Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Uitgangspunten en inrichting begroting en jaarstukken
- 1.
Voorafgaand aan een kalenderjaar legt het college aan de raad de planning van de P&C-documenten voor.
- 2.
Bij aanvang van iedere raadsperiode stelt de raad financiële uitgangspunten vast. Hieronder vallen tenminste uitgangspunten ten aanzien van:
- -
- -
De financiële positie van de gemeente
- -
In de begroting wordt een post onvoorzien van € 1,25 per inwoner opgenomen. Het college beschikt over dit budget en legt jaarlijks in de jaarstukken verantwoording af over de besteding.
- 3.
De raad stelt met de het vaststellen van de programmabegroting de volgende onderdelen vast:
- -
- -
de beleidsvelden per programma
- -
de beleidsindicatoren waaronder tenminste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV
- -
onderwerpen waarover hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen wil worden geïnformeerd.
- 4.
De raad kan tussentijds besluiten tot wijziging van hiervoor genoemde onderdelen. Dat besluit wordt uitgewerkt in de eerstvolgende begroting.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
- 1.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de programmabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
- 2.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
- 3.
In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.
Artikel 4. Kaders begroting
- 1.
Het college biedt aan de raad een nota aan waarbij de belangrijkste inhoudelijke en financiële ontwikkelingen voor de lopende bestuursperiode, worden geschetst. Daarnaast geeft het college inzicht in de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
- 2.
De raad neemt deze nota voor kennisgeving aan. De raad informeert het college over haar wensen voor de huidige bestuursperiode. Deze wensen worden integraal afgewogen bij het opstellen van de programmabegroting.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
- 1.
De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de baten en de lasten per programma en de investeringskredieten.
- 2.
Met het vaststellen van de programmabegroting autoriseert de raad het college om uitgaven te doen met het doel de met de begroting vaststelde ambities, doelstellingen en activiteiten te realiseren.
- 3.
Geautoriseerde investeringskredieten blijven beschikbaar tot en met 31 december van het tweede jaar volgende op het jaar waarvoor het krediet beschikbaar is gesteld.
Artikel 6. Uitvoering van de begroting
- 1.
Het college draagt er zorg voor dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.
- 2.
Het college draagt er zorg voor dat het saldo van baten en lasten van de programma's zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.
- 3.
De begroting kan door het college worden gewijzigd (administratieve wijziging) indien de wijziging binnen de lasten of baten van een programma wordt doorgevoerd en budgettair neutraal is. Voorwaarden daarbij zijn dat:
- -
de budgetten uit de beleidsvelden passen binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting;
- -
de lasten van de beleidsvelden niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere beleidsvelden binnen hetzelfde programma onder druk komt.
- 4.
Het college informeert vooraf de raad over het voorgenomen besluit van het college en stelt vervolgens de raad in de gelegenheid zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, indien het college niet bij de begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen aangaat inzake:
- -
aankoop van goederen en diensten hoger dan € 100.000;
- -
het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties conform het Treasurystatuut.
Het college besluit definitief nadat de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis heeft gebracht.
Het college geeft daarbij aan wat het effect is op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage
- 1.
Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de ontwikkeling van de begroting van de gemeente.
- 2.
Het college informeert de raad bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage als ze verwacht, dat:
- -
de geautoriseerde lasten van een programma overschreden dreigen te worden;
- -
de geautoriseerde baten van een programma onderschreden dreigen te worden;
- -
de investeringsuitgaven van een geautoriseerd investeringskrediet overschreden dreigt te worden.
- 3.
In de tussentijdse rapportages kan het college voorstellen aan de raad om de geautoriseerde baten en lasten per programma te wijzigen, geautoriseerde investeringskredieten te wijzigen en/of om ambities, doelstellen en/of activiteiten bij te stellen.
- 4.
Tenminste één van de tussentijdse rapportages per jaar rapporteert over zowel inhoudelijke ontwikkelingen en/of bijstellingen op de begroting van dat jaar als over financiële ontwikkelingen.
- 5.
In de rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen op exploitatiebudgetten van € 50.000 of meer toegelicht. Wanneer het politiek relevant is, worden ook wijzigingen van minder dan € 50.000 toegelicht.
- 6.
Voor investeringskredieten geldt dat afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van € 100.000 of meer worden toegelicht. Wijzigingen lager dan € 100.000 worden toegelicht wanneer deze politiek relevant zijn.
Artikel 8. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
- 1.
Het college formuleert beleid ten aanzien van de methodiek en afschrijvingstermijnen van activa.
- 2.
Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
- 3.
Een saldo voor agio of disagio wordt afgeschreven op basis van de looptijd van de lening.
- 4.
Activa worden afgeschreven met ingang van het jaar volgende op die waarin het actief is gerealiseerd.
- 5.
In uitzondering op lid 4 worden activa die betrekking hebben op automatisering afgeschreven met ingang van 1 januari van het jaar waarin het actief is gerealiseerd.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
- 1.
Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid.
- 2.
Voor openstaande vorderingen betreffende:
- -
onroerende-zaakbelastingen;
- -
- -
- -
- -
wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
In de programmabegroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.
Artikel 12. Kostprijsberekening
- 1.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
- 2.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
- 3.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
- 4.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
- 5.
De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, heeft plaatsgehad via de personeelslasten en de omvang van de taakvelden.
- 6.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
- 7.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Het rentepercentage van de grondexploitatie wordt bepaald naar de verhouding tussen vreemd vermogen en totaalvermogen. De uitkomst van dit percentage wordt, anders dan bij de omslagrente, niet op een half procent afgerond.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
- 1.
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
- 2.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
- 3.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
- 4.
Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige subartikelen zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:
- -
leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;
- -
een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;
- -
een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;
- -
een bevoordeling van sociale werkplaatsen;
- -
een bevoordeling van onderwijsinstellingen;
- -
een bevoordeling van publieke media-instellingen; en
- -
een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
- 1.
Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, grafrechten, forensenbelasting, onroerende zaakbelastingen, reclamebelasting, precariobelastingen, toeristenbelasting en marktgelden.
- 2.
Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.
- 3.
Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.
Artikel 15. Financieringsfunctie
Het college vervult de financieringsfunctie zoals deze is vastgesteld in het treasurystatuut.
Hoofdstuk 4. Paragrafen
Artikel 16. Lokale heffingen
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: het beleid ten aanzien van de lokale heffingen, de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de heffingen; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.
Artikel 17. Financiering
In de paragraaf financiering bij de programmabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;
- b.
de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;
- c.
de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;
- d.
de renterisiconorm en kasgeldlimiet.
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de programmabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- -
- -
de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;
- -
de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;
- -
de wijze waarop en de processen en systemen waarmee de gemeente de risico's beheerst.
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de programmabegroting en de jaarstukken geeft het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen het beleidskader, de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling van de financiële consequenties in de programmabegroting weer. Tevens doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.
Artikel 20. Bedrijfsvoering
In de paragraaf bedrijfsvoering van de programmabegroting wordt ingegaan op actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de programmabegroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe (beleids-) ontwikkelingen.
Artikel 21. Verbonden partijen
- 1.
In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen minimaal van elk van de verbonden partijen weergegeven het openbaar belang, de financiële positie van de verbonden partij, de bestuurlijke betrokkenheid, het financiële belang in de verbonden partij, en de wijze van financiële participatie: via jaarlijkse financiële bijdragen en/of via eigendomsverhoudingen.
- 2.
In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen minimaal ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en inclusief beleidsmatige en financiële ontwikkelingen of eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Artikel 22. Grondbeleid
- 1.
In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf grondbeleid ingegaan op:
- -
de visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;
- -
een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;
- -
een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;
- -
een onderbouwing van de geraamde winstneming;
- -
de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.
- 2.
Ter verdere onderbouwing van de actuele prognose, wordt gelijktijdig met de jaarstukken aan de raad de Meerjaren Perspectief Grondexploitatie (MPG) aangeboden.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 23. Administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
- a.
het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeentelijke organisatie;
- b.
het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden;
- c.
het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;
- d.
het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;
- e.
het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;
- f.
de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
Artikel 24. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
- a.
een eenduidige indeling en toewijzing van gemeentelijke taken aan de gemeentelijke organisatie;
- b.
een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;
- c.
de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
- d.
de te maken afspraken met de ambtelijke organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
- e.
de verlening van décharge over het gevoerde beheer;
- f.
het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
- g.
het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en
- h.
het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 25. interne controle
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 26. Passeerbevoegdheid concerncontroller
De concerncontroller is bevoegd om, met medeweten van het college, de gemeenteraad rechtstreeks te informeren en te adviseren bij een blijvend verschil van inzicht met het college van B&W en bij zwaarwegende aangelegenheden.