Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht

Financieringsstatuut gemeente Utrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinancieringsstatuut gemeente Utrecht
CiteertitelFinancieringsstatuut gemeente Utrecht
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-04-2020Nieuwe regeling vervangt Treasurystatuut gemeente Utrecht

23-04-2020

gmb-2020-109348

Tekst van de regeling

Intitulé

Financieringsstatuut gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

gelet op de Financiële Verordening;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 januari 2020;

 

b e s l u i t :

 

het Financieringsstatuut gemeente Utrecht vast te stellen.

1 Inhoudsopgave

 

 

2 Inleiding en doelstellingen

3 Definitie

4 Externe en interne kaders

5 Financieringsbeleid

5.1 Uitgangspunten, doelstellingen en taakvelden

5.1.1 Uitgangspunten van het financieringsbeleid

5.1.2 Doelstellingen van het financieringsbeleid

5.1.3 Taakvelden binnen het financieringsbeleid

5.2 Cash management

5.2.1 Betalingsverkeer / kasbeheer

5.2.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer

5.3 Concernfinanciering

5.3.1 Financiering

5.3.2 Uitzettingen

5.4 Risicomanagement

5.4.1 Renterisicobeheer

5.4.2 Kredietrisicobeheer

5.5 Relatiebeheer

5.6 Beleid inzake interne rente

6 Organisatie en informatie

6.1 De Treasurer

6.2 Treasury Comité

6.3 Administratieve organisatie en interne controle

6.4 Informatievoorziening

6.4.1 Informatievoorziening aan Raad

6.4.2 Informatievoorziening aan Treasury

7 Overige bepalingen

7.1 Uitvoeringsregeling

7.2 Inwerkingtreding

7.3 Intrekking

7.4 Citeertitel

 

Bijlage 1 Begripsomschrijvingen

Bijlage 2 Rente- en disconteringspercentages

 

2 Inleiding en doelstellingen

 

Bij de laatste actualisering van de Wet financiering decentrale overheden in 2013 is de verplichting vervallen dat gemeenten moeten beschikken over een Financieringsstatuut; gemeenten mogen dat zelf bepalen. In Utrecht is er voor gekozen om wel over een dergelijk statuut te beschikken. Dit is vastgelegd in artikel 13 van de Financiële verordening.

Het Financieringsstatuut maakt onderdeel uit van de interne documenten waarin de opzet, inrichting en uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie is uitgewerkt. In het voorliggende Financieringsstatuut zijn daarvan de beleidsmatige uitgangspunten weergegeven. De overige interne documenten betreffen:

  • Uitvoeringsregeling

  • Hierin zijn de verantwoordelijkheden van de Treasurer weergegeven en zijn de beheersmatige afspraken vastgelegd voor de uitvoering van de financieringsfunctie.

  • Mandaatregister

  • Hierin zijn o.a. de bevoegdheden weergegeven van de Treasurer en van de overige bij treasury betrokken personen. Het register wordt jaarlijks geactualiseerd.

Algemene doelstellingen Financieringsstatuut en -beleid

De Gemeenteraad bepaalt welke de publieke taken van de gemeente Utrecht zijn. Het in dit Financieringsstatuut uitgewerkte treasurybeleid dient, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken te ondersteunen en waarborgen te bieden voor de financiële continuïteit van de gemeente Utrecht op korte en lange termijn.

Het Financieringsstatuut bevat daartoe de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van het financieringsbeleid en de treasuryfunctie. Het omvat de beleidsmatige vaststelling van de uitgangspunten, doelstellingen, taakvelden, bepalingen rond risicobeheer en de organisatorische en financiële kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie.

Het in statuut omschreven financieringsbeleid ondersteunt, als onderdeel van het brede financieel beleid en binnen gegeven wettelijke en eigen kaders, de uitvoering van de publieke taken van de gemeente Utrecht en biedt waarborgen voor de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn.

Naamgeving meer in lijn met wetgeving

Het statuut werd intern tot dusver aangeduid als Treasurystatuut. Om meer aansluiting te krijgen met de wettelijke bepalingen en aanduidingen, waarin bijvoorbeeld ook wordt gesproken van Financieringsparagraaf, wordt dit document voortaan aangeduid als Financieringsstatuut.

3 Definitie

 

De uitvoering van de financieringsfunctie wordt ook wel Treasury genoemd. De definitie daarvan luidt als volgt:

TREASURY is het sturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Treasury dient niet verward te worden met Financiën. Er zijn drie fundamentele verschillen tussen deze twee functies:

Facet

Treasury

Financiën

Denkt in termen van:

Feitelijke kasstromen

Baten en lasten

Activiteit:

Financieren

Dekken

Verantwoordelijk voor:

Aanwezigheid van geldmiddelen

Aanwending

 

Centraal uitgangspunt treasuryuitvoering

Zoals hierna onder hoofdstuk 5 nader uitgewerkt staat bij de gemeentelijke treasuryuitvoering centraal dat dit binnen wettelijke en interne kaders plaatsvindt en gericht is op een prudente, risicomijdende taakuitvoering ten behoeve van de Utrechtse publieke taak.

4 Externe en interne kaders

 

Wettelijke kaders

Naast de algemene bepalingen uit de Gemeentewet wordt het relevante wettelijke kader voor de uitvoering van de financieringsfunctie gevormd door:

  • De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido).

Deze wetgeving valt onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). De Provincie Utrecht fungeert voor de gemeente als toezichthouder op de naleving en uitvoering van deze wet.

Het centrale uitgangspunt van de Wet fido is het bevorderen en transparant maken van een solide financieringsbeleid. In deze wet zijn dan ook expliciete bepalingen opgenomen ten aanzien van risicobeheer en transparantie. Hierbij komt de transparantie tot uitdrukking in voorschriften voor het afleggen van verantwoording middels financieringsparagrafen in begroting en jaarrekening. Daarnaast is de Wet fido gericht op een beheersing van de risico’s die decentrale overheden lopen uit hoofde van hun financieringstaken, waarvan renterisico’s en kredietrisico’s de belangrijkste zijn.

Wet fido kenmerkt geldstromen tot 1 jaar als kortlopend en van 1 jaar en langer als langlopend.

Een aantal specifieke aspecten van de Wet fido zijn nader uitgewerkt in aparte ministeriële regelingen. Dit zijn:

  • Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden (Ufdo)

Hierin zijn onder andere de percentages vastgesteld voor de renterisico’s op de kortlopende schuld (kasgeldlimiet) en voor die op de langlopende schuld (renterisiconorm).

  • Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo)

Betreft regelgeving over het uitzetten van gelden en het aangaan van transacties in financiële derivaten.

  • Regeling Schatkistbankieren decentrale overheden

Op grond van deze sinds 2013 geldende Regeling dienen decentrale overheden (tijdelijke) overschotten aan geldmiddelen verplicht in ’s Rijks Schatkist te stallen. De gemeentelijke autonomie met betrekking tot de wijze waarop zij met haar overtollige middelen wenst om te gaan is met het Schatkistbankieren ingeperkt.

Afhankelijk van de begrotingsomvang geldt er per gemeente een drempelbedrag dat buiten de Schatkist mag blijven. Bovendien blijft toegestaan om aan andere overheden uit te lenen.

  • Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden

Geeft regels inzake het aangaan, verstrekken en waarborgen van geldleningen door openbare lichamen.

  • De Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof).

Deze wet regelt de wijze waarop de Nederlandse overheid de afspraken nakomt die in Europees verband zijn gemaakt over de ontwikkeling van het EMU-tekort en de schuld van de overheid. De meeste nadruk gaat daarbij uit naar tekortreductie. Van daaruit bevat deze wet onder andere bepalingen omtrent de ontwikkeling en bewaking van EMU-saldi voor decentrale overheden.

  • Wet Markt en Overheid

Het doel van deze wet is om oneerlijke concurrentie door de overheid te voorkomen als zij economische activiteiten uitvoert. De wet bevordert een gezond ondernemersklimaat in Nederland. Onder het begrip economische activiteit valt onder ander ook het verstrekken van leningen. Dit mag alleen indien de gemeenteraad hierover een zogenoemd algemeenbelangbesluit heeft genomen waarin gemotiveerd is waarom de gemeente op een bepaald vlak actief is. Een reden daarvoor kan bijvoorbeeld ‘marktfalen’ zijn.

  • Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Dit betreft de verslaggevingsregels waaraan de begroting en het jaarverslag van elke gemeente moeten voldoen, maar ook enkele zaken die specifiek relevant zijn voor Treasury zoals de voorschriften rond (interne) rente en verplichte financiële kengetallen in begrotings- en jaarstukken. De Treasury-gerelateerde kengetallen zijn: solvabiliteit, netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

Interne kaders

De volgende interne kaders zijn van toepassing:

  • Kader geldverstrekkingen

In dit Kader is het gemeentelijke beleid uiteengezet rond onder andere het verstrekken en waarborgen van geldleningen, dit in termen van uitgangspunten, beperkingen en voorschriften. De gemeente voert op dit punt een terughoudend beleid (“nee, tenzij…”).

  • Interne (schuld)normering

Mede uitvoering gevend aan Rekenkameraanbevelingen uit 2013 en raadstoezeggingen zijn in 2014 schuldnormen bepaald die binnen de gemeente Utrecht gehanteerd worden om de schuldontwikkeling en de daarmee gepaarde (rente)risico’s te beheersen. Dit betreft normeringen c.q. plafonneringen ten aanzien van de netto schuldquote, interne renterisiconorm, netto rentelasten en de EMU-referentiewaarde. Deze laatste waarde wordt jaarlijks door het Rijk bekend gemaakt in de Septembercirculaire van het Gemeentefonds.

Over deze normen wordt bij elke programmabegroting of jaarverslag specifiek gerapporteerd.

  • Spelregel interne rentetoerekening

In deze spelregel is, rekening houdend met de voorschriften vanuit BBV weergegeven op welke wijze rente wordt toegerekend aan of over:

  • materiële, financiële en vlottende activa (investeringen en grondexploitaties) en

  • passiva (o.a. reserves).

5 Financieringsbeleid

5.1 Uitgangspunten, doelstellingen en taakvelden

5.1.1 Uitgangspunten van het financieringsbeleid

  • 1.

    Treasury voert haar taken risicomijdend uit met inachtneming van de wettelijke en interne kaders zoals onder andere opgesomd onder hoofdstuk 4;

  • 2.

    Treasury voert haar activiteiten uit uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak door de gemeente Utrecht.

5.1.2 Doelstellingen van het financieringsbeleid

  • 1.

    Het verzekeren van een duurzame toegang tot financiële markten tegen zo gunstig mogelijke condities;

  • 2.

    Het tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen teneinde het in de jaarlijkse begroting vastgestelde beleid te kunnen uitvoeren (beschikbaarheid);

  • 3.

    Het optimaliseren van kosten van financiering en opbrengsten op de uitzettingen;

  • 4.

    Het zorgdragen voor kosteneffectief, efficiënt en betrouwbaar betalingsverkeer;

  • 5.

    Het beheersen van risico’s die de financiële positie en (rente)resultaten zouden kunnen aantasten;

  • 6.

    Het realiseren van adequate treasury-informatiestromen ter ondersteuning van het beleid en de verantwoording hierover;

  • 7.

    Het bewaken van de ontwikkeling van de (netto) schuldpositie.

5.1.3 Taakvelden binnen het financieringsbeleid

Binnen het financieringsbeleid worden de volgende zeven taakvelden onderscheiden, voorzien van enige nadere duiding:

  • 1.

    Beleidsadvisering: dit betreft het, mede op grond van wettelijke ontwikkelingen, adviseren over financieringsbeleid, rente- of borgstellingenbeleid.

  • 2.

    Cash management:

    • a.

      Kasbeheer: dit betreft het afsluiten en beheren van alle gemeentelijke contracten met betrekking tot bancaire dienstverlening, inclusief financieringsovereenkomsten alsmede het inrichten en beheren van de gemeentelijke bankrekeningstructuur;

    • b.

      Saldobeheer: onder deze taak valt het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi en andere financiële vermogenswaarden van de gemeente alsmede het aantrekken of uitzetten van kortlopende geldmiddelen. Tevens het ondersteunen van gemeentelijke organisatieonderdelen gericht op het waarborgen en bewaken van een veilige en doelmatige afwikkeling van het betalingsverkeer en eventueel contant geldverkeer.

  • 3.

    Concernfinanciering:

    • a.

      Dit betreft het, mede aan de hand van een meerjarige financieringsplanning, aantrekken of uitzetten van langlopende geldmiddelen;

    • b.

      Het beheren van de portefeuilles van opgenomen geldleningen.

  • 4.

    Risicobeheer:

    • a.

      Dit betreft het binnen de kaders zoals hierna genoemd onder 5.4.2:

      • i.

        (adviseren aan het college over) uitlenen van geldmiddelen;

      • ii.

        (adviseren aan het college over) verstrekken van de bij de gemeente gevraagde borgstellingen;

      • iii.

        (adviseren aan het college over) de achtervangpositie van de gemeente in het Waarborgfonds Sociale Woningbouw;

    • b.

      Het beheren van de portefeuilles van verstrekte en gewaarborgde geldleningen.

  • 5.

    Relatiebeheer: deze taak behelst het opzetten en onderhouden van een netwerk van relaties met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties voor geld- en kapitaalmarkt.

  • 6.

    Planning & Control, dit betreft:

    • a.

      Het creëren van informatiestromen om de treasuryfunctie controleerbaar en transparant te maken en het organiseren van overleg daarover;

    • b.

      Het opstellen van de volgende documenten ten behoeve van programmabegroting en in de jaarstukken: financieringsparagraaf, overzicht EMU-saldo, kasstroomoverzicht, staat van gewaarborgde geldleningen. Daarnaast bijdragen met betrekking tot treasurygerelateerde kengetallen, informatie over verbonden partijen en geprognosticeerde balans (alleen bij begroting);

    • c.

      Het adviseren over deelnemingen;

    • d.

      Het intern toerekenen van rente.

  • 7.

    Overige zaken en advies, o.a. het signaleren van en adviseren over relevante ontwikkelingen en risico’s die van invloed kunnen zijn op de financiële- of schuldpositie van de gemeente.

5.2 Cash management

Ten aanzien van het taakveld cash management gelden de volgende uitgangspunten en richtlijnen:

5.2.1 Betalingsverkeer / kasbeheer

  • 1.

    Het betalingsverkeer wordt gemeentebreed zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één huisbank die voldoet aan minimale geschiktheidseisen en in haar handelen aantoonbaar aansluit bij de door de gemeente gehanteerde maatstaven ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzaamheid;

  • 2.

    Deze huisbankier moet in staat zijn om een voor de gemeente toereikende kredietlimiet in rekening courant aan te bieden;

  • 3.

    Teneinde de continuïteit van het betalingsverkeer te waarborgen kan Treasury een bankcircuit aanhouden bij een andere dan de huisbankier;

  • 4.

    Uitsluitend Treasury is bevoegd tot het openen van bankrekeningen;

  • 5.

    Treasury treedt op als houder van alle gemeentelijke bankrekeningen;

  • 6.

    Schriftelijke of elektronische ondertekening van betalingsopdrachten aan banken dient altijd te geschieden door twee daartoe bevoegde functionarissen met gescheiden verantwoordelijkheden.

5.2.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één saldo- en rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Het saldobeheer van de gemeente Utrecht zal plaatsvinden met inachtneming van de Wet fido-bepalingen rond de kasgeldlimiet;

  • 3.

    Indien er een kortlopende liquiditeitsbehoefte ontstaat bepaalt Treasury op welke wijze en voorwaarden het aantrekken van deze middelen het voordeligst kan plaatsvinden;

  • 4.

    Toegestane vormen voor op te nemen korte geldleningen: zie 5.3.1, lid 4.

  • 5.

    Voor uitzettingen geldt het bepaalde onder 5.3.2;

  • 6.

    Bij aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van korter dan drie maanden worden offertes bij minimaal twee bankinstellingen en/of brokers opgevraagd alvorens een financieringsovereenkomst wordt afgesloten. Indien een bankinstelling en/of broker bij een specifieke uitvraag geen lating kan afgeven telt dit mee als gedane offerte.

5.3 Concernfinanciering

Ten aanzien van het taakveld concernfinanciering gelden de volgende uitgangspunten en richtlijnen:

5.3.1 Financiering

  • 1.

    Financiering vindt in beginsel plaats op concernniveau. In uitzonderlijke, gemotiveerde en door de gemeenteraad geaccordeerde gevallen kan objectfinanciering plaatsvinden;

  • 2.

    Nieuwe op te nemen geldleningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de meerjarig geprognosticeerde balans zoals opgenomen in de Programmabegroting dan wel liquiditeitenplanning;

  • 3.

    Nieuwe leningen worden beoordeeld op hun effect op de renterisiconorm en schuldpositie c.q. netto schuldquote; 

  • 4.

    Toegestane vormen voor op te nemen geldleningen:

    • a.

      kortlopend: krediet in rekening courant, kas- en callgeldleningen;

    • b.

      langlopend: onderhandse (basisrente)leningen, roll-over leningen, Medium Term Notes, Schuldschein, obligatie.

  • 5.

    Toegestane aflossingswijzen: lineair, annuïtair, fixe of combinatie hiervan;

  • 6.

    Bij aantrekken van financieringsmiddelen voor een periode van drie maanden en langer worden offertes bij minimaal drie bankinstellingen en/of brokers opgevraagd alvorens een financieringsovereenkomst wordt afgesloten. Indien een bankinstelling en/of broker bij een specifieke uitvraag geen lating kan afgeven telt dit mee als gedane offerte;

  • 7.

    Rente-instrumenten (derivaten) worden terughoudend en uitsluitend gebruikt ter beperking van renterisico’s;

  • 8.

    Toegestane derivaten zijn: cap, FRA, swap en swaption.

5.3.2 Uitzettingen

Uitzettingen worden gedaan rekening houdend met de bepalingen rond Schatkistbankieren en met inachtneming van de bepalingen onder 5.4.2.

5.4 Risicomanagement

Binnen het vakgebied Treasury worden vijf risico’s onderscheiden. Rente- en kredietrisico’s zijn daarvan voor gemeenten de belangrijkste. De overige risico’s zijn:

  • Koersrisico

Dit risico zou van toepassing zijn indien de gemeente over obligatiebeleggingen zou beschikken. Met de inwerkingtreding van het Schatkistbankieren zijn dergelijke uitzettingen c.q. beleggingen echter niet meer toegestaan.

  • Liquiditeitsrisico

Dit zou het risico zijn dat de gemeente niet aan benodigde geldmiddelen kan komen. Gezien de kredietwaardigheidsstatus van Nederlandse (de)centrale overheden hebben zij te allen tijde toegang tot geld- en kapitaalmarkten. Bovendien beschikt de gemeente over een kredietlimiet bij haar huisbankier.

  • Valutarisico

Dit risico lopen gemeenten niet vanwege het verbod in de Wet fido om transacties in andere valuta dan Euro te doen.

5.4.1 Renterisicobeheer

Voor het renterisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De bepalingen in de Wet fido met betrekking tot de kasgeldlimiet en de renterisiconorm worden nageleefd;

  • 2.

    Ten aanzien van de renterisiconorm richten wij ons op een interne norm die strenger is dan Wet fido voorschrijft;

  • 3.

    Treasury zorgt voor bij het opnemen van nieuwe langlopende geldleningen voor een dusdanige spreiding dat binnen de wettelijke en interne renterisiconorm wordt geopereerd;

  • 4.

    Leningen met een rentetypisch korte looptijd die gekoppeld zijn aan een derivaat waarbij de rente voor een rentetypisch lange looptijd is vastgesteld, worden beschouwd als langlopende financiering. Deze leningen belasten daarmee de kasgeldlimiet niet.

5.4.2 Kredietrisicobeheer

De gemeente loopt kredietrisico’s op uitzettingen (o.a. verstrekte geldleningen) en gewaarborgde geldleningen. Uitzettingen kunnen uit hoofde van de publieke taak zijn, of, ingeval van (tijdelijk) overtollige geldmiddelen, uit hoofde van treasury. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden in acht genomen:

    • de geldende wet- en regelgeving waaronder die inzake staatssteun;

    • de bepalingen van het gemeentelijke Kader geldverstrekkingen.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden de daaraan verbonden risico’s voor zover mogelijk beperkt door het vestigen van zakelijke zekerheden;

  • 3.

    Het uitzetten van gelden uit hoofde van treasury en/of het aangaan van verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten geschiedt, rekening houdend met de wettelijke bepalingen inzake Schatkistbankieren, slechts bij financiële ondernemingen die:

  • gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee internationaal erkende ratingbureaus;

  • voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een A-rating beschikken, afgegeven door ten minste twee internationaal erkende ratingbureaus;

  • 4.

    Er geldt een eerbiedigende werking voor contracten waarvan de tegenpartij gedurende de looptijd niet meer aan de in lid 3 genoemde criteria voldoet;

  • 5.

    Lid 3 is niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor een solvabiliteitsratio van 0 procent geldt.

5.5 Relatiebeheer

De gemeente beoogt om zo zuiver mogelijke relaties met financiële partijen te onderhouden en financiële diensten af te nemen tegen zo gunstig mogelijke condities. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Treasury onderhoudt, met inachtneming van interne bepalingen rond integriteit, een netwerk met banken, financiële instellingen en bemiddelende organisaties op de geld- en kapitaalmarkten;

  • 2.

    de Treasurer is bevoegd tot het voeren van zakelijke onderhandelingen met bankinstellingen;

  • 3.

    bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen zoals gesteld onder 5.4.2. lid 3;

  • 4.

    financiële instellingen waarmee gemeente Utrecht zaken doet dienen onder toezicht te staan van De Nederlandse Bank en daarnaast over alle vergunningen te beschikken van de Autoriteit Financiële Markten (of EU-equivalenten van deze instellingen);

  • 5.

    indien relevant of noodzakelijk worden vanuit Treasury ambtelijke of bestuurlijke contacten onderhouden met o.a. Vereniging Nederlandse Gemeenten, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Ministerie van Financiën, de Provincie Utrecht of collegiale treasurynetwerken.

5.6 Beleid inzake interne rente

Uit financiering op concernniveau volgt dat er intern aan investeringen rentelasten moeten worden toegerekend. Daarbij geldt:

  • 1.

    De interne omslagrente wordt berekend en toegepast rekening houdend met de daarvoor gestelde externe BBV voorschriften en de interne Spelregel rentetoerekening;

  • 2.

    Jaarlijks bepaalt de Treasurer de renteomslagpercentages voor activa en grondexploitaties;

  • 3.

    De omslagrente in het jaar t wordt berekend door de totale netto rentelasten te delen door de boekwaarde van de vaste activa per 31 december van het jaar t-1 die integraal zijn gefinancierd;

  • 4.

    Het bij de begroting (voor)gecalculeerde omslagpercentage wordt op een veelvoud van 0,5 procentpunt naar boven afgerond;

  • 5.

    De omslagrente dient in het meerjarenperspectief toereikend te zijn om de gemeentelijke vermogenskosten te kunnen dekken;

  • 6.

    De omslagrente wordt jaarlijks toegerekend aan zowel gereedgemelde als lopende materiële en financiële vaste activa (met uitzondering van treasuryposten), het onderhanden werk (grondexploitaties c.q. bouwgronden in exploitatie) en waarborgsommen;

  • 7.

    Over de in Bijlage 2, punt 5 limitatief opgesomde eigen vermogensposten en voorzieningen wordt een rentevergoeding berekend;

  • 8.

    Overige rente- en disconteringspercentages gelden conform Bijlage 2 bij dit Financieringsstatuut;

  • 9.

    Een verschil tussen geraamde netto rentelasten en geraamde toe te rekenen rentelasten wordt aangeduid als geraamd financieringsresultaat (voorcalculatorisch);

  • 10.

    Een verschil tussen werkelijke netto rentelasten en werkelijk toegerekende rentelasten wordt aangeduid als werkelijk financieringsresultaat (nacalculatorisch);

  • 11.

    Een nacalculatorisch financieringsresultaat wordt te allen tijde beschouwd als incidentele middelen.

6 Organisatie en informatie

 

De gemeentelijke treasuryfunctie (hierna aangeduid als: Treasury) bestaat in termen van functionarissen uit een door het college aangewezen Treasurer en enkele daartoe intern aangewezen en gekwalificeerde medewerkers binnen afdeling Financiën, Inkoop en Juridische zaken (FIJ).

6.1 De Treasurer

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst de Treasurer bij afzonderlijk besluit aan;

  • 2.

    De Treasurer is verantwoordelijk voor de sturing en beheersing van de treasuryfunctie binnen de gemeente, voor zover de bevoegdheden aan hem/haar zijn gemandateerd en volmacht is verleend;

  • 3.

    De functie van Treasurer is niet verenigbaar met die van directeur, concerncontroller en concernmanager FIJ;

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders legt in de Uitvoeringsregeling vast aan welke functionarissen de positie van Treasurer resp. plaatsvervangend Treasurer wordt gekoppeld;

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders legt in het Mandaatregister vast welke bevoegdheden aan de Treasurer zijn gemandateerd.

6.2 Treasury Comité

  • 1.

    Ter borging van de kwaliteit en uitvoering van het financieringsbeleid zal binnen de gemeente Utrecht een Treasury Comité actief zijn. Dit Treasury Comité bestaat tenminste uit de Treasurer, de concernmanager financiën, een interne treasurymedewerker en een extern adviseur. De concernmanager financiën bekleedt hierbij de rol van voorzitter;

  • 2.

    Het Treasury Comité komt minimaal twee maal per kalenderjaar bijeen. Van de bijeenkomsten wordt een verslag gemaakt;

  • 3.

    Het doel van het Treasury Comité is:

    • a.

      Het bespreken van de treasury-uitvoering en relevante treasuryaspecten gedurende de voorafgaande periode;

    • b.

      Het bespreken van beleids- en financieringsvoornemens en overige relevante treasuryaspecten voor de komende periode.

  • 4.

    De Treasurer bereidt, al dan niet tezamen met interne treasurymedewerkers, de vergaderdocumenten voor en verspreidt deze tijdig aan de deelnemers;

  • 5.

    Het Treasury Comité heeft een adviserende rol aan de Treasurer en is geen besluitvormend orgaan.

6.3 Administratieve organisatie en interne controle

  • 1.

    De Treasurer stelt de Administratieve Organisatie van de treasuryfunctie vast en neemt daarbij de richtlijnen in acht met betrekking tot functiescheiding, registraties en verantwoordingsstructuur. De Businesscontroller van Financiën, Inkoop en Juridische Zaken – en in het verlengde de Concerncontroller - draagt zorg voor de interne controle op de treasuryfunctie;

  • 2.

    De Treasurer is verantwoordelijk voor het opstellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarstukken;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      in het Mandaatregister is vastgelegd welke beschikkende en vertegenwoordigende bevoegdheden aan de Treasurer en aan treasurymedewerkers zijn gemandateerd en/of volmacht is verleend;

    • b.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • c.

      de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • d.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschieden door afzonderlijke functionarissen;

    • e.

      bij het aangaan van transacties op geld- of kapitaalmarkt wordt aan tegenpartijen of brokers opdracht gegeven de transactiebevestigingen ook te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

    • f.

      de transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

6.4 Informatievoorziening

6.4.1 Informatievoorziening aan Raad

Het college informeert de raad omtrent uitvoering van de treasuryfunctie middels de Financieringsparagraaf bij elke programmabegroting en jaarrekening en zoveel vaker als nodig is uit hoofde van de actieve informatieplicht van het college aan de gemeenteraad.

6.4.2 Informatievoorziening aan Treasury

De gemeentelijke organisatieonderdelen dienen Treasury tijdig, juist en volledig te informeren over relevante kasstromen. Dit betreft informatie van:

  • (adviseur) businesscontrollers en planeconomen van organisatieonderdelen met betrekking tot in- en uitgaande kasstromen rond investeringen en grondexploitaties;

  • de beleidsadviseur belast met de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds.

7 Overige bepalingen

7.1 Uitvoeringsregeling

In de Uitvoeringsregeling worden nadere regels vastgesteld over beheer en organisatie van de treasuryfunctie.

7.2 Inwerkingtreding

Dit Financieringsstatuut treedt in werking op de eerste werkdag na bekendmaking van dit besluit.

7.3 Intrekking

Op het moment van inwerkingtreding van dit Financieringsstatuut wordt het Treasurystatuut gemeente Utrecht ingetrokken.

7.4 Citeertitel

Dit statuut wordt aangehaald als: Financieringsstatuut gemeente Utrecht.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 april 2020,

de griffier, de voorzitter, 

 

 

 

 

Bijlage 1 Begripsomschrijvingen

 

Broker

Commercieel bemiddelend kantoor voor het aantrekken van financiering op de geld- of kapitaalmarkt. Ook wel intermediair genoemd.

Borgstelling

Zie Gewaarborgde geldlening.

Callgeld/daggeld

Aangetrokken c.q. uitgezette geldmiddelen voor een termijn van één tot enkele dagen.

Dekken

Term die binnen de financiële functie wordt gebruikt voor het opvangen van (extra) lasten uit (1) het verhogen van baten, (2) het verlagen van andere lasten of (3) door het onttrekken aan reserves.

Derivaat

Afgeleide financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te beheersen en financieringskosten te minimaliseren. Er bestaan twee soorten derivaten:

1. Fixerend: hierbij wordt de rente over een zekere periode of per een zeker moment vastgelegd. Voordeel: de rentelasten zijn duidelijk en onafhankelijk van de beweging van de marktrente. Nadeel: er kan niet meer van een gunstige renteontwikkeling geprofiteerd worden. Voorbeelden hiervan:

o Forward Rate Agreement (FRA): voor geldmarkttransacties tot 1 jaar. Het rentepercentage over een in de toekomst op te nemen kortlopende lening wordt op de contractdatum vastgelegd;

o Swap: overeenkomst waarmee partijen vastleggen een serie rentebetalingen te ruilen: vast voor variabel of omgekeerd. De rentetypische looptijd wordt daarmee beïnvloed.

2. Afschermend: tegen betaling van een premie wordt men gedurende een zekere periode behoed voor een negatieve renteontwikkeling. Heeft daarmee meer optioneel karakter. Voorbeelden hiervan:

o Cap: beschermt de koper, bij leningen, tegen hogere rente dan het afgesproken niveau;

o Swaption: geeft de koper het recht (‘optie’) om gedurende een bepaalde periode of op een bepaald moment een swap af te sluiten.

Financieren / financiering

Het feitelijk aantrekken van kort- of langlopende geldmiddelen bij externe geldgevers.

Geldmarkt

Markt voor het aantrekken of uitzetten van kortlopende geldmiddelen.

Gewaarborgde geldlening

Een door een instelling, vereniging of stichting van een bank opgenomen geldlening waarvoor de gemeente zich jegens de bank borg gesteld heeft voor het nakomen van de leningverplichtingen (rente en aflossing). Ook wel gegarandeerde geldlening of borgstelling genoemd.

Kapitaalmarkt

Markt voor het aantrekken of uitzetten van langlopende geldmiddelen.

Kasgeld

Aangetrokken c.q. uitgezette geldmiddelen voor een termijn van één week tot één jaar.

Kasgeldlimiet

Wettelijke limiet ter beperking van het renterisico op de kortlopende c.q. vlottende schuld. De limiet wordt uitgedrukt in een bedrag, dit als percentage van het begrotingstotaal (thans 8,5%).

Kredietlimiet

Faciliteit gekoppeld aan een bankrekening(stelsel) om voor een bepaald maximumbedrag ‘rood’ te staan tegen vooraf bekende rentecondities.

Kredietrisico

Het risico dat de gemeente financiële schade leidt als gevolg van betalingsproblemen van partijen waaraan de gemeente geldleningen of borgstellingen heeft verstrekt.

Liquiditeitenbeheer

De activiteiten die leiden tot het aantrekken en uitzetten van financiële middelen voor een periode van maximaal één jaar.

Liquiditeitenplanning

Een overzicht betreffende de over een bepaalde periode verwachte in- en uitgaande kasstromen. Daarbij worden drie kasstromen onderscheiden: exploitatie-, financiële- en investeringskasstromen.

Liquiditeitstypische looptijd

De looptijd van de lening in termen van aflossingen. Ofwel de periode die resteert totdat een lening algeheel is afgelost.

Mandaat

De bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.

Medium term notes (MTN)

Verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimum looptijd van 2 jaar. De MTN maakt deel uit van een programma en wordt veelal uitgegeven door een bank.

Obligatie

Een openbaar verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, waarvan de voorwaarden veelal in een prospectus zijn vastgelegd.

Onderhandse lening

Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geldgevende partij tot stand komen. Dit maatwerkkarakter maakt de lening moeilijk verhandelbaar.

Rating

Een door een onafhankelijk bureau zoals Standard and Poors of Moody’s afgegeven en internationaal erkend oordeel over de kredietwaardigheid van financiële partijen. Ook wel creditrating genoemd. Ratings kennen een bereik van AAA (uitzonderlijk kredietwaardig) tot D (default).

Rekening courant

Lopende rekening bij een bank, al dan niet gekoppeld aan kredietlimiet.

Renterisico

Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger respectievelijk lager zullen zijn.

Rente-instrumenten

Zie onder Derivaten.

Renterisiconorm

Wettelijke limiet ter beperking van het renterisico op de langlopende c.q. vaste schuld. De limiet wordt uitgedrukt in een bedrag als percentage van het begrotingstotaal (thans 20%).

Rentetypische looptijd

De periode waarover de rente van een lening vast staat. Bedraagt dit minder dan 1 jaar dan wordt de lening door Wet fido als kortlopend gezien en bij 1 jaar of langer als langlopend.

Roll-over lening

Een lening met middellange of lange looptijd en variabele rente.

Schatkistbankieren

Het verplicht uitzetten van (tijdelijk) overtollige financieringsmiddelen bij ’s Rijks schatkist conform de regelgeving op grond van artikel 2 Wet fido, dit rekening houdend met een drempelbedrag dat aan de hand van het begrotingstotaal wordt berekend.

Schuldschein

Een leningovereenkomst voor middellange of lange termijn, rechtstreeks afgesloten tussen een geldnemer en een investeerder, waarbij een bank de operatie structureert. Kan gezien worden als tussenvorm van onderhandse en MTN-lening en is doorgaans naar Duits recht.

Treasurybeleid

Vastgestelde uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasuryfunctie

De uitvoering van alle activiteiten die zich richten op het sturen, beheersen en bewaken van de financiële posities, financiële stromen en de hieraan verbonden risico’s.

Uitzetting

Binnen de Wet fido gehanteerde term voor verstrekte geldleningen en beleggingen.

Vaste schuld

Schuldtitels met een looptijd van één jaar en langer.

Vlottende schuld

Schuldtitels met een looptijd tot één jaar.

Zekerheden

Zakelijke zekerheidsrechten die door de gemeente, in het kader van een verzoek om een lening of borgstelling, van de aanvrager gevraagd kunnen worden om het risicoprofiel van de verzochte steun te verlagen, bijvoorbeeld hypotheek- en pandrechten.

 

Bijlage 2 Rente- en disconteringspercentages

Overzicht van binnen Utrecht gehanteerde rentepercentages. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen:

  • voorgeschreven percentages op basis van de BBV Notitie Rente en de BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken en

  • niet voorgeschreven percentages.

Nr.

Omschrijving percentage

Percentage

Opm.

 

 

 

 

 

Voorgeschreven percentages:

 

 

1

Disconteringsvoet grondexploitatie

2%

 

2

Toe te rekenen rente aan grondexploitaties

1,58%

*

3

Renteomslag (toe te rekenen rente aan activa, via taakvelden)

2%

**

 

 

 

 

 

Niet voorgeschreven percentages:

 

 

4

Disconteringspercentage toekomstige kasstromen langjarig

> 10 jaar

4%

 

5

Rentevergoeding eigen vermogen (over limitatief bepaalde posten; zie hieronder)

2%

**

6

Percentage bij niet beschreven of voorgeschreven situaties

2%

 

 

* Dit is het percentage voor 2019; deze waarde dient op grond van BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken elk jaar herberekend te worden aan de hand van de balansposities en balansverhoudingen per einde van het voorafgaande jaar.

** Op grond van BBV Notitie rente wijzigt dit percentage alleen indien het berekende omslagpercentage meer dan 0,5 procentpunt afwijkt van het gehanteerde omslagpercentage.

Toelichtingen:

Ad 1 Disconteringsvoet grondexploitatie

Percentage o.b.v. stellige uitspraak in BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken:

“De disconteringsvoet die moet worden gehanteerd in de berekening van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening voor negatieve grondexploitaties wordt voor alle gemeenten bepaald op 2% zijnde het maximale meerjarige streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor inflatie binnen de Eurozone.”

Dit percentage blijft dus 2% totdat de ECB hier anders over besluit.

Ad 2 Toe te rekenen rente aan grondexploitaties

Percentage o.b.v. stellige uitspraak in BBV Notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken:

“De toegestane toe te rekenen rente aan de taakvelden 3.2 Fysieke bedrijfsinfrastructuur en 8.2 Grondexploitatie (die vervolgens mag worden toegevoegd aan de post voorraden, bouwgronden in exploitatie (BIE)) moet worden gebaseerd op de daadwerkelijk betaalde rente over het vreemd vermogen. Het is niet toegestaan om rente over het eigen vermogen toe te rekenen aan de taakvelden 3.2 Fysieke bedrijfsinfrastructuur en 8.2 Grondexploitatie (BIE). Het over het vreemd vermogen te hanteren rentepercentage moet als volgt worden bepaald:

  • het rentepercentage van de direct aan de grondexploitatie gerelateerde financiering in het geval van projectfinanciering;

  • het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen, indien geen sprake is van projectfinanciering.

Indien de gemeente geen externe financiering heeft, dan wordt dus ook geen rente toegerekend aan de taakvelden 3.2 Fysieke bedrijfsinfrastructuur en 8.2 Grondexploitatie (BIE). De rentetoerekening vindt plaats op basis van de bruto-boekwaarden van de grondexploitaties van de BIE per 1 januari. Ook over grondexploitaties waarbij de verantwoorde baten hoger zijn dan de lasten, waardoor de boekwaarde van een BIE negatief is, wordt rente (in dit geval een baat) toegerekend.”

Dit percentage wordt jaarlijks berekend door de Treasurer.

Ad 3 Renteomslag (toe te rekenen rente aan activa, via taakvelden)

De interne rente wordt berekend conform voorschriften uit de geldende BBV Notitie rente. Dit percentage wordt jaarlijks bij de Voorjaarsnota door de Treasurer (meerjarig) doorgerekend en aangepast indien het berekende omslagpercentage meer dan 0,5 procentpunt afwijkt van het gehanteerde omslagpercentage.

Ook dient op grond van een stellige uitspraak in de BBV Notitie rente een nacalculatorisch een correctie plaats te vinden indien de aan taakvelden toegerekende rentelasten meer dan 25% afwijken van de werkelijke rentelasten.

Ad 4 Disconteringspercentage toekomstige kasstromen langjarig > 10 jaar

Dit percentage, dat ook vastgelegd is in de gemeentelijke Waarderingsrichtlijnen, heeft betrekking op de waardering van toekomstige kasstromen, met name van erfpachten. Er is gekozen voor een percentage van 4% en niet voor een aan de actuele rentestand gekoppeld percentage. De rente is momenteel, historisch gezien, uitzonderlijk laag. Dat de rente ook richting de toekomst laag blijft is echter allerminst zeker. Het thans gekozen en met de accountant afgestemde percentage mag in historisch perspectief verantwoord genoemd worden en leidt bij (balans)waarderingen tot behoedzame uitkomsten.

Ad 5 Rentevergoeding eigen vermogen

In de BBV Notitie rente is de aanbeveling opgenomen om geen rente over eigen vermogen meer te berekenen. In Utrecht doen wij dat wel over enkele limitatief bepaalde posten. Dit betreft:

  • De (financiële) vaste activa reserves m.b.t. investeringen met economisch nut (*);

  • De programmareserves Stimuleringsfonds Volkshuisvesting, Utrechts Restauratiefonds, Revolverend Fonds Woningrenovatie en Reserve Woonfonds;

  • POS: over het saldo van reserves, voorzieningen (debet èn credit op balans) en resultaat, tezamen aangeduid als ‘ResVo’ (conform de Spelregel interne rentetoerekening tot een maximum van 70 miljoen euro);

  • De programmareserve Leningen Utrechtse Energie en de Programmavoorzieningen Bodemsanering en AMEV milieuprijs;

  • Voorzieningen inzake duurzame waardeverminderingen.

(*) De gemeente bezit een aantal materiële vaste activa met economisch nut die in het verleden uit eigen middelen gefinancierd zijn en waaraan dus geen externe rentelasten verbonden waren. In de interne rentespelregel is echter bepaald dat rente wordt toegerekend aan alle gerede en lopende materiële vaste activa met economisch nut. Door middel van de vaste activa reserves wordt er voor gezorgd dat er per saldo geen rente wordt toegerekend aan de uit eigen middelen gefinancierde materiële activa.

Ad 6 Percentage bij niet beschreven of voorgeschreven situaties

Dit percentage wordt gehanteerd in alle gevallen waar geen ander percentage (wettelijk of eigen) is bepaald. Bij projecten met een investering groter dan 10 miljoen euro en met een looptijd langer dan 15 jaar wordt er in overleg met concernfinanciën (treasury) bepaald of het dan geldende renteomslagpercentage in voldoende mate de toekomstige (rente) risico’s afdekt.