Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020 |
Citeertitel | Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing.
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-10-2022 | 28-06-2022 | artikel 2.4.4 | 21-09-2022 | 6318 | |
21-02-2020 | 07-10-2022 | nieuwe regeling | 29-01-2020 | 3409 |
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:
monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van het cultureel erfgoed 1 .
monumentale waarden: waarden als zodanig beschreven in het Erfgoedregister, zo nodig aangevuld met de bevindingen die naar aanleiding van een bezoek ter plaatse van de monumentenadviseur van de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) zijn aangewezen én door de Erfgoedafdeling van de Gemeente Gouda als waardevol worden vastgesteld. Bij twijfel beslist het college op advies van de Commissie Cultuurhistorie.
kernwinkelgebied en functionele mixzones: het gebied in Gouda dat bestaat uit de percelen/panden die direct grenzen aan de straten: Kleiweg, Hoogstraat, Markt, Wijdstraat, Korte en Lange Groenendaal, Korte en Lange Tiendeweg, Zeugstraat, Sint Antoniestraat, Kleiwegstraat, Turfmarkt tot a/d Vrouwesteeg, Blauwstraat, Achter de Waag, Nieuwe Markt, Nieuwstraat, Agnietenstraat en Korte Vest.
normaal onderhoud (regulier of preventief onderhoud 2 ): noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van de erfgoedwaarden.
restauratie (bovennormaal of curatief 3 onderhoud): herstelwerk aan monumenten dat het normale onderhoud te boven gaat en tot doel heeft het monument in goede staat te brengen met behoud van de erfgoedwaarden en de uitstraling van het oorspronkelijke of een vroeger ontwerp in het belang van de monumentale waarden te herstellen. Betreft in het algemeen het onderhouden en herstellen van de monumentale onderdelen.
reconstructie (correctief 4 onderhoud): terugbrengen in de oorspronkelijke staat of in een vroegere verschijningsvorm.
Het overzicht betreft de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de beoogde resultaten (bestek, besteksparagraaf of werkomschrijving) en een planning. Het “Herstelplan ‘Gouda 750’” is gebaseerd op een bouwkundige inventarisatie dat is opgesteld door de ODMH en de gemaakte afspraken op basis van de schouw 2017 en 2018.
abonnement Monumentenwacht: het abonnement dat recht geeft op een periodieke inspectie en rapportage ten aanzien van een bepaald monument, uitgevoerd door de Monumentenwacht, teneinde zekerheid te krijgen dat het monument regelmatig grondig wordt geïnspecteerd en sneller kleine gebreken te ontdekken en vervolgschade te voorkomen.
Monumentenwacht: een onafhankelijke onderhoudsadviseur, zonder winstoogmerk, die monumenteneigenaren en -beheerders onder meer helpt met en adviseert over de instandhouding van monumenten 7 en is gecertificeerd door de ERM.
historisch onderzoek: betreft in het algemeen al die onderzoeken die de geschiedenis van het ontstaan, de realisatie, het gebruik, de toegepaste technieken, etc. in beeld brengen en beschrijven, teneinde deze te kunnen waarderen en op basis daarvan vast te stellen welke effecten de voorgenomen ingrepen (kunnen) hebben.
bouwhistorisch onderzoek: historisch onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van gebouwen, complexen van gebouwen of gebieden in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm, de constructies, de gebruikte materialen en de afwerking. Het onderzoek brengt in kaart hoe de oorspronkelijke situatie was, welke veranderingen er in de loop der tijd zijn aangebracht, en het beschrijft de bestaande situatie als uitkomst van die eerdere processen.
tuinhistorisch onderzoek: historisch onderzoek naar de aanleg, veranderings- en gebruiksgeschiedenis van aanleggen in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm (ontwerp), onderliggende structuren en ideeën, de gebruikte materialen en beplanting en de afwerking. Het onderzoek brengt in kaart hoe de oorspronkelijke situatie was en welke veranderingen er in de loop der tijd zijn aangebracht, en het beschrijft de bestaande situatie als uitkomst van die eerdere processen. De vorm en methode van tuinhistorisch onderzoek, het maken van waardestellingen en de plaats van een onderzoek in een beheer- of verandertraject zijn beschreven in de ‘Richtlijnen tuinhistorisch onderzoek’.
De algemene uitgangspunten van deze verordening zijn:
Het erfgoedbeleid van de gemeente Gouda is gericht op de eigen verantwoordelijkheid van monumenteneigenaren. Alle vastgoedeigenaren hebben op basis van de Burgerlijk Wetboek een onderhoudsplicht ten aanzien van de instandhouding van een huis of ander gebouwd object. Dat geldt voor zowel monumenten als voor niet-monumentale panden. Burgemeester en wethouders hebben er om die reden voor gekozen de onderhoudsplicht bij de eigenaren te laten en alleen restauratiekosten (op basis van een meerjarenplan) te subsidiëren.
De volgorde waarin de subsidie per Instandhoudingsplan wordt toegekend, wordt bepaald aan de hand van de urgentie 8 van de maatregelen die in het goedgekeurde inspectierapport zijn vermeld.
Een Instandhoudingssubsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Planmatig onderhoud”, genoemd onder artikel 2.1 wordt verleend:
Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “historisch onderzoek”, genoemd onder artikel 2.2 wordt verleend:
1.5.4 beeldkwaliteit van winkelpuien in het Kernwinkelgebied en Functionele mixzones
Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Beeldkwaliteit van winkelpuien”, genoemd onder artikel 2.3 wordt verleend:
1.5.5 gevelherstel ‘Gouda 750’
Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Gevelherstel Gouda 750”, genoemd onder artikel 2.4 wordt verleend:
Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Wonen boven Winkels” genoemd onder artikel 2.5 wordt verleend:
1.6.2 urgent, onuitstelbaar restauratiewerk
Een instandhoudingslening voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Urgent, onuitstelbaar restauratiewerk” genoemd onder artikel 3.1 wordt verleend:
tot maximaal 100% van de door het college goedgekeurde subsidiabele en financierbare kosten van het restauratiewerk van evident 9 monumentale onderdelen dat binnen 5 jaar dient te worden uitgevoerd, maar waarvoor binnen de regeling ‘Planmatig onderhoud’ geen plaats, dan wel financiële ruimte is en welke zonder direct ingrijpen, op korte termijn definitief verloren zullen gaan,
1.6.3 herbestemming van urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden
Een instandhoudingslening voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Herbestemming urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden” genoemd onder artikel 3.2 wordt verleend:
De subsidieaanvragen worden behandeld conform de ‘Richtlijn aanvragen instandhoudingssubsidie erfgoed Gouda’ (zie bijlage II bij deze verordening).
De regeling ‘Planmatig onderhoud met Instandhoudingsplan’ is een instandhoudingsregeling in de vorm van een subsidieregeling. Zij richt zich op de instandhouding van beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden en heeft tot doel particuliere eigenaren te ondersteunen in het planmatig en preventief onderhouden van hun pand aan de hand van een Instandhoudingsplan.
Voor restauratiewerk (bovennormaal onderhoud) dient de eigenaar primair een beroep te doen op de vangnetregeling, zie hoofdstuk 3. Hier kan echter een uitzondering op worden gemaakt, indien er binnen het maximale budget van het Instandhoudingsplan, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, voldoende ruimte is om een afgerond deel van het beoogde restauratiewerk aan te pakken. Hiervoor is vooraf een ambtelijke schouw verplicht.
2.1.3 subsidiabele activiteiten
Het college kan aan een particulier eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand instandhoudingssubsidie verlenen voor het planmatig onderhoud wanneer dit onderhoud deel uitmaakt van een Instandhoudingsplan dat betrekking heeft op een onderhoudsperiode van minimaal 3 en maximaal 5 jaar.
De regeling ‘historisch onderzoek’ richt zich op die gevallen waar het gewenst/vereist is om een plan in verband met een vergunning of subsidie op de juiste waarde te kunnen toetsen.
Bij aanpassing of transformatie van een beschermd monument of ~ beeldbepalend pand of historisch waardevolle buitenruimte kan het nuttig en/of noodzakelijk zijn een analyse van de bouw-, aanleg- en gebruiksgeschiedenis en een waardestelling te laten maken.
Het historisch onderzoek heeft uitsluitend betrekking op de beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden en/of historisch waardevolle buitenruimte waarvoor de vergunning of subsidie is bedoeld en wordt aangevraagd.
2.2.3 subsidiabele activiteiten
Het college kan aan een eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand en/of historisch waardevolle buitenruimte subsidie verlenen voor het verrichten van bouwhistorisch onderzoek voor het gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand en/of historisch waardevolle buitenruimte.
De regeling ‘beeldkwaliteit winkelpuien’ richt zich op de verbetering van de esthetische kwaliteit van de winkelpuien van monumenten in het gebied “Kernwinkelgebied en Functionele mixzones” die geheel of gedeeltelijk een bestemming detailhandel of horeca hebben.
2.3.3 subsidiabele activiteiten
Het treffen van voorzieningen die leiden tot het verbeteren van de esthetische kwaliteit van een winkelpui in een pand in het gebied dat is aangeduid als “Kernwinkelgebied en Functionele mixzones”.
De regeling “Gevelherstel ‘Gouda 750’” is een eenmalige, tijdelijke herstelregeling in de vorm van een subsidieregeling. Zij richt zich op:
2.4.3 subsidiabele activiteiten
De onderhoudswerkzaamheden die in aanmerking komen voor subsidie zijn gericht op onderhoud van die specifieke onderdelen die bij de inventarisatie zijn benoemd, dan wel later aan het licht zijn gekomen en waarvoor de Gemeente heeft bepaald dat deze werkzaamheden onderdeel van het in lid 1 bedoelde herstel dienen te zijn.
De werkzaamheden hebben betrekking op de in artikel 2.5.3. genoemde voorzieningen en dragen, met het oog op de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht, bij aan een optimale woonkwaliteit van de betreffende panden.
2.5.3 subsidiabele activiteiten
Het treffen van voorzieningen die leiden tot het opnieuw bewoonbaar maken en voorzien van een zelfstandige ontsluiting van de bovenwoningen in een monument in het gebied dat is aangeduid als ‘Kernwinkelgebied en Functionele mixzones’ en het in combinatie daarmee uitvoeren van de volgende activiteiten:
De regeling “Urgent, onuitstelbaar restauratiewerk” is een ‘vangnetregeling’ in de vorm van een Instandhoudingslening. Zij richt zich op de instandhouding van beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden, waarbij sprake is van onuitstelbaar restauratiewerk van evident monumentale onderdelen die, zonder direct ingrijpen, op korte termijn (binnen 3 jaar) definitief verloren zullen gaan.
3.1.3 financierbare activiteiten
Het college kan aan een particulier eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument, hetzij beeldbepalend pand, het recht verlenen om een Instandhoudingslening, in de vorm van een Instandhoudingslening, aan te vragen bij SVn voor het treffen van voorzieningen die leiden tot voor het opheffen van “urgent, onuitstelbaar restauratiewerk”, zoals bedoeld in artikel 3.1.1.
Eigenaren die het normaal c.q. regulier onderhoud van hun beschermd gemeentelijk monument of een beeldbepalend pand op planmatige wijze niet uitvoeren conform artikel 2.1, komen slechts in aanmerking voor het aanvragen van een Instandhoudingslening bij SVn onder de volgende voorwaarde, dat zij (alsnog) onmiddellijk gaan voldoen aan de volgende voorwaarden:
De regeling “Urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden” is een ‘vangnetregeling’ in de vorm van een Instandhoudingslening. Zij richt zich op de instandhouding van urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden die, vanwege gebrek aan een passende functie, op korte termijn, als geheel ernstig bedreigd worden in hun voortbestaan.
De ondersteuning richt zich primair op het, niet via deze verordening geregelde, faciliteren van nieuw gebruik of nieuwe bestemmingen. Echter, indien het in afwachting daarvan noodzakelijk is tijdelijke maatregelen te treffen, zoals antikraakverhuur, wind- en waterdichtmaatregelen en haalbaarheidsonderzoeken, kan een Instandhoudingslening worden aangevraagd bij SVn voor de kosten van deze maatregelen.
Er moet bij urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden sprake zijn van leegstand waarvoor, zonder aanvullende financiering, aantoonbaar geen zicht is op een duurzame oplossing met behoud van de aanwezige erfgoedwaarden.
3.2.3 financierbare activiteiten
Het college kan aan een eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument, hetzij beeldbepalend pand, het recht toekennen om een Instandhoudingslening, in de vorm van een laagrentende lening, aan te vragen bij SVn voor de kosten van herbestemming van “urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden”, zoals bedoeld in artikel 3.2.1.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 29 januari 2020.
De raad van de gemeente voornoemd,
griffier
mr. drs. E.J. Karman-Moerman
voorzitter
mr. drs. P. Verhoeve
Gouda zet op basis van het Coalitieakkoord in op:
Daarnaast heeft de raad in 2013 de Erfgoedvisie vastgesteld. De belangrijkste beleidsuitgangspunten van uitwerkingsspoor B, stimuleren duurzaamheid en onderhoud, zijn:
Concrete doelen en uitgangspunten van deze verordening zijn:
1.3 Financiering van de ambities
De ISV-systematiek was voor de aanpak van monumenten bijzonder effectief. Er werden immers tientallen panden per jaar gerestaureerd met rijksgeld. Het ISV 11 is met de afronding van de Stedelijke Vernieuwing eind 2015 beëindigd. Er is veel bereikt, maar er moet ook nog veel gebeuren.
Restauratie was de norm, maar planmatig onderhoud is vanzelfsprekend.
Essentieel van deze verordening is, dat de ambitie om voor de instandhouding van erfgoed de aandacht te verleggen van herstel achteraf, naar preventief onderhoud vooraf. Meer concreet: de aandacht verschuift van kostbare restauraties naar planmatig onderhoud. Daarom zal deze systematiek op termijn minder kostbaar zijn dan de oude restauratieregeling en ook binnen het bereik komen van hen die het onderhoud altijd al goed deden.
1.4 Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing is vervallen
Deze Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda komt in de plaats van de Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing, die gelijktijdig met de vaststelling van deze nieuwe regeling is ingetrokken.
Deze verordening beoogt de volgende onderdelen te regelen:
vangnetregelingen (laagrentende leningen):
1.6 Systematiek van de instandhoudingsregeling
Deze verordening is modulair opgebouwd, zodat het mogelijk is onderdelen toe te voegen. Denk aan een nog te ontwikkelen module voor Duurzaamheid en Monumenten.
De verschillende onderdelen of modules kunnen indien gewenst door de raad inactief worden verklaard. Ook is het mogelijk om per onderdeel of module een NUL-besluit te nemen qua budget, waardoor de regeling an sich wel blijft bestaan, maar dan (tijdelijk) zonder de mogelijkheid om ook daadwerkelijk in te zetten om het betreffende onderdeel te stimuleren.
Als bijlagen zijn enkele richtlijnen toegevoegd om het (juridische) toetsingskader zo eenduidig en flexibel mogelijk te houden zonder daarvoor de verordening zelf steeds opnieuw te moeten vast stellen door de raad. De aanpassing van de richtlijnen is een collegebevoegdheid, eventueel met een mandaat naar de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling.
Kostbare restauraties passen principieel niet in de systematiek van de onderhoudsplannen. De kosten daarvan zijn nl. zó hoog dat deze niet passen binnen de bewust beperkte stimuleringsbudgetten van een onderhoudsregeling. Pas voor investeringen vanaf ca. € 15.000 kan het interessant en voordeliger zijn om gebruik te maken van laagrentende leningen. Dat kan soms via nationaal opererende organisaties, zoals het Nationaal Restauratiefonds en het Prins Bernhardfonds’ Cultuurfonds voor Monumenten. De ervaring leert dat de aldaar beschikbare budgetten snel uitgeput zijn. Daarom heeft Gouda een aanvullende vangnetregeling.
Het reeds beschikbare budget wordt via het SVn voor dit doel ingezet. De kosten en de ‘administratieve rompslomp’ kunnen op die manier tot het minimum worden beperkt.
2.1 Planmatig onderhoud met Instandhoudingsplan
In de Erfgoedvisie zijn drie essentiële beleidsuitgangspunten voor de instandhouding van het Goudse erfgoed vastgelegd. Dit zijn:
Was bij het ISV restauratie nog de norm, in deze regeling is planmatig onderhoud vanzelfsprekend en uitgangspunt. Daarom is voor de instandhouding van erfgoed de aandacht verlegd van herstel achteraf, naar preventief onderhoud vooraf. Meer concreet: de aandacht verschuift van kostbare restauraties naar planmatig onderhoud. Omdat de eigenaar wordt ondersteund bij het onderhoud van zijn/haar eigendom worden kostbare restauraties voorkomen en zal deze regeling op termijn minder kostbaar blijken te zijn dan de oude restauratieregeling. Bovendien komt de financiële steun ook binnen het bereik van hen die het onderhoud altijd al goed uitvoerden.
Om zicht te kunnen houden op de staat van onderhoud is het verplichte lidmaatschap van de Provinciale Monumentenwacht een belangrijke voorwaarde voor subsidiëring; dit is incl. het regelmatig laten opstellen van onderhoudsrapportages als basis voor de meerjarenonderhoudsplannen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten deze onderhoudsrapportages van de Monumentenwacht in afschrift naar de ODMH worden gestuurd.
Gouda ondersteunt eigenaren van beschermde gemeentelijke monumenten en ~beeldbepalende panden bij het laten uitvoeren van historisch onderzoek bij wijzigingen van hun gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand, wanneer dit noodzakelijk is in het kader van een monumentenvergunning of een subsidieaanvraag.
Het belang van de geschiedenis voor hoe we nu en in de toekomst zullen leven, wordt algemeen erkend. Van die geschiedenis zijn er in onze omgeving nog tal van tastbare resten te zien en te beleven. Overal om ons heen vinden we gebouwen of gebieden die elementen van vroeger laten zien of in zich herbergen. Bij de instandhouding van erfgoedwaarden staat Gouda regelmatig voor de vraag: Hoe houden we bij het veranderen of beheren van een gebouw, complex van gebouwen of een gebied zo goed mogelijk rekening met de bouwkundige of landschappelijke geschiedenis? Er moet een verantwoorde keuze worden gemaakt. In veel gevallen is het dan het beste om een analyse van de bouw-, aanleg- en gebruiksgeschiedenis en een waardestelling te laten maken. Een uitgelezen manier daarvoor is het historisch onderzoek waarmee de juiste waarden te toetsen. In sommige gevallen is een dergelijk onderzoek zelfs verplicht in verband met een vergunning of subsidieaanvraag.
2.3 Beeldkwaliteit winkelpuien
Gouda ondersteunt eigenaren van monumenten en beeldbepalende panden bij het herstel van verminkte winkelpuien of het vervangen van storende nieuwere winkelpuien om de esthetische kwaliteit van het beschermd stadsgezicht te verbeteren.
Helaas zijn er in loop der jaren steeds meer van deze bijzondere winkelpuien uit het straatbeeld verdwenen. Originele winkelpuien zijn, in veel gevallen vervangen door gevel-brede inspiratieloze etalagebakken, vaak gemaakt van goedkope materialen, ontworpen zonder enige vorm van architectonische samenhang met de rest van de gevel en/of het straatbeeld. Om de winkelruimte uit te breiden is bovendien vaak de vrije opgang naar de bovenstaande woningen verwijderd met leegstand van de bovenverdiepingen tot gevolg (zie paragraaf “Wonen boven winkels”). Visueel is bij veel panden ook de zo betekenisvolle percelering verdwenen door het simpel doortrekken van een pui bij het samenvoegen van een aantal kleinere winkels tot een grotere. (zie Richtlijn Samenvoegen Winkelpanden in het beschermd Stadsgezicht). Dit heeft tot onwenselijke esthetische oplossingen geleid. Andere puien zijn wel geheel of gedeeltelijk behouden, maar in de loop der tijd verstopt achter lagen goedkope beplating, rolluiken of reclameborden. Dit alles is zonde, omdat juist het karakter van de winkelpui niet alleen kenmerkend is voor de winkel en het (monumentale) pand zelf, maar ook het hele straatbeeld bepaalt. Dit omdat voetgangers, doorgaans recht vooruitkijkend, de stad doorlopen en daarbij regelrecht in contact staan met de puien en pas in latere instantie kijken naar de rest van de gevel daarboven.
In 2022 viert Gouda 750 jaar stadsrechten. ‘Gouda 750’ wordt/is een feest van, met en door de Gouwenaars. In de aanloop naar deze mijlpaal investeert Gouda waar nodig in de historische binnenstad. Dat gebeurt onder andere door in te zetten op vitaal erfgoed en monumenten. Daaronder valt ook de aanpak van achterstallig onderhoud van monumentale en beeldbepalende panden in de binnenstad.
In 2018 is aan de hand van een uitgebreide schouw de onderhoudsstaat van de gevels in de binnenstad in beeld gebracht. Dit heeft een lijst opgeleverd, waarop de panden staan die in aanmerking komen op basis van urgentie. De lijst bevat een overzicht van de geconstateerde overtredingen en gebreken, zoals illegaal gebruik, illegale reclames en achterstallig onderhoud. Aan de hand van deze pandenlijst (en prioriteiten) worden de betrokken eigenaren benaderd op basis van het Stappenplan handhavingstraject instandhoudingsplicht 12 .
Dit handhavingstraject doorloopt globaal de volgende stappen:
Bij gevallen waar sprake is van minder urgent achterstallig onderhoud of bij zogenaamde quick-wins, worden inmiddels eveneens contacten gelegd (minnelijk overleg).
Deze subsidieregeling richt zich op het herstel van gevels in de binnenstad (Gouda 750). De aanpak richt zich, in combinatie met een strakkere handhaving, op de instandhoudingswaarden en het onderhoud van gemeentelijke monumenten en andere beeldbepalende panden.
Deze Instandhoudingsregeling heeft een tijdelijk karakter en gaat uit van uitvoering in de jaren 2020 en 2021.
Om de winkelruimte uit te breiden is in het verleden in veel gevallen de vrije opgang naar de bovenstaande woningen boven de winkels verwijderd met (langdurige) leegstand van de bovenverdiepingen tot gevolg.
In de afgelopen jaren zijn ruim 100 woningen op leegstaande verdiepingen gerealiseerd. Toch staan er nog steeds veel verdiepingen leeg. Dat is zorgelijk, want leegstand leidt tot achterstallig onderhoud en verval van het erfgoed. Om deze reden stimuleert Gouda de realisatie van woonruimte boven winkels. Dit komt de uitstraling en levendigheid van de binnenstad ten goede. Daarnaast betekent het meer sociale controle en daardoor meer veiligheid op straat. Het voorziet in een bijdrage aan de woningvoorraad en het is goed voor de winkels en horeca in de binnenstad. Kortom een positieve impuls voor de hele binnenstad.
De voorzieningen die primair nodig zijn: een zelfstandige woningentree vanaf de openbare weg en voorzieningen die nodig zijn voor de interne infrastructuur, zoals een trap en sanitair.
BIJLAGE I Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda
Betreft bijlage als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020
Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie wordt onderscheid gemaakt tussen “restauratie” en “cascoherstel”. Zie Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020.
De gemeente Gouda hanteert de Restauratieladder van de ERM bij het maken van de keuzes waarvoor eigenaar en andere betrokken partijen bij onderhoud, restauratie en aanpassing van monumenten voor komen te staan.
Restaureren heeft alleen zin als de monumentale waarden van het gebouw er ook echt mee in stand worden gehouden of worden versterkt. Tegelijkertijd tast elke ingreep, hoe klein ook, per definitie de cultuurhistorische waarden aan. Daarom is het uitgangspunt bij elk(e) restauratie en onderhoudswerk: 'zo veel als noodzakelijk is en zo weinig als mogelijk is.'
De Restauratieladder onderscheidt drie ingreepniveaus (laddertreden) van restaureren, aflopend in voorkeur. Behoud van de oorspronkelijke onderdelen staat altijd voorop. De keuze bij elke ingreep hangt af van de monumentale waarde van onderdeel, de gebruikerswensen en de beschikbare financiële middelen. Uiteraard hebben de keuzes ook invloed op het benodigde budget.
Waar in deze Richtlijn wordt gesproken over ‘instandhouding’, wordt gelet op artikel 1.1 van de Subsidieverordening zowel op onderhoud als op herstel gedoeld.
De Subsidieverordening richt zich primair op planmatig onderhoud waarmee verval van beschermde monumenten en kostbare restauraties kunnen worden voorkomen. Door op normaal onderhoud afgestemde subsidiabele kosten, zal subsidiëring van (deel)restauraties of grote ingrepen in de praktijk niet mogelijk zijn. Niettemin is in deze Richtlijn geen onderscheid gemaakt in onderhoud en restauratie.
De vaststelling van de subsidiabele kosten vindt primair plaats op basis van het bepaalde in de Subsidieverordening.
In de praktijk zullen een gebrek aan urgentie, resp. het maximumbedrag aan subsidiabele kosten de indiening van onderhoudsplannen belemmeren.
1.3 Wat te doen bij twijfel over monumentale onderdelen of waarden?
Over de monumentale waarden van de betrokken onderdelen mag geen twijfel bestaan. De monumentenadviseur van de ODMH treedt daarbij op als eerste aanspreekpunt. Bij twijfel beslist de Erfgoedafdeling van de Gemeente Gouda, zo nodig op advies van de Commissie Cultuurhistorie.
De kosten van activiteiten, zoals vastgesteld in artikel 1.5 van de Subsidieverordening, zijn subsidiabel onder voorwaarde dat de werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen:
Niet-subsidiabel zijn – aanvullend op het bepaalde in de Subsidieverordening – de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen:
1.6 Wat is restaureren van monumentale onderdelen?
Betreft het bovennormaal onderhoud van in het gemeentelijk erfgoedregister beschreven bouwonderdelen, aangevuld met monumentale onderdelen die naar aanleiding van het bezoek ter plaatse door de gemeente worden vastgesteld:
1.7 Wat is bouwtechnisch herstellen van het casco?
Betreft werkzaamheden aan alle gebouwonderdelen die - ter ondersteuning van de monumentale onderdelen - de hoofdconstructie van het pand betreffen en noodzakelijk zijn om het monument of de monumentale onderdelen daarvan in stand te houden:
In hoofdstuk 1 staan algemene bepalingen ten aanzien van subsidiabele kosten. Deze bepalingen gelden voor alle in hoofdstuk 3 van deze richtlijn genoemde subsidiabele kosten.
Met deze bijlage ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten Gouda’ (hierna: Richtlijn) wordt gestreefd naar een efficiënte afhandeling van subsidieaanvragen en subsidievaststellingen. Daartoe is aangesloten bij de indeling van werkzaamheden bij de reeds bestaande ‘STABU-hoofdcodering’. STABU staat voor Standaardbestek voor de Burger- en Utiliteitsbouw. Deze Richtlijn is gebaseerd op dezelfde codering als STABU. Voor specifieke werkzaamheden, die niet of onvoldoende in de STABU-hoofdcodering voorkomen, is een nieuwe codering toegevoegd. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor werktuigbouwkundige installaties, ‘klinkende’ onderdelen van monumenten (zoals orgels) en ‘groene’ monumenten (zoals parken en tuinen) en beplanting op archeologische monumenten. In het instandhoudingsplan, met name in de werkomschrijving of het bestek en in de begroting, moeten de onderdelen zoals genoemd in deze Richtlijn terug te vinden zijn.
Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Richtlijn komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn telkens bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief. Indien is aangegeven dat kosten niet-subsidiabel zijn in het kader van de Subsidieverordening kunnen deze kosten wel subsidiabel zijn op grond van een andere Subsidieverordening. Met name bij groene monumenten is deze beperking toegevoegd, om budgettaire redenen. In deze gevallen kunnen de werkzaamheden op zich dus wel belangrijk zijn voor de instandhouding van monumentale waarden.
Behoud van monumentale waarden centraal
Alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van het beschermd monument worden gesubsidieerd. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur (het casco, zie hoofdstuk 1 van deze Richtlijn) van het monument daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld vaste interieuronderdelen en monumentale installaties. Een en ander neemt niet weg dat werkzaamheden niet altijd noodzakelijk zullen zijn (urgentie) en dus ook niet altijd zonder meer subsidiabel zullen zijn. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere installaties is evenmin subsidiabel.
Technisch noodzaak, sober en doelmatig en urgentie
De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel daarvan, ze moeten sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn én gericht op maximaal behoud van monumentale waarden.
Het is uiteindelijk ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders of aan onderstaande uitgangspunten wordt voldaan. Een instandhoudingsplan wordt op deze punten getoetst aan de hand van de bevindingen in het inspectierapport en detailfoto’s van de gebreken enerzijds en de in het plan opgenomen werkzaamheden anderzijds.
Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden en zo ja op welke manier.
Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, dat ze op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.
De blijkens het inspectierapport meest urgente werkzaamheden zullen normaal gesproken in het plan moeten zijn opgenomen. Is dat niet het geval en wordt subsidie gevraagd voor andere werkzaamheden, dan zal dit in de aanvraag moeten worden onderbouwd. Om het plan als doelmatig te kunnen aanmerken, zal de eigenaar moeten verklaren dat de niet opgenomen urgente werkzaamheden wel worden uitgevoerd en wanneer ze zijn gepland. Als voorbeeld kan dienen een aanvraag in het kader van de Subsidieverordening, een onderhoudsregeling. Indien het plan betrekking heeft op andere dan de meest noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden of op restauratie, zal de aanvrager moeten verklaren dat óók het noodzakelijke onderhoud in de desbetreffende planperiode zal worden uitgevoerd.
De subsidiabele instandhoudingskosten voor groene monumenten zijn samengebracht in paragraaf 92 van hoofdstuk 3. Daarnaast is ook de paragraaf 01 van hoofdstuk 3 van toepassing. De overige paragrafen van hoofdstuk 3 zijn niet van toepassing op groene monumenten.
Niet alle voor de instandhouding noodzakelijke kosten kunnen op grond van de Subsidieverordening worden gesubsidieerd. Er moeten prioriteiten worden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidiabel onderhoud, niet-subsidiabel onderhoud en restauratie. Subsidiabel op grond van de Subsidieverordening zijn onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 1’. Het betreft onderhoudswerkzaamheden aan de hoofdstructuur en de aantoonbare kernwaarden (hoofdkarakteristiek) van groene monumenten. Onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 2’ en restauratiewerkzaamheden zijn niet-subsidiabel op grond van de Subsidieverordening.
Voor zover het werkzaamheden aan het interieur van het monument betreft, wordt het volgende opgemerkt. In deze Richtlijn is bij de subsidiabele kosten niet steeds onderscheid gemaakt tussen kosten van werkzaamheden aan de buitenkant van een monument en van werkzaamheden aan de binnenkant van een monument. Uitgangspunt is dat kosten die betrekking hebben op werkzaamheden aan de binnenkant van een monument, slechts subsidiabel zijn indien die werkzaamheden strekken tot behoud van de monumentale waarde van het monument of bijvoorbeeld om constructieve reden (cascoherstel) noodzakelijk zijn. Zo zal het ‘witten’ van binnenmuren in de meeste gevallen niet subsidiabel zijn, omdat dit niet noodzakelijk is voor de bescherming van de monumentale waarde of een constructieve noodzaak heeft. Dit type schilderwerk is wel subsidiabel, indien dit uitgevoerd wordt in combinatie met andere subsidiabele werkzaamheden, zoals pleisterwerk dat om constructieve of technische redenen vervangen moet worden.
Of interieuronderdelen daadwerkelijk monumentale waarden bezitten, dient, voor zover mogelijk, beoordeeld te worden aan de hand van hetgeen vermeld is in de omschrijving van het beschermd monument in het monumentenregister. Op basis van het bepaalde in paragraaf 1.3. kan in het kader van de vaststelling van de subsidiabele kosten aan bepaalde onderdelen monumentale waarde wordt toegekend.
Het interieur van een beschermd monument bestaat uit vaste en losse onderdelen. Het Burgerlijk Wetboek (art. 3:4) is bepalend voor de vraag of iets kan worden aangemerkt als vast interieuronderdeel van een gebouw. De vuistregels zijn in dit verband grofweg: is iets hecht verbonden met het gebouw of maakt iets het gebouw als gebouw compleet.
Ten aanzien van de fysieke hechtheid van de verbinding werd in het verleden ook wel gesproken van ‘aard- en nagelvast’. Hierbij kan worden gedacht aan vloeren, plafonds, schouwen en betimmeringen, hecht verankerd (kerk)meubilair, maar ook aan wandbespanningen en geschilderd behangsel. Voor de vraag of een gebouw incompleet is, moet worden gekeken of het gebouw zonder het interieuronderdeel als gebouw incompleet – onaf – is. Voorbeelden van dit soort interieuronderdelen zijn deuren (die betrekkelijk eenvoudig uit hun hengsels zijn te lichten) en wandafwerkingen, aangebracht op of voor onafgewerkte muurvlakken, die zonder beschadiging zijn te verwijderen. Het gaat hierbij overigens om het gebouw en niet zozeer om de functie die het heeft. Het ontbreken van een object dat van belang is voor de functie, bijvoorbeeld voor de eredienst in een kerkgebouw, maakt dit gebouw niet incompleet. Voor zover vaste interieuronderdelen van belang zijn voor de monumentale waarde van het beschermd monument, zijn de kosten van werkzaamheden aan deze onderdelen in beginsel subsidiabel.
Bij losse interieuronderdelen (veelal de inrichting) kan gedacht worden aan gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los meubilair, kerkschatten, schilderijen en tapijten. Losse interieuronderdelen en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel.
Hiermee is uiteraard niet gezegd dat losse voorwerpen en objecten niet van waarde kunnen zijn in relatie tot het beschermd monument. Hiervan is namelijk in veel gevallen sprake, zoals ook blijkt uit veel omschrijvingen van beschermde monumenten in het monumentenregister.
De Arbeidsomstandighedenwet stelt eisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid en welzijn van degenen die met de uitvoering van werk belast zijn. Deze wet is ook van toepassing op restauratiewerkzaamheden.
Er moeten zogenoemde Arbo-voorzieningen worden getroffen om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Met betrekking tot de instandhouding van monumenten wordt onderscheid gemaakt tussen tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen (steigers, dakrandbeveiliging, en dergelijke) en voorzieningen van meer permanente aard (zoals ladder- en veiligheidshaken, loopbruggen, luiken en verlichting).
De tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen zijn uitsluitend nodig, indien ingrijpende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In de regel wordt hiervoor een (hoofd)aannemer ingeschakeld. Het treffen van de benodigde tijdelijke voorzieningen valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie hoofdstuk 3, paragrafen 01.04 en 01.05).
Het komt vaak voor dat delen van monumenten zeer moeilijk of niet bereikbaar zijn zonder een hoogwerker, kraan of steiger. Om reguliere inspecties en werkzaamheden goed en veilig te kunnen uitvoeren is het in zo’n situatie noodzakelijk voorzieningen van meer permanente aard aan te brengen om die gedeelten steeds gemakkelijk te kunnen bereiken. Hoewel zelden een verfraaiing, zijn Arbo-voorzieningen noodzakelijk om monumenten in stand te kunnen blijven houden. Het aanbrengen, mits tot een minimum beperkt en deskundig uitgevoerd, is dan ook subsidiabel (zie hoofdstuk 3, paragrafen 32, 33 en 70).
2.7 Indieningsvereisten bij grotere ingrepen
In geval van een instandhoudingsplan voor ingrijpende werkzaamheden moeten meer stukken bij de subsidieaanvraag gevoegd worden dan bij normaal onderhoud. Het kan hierbij gaan om tekeningen en specialistische rapporten.
De tekeningen worden onderscheiden in: opnametekeningen (bestaande toestand en gebrekentekeningen), plantekeningen (nieuwe toestand, hoe de gebreken worden verholpen, of welke wijzigingen worden aangebracht) en aanvullende tekeningen (zoals doorsneden, principedetails en werktekeningen).
Het vervaardigen van tekeningen behoort bij het opstellen van een plan voor restauratiewerkzaamheden en andere grotere ingrepen en is in dat kader subsidiabel (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04 van de Richtlijn bij ‘architecten-/plankosten’).
Diverse specialistische werkzaamheden worden in de planvorming niet door de (restauratie)architect uitgevoerd, maar door andere specialisten. In dit verband kan gedacht worden aan adviezen op bouwfysisch, constructief of installatietechnisch gebied, aan bouwhistorisch- of interieuronderzoek, aan beeldhouwwerk, bijzonder schilderwerk en werkzaamheden aan installaties en interieur en aan specialistische werkzaamheden ten behoeve van groene of archeologische monumenten (zoals het opstellen van tuinhistorische adviezen of adviezen over grondmechanica en het maken van bodem- en geochemische analyses). Dergelijke werkzaamheden door derden (zoals adviseurs, onderzoekers en restauratoren) zijn subsidiabel, mits ze noodzakelijk zijn en geadviseerd of voorgeschreven dan wel vooraf goedgekeurd zijn door het college van burgemeester en wethouders (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04, onder ‘overige kosten’).
2.8 Voorzieningen en apparatuur
In specifieke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders adviseren of voorschrijven om voorzieningen te treffen dan wel apparatuur te installeren. Daarbij kan gedacht worden aan beschermende voorzieningen voor gevels, gebrandschilderde ramen, houten of natuurstenen vloeren, aan reiniging en/of behandeling van gevels en beeldhouwwerken of aan het aanbrengen van vogel- en ongedierte werende voorzieningen.
Voorts kan het gaan om het plaatsen van installaties voor klimaatbeheersing, bliksemafleiding, inbraakbeveiliging of brandmelding.
Het kan ook zijn dat in vooroverleg over een instandhoudingsplan een dergelijke voorziening of installatie door het college van burgemeester en wethouders is geadviseerd. Indien het college van burgemeester en wethouders adviseert of voorschrijft de voorziening te treffen of de apparatuur te installeren, zijn de kosten daarvan subsidiabel.
Voor de instandhouding van een monument is specifiek vakmanschap doorgaans onontbeerlijk. De regelgeving biedt een eigenaar van een monument de ruimte om instandhoudingswerkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf uit te voeren of door eigen personeel te laten uitvoeren in het kader van een door hem gedreven onderneming
(zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04).
In het algemeen geldt dat de kosten van ‘zelfwerkzaamheid’ alleen dan subsidiabel zijn indien de eigenaar achteraf kan aantonen (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring) hoeveel uren door hemzelf of zijn personeel binnen het kader van een door hem gedreven onderneming zijn besteed aan subsidiabele werkzaamheden. Uren die zijn besteed buiten het kader van de door hem gedreven onderneming gelden als ‘doe-het-zelf’-uren en zijn niet subsidiabel.
Tijdens de uitvoering van het instandhoudingsplan kunnen onverwacht gebreken aan het licht komen, waardoor extra werkzaamheden noodzakelijk zijn om het beschermd monument in stand te kunnen houden. Mits het subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden betreft, kan de begrotingspost ‘onvoorzien’ voor de dekking hiervan gebruikt worden. De systematiek van de Subsidieverordening laat het tussentijds verhogen van de subsidie voor dergelijk meerwerk niet toe.
2.11 Informatie en toegang voor publiek
Kosten die verband houden met het geven van informatie aan bezoekers, zoals het aanbrengen of vernieuwen van richting- en informatieborden, zijn niet subsidiabel. Ook kosten die verband houden met het toegankelijk maken of ontsluiten van een monument voor het publiek zijn niet subsidiabel. Het betreft kosten, gerelateerd aan het vergroten van het draagvlak voor beschermde monumenten, die niet direct noodzakelijk zijn voor de instandhouding ervan.
Subsidiabel zijn de kosten van:
01 VOOR HET WERK GELDENDE VOORWAARDEN
01.02 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN
Keuring van materialen, bouwstoffen en grond:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
01.04 VERREKENING WIJZIGING KOSTEN EN PRIJZEN
De subsidiabele aannemerskosten zijn onder te verdelen naar:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
de te verwerken materialen, de afschrijving dan wel huur van het benodigde materieel, de arbeidsuren van de eigenaar en/of zijn personeel, mits die ten behoeve van werkzaamheden aan zijn monument zijn gemaakt in het kader van een door hem gedreven onderneming en ze achteraf kunnen worden aangetoond (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
het begeleiden van de uitvoering van de werkzaamheden – bestaande uit het jaarlijks opstellen van het jaarprogramma, het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van de opdrachten, de begeleiding en controle tijdens de uitvoering, de oplevering van het uitgevoerde werk en de financiële verantwoording – tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 4, paragraaf 2.
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
01.05 TEKENINGEN EN BEREKENINGEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
het opstellen/vervaardigen van overige bescheiden zoals rapporten met opname en/of advies inzake bouwfysische of constructieve problemen of problemen met de waterhuishouding of de bodem (bijvoorbeeld van grondmechanische of geochemische aard), mits dergelijke bescheiden nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
Subsidiabel zijn de kosten van:
aanleg en onderhoud van Arbo-voorzieningen van meer permanente aard ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden. Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen 32, 33, 70 en 84. Tijdelijke Arbo-voorzieningen op de bouwplaats vallen onder de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04 en 01.05).
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Civiele werken, uitgezonderd groene monumenten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige aard wordt verwezen naar de desbetreffende paragrafen.
14. BUITENRIOLERING EN DRAINAGE
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
16. BEPLANTING OP ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN
Zie paragraaf 92 voor de subsidiabele kosten ten aanzien van groene monumenten.
Subsidiabel zijn de kosten van:
17. TERREININRICHTING (UITGEZONDERD GROENE MONUMENTEN)
Zie hoofdstuk 3, paragraaf 92 voor de subsidiabele kosten ten aanzien van groene monumenten.
Deze paragraaf betreft diverse bouwkundige en weg- en waterbouwkundige elementen. Deze
kunnen zelfstandig beschermd zijn of onderdeel uitmaken van een andere historische aanleg
dan een groen monument, of zijn aangebracht ten behoeve van de instandhouding van een
beschermd archeologisch monument.
Bouwkundige elementen (geen gebouw zijnde):
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor omvangrijke metsel-, smeed- en timmerwerkzaamheden aan bouwkundige elementen wordt verwezen naar hoofdstuk 3, paragrafen 22, 43 en 45.
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige
aard wordt verwezen naar hoofdstuk 3, paragrafen 21, 22, 24, 25, 43 en 90.
Waterpartijen en waterlopen inclusief bijbehorende stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit:
Subsidiabel zijn de kosten van:
de instandhouding van waterlopen van poldermolens en watergedreven molens met de vanouds daarbij behorende elementen en onderdelen (zoals krooshekken, lossluizen, beschoeiingen, stuwen en wachtdeuren) binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wiekenkruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven molen,
20. FUNDERINGSPALEN EN DAMWANDEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
het om bouwfysische redenen behandelen van metselwerk, indien overlast van vocht/water niet door drainage alleen kan worden weggenomen (zoals het waterdicht maken van een kelder), mits geadviseerd door de minister, het behandelen van metselwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar is, het schoonmaken van de bovenkant van stenen gewelven, indien technisch noodzakelijk.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Beschietingen, bekledingen en betimmeringen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
26 BOUWKUNDIGE KANAALELEMENTEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Kozijnen, ramen, deuren en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor het saneren en verwijderen van asbesthoudende onderdelen, zie hoofdstuk 3, paragraaf 10.
Balkons, luifels en dergelijke:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals ladderhaken en dakluiken; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Natuursteenwerken en -beeldhouwwerken:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
42 DEKVLOEREN EN VLOERSYSTEMEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor de instandhouding van geschilderde vloerdecoraties zie hoofdstuk 3, paragraaf 46.
Metaalwerken en metalen ornamenten:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Behandelingen en voorzieningen:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
48 BEHANGWERK, VLOERBEDEKKING EN STOFFERING
Subsidiabel zijn de kosten van:
50 DAKGOTEN EN HEMELWATERAFVOEREN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
54 BRANDBESTRIJDINGSINSTALLATIES
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
56 PERSLUCHT- EN VACUUMINSTALLATIES
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
61 VENTILATIE- EN LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIES
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
70 ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES
Elektrotechnische installaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Bliksemafleidingsinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
75 COMMUNICATIE- EN BEVEILIGINGSINSTALLATIES
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Inbraakbeveiligingsinstallaties:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
83 GOEDERENTRANSPORT- EN -DISTRIBUTIESYSTEMEN
Subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals veiligheidsogen en –ankers; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).
90. WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
91 KLINKENDE ONDERDELEN VAN MONUMENTEN (luidklokken, beiaarden, orgels, uurwerken,e.d.)
Omdat veel werkzaamheden voor met name de functionele instandhouding van klinkende onderdelen van monumenten specifiek en specialistisch van aard zijn, is ervoor gekozen hier een aparte paragraaf voor op te nemen. Voor subsidie komen alleen in aanmerking werkzaamheden aan klinkende onderdelen van monumenten die expliciet in de registeromschrijving van een beschermd monument zijn opgenomen.
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Zie onder luidklokken. Daarnaast:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
Subsidiabel zijn de kosten van:
Niet subsidiabel zijn de kosten van:
92 GROENE MONUMENTEN (begraafplaatsen, parken, tuinen, e.d.)
Het gaat hier om werkzaamheden aan de aangelegde elementen van een groen monument, zoals beplanting, padenstructuur, waterlopen en vijvers. Gebouwde objecten binnen een groenaanleg, zoals bruggen, priëlen, standbeelden, grafmonumenten en tuinmuren, gelden in het kader van de Subsidieverordening niet als onderdeel van een groen monument. Zie voorgaande paragrafen voor de subsidiabele kosten met betrekking tot de gebouwde objecten binnen een groenaanleg.
Deze paragraaf is onderverdeeld in elementen waaruit een groen monument kan bestaan. Per element blijkt uit een tabel of de genoemde werkzaamheden subsidiabel zijn of niet. Niet genoemde werkzaamheden zijn niet subsidiabel. Of werkzaamheden subsidiabel zijn op grond van de Subsidieverordening volgt uit de volgende onderverdeling in vier categorieën werkzaamheden:
Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde: het betreft elementen die aantoonbaar tot de hoofdkarakteristiek(en) van de aanleg behoren doordat ze in hun context uniek of zeldzaam zijn. De kosten zijn subsidiabel op grond van de Subsidieverordening voor zover naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoende is aangetoond dat het om een kernwaarde gaat. Een kernwaarde aantonen kan bijvoorbeeld op basis van een tuinhistorisch rapport of literatuur. Vermelding in de registeromschrijving van de beschermde aanleg is niet doorslaggevend.
Tabellen en grondslagen voor berekeningen
Tabel voor de berekening van het honorarium inzake het opstellen van een instandhoudingsplan
De kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan, door een architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog, zullen worden getoetst aan de hieronder uitgewerkte honorariumpercentages.
Tot de werkzaamheden inzake het opstellen van een instandhoudingsplan behoren:
In de toelichting op het aanvraagformulier is aangegeven aan welke eisen genoemde stukken dienen te voldoen.
Het subsidiabele honorariumbedrag voor het opstellen van een instandhoudingsplan wordt als volgt vastgesteld:
Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten/ bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.
Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:
van € 50.000 tot € 100.000 3,22%
van € 100.000 tot € 150.000 3,04%
van € 150.000 tot € 200.000 2,89%
van € 200.000 tot € 250.000 2,76%
van € 250.000 tot € 300.000 2,66%
van € 300.000 tot € 350.000 2,56%
van € 350.000 tot € 400.000 2,48%
van € 400.000 tot € 450.000 2,41%
van € 450.000 tot € 500.000 2,35%
van € 500.000 tot € 550.000 2,29%
van € 550.000 tot € 600.000 2,24%
van € 600.000 tot € 650.000 2,19%
van € 650.000 tot € 700.000 2,15%
van € 700.000 tot € 750.000 2,11%
van € 750.000 tot € 800.000 2,08%
van € 800.000 tot € 850.000 2,05%
van € 850.000 tot € 900.000 2,02%
van € 900.000 tot € 950.000 1,99%
van € 950.000 tot € 1.000.000 1,96%
van € 1.000.000 tot € 1.050.000 1,94%
van € 1.050.000 tot € 1.100.000 1,92%
van € 1.100.000 tot € 1.150.000 1,89%
van € 1.150.000 tot € 1.200.000 1,88%
van € 1.200.000 tot € 1.250.000 1,86%
van € 1.250.000 tot € 1.300.000 1,84%
van € 1.300.000 tot € 1.350.000 1,82%
van € 1.350.000 tot € 1.400.000 1,81%
van € 1.400.000 tot € 1.450.000 1,79%
van € 1.450.000 tot € 1.500.000 1,78%
van € 1.500.000 tot € 1.550.000 1,77%
van € 1.550.000 tot € 1.600.000 1,75%
van € 1.600.000 tot € 1.650.000 1,74%
van € 1.650.000 tot € 1.700.000 1,73%
van € 1.700.000 tot € 1.750.000 1,72%
van € 1.750.000 tot € 1.800.000 1,71%
van € 1.800.000 tot € 1.850.000 1,70%
van € 1.850.000 tot € 1.900.000 1,69%
van € 1.900.000 tot € 1.950.000 1,68%
De totale kosten voor de begeleiding van de uitvoering van een instandhoudingsplan, over de planperiode van zes jaar gerekend, zijn aan een maximum gebonden.
Het subsidiabele honorariumbedrag voor de begeleiding wordt als volgt vastgesteld:
Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten/ bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.
Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:
van € 50.000 tot € 100.000 7,36%
van € 100.000 tot € 150.000 6,95%
van € 150.000 tot € 200.000 6,61%
van € 200.000 tot € 250.000 6,32%
van € 250.000 tot € 300.000 6,08%
van € 300.000 tot € 350.000 5,86%
van € 350.000 tot € 400.000 5,68%
van € 400.000 tot € 450.000 5,52%
van € 450.000 tot € 500.000 5,37%
van € 500.000 tot € 550.000 5,24%
van € 550.000 tot € 600.000 5,12%
van € 600.000 tot € 650.000 5,02%
van € 650.000 tot € 700.000 4,92%
van € 700.000 tot € 750.000 4,83%
van € 750.000 tot € 800.000 4,75%
van € 800.000 tot € 850.000 4,68%
van € 850.000 tot € 900.000 4,61%
van € 900.000 tot € 950.000 4,55%
van € 950.000 tot € 1.000.000 4,49%
van € 1.000.000 tot € 1.050.000 4,43%
van € 1.050.000 tot € 1.100.000 4,38%
van € 1.100.000 tot € 1.150.000 4,33%
van € 1.150.000 tot € 1.200.000 4,29%
van € 1.200.000 tot € 1.250.000 4,25%
van € 1.250.000 tot € 1.300.000 4,21%
van € 1.300.000 tot € 1.350.000 4,17%
van € 1.350.000 tot € 1.400.000 4,14%
van € 1.400.000 tot € 1.450.000 4,10%
van € 1.450.000 tot € 1.500.000 4,07%
van € 1.500.000 tot € 1.550.000 4,04%
van € 1.550.000 tot € 1.600.000 4,01%
van € 1.600.000 tot € 1.650.000 3,99%
van € 1.650.000 tot € 1.700.000 3,96%
van € 1.700.000 tot € 1.750.000 3,94%
van € 1.750.000 tot € 1.800.000 3,91%
van € 1.800.000 tot € 1.850.000 3,89%
van € 1.850.000 tot € 1.900.000 3,87%
van € 1.900.000 tot € 1.950.000 3,85%
Tabel voor de berekening van de toeslag voor het vervaardigen van aanvullende stukken (niet van toepassing op normaal onderhoud als bedoeld in de Subsidieverordening)
Indien de instandhoudingswerkzaamheden ingrijpender herstel en/of grote ingrepen omvatten zijn aanvullende, meer gedetailleerde stukken nodig om het instandhoudingsplan goed te kunnen beoordelen. Welke aanvullende stukken dat betreft, hangt af van het uit te voeren werk. In dit verband wordt verwezen naar de toelichting op het aanvraagformulier.
Voor het (laten) vervaardigen van de benodigde aanvullende stukken mag de architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog boven op het honorarium een toeslag berekenen. De totale som (plankosten, begeleidingskosten en toeslag) is aan een maximum gebonden conform onderstaande tabel.
Overzicht van de toeslagpercentages gerelateerd aan de som van de opstel- en begeleidingskosten en toeslag:
van € 50.000 tot € 100.000 14,00%
van € 100.000 tot € 150.000 13,00%
van € 150.000 tot € 200.000 12,00%
Het actuele subsidiabele gemiddelde uurloon staat vermeld op de internetsite van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed www.cultureelerfgoed.nl en op www.monumenten.nl. Het gemiddelde uurloon is inclusief twee reisuren maar exclusief algemene bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten, winst + risico en btw.
Grondslagen voor de opbouw van de algemene bouwplaatskosten
De kosten van een aannemer zijn te verdelen in directe en indirecte kosten.
Tot de directe kosten van een bouwwerk behoren de kosten van de daarin te verwerken materialen en het daarbij behorende loon van het personeel. Onder de directe kosten worden voor instandhoudingswerkzaamheden ook begrepen de kosten van eventuele onderaannemers en steigerwerk.
De indirecte kosten zijn de kosten van de hulpmiddelen en de organisatie die nodig zijn om het bouwwerk tot stand te brengen.
De onderdelen c, d en e bij elkaar vormen een opslag van maximaal 20%.
Omvatten de instandhoudingswerkzaamheden ook ingrijpender herstel en/of grote ingrepen dan dient de begroting van de aannemer dan wel de architect, archeoloog of ingenieur voor de beoordeling van de subsidiabele kosten, alleen voor zover het de ingrijpende werkzaamheden betreft, gespecificeerd te zijn in onder andere eenheden, uren, materiaal- en materieelkosten, stel- en verrekenposten.
BIJLAGE II Richtlijn aanvragen instandhoudingsubsidie erfgoed Gouda
Betreft bijlage als bedoeld in artikel 1.7 van de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020
Het college kan een aanvraag die na het bereiken van het subsidieplafond voor het betreffende jaar wordt ontvangen, aanmerken als een aanvraag per 1 januari van het jaar daarop. Het subsidieplafond en de wijze van verdeling van dat jaar gelden dan.
De subsidieontvanger meldt de activiteit direct na voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie, bij het college gereed door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier dat het college heeft vastgesteld en beschikbaar gesteld.
Het college betaalt de subsidieontvanger de subsidie uit als bedrag ineens binnen vier weken na het besluit als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid.
1.7 intrekking of wijziging subsidievaststelling en terugvordering
Het college is bevoegd, wanneer de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt of is ingetrokken of gewijzigd, ten onrechte uitbetaalde subsidie geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terug te vorderen.
In de beschikking tot subsidieverlening kan het college voorwaarden stellen en verplichtingen opleggen.
BIJLAGE III Richtlijn aanvragen instandhoudingsfinanciering erfgoed Gouda (SVn)
Betreft bijlage als bedoeld in artikel 1.7 van de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020
1.2 ontvankelijkheid van de aanvraag
1.3 vaststelling financierbare kosten
De aanvrager meldt de activiteit direct na voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de instandhoudingslening, bij het college gereed door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier dat het college heeft vastgesteld en beschikbaar gesteld.
Op deze Richtlijn is van toepassing de deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Gouda en SVn.
1.7 Afwijzen aanvraag/intrekken toewijzing
Het college wijst een aanvraag af of trekt een toewijzingsbesluit voor het aanvragen van een Instandhoudingsregeling bij SVn in, indien:
1.8 Financiële toets, verstrekken en beheer Instandhoudingsregeling door SVn
BIJLAGE IV Schema Financiële ondersteuning versus Handhaving
Betreft bijlage bij de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020
Voor de verklaring van de begrippen, zie: Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020, artikel 1.1.1.
Uitgegaan wordt van de urgentie binnen het betreffende Instandhoudingsplan. Er worden geen verschillende, losse aanvragen naast elkaar gelegd en behandeld. De rapportage van de Monumentenwacht vormt hiervoor de basis of het vertrekpunt. Het genoemde inspectierapport is opgesteld door de Monumentenwacht op basis van een door hen zelf uitgevoerde onderhoudsinspectie.