Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lisse

De verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLisse
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDe verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse
Citeertitelverordening baatbelasting Achterweg-Zuid e.o.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Voorstel is in eigen organisatie (fysiek of digitaal) terug te vinden onder Verordening baatbelasting Achterweg en tekening verordening baatbelasting Achterweg, www.lisse.nl 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 222 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200505-04-2019nieuwe regeling

26-05-2005

De Lisser, 01-06-2005

Verordening baatbelasting Achterweg en tekening verordening baatbelasting Achterweg

Tekst van de regeling

Intitulé

De verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse

De raad van de gemeente Lisse;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 mei 2005, nr 2859;

gelet op het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de:

De verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. te Lisse

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      onroerende zaak:

      • 1.

        een gebouwd eigendom;

      • 2.

        een ongebouwd eigendom;

      • 3.

        een appartement;

      • 4.

        een samenstel van twee of meer van de in onderdeel 1, onderdeel 2 of onderdeel 3 bedoelde aaneengebouwde of aangrenzende eigendommen of appartementen, voor zover ter zake van die eigendommen of appartementen een zelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt aangemerkt als belastingplichtige;

    • b.

      gebate gebied: de gebieden binnen de blauwe omlijning aangeduid op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart (Bijlage 1);

    • c.

      bestemmingsplan: ‘Voorschriften bestemmingsplan LANDELIJK GEBIED 2002’ zoals vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 2 oktober 2003;

    • d.

      bestemming: de bestemming zoals genoemd in het bestemmingsplan;

    • e.

      vrijstelling: een besluit zoals bedoeld in artikel 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

    • f.

      appartement: gedeelte van een gebouw met toebehoren en de daarbij behorende grond met toebehoren dat in een splitsing in appartementsrechten als bedoeld in artikel 5:106 BW is betrokken, waarop een appartementsrecht als bedoeld in voornoemd artikel is gevestigd;

    • g.

      gemeenschappelijke ruimte: dat gedeelte van een gebouw zoals bedoeld in onderdeel f, waarvoor geldt dat zij ingevolge de akte van splitsing niet is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • h.

      een gebate onroerende zaak: een onroerende zaak die ingevolge het bestemmingsplan of middels vrijstelling op de in artikel 2, eerste lid genoemde peildatum is aangewezen voor de bestemming: ADla(z), ADla, TC(z), TC, TCta, ADhe(z), Adhe of Ab(b) en die is gelegen binnen de blauwe omlijning op de bij de verordening behorende en gewaarmerkte kaart (Bijlage 1);

    • i.

      bebouwde oppervlakte: de oppervlakte voorzien van gebouwen.

  • 2.

    Indien in deze verordening begrippen worden gehanteerd welke ook voorkomen in het bestemmingsplan, gelden de begripsvoorschriften zoals opgenomen in de voorschriften van het bestemmingsplan, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'baatbelasting Achterweg-Zuid e.o.' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Lisse en binnen het door de blauwe omlijning aangegeven gebate gebied zoals aangeduid op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2005 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorzieningen zijn op de bij de verordening behorende kaart in de kleur geel aangegeven en omvatten:

    • a.

      groenvoorzieningen, alsmede de sierende elementen welke rechtstreeks voortvloeien uit een juiste uitvoering van een verzorgend bestemmingsplan;

    • b.

      wegen, trottoirs, voet- en rijwielpaden;

    • c.

      straatmeubilair, voorzieningen t.b.v. het verkeer, en andere rechtstreeks met de aanleg in inrichting van deze voorzieningen en kunstwerken verband houdende werken, zoals het verleggen van kabels en leidingen;

    • d.

      openbare verlichting en brandkranen met de nodige aansluitingen;

    • e.

      waterhuishoudkundige voorzieningen, met inbegrip van drainage voorzieningen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die van een gebate onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Heffingsmaatstaf

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de volgende maatstaven:

    • a

      de gecorrigeerde bebouwbare oppervlakte van een gebate onroerende zaak; dan wel

    • b

      indien de bebouwde oppervlakte groter is dan de bebouwbare oppervlakte, de gecorrigeerde bebouwde oppervlakte van een gebate onroerende zaak; zulks met inachtneming van het bepaalde in de navolgende artikelleden.

  • 2.

    Voor een gebate onroerende zaak, niet zijnde een appartement of samenstel van appartementen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder a, wordt verstaan onder:

    • a

      bebouwbare oppervlakte: de oppervlakte van het bouwvlak van de gebate onroerende zaak volgens het bestemmingsplan, vermenigvuldigd met het percentage dat het bouwvlak volgens het bestemmingsplan maximaal bebouwd mag worden, op volle vierkante meters naar beneden afgerond;

    • b

      gecorrigeerde bebouwbare oppervlakte: de bebouwbare oppervlakte van de gebate onroerende zaak vermenigvuldigd met de daarbij behorende baatfactor voor bestemming volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2);

    • c

      gecorrigeerde bebouwde oppervlakte: de bebouwde oppervlakte van de gebate onroerende zaak, op volle vierkante meters naar beneden afgerond, vermenigvuldigd met de daarbij behorende baatfactor voor bestemming volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2);

    • d

      baatfactor voor bestemming: de factor die de mate van baat weergeeft van de gebate onroerende zaak, gerelateerd aan de van toepassing zijnde bestemming op basis van het bestemmingsplan en/of vrijstelling, welke wordt bepaald volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2);

  • 3.

    Voor een gebate onroerende zaak, zijnde een appartement of samenstel van appartementen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder a, wordt verstaan onder:

    • a

      gecorrigeerde bebouwbare oppervlakte: de optelsom van

      • 1.

        de bebouwbare oppervlakte van de gebate onroerende zaak, en

      • 2.

        het aan de gebate onroerende zaak toegerekende aandeel in de bebouwbare oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimten, vermenigvuldigd met de voor de bebouwbare oppervlakte geldende baatfactor voor bestemming.

      De bebouwbare oppervlakte wordt ingemeten vanuit de akte van splitsing en op volle vierkante meters naar beneden afgerond;

    • b

      bebouwde oppervlakte: de optelsom van

      • 1.

        de bebouwde oppervlakte van de gebate onroerende zaak, en

      • 2.

        het aan de gebate onroerende zaak toegerekende aandeel in de bebouwde oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimten, vermenigvuldigd met de voor de bebouwde oppervlakte geldende baatfactor voor bestemming.

      De bebouwde oppervlakte wordt ingemeten vanuit de akte van splitsing en op volle vierkante meters naar beneden afgerond;

    • c

      het aan de gebate onroerende zaak toegerekende aandeel in de bebouwbare en bebouwde oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimte: het op basis van de aandelenverhouding zoals bedoeld in artikel 5:113, eerste lid, BW en zoals vastgelegd in de akte van splitsing, aan de gebate onroerende zaak toe te rekenen gedeelte van de bebouwbare en bebouwde oppervlakte van de gemeenschappelijke ruimten;

    • d.

      baatfactor voor bestemming: de factor die de mate van baat weergeeft van de gebate onroerende zaak gerelateerd aan de van toepassing zijnde bestemming op basis van het bestemmingsplan en/of vrijstelling, welke wordt bepaald op de baatfactor voor bestemming volgens de tot deze verordening behorende en gewaarmerkte tabel (Bijlage 2);

  • 4.

    Ingeval in de periode gelegen tussen de in artikel 2, eerste lid, genoemde datum en de datum van ingang van de verordening, het eigendom, het bezit of het beperkt recht van een deel van een onroerende zaak is of wordt overgedragen, worden voor de verdeling van de belastingschuld voor de desbetreffende onroerende zaak de maatstaven van heffing, met inachtneming van het bepaalde in het eerste tot en met derde lid van dit artikel, opnieuw vastgesteld. Bij de hernieuwde vaststelling zoals bedoeld in de vorige volzin wordt uitgegaan van een verdeling van de heffingsmaatstaf zoals deze aanvankelijk voor de onroerende zaak op de in artikel 2, eerste lid, genoemde datum gold.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor een gebate onroerende zaak voor elke volle vierkante meter van de oppervlakte, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder a of b, € 10,75.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 15 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend.

  • 2.

    Het belastingjaar is gelijk aan 1 januari tot en met 31 december met uitzondering van het eerste jaar, welk jaar aanvangt op 1 juli 2005 en eindigt op 31 december 2005.

  • 3.

    De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 15 jaren en een rentevoet van 3,61% per jaar.

  • 4.

    De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan in enig jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het eerste belastingjaar van de periode, waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 3,61%.

  • 5.
    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend.

  • 6.
    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren. Bij de hernieuwde vaststelling zoals bedoeld in de vorige volzin wordt uitgegaan van een verdeling van de heffingsmaatstaven zoals deze aanvankelijk voor de onroerende zaak op de in artikel 2, eerste lid, genoemde datum golden. Alsdan wordt aan de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid, op basis van de ingevolge onderdeel a hernieuwd vastgestelde maatstaven van heffing, gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de heffing ineens als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden betaald in drie gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 2.

    Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, moeten worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die als dagtekening op het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2005.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening baatbelasting Achterweg-Zuid e.o. Lisse'.

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Lisse in zijn openbare vergadering van 26 mei 2005.

B. Blonk

griffier

mevr. C. Langelaar

voorzitter

Bijlagen:

1. kaart: Achterweg-Zuid e.o.;

2. TABEL: Overzicht van gebate bestemmingen en daarbij behorende baatfactor

Bestemming (inclusief subbestemming en nadere aanwijzingen)

Baatfactor

ADla

1,0

TC

1,0

TCta

1,0

ADhe

1,0

Ab(b)

0,15

Ab

0,0

ADla(z)

0,0

TC(z)

0,0

Met betrekking tot voornoemde bestemmingen (inclusief subbestemming en nadere aanwijzingen) geldt voor gedeelten welke op 1 januari 2005 zijn ingericht voor woondoeleinden een baatfactor van 0,0.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 26 mei 2005,

B. Blonk mevr. C. Langelaar

griffier voorzitter