al dan niet met een verslaging aan alcoholhoudende drank en/of drugs;

  • °

    de persoonlijke hygiëne onder meerdere personen binnen deze groep erg laag is en het daarnaast aannemelijk is dat door hun leefgewoontes hun gezondheid niet goed is, waardoor er sprake is van een verhoogd besmettingsgevaar binnen deze groep en daarmee ook voor andere inwoners van Zaanstad.

• •

  dat politie en handhaving dagelijks in het betreffende gebied aanwezig zijn en de betreffende personen uit de groep meerdere keren hebben gewaarschuwd en geverbaliseerd, maar de groep blijft samenkomen en de overtredingen blijven plaatsvinden;

• •

  dat artikel 2.2 van de Noodverordening COVID-19, afgegeven op donderdag 26 maart 2020 door de voorzitter van de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland, nog in ieder geval tot en met 19 mei van kracht zal zijn;

• •

  dat er sinds 3 april cameratoezicht actief is in het gebied en dit een wezenlijke bijdrage levert aan het voorkomen van overtredingen en het houden van toezicht in het gebied;

• •

  dat het cameratoezicht in het hierna genoemde gebied voldoet aan de eisen die artikel 151c van de Gemeentewet stelt aan het instellen van cameratoezicht (bijvoorbeeld kenbaarheid van cameratoezicht, proportionaliteit, subsidiariteit);

• •

  dat de belangen van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden en van strafbare feiten in het onderhavige geval zwaarder wegen dan het individuele belang van de eventuele inperking op persoonsniveau (bescherming van de persoonlijke levenssfeer);

• •

  dat de duur van de aanwijzing en de omvang van het gebied proportioneel zijn in relatie tot het beoogde legitieme doel;

• •

  dat overige maatregelen, zoals het fysieke toezicht en het waarschuwen en verbaliseren, in het bewuste gebied zijn getroffen onvoldoende effect sorteren.

Gelet op het bepaalde in artikel 151 c van de Gemeentewet en artikel 2.77 van de APV.