Organisatie | Winterswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Winterswijk 2020 |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Winterswijk |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-05-2020 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 23-04-2020 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner, bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de programmabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
In het verlengde van artikel 2 is het college bevoegd om tot maximaal € 500.000 (incidenteel) binnen het totaal van een programma met financiële middelen te schuiven met het doel om afgesproken afspraken, prestaties en maatschappelijke effecten, te realiseren. Dit geldt alleen voor exploitatiebudgetten en niet voor investeringskredieten.
Bij bedragen groter dan € 500.000 incidenteel, structurele bedragen of indien er sprake is van een politiek relevant onderwerp dient het college een voorstel aan de raad voor te leggen.
Structurele bedragen worden integraal afgewogen bij de behandeling van (een wijzigingsmoment van) de programmabegroting.
Voor dit artikel geld dat een onderwerp politiek relevant is, als deze politieke, economische en/of maatschappelijke risico’s bevat.
Het college informeert de raad bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage als ze verwacht, dat de lasten van een beleidsveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een beleidsveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het beleidsveld, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.
Bij het behandelen van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 7 doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Artikel 6. Uitvoering begroting
Het college informeert vooraf de raad en neemt een voorgenomen besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, indien het college niet bij de begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen aangaat inzake:
Het college geeft daarbij aan wat het effect is op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 7. Tussentijdse rapportage
Tenminste één van de tussentijdse rapportages per jaar bevat naast de financiële ook de inhoudelijke afweging van beleid. Met alle tussentijdse rapportages is de raad in staat om besluiten integraal af te wegen alvorens een definitief besluit te nemen en begrotingswijzigingen over budgetten en kredieten, vast te stellen.
In de rapportages worden wijzigingen (afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen) op exploitatiebudgetten van € 50.000 of meer per beleidsveld, toegelicht, nadat artikel 5 sub 3, is toegepast. Voor investeringskredieten geldt het vorenstaande voor afwijkingen van € 100.000 of meer. Wijzigingen tot € 50.000 worden toegelicht wanneer deze politiek relevant zijn.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
In de programmabegroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.
Artikel 12. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, heeft plaatsgehad via de personeelslasten en de omvang van de taakvelden.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Het rentepercentage van de grondexploitatie wordt bepaald naar de verhouding tussen vreemd vermogen en totaalvermogen. De uitkomst van dit percentage wordt, anders dan bij de omslagrente, niet op een half procent afgerond.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: het beleid ten aanzien van de lokale heffingen, de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de heffingen; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.
In de paragraaf financiering bij de programmabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de programmabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de programmabegroting en de jaarstukken geeft het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen het beleidskader, de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling van de financiële consequenties in de programmabegroting weer. Tevens doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.
In de paragraaf bedrijfsvoering van de programmabegroting wordt ingegaan op actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over de bij de programmabegroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe (beleids-) ontwikkelingen.
Artikel 21. Verbonden partijen
In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen minimaal van elk van de verbonden partijen weergegeven het openbaar belang, de financiële positie van de verbonden partij, de bestuurlijke betrokkenheid, het financiële belang in de verbonden partij, en de wijze van financiële participatie: via jaarlijkse financiële bijdragen en/of via eigendomsverhoudingen.
In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen minimaal ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en inclusief beleidsmatige en financiële ontwikkelingen of eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 27. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Winterswijk 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2019 en op de programmabegroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2020.