Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Beleidsplan VTH-taken ’ Prioriteiten en doelstellingen’ |
Citeertitel | Beleidsplan VTH-taken |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-04-2020 | nieuwe regeling | 11-12-2017 |
Voorliggend beleidsplan geeft de richting aan voor het uitvoeren van de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het beleidsplan bevat de doelstellingen en prioriteiten op basis van een probleemanalyse. Het Uitvoeringsplan bevat de operationele uitvoeringsstrategieën bij de concrete taakuitvoering en de wijze waarop de kwaliteit wordt geborgd. De uitvoeringsstrategieën beschrijven op hoofdlijnen wat wij doen om onze doelstellingen te realiseren.
Dit eerste hoofdstuk bevat meer informatie over de aanleiding en achtergrond van het beleidsplan. De wettelijke eisen komen aan bod en de aansluiting van dit beleidsplan bij bestaande kaders en werkwijzen. Hoofdstuk 2 gaat in op de visie op vergunningverlening, het toezicht en de handhaving. De doelstellingen en prioriteiten staan kort en bondig in hoofdstuk 3. Daarnaast bevat dit hoofdstuk een nadere uitwerking waarbij per taakveld gedetailleerd wordt ingegaan op de risicoanalyse, prioriteiten en doelen.
Onze gemeente volgt de wettelijke eisen om handhavingsbeleid vast te stellen. Dit ligt vast in het “Beleid Handhaving Fysieke omgeving 2007”.
Op grond van de wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (wet VTH) en aanpassingen in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) is het voor de Wabo VTH-taken verplicht om een probleemanalyse met prioriteitstelling vast te stellen, om de uitvoering te programmeren en om te monitoren en verslag te doen over de uitvoering en de beleidsprestaties.
De wet VTH bevat een gemeentelijke zorgplicht voor de kwaliteit van de taakuitvoering. Op basis van een landelijke modelverordening heeft de gemeenteraad de “Verordening Kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Sittard-Geleen” vastgesteld. De gemeenteraad is verplicht om bij verordening regels te stellen over de uitvoering van de basistaken die in opdracht van het college door de RUD Zuid-Limburg worden uitgevoerd. Voor de overige taken geldt de verplichting om zorg te dragen voor een goede kwaliteit van de uitvoering (vergunningen) en handhaving van het omgevingsrecht. Dit kan door het vaststellen van de kwaliteitscriteria in een verordening of door het vaststellen van deze kwaliteit in een beleidsplan.
Voorliggend beleidsplan geeft nadere invulling aan de bevoegdheid met betrekking tot de overige taken die de gemeenteraad met de verordening bij het college heeft neergelegd. Daarmee is dit beleidsplan een richtinggevend document voor het college bij de uitvoering van de wettelijke taken in het kader van de Wabo.
Voor onze gemeente zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) belangrijke instrumenten om de gezondheid, veiligheid en leefbaarheid te waarborgen. Deze instrumenten worden ondermeer ingezet bij het realiseren van bouwwerken, het verwijderen van asbest, het beperken van geluid- of geuroverlast, het voldoen aan brandveiligheidseisen in gebouwen, veranderingen aan monumenten of de reclame-uitingen in de centra.
Gelet op de reikwijdte van de VTH-taken is het onvermijdelijk bij de uitvoering van die taken keuzes te maken. Bij die keuzes spelen drie afwegingen een rol. De eerste is hoe groot de risico’s zijn die samenhangen met activiteiten. Aan hogere risico’s is meer prioriteit toegekend. In de tweede plaats is er de afweging tussen de eigen verantwoordelijkheid van burgers en ondernemers om wet- en regelgeving te volgen en de verantwoordelijkheid van de gemeente om te controleren. In de derde plaats is er een praktische reden: de personele capaciteit en middelen zijn niet onbeperkt en worden afgewogen tegen andere taken.
Tussen die drie afwegingen moet voldoende balans zijn. In dit beleidsplan is aangegeven hoe in principe de komende periode van vier jaar met die balans wordt omgaan. Het beleidsplan schetst de visie en uitgangspunten voor het beleid van de komende jaren, benoemd de prioriteiten en de wijze waarop het beleid wordt verankerd.
De beleidsmatige kapstok voor dit plan wordt gevormd door een aantal vastgestelde kaders: het Coalitieakkoord 2014-2018, de Omgevingsvisie Sittard-Geleen 2016, de Nota Ruimtelijke Kwaliteit en de programma’s. Voor de VTH-taken zijn onderstaande relevante beleidsuitgangspunten vastgesteld:
Hierin zijn de volgende strategische kaders vastgelegd:
De omgevingsvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van een gebied en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid evenals hoe die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. Daarnaast is in deze visie ook het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied opgenomen
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit beschrijft de criteria waaraan elk ruimtelijk initiatief in onze gemeente moet voldoen, zodat alle investeringen in de gebouwen en de openbare ruimte helpen om de kwaliteit en diversiteit van de gemeente te behouden en te versterken. Vooruitlopend op de komst van de Omgevingswet heeft de Gemeente Sittard-Geleen ervoor gekozen om de Nota Ruimtelijke Kwaliteit niet te beperken tot de specifieke wettelijke taak welstand, maar deze breed in te zetten op het vlak van ruimtelijke (omgevings) kwaliteit.
Programma’s 1
Onze gemeente staat voor de opgave om de volgende vijf complexe maatschappelijke en strategische opgaven aan te pakken binnen de volgende programma’s:
Vanuit haar expertise kan VTH vroegtijdig adviseren over tal van aspecten waarmee in het kader van een nieuwe ontwikkeling rekening moet worden gehouden. Daardoor kan kostbare tijd later in een planproces worden bespaard, evenals onnodige kosten en teleurstellingen. Enerzijds kan dit door vroegtijdig te worden betrokken bij een specifiek plan (integrale aanpak). Anderzijds kan dit door gericht burgers en ondernemers voor te lichten over wat wel en niet mogelijk is (preventie).
Voor VTH ligt door aard en omvang het zwaartepunt nu op het programma Binnenstedelijke ontwikkeling. VTH is onder meer betrokken bij het compacter maken van de kernwinkelgebieden in de Stadscentra van Geleen en Sittard. Ook ligt er een directe relatie bij de aanpak en transformatie van leegstand, herontwikkelingstrajecten (bijvoorbeeld Steenweg/Stationsgebied) en evenementen (bijvoorbeeld evenemententerrein Schootsvelden).
Voor het VTH beleid betekenen de vijf genoemde maatschappelijke en strategische opgaven een extra aandachtspunt boven op de taakgerichte prioritering.
1.5 Verankering in bestaande Planning & Control cyclus
Op basis van de eisen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) dient een beleidsplan (risicoanalyse, prioriteitstelling, doelen en uitvoeringsstrategieën) jaarlijks vertaald te worden in een uitvoeringsprogramma en de resultaten in een verslag.
Deze eisen worden op de volgende manier ingevuld in de bestaande cyclus voor de planning & control.
In voorliggend Beleidsplan (vastgesteld door het college) is een risicoanalyse gemaakt, op basis van deze analyse zijn de prioriteiten bepaald en doelen vastgelegd. In het nog op te stellen Uitvoeringsplan zijn de uitvoeringsstrategieën opgenomen voor vergunningverlening en voor toezicht/handhaving en is er aangegeven hoe wij kwaliteit borgen.
De gemeenteraad stelt jaarlijks de programmabegroting vast. De doelen (te stellen resultaten) vloeien voort uit het meerjarig beleidsplan en worden concreter gemaakt met resultaatindicatoren.
In de jaarlijks door het college vast te stellen productbegroting staan de geplande inspanningen om het resultaat van de programmabegroting te behalen. De inspanningen worden concreter gemaakt door inspanningsindicatoren. Daarmee kan dit gebruikt worden als een uitvoeringsprogramma.
Het teamplan bevat een nadere uitwerking van de productbegroting, met een terugblik (evaluatie) en een vooruitblik, aangevuld met organisatorische aspecten.
Als gevolg van de veranderende omgeving, gewijzigd beleid en voortschrijdende inzichten wordt in 2018 onderzocht of de opzet van de programma- en productbegroting gewijzigd moeten worden ten opzichte van voorgaande jaren. Vanuit de vraag hoe en wat we willen rapporteren wordt met name gekeken naar de effecten van onze taakuitvoering en hoe we die inzichtelijk kunnen maken, zodat de samenhang tussen beleid (doelen) en begrotingen wordt verduidelijkt. De vraag over de wijze waarop wij willen sturen, hangt hier nauw mee samen. Wij sluiten zoveel mogelijk aan bij de kaders die in het project Sturing (vanuit de concernstaf) zijn en worden gegeven.
De algemene missie van de gemeente Sittard-Geleen voor vergunningverlening, toezicht en handhaving is:
‘Een veilige, gezonde en leefbare omgeving, waarin ruimte is voor de eigen verantwoordelijkheid van onze inwoners en bedrijven en mogelijkheden worden geboden voor ontwikkeling.’
In het verleden stelde de overheid strakke kaders, waarvan slechts bij hoge uitzondering werd afgeweken. Een dergelijke opstelling past echter niet meer in de huidige tijdgeest. De samenleving vraagt enerzijds om speelruimte en maatwerk, anderzijds wordt van de gemeente wel verwacht dat zij oog heeft voor alle betrokken belangen. Dit komt neer op daar waar mogelijk aan wensen meewerken, zonder daarbij het belang van de veilige leefomgeving uit het oog te verliezen.
De gemeente Sittard-Geleen streeft deze missie op de volgende manier na (= visie):
‘We voeren op effectieve en doortastende wijze de wettelijke taken en bestuurlijke opdrachten uit op het gebied van fysieke veiligheid, vergunningen en handhaving voor de gemeente Sittard-Geleen. We werken met gevoel en verstand nauw samen met interne en externe ketenpartners. We staan voor klantgerichte, resultaatgerichte en betrouwbare dienstverlening. We zeggen wat we doen en doen wat we zeggen. We denken mee in oplossingen en kunnen het uitleggen als iets niet kan. Daarbij hoort een gemeentelijke dienstverlening gericht op het zoveel mogelijk digitaal en plaats onafhankelijk leveren van diensten en producten en een transparant sanctiebeleid’.
In lijn met de missie en visie zal de komende jaren het accent van het beleid liggen op het zoveel mogelijk in toom houden en terugdringen van bestaande omgevingsrisico’s en het voorkomen van nieuwe omgevingsrisico’s. In die situaties zullen we vergunningaanvragen en meldingen toetsen aan de gestelde kaders. Ons toezicht zal zich concentreren op de meest risicovolle situaties. Bij overtredingen zal onze vastgestelde sanctiestrategie worden gevolgd.
2.3 Eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen initiatief
De laatste jaren is (ook landelijk) een verandering te zien in opvattingen over de wijze waarop naleving van regels wordt nagestreefd. Eerder lag de nadruk op het programmatische en vanuit regelgeving sturen op naleefgedrag. De kadernota 2015 laat een verandering in deze opvattingen zien. Deze richting maakt dat we nu bewustere afwegingen kunnen maken over de inzet van de verschillende instrumenten die we hebben op basis van het omgevingsrecht. Het naleven van wet- en regelgeving staat niet ter discussie.
Ons beleid is gericht om ondernemers en burgers met een goede naleving meer eigen verantwoordelijkheid te geven en hen ook de ruimte laten om met eigen oplossingen te komen. Dat betekent dat bij het uitoefenen van de VTH-taken burgers, ondernemers en recreanten nadrukkelijk worden betrokken. Daarbij kan worden gedacht aan vereenvoudiging van regels, deregulering, vooroverleg en voorlichting.
De omgevingsrisico’s zijn benaderd vanuit de taakvelden. De aard van de risico’s verschilt; voor een taakveld kunnen de risico’s directe gevolgen hebben voor de veiligheid van bewoners en bezoekers, voor een andere taak heeft dit effecten voor gezondheid en/of leefbaarheid. Per taakveld is een analyse gemaakt van de activiteiten met de grootste risico’s. De activiteiten met een hoge risicoscore hebben een hoge prioriteit in de taakuitvoering. Voor iedere hoge prioriteit zijn doelen benoemd. Zo kan de (bestuurlijke) aandacht zich richten op de hoge risico’s en daarmee samenhangende hoge prioriteit. De doelen benoemen op welke wijze vergunningverlening, toezicht en/of handhaving gaan bijdragen aan het verlagen van risico’s.
3.2 Methodiek van prioritering
Er is per taakveld een omgevingsanalyse gemaakt (zie verderop in dit hoofdstuk). Deze bestaat uit:
De activiteiten met een hoog risicogetal kennen een hoge prioriteit. Hier zijn immers de effecten en de kans het hoogst. Er zijn doelen genoemd voor activiteiten met een hoge risicoscore.
Per taakveld zijn de meest risicovolle activiteiten benoemd en geclusterd. In zes kolommen zijn de effecten aangegeven die een risicovolle activiteit kan hebben, gevolgd door een gemiddeld effect. Bij de effecten en de scores hoort de volgende toelichting:
| Kans op overlijden bij een enkeling of ernstig letsel bij velen | |||||
| Groot gevaar voor volksgezondheid en / of enige ziekte gevallen | |||||
| ||||||
| ||||||
| ||||||
|
Hierna is de kans ingeschat dat activiteiten plaatsvinden. Met een lagere score (0 is laagst) is de kans te verwaarlozen dat de activiteit (en dus het risico) zich daadwerkelijk voordoet, een hogere score (5 als maximum) geeft aan dat de activiteit (en dus het risico) zich vrijwel zeker voordoet. Deze kans is gebaseerd op ervaringen van de gemeente en op inzichten van andere gemeenten en landelijke analyses. Door het gemiddelde effect te vermenigvuldigen met de kans, ontstaat een risicogetal.
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de activiteiten met de uitkomsten van de risicoanalyse. Op basis van het risicogetal is een prioritering aangebracht. Door middel van kleuren is aangegeven welke activiteiten een lage (groen), gemiddelde (oranje) en hoge (rood) prioriteit kennen.
* Gevolgklasse 1: Uitleg zie taakveld Bouwen profiel blz. 13
* Gevolgklasse 2: Uitleg zie taakveld Bouwen profiel blz. 13
Aan de hand van de prioriteringen zijn de volgende doelstellingen geformuleerd per taakveld:
3.4 Omgevingsanalyse per taakveld
De zorg voor en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving is een gemeentelijke kerntaak. In de gemeentelijke Omgevingsvisie is op hoofdlijnen aangegeven waar bepaalde functies thuishoren en wat de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen zijn voor een bepaalde periode. Uitwerking van deze hoofdlijnen vinden plaats door het opstellen van beleid op verschillende onderdelen (zoals wonen, detailhandel, externe veiligheid, horecabeleid, etc.). De bestemmingsplannen zijn hiervoor de juridische basis (na invoering van de Omgevingswet worden de bestemmingsplannen samen één omgevingsplan).
Een (voorgenomen) initiatief in de fysieke omgeving kan strijdig zijn met de bepalingen van het bestemmingsplan of de beheersverordening. Een initiatiefnemer kan een aanvraag indienen om de strijdigheid op te heffen. Het college van B&W besluit over initiatieven met planologische strijdigheid. Een initiatief wordt getoetst aan de beleidsregels (zoals wonen, detailhandel, externe veiligheid, horecabeleid, etc.) en de stedenbouwkundige inpassing. Er kunnen activiteiten voorkomen die strijdig zijn met de regels van een bestemmingsplan, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt tussen bouwvoorschriften en gebruiksvoorschriften. Het handelen in strijd met een gebruiksvoorschrift komt regelmatig voor. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het gebruik van een bedrijfspand voor woondoeleinden. Bij het handelen in strijd met bouwvoorschriften kan worden gedacht aan afwijkende oppervlakten of hoogten of aan het bouwen waar dat in het geheel niet is toegestaan.
Voor de komende beleidsperiode zijn de doelstellingen:
Gebruik van gronden en bouwwerken conform bestemmingsplan en afwijkingen binnen geldende beleidskaders. |
Er worden jaarlijks ongeveer 300 aanvragen ingediend voor omgevingsvergunningen activiteit bouwen. Ondanks de verruiming van het vergunningsvrij bouwen steeg het aantal vergunningaanvragen. Door onze transformatieopgave in het (regionale) woonbeleid, de ontwikkelmogelijkheden in Zitterd Revisited en het aantrekken van de economie kan het aantal vergunningaanvragen de komende jaren stijgen.
Bij de indeling van bouwwerken is aangesloten bij het ‘Wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen’. Dit wetsvoorstel kent de volgende indeling naar gevolgklassen:
Gevolgklasse 1: Eenvoudige bouwwerken zoals eengezinswoningen, kleinere bedrijfsgebouwen en eenvoudige infrastructuurwerken zoals voetgangers- en fietsbruggen
Gevolgklasse 2: Bouwwerken die door groepen personen worden gebruikt, zoals bibliotheken, gemeentehuizen, onderwijsgebouwen en meergezinswoningen tot 70 meter hoog
Gevolgklasse 3: Bouwwerken die door grotere groepen personen worden gebruikt, zoals metrostations, voetbalstadions, ziekenhuizen en gebouwen hoger dan 70 meter.
In het Bouwbesluit 2012 staan voorschriften die toezien op de veiligheid en bruikbaarheid van bouwwerken. Deze voorschriften hebben een rechtstreekse werking. Dit betekent dat iedereen zelf verantwoordelijk is voor de naleving hiervan. Dit geldt evenzeer voor bouwwerken die vergunningsvrij kunnen worden opgericht. Bij bouwwerken waarvoor een vergunningplicht geldt, worden de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012 getoetst voordat een vergunning wordt verleend. Vervolgens wordt toezicht gehouden op de naleving. De mate waarin wordt getoetst en toezicht wordt gehouden, wordt bepaald door het risico. Dit neemt overigens niet weg dat de initiatiefnemer ten alle tijden verantwoordelijk is voor naleving van de voorschriften.
Conform vastgestelde protocollen en werkinstructies worden jaarlijks ca. 1500 controles verricht. Hier maken doorgaans ook een aantal grote projecten onderdeel van uit en waarop projectgericht toezicht plaatsvindt met doorgaans een hoog aantal controles (bijvoorbeeld Ligne, Opslagloodsen Holtum Noord).
Bij controles op basis van een verleende vergunning wordt regelmatig geconstateerd dat er sprake is van overtredingen. De meeste overtredingen worden geconstateerd op het gebied van constructieve veiligheid (denk hierbij aan het afwijken van constructies tijdens de uitvoering of foutieve constructiegegevens).
Na een hercontrole zijn de overtredingen in de meeste gevallen opgelost. Er wordt een schriftelijke waarschuwing verzonden als de overtreding blijft voortbestaan en daarna volgen stappen conform de sanctiestrategie. Deze strategie wordt in deel 2 van het VTH beleid nader uitgelegd.
Voor de komende beleidsperiode zijn de doelstellingen:
Het borgen en stimuleren van ruimtelijke kwaliteit is in juridische zin verdeelt over diverse wetten, verordeningen, plannen en beleid. De nieuwe Omgevingswet gaat daar verandering in brengen. De Gemeente Sittard-Geleen heeft ervoor gekozen om vooruit te lopen op de Omgevingswet door de Nota Ruimtelijke Kwaliteit niet te beperken tot de specifieke wettelijke taak welstand, maar door deze breed in te zetten op het vlak van ruimtelijke (omgevings)kwaliteit. Aantrekkelijkheid van de woon- en werkomgeving is het doel. Ruimtelijke kwaliteit van de omgeving dient als selling point. Nadrukkelijk is de bestuurlijke insteek om ruimtelijke kwaliteit te laten fungeren als vliegwiel voor de revitalisering van het stadsbeeld, in het bijzonder de centra.
De Nota Ruimtelijke Kwaliteit:
Een onafhankelijke adviescommissie, zijnde de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (ARK), adviseert op basis van deze nota. Dit gebeurt bij vooroverleg (initiatieven, ontwikkelingskaders, stedenbouwkundige plannen), vergunningaanvragen en in het kader van legalisatieonderzoek/beoordeling welstandsexces.
Het welstandstoezicht heeft haar basis in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Woningwet, het Besluit omgevingsrecht en sommige artikelen in de Algemene Plaatselijke Verordening
Iedereen wil leven in een aantrekkelijke omgeving. Ruimtelijke kwaliteit draagt bij aan de aantrekkelijkheid ervan en bevordert de leefbaarheid. Aantasting of verlies van de ruimtelijke kwaliteit van een gebouw of een gebied is veelal blijvend. Zowel het slopen van een gebouw als het neerzetten van nieuwbouw heeft een hoge mate van onomkeerbaarheid. Aantasting of verlies kan negatieve gevolgen hebben voor de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de woon- en leefomgeving. Dat kan vervolgens leiden tot een negatief imago voor Sittard-Geleen.
Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald en/of beïnvloed door een breed scala aan zaken. Het kan gaan om een woonhuis en om handelsreclame. De kans op ongewenst gedrag is niet groot als het gaat om nieuwbouw en is wel groot als het gaat om handelsreclame. Het gaat om een veelheid van activiteiten die storend kunnen zijn en/of tot kwaliteitsaantasting leiden. Wij sturen dan ook sterk op ruimtelijke kwaliteit, waarbij we bewustwording en vooraf aanvragen bij de gemeente willen stimuleren.
Voor de komende beleidsperiode zijn de doelstellingen:
Cultuurhistorisch erfgoed is de verzamelnaam voor alles wat in de loop der geschiedenis door mensen is aangelegd en gemaakt. Het is de verzamelnaam van alle archeologie, cultuurlandschap en monumenten. Ons erfgoed bepaalt in belangrijke mate de identiteit en beleving van onze woon- en leefomgeving.
Cultuurhistorisch erfgoed is in ons gemeentelijk beleid verankert in:
Het cultuurhistorisch erfgoed wordt op verschillende manieren beschermd door het:
De gemeente is bevoegd om vergunningen te verlenen voor en toezicht te houden op het wijzigen, verbouwen of slopen van cultuurhistorisch erfgoed.
Instandhouding van cultuurhistorisch erfgoed heeft een hoge prioriteit, omdat het verlies van cultuurhistorisch erfgoed leidt tot een onomkeerbare situatie (weg = weg). Verloren cultuurhistorisch erfgoed kan niet terug worden gehaald. Dit leidt tot verlies van identiteit en verbindingen met het verleden. Nieuw cultuurhistorisch erfgoed vormt zich immers pas over tientallen tot honderden jaren. Cultuurhistorisch erfgoed is niet altijd rechtstreeks zichtbaar. Denk bijvoorbeeld een aan archeologisch belangrijk gebied dat door graafwerkzaamheden verloren kan gaan of het slopen in een historisch waardevol pand.
Met de invoering van het nieuwe Bouwbesluit is in 2012 de omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken volgens de Woningwet komen te vervallen. In plaats daarvan is een meldingsplicht voor slopen gaan gelden. Voor sloopwerkzaamheden aan monumenten en een beschermd stads- of dorpsgezicht is de vergunningsplicht blijven bestaan. Tevens is er een omgevingsvergunning nodig als er in het bestemmingsplan een verplichting staat voor slopen.
De regering werkt aan een verbod op asbestdaken. Als dit verbod doorgaat, zijn asbestdaken per 2024 of zoveel later als dan aangegeven, verboden. Dit verbod geldt dan voor alle asbestdaken, dus voor grote en kleine daken van particulieren, bedrijven en (overheids) instellingen. Naar aanleiding hiervan is middels luchtfoto’s een globale inventarisatie gemaakt van grote asbestverdachte dakoppervlaktes (> ca 35 m2) binnen onze gemeente. Geconstateerd is dat er op 193 adressen asbestverdachte dakplaten aanwezig zijn. Alle bewoners van deze adressen hebben in augustus 2015 een informatiebrief ontvangen over de veranderde wetgeving met betrekking tot asbesthoudende dakbedekking. Zolang dit verbod niet van kracht is, heeft toezicht op asbestdaken geen prioriteit. Wij zullen de bewoners van deze adressen jaarlijks informeren over de ontwikkelingen op dit gebied.
Het slopen zonder asbest van bouwwerken heeft een beperkt risico. Dit risico is groter bij de sloop van hoogbouw. Over het algemeen zijn de uitvoerders van deze sloopwerken deskundig en worden de terreinen goed afgeschermd om schade en letsel door vallend puin te voorkomen. Indien gebruik wordt gemaakt van mobiele puinbrekers (enkele keren per jaar) worden de regels ten aanzien van stof, geluid en trillingen gecontroleerd.
Asbest is in Nederland sinds de dertiger jaren van de vorige eeuw tot 1993 veel gebruikt in woningen en andere bouwwerken. Veel voorkomende toepassingen zijn daken, gevelpanelen, vloerbedekkingen, vensterbanken, rookgaskanalen, riolen, cv-installaties. Asbestproducten zijn te verdelen in twee groepen, te weten hechtgebonden en niet-hechtgebonden. Producten met hechtgebonden asbest: de asbestvezels zijn stevig verankerd in dragermateriaal. Bijvoorbeeld, asbestcement (golfplaten, leien, buizen).Producten met los of niet-gebonden asbest: het gaat om producten met zuiver asbest of waarvan het bindmateriaal (bijv. lijm, gips, karton, cement) is vergaan of beschadigd waardoor asbestvezels gemakkelijk vrijkomen.
Tijdens het verwijderen van asbesthoudende producten kunnen asbestvezels vrijkomen. Echter ook zonder activiteiten kunnen (spontane) emissies plaatsvinden, bijvoorbeeld door het verweren, beschadigen, schoonmaken, bij storm of bij brand. Vanwege de hoge risico’s is slopen met asbestverwijdering een prioriteit.
Niet alle sloopmeldingen worden gecontroleerd. Uit de controleresultaten blijkt dat bijna alle sloopwerken voldoen aan de voorschriften. De kans op slopen zonder of in afwijking van een melding is klein. Verwijdering van asbest gebeurt meestal door een gecertificeerd saneringsbedrijf. De naleving van voorschriften is goed. Vrijwel alle asbestsloopwerken die gedaan worden door gecertificeerde saneringsbedrijven worden gemeld.
Verwijderen en afvoeren van asbest door gecertificeerde saneringsbedrijven tijdens sloopwerkzaamheden zonder gevaar voor de volksgezondheid. |
Voor bepaalde gebouwen (bijvoorbeeld een kinderdagverblijf of een hotel) is een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik nodig (voorheen de ‘gebruiksvergunning’). De bouwvoorschriften behorende bij het Bouwbesluit 2012 zijn leidend voor onze controles. Hiermee proberen wij brand, brandgevaar en ongevallen bij brand zoveel mogelijk te voorkomen. Voor sommige gebouwen geldt een meldingsplicht brandveilig gebruik. Bijvoorbeeld voor gebouwen waar meer dan 50 personen tegelijk aanwezig kunnen zijn of waarbij op basis van gelijkwaardigheid aan de brandveiligheidseisen uit het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan.
Tot slot is er nog een groot aantal panden in de gemeente dat niet melding- of vergunningplichtig is, maar dat rechtstreeks aan de (brandveiligheid)eisen van het Bouwbesluit 2012 moet voldoen.
De grootste risico’s liggen bij gebouwen waar niet-zelfredzame personen overnachten. Deze personen kunnen bij een brand niet zelfstandig het pand verlaten, waardoor het risico op letsel of zelfs overlijden erg groot is. Daarnaast vormen de gebouwen met veel bezoekers een verhoogd risico. Het effect van branden is voor de aanwezigen in dergelijke gebouwen groot.
Een aantal omstandigheden kan ertoe leiden dat panden in een hogere risicocategorie terecht komen:
Gebruik van gebouwen die voldoen aan de eisen van brandveiligheid met name waar veel bezoekers aanwezig zijn, niet-zelfredzame personen verblijven of mensen overnachten |
Voor het werkveld ‘milieu’ behandelen we vergunningen (Wabo) en meldingen en houden we toezicht op basis van de Wet milieubeheer (Wm) .
De Wm is de belangrijkste milieuwet. Deze integreert verschillende voorheen bestaande wettelijke regelingen (zoals de Hinderwet, de Afvalstoffenwet (Aw) en de Wet chemische afvalstoffen (Wca)) tot één wet en wordt daarom ook een integratiewet of raamwet genoemd.
Sittard-Geleen heeft 3200 inrichtingen die onder de Wet Milieubeheer (Wm) vallen.
We voeren controles uit op basis van de Milieucategorie. Deze categorie geeft een classificatie van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan leggen op het milieu. De classificatie is ontworpen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Deze classificatie bestaat uit vier categorieën: 1 tot en met 4. Hoe hoger de klasse, hoe intensiever de belasting van het milieu
De Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD)
Op 1 juli 2013 is de Regionale Uitvoeringsdienst Zuid-Limburg (RUD) Zuid-Limburg van start gegaan. De RUD Zuid-Limburg levert kennis en expertise op het gebied van vergunningverlening, toezicht, handhaving en milieuadvies. De RUD Zuid-Limburg voert de basis-milieutaken uit voor de gemeente Sittard-Geleen. Voor de uitvoering van deze basistaken zijn landelijke kwaliteitscriteria opgesteld. Voor de zogenaamde BRZO-bedrijven worden de basistaken landelijk door 6 RUD‘s uitgevoerd, waaronder de RUD Zuid-Limburg. Milieucategorie 3 wordt gedeeltelijk door de RUD gecontroleerd en milieucategorie 4 wordt helemaal door de RUD gecontroleerd. Dit heeft onder meer te maken met de bevoegdheid van de provincie en de RUD die namens de provincie toezicht houdt.
Indien bedrijven zich niet aan de regels houden kunnen risico’s ontstaan voor of bij bodem, lucht, afvalwater, externe veiligheid, geluid, licht, geur en verkeer.
De meest risicovolle activiteiten zijn : opslag gevaarlijke stoffen, afleveren brandstoffen bij tankstations, handelen in strijd met de vergunning of algemene regels.
Een groot deel van de constateringen bij milieu- dan wel integrale controles betreft tekortkomingen in vereist onderhoud, keuringen en onderzoeken (energiebesparing, bodem beschermende voorzieningen, keuringen stookinstallaties en opslag tanks), niet keuren brandblusmiddelen en tekortkomingen vluchtwegen.
Voor de komende beleidsperiode benoemen we ten aanzien van milieu de volgende doelstellingen:
Beschermen van de omgeving van de inrichting door een zo hoog mogelijk naleefgedrag en dan met name bij bedrijven met activiteiten met een hoge milieubelasting. |
De bodem in onze gemeente is van goede kwaliteit en dient van goede kwaliteit te blijven. De bodemkwaliteitskaart laat zien dat de bovenlaag (tot 0,5 meter onder het maaiveld) grotendeels schoon is. Alleen in het binnenstedelijke gebied van Sittard en Geleen en in de kernen Obbicht en Grevenbicht is de grond licht verontreinigd. De ondergrond (0,5-3,5 meter onder het maaiveld) is overal schoon.
Voor het werkveld ‘bodem, grond en bouwstoffen’ behandelen we meldingen en houden we toezicht op basis van de Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en het Besluit mobiel breken van bouw- en sloopafval (BMobB). We ontvangen per jaar een aantal (telefonische/mail) klachten en vragen over toepassingen.
Toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen
Sittard-Geleen is voor een groot deel van het grondgebied bevoegd gezag in het kader van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Dit geldt niet voor het Chemelot terrein en een deel van het grondgebied waarvoor Rijkswaterstaat (RWS) en waterschappen bevoegd gezag zijn.
Het Bbk omvat regels voor de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen en stelt kwaliteitseisen aan de uitvoering van bodemwerkzaamheden (Kwalibo). Het doel van het besluit is duurzaam bodembeheer ofwel de bodem nu en in de toekomst optimaal kunnen gebruiken en beschermen. Conform het Bbk dienen bepaalde toepassingen van grond gemeld te worden. Bouwstoffen hoeven over het algemeen niet gemeld te worden.
Bij foutieve toepassingen bestaat het risico dat de bodemkwaliteit verslechtert. Omdat de grond zo schoon is bestaat een relatief hoog risico dat dit fout kan gaan en verontreinigde grond terecht kan komen op schone grond. De kosten voor het herstel, c.q. het verwijderen van verontreinigde grond, zijn substantieel.
De risico’s doen zich voor bij:
De gemeente is bevoegd gezag voor het Besluit mobiel breken van bouw- en sloopafval (BMobB). Uitgediende bouwwerken (woon- en utiliteitscomplexen, loodsen e.d.) worden na sloop gebroken tot een recyclinggranulaat (bouwstof). D.m.v. een gecertificeerde mobiele breker wordt het puin gebroken tot een gecertificeerde bouwstof (recycling puingranulaat).
Het naleefgedrag is over het algemeen goed, hierdoor is de kans dat risico’s zich voordoen redelijk klein.
Sanering van bodemverontreiniging
De gemeente is voor die (Wm) inrichtingen waar zij bevoegd gezag is ook bevoegd gezag voor het afhandelen van saneringen van bodemverontreiniging volgens de Wet bodembescherming (Wbb). Ook voor de niet-ernstige gevallen laat provincie Limburg de afhandeling over aan Sittard-Geleen. Jaarlijks vinden een negental meldingen plaats van sanering niet-ernstige gevallen. In de jaren 2013-2015 is sprake van 1 geval binnen een inrichting. Bij de melding wordt een Plan van aanpak (PvA) ingediend. Ook vinden nog sporadisch saneringen van ondergrondse tanks plaats. Hierbij kunnen risico’s voor bodem- en/of grondwaterverontreiniging plaats vinden.
Met het inwerking treden van de Omgevingswet wordt de gemeente bevoegd gezag voor alle Wbb gevallen.
Risico’s doen zich voor bij illegale stortingen (bijvoorbeeld met asbest of afval uit drugsproductie) en saneringen zonder of zonder deugdelijke melding of aanpak.
Voor de komende beleidsperiode benoemen we ten aanzien van bodem, grond en bouwstoffen de volgende doelstellingen:
Voorkomen van verontreiniging van de bodem door te zorgen dat toepassingen van grond, bouwstoffen en baggerspecie voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit. |
Er zijn twee vergunningstelsels van toepassing op de horeca, die een aantal activiteiten/toestemmingen reguleren:
een vergunning op grond van de Drank en Horecawet (DHW) voor het mogen verstrekken van alcoholische drank. Deze wet is van toepassing op (para commerciële) horeca-inrichtingen waar alcohol geschonken wordt, maar ook op slijterijen en evenementen (ontheffingen). Het onderdeel DHW komt in dit beleid verder niet aan de orde. Dat is namelijk geregeld in Preventie- en Handhavingsplan 2015-2019
Er worden jaarlijks ongeveer 100 horeca exploitatievergunningen verleend. Tot en met juli 2015 werden deze afgegeven voor vijf jaar. Op grond van het op 22 juli 2015 ingevoerde ‘Horeca exploitatievergunningenbeleid 2014-2018’ worden de exploitatievergunningen voortaan verleend voor onbepaalde duur. Het aantal per jaar te verlenen exploitatievergunningen zal daardoor naar verwachting afnemen.
Indien horecabedrijven zich niet aan de regels houden kunnen risico’s ontstaan voor.
Daarnaast zijn horecabedrijven kwetsbaar, omdat ze mogelijkheden tot witwassen en andere vormen van (vermogens-)criminaliteit bieden. Om dit tegen te gaan, maken wij gebruik van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob).
Beschermen van de leefomgeving door te bevorderen dat horeca-gelegenheden aan de wettelijke eisen voldoen en voorkomen van inmenging van criminaliteit |
Jaarlijks vindt een groot aantal evenementen plaats in Sittard-Geleen, variërend van klein tot groot. In artikel 2.24 en 2.25 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is geregeld voor welke evenementen een vergunning is vereist of met een melding kan worden volstaan. Er geldt een meldingsplicht voor kleine(re) evenementen en een vergunningplicht voor grote(re) evenementen. Voor elk evenement wordt het risicoprofiel bepaald (melding, A, B of C), waarbij de meest risicovolle evenementen als profiel C worden aangeduid. Jaarlijkse risicovolle evenementen zijn bijvoorbeeld: Oktoberfeesten, Groove Garden, Carnaval, Kennedymars.
Op jaarbasis worden gemiddeld een 90-tal meldingen en 320-tal vergunningen verleend (periode 2014-2016).
In 2017 en verder wordt dit aantal beïnvloed door toepassing van:
het wielertoertochtenbeleid (artikel 2:25 APV2 ) waardoor kleinere toertochten voortaan meldingsplichtig worden en grotere vergunningplichtig;
Op evenementen is een breed scala van wet- en regelgeving van toepassing (Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht, Drank- en Horecawet, Zondagswet, Luchtvaarwet, Bouwbesluit etc.). De belangrijkste lokale verordeningen zijn de APV en de Brandbeveiligingsverordening. Beleidsmatig zijn evenementen verankerd in het evenementenvergunningenbeleid Sittard-Geleen (inclusief nadere regels).
Evenementen zijn en blijven maatwerk. Per evenement vindt een risicoscan (A/B/C) en risicoanalyse plaats in samenwerking met adviseurs en hulpdiensten. De meest risicovolle evenementen zijn de B en C evenementen. Echter, ook A evenementen en in het bijzonder een cumulatie van evenementen, kunnen (hoog) risico met zich meebrengen.
Voor verder informatie verwijzen wij naar het Evenementenvergunningenbeleid, Dit beleid zal wordt separaat vastgesteld.
Relevante aspecten APV en overige Omgevingsvergunningen
Met betrekking tot kansspelen is er een vergunningstelstel van kracht voor:
Voor het kappen van bomen is op basis van de Wabo een vergunning nodig. In Sittard-Geleen is slechts in een beperkt aantal gevallen een omgevingsvergunning kap vereist.
Voor het realiseren of veranderen van een weg of uitweg is op basis van de Wabo een vergunning nodig.
Bij kansspelen is er een risico op gokverslaving, concurrentievervalsing en op overlast in algemene zin indien er veel bezoekers komen. De kans op het zonder vergunning of melding exploiteren van een kansspelautomaat is niet erg groot.
Een risico en ongewenst effect van het onder toestemming kappen van bomen is een aantasting van groen binnen onze gemeente.
Bij de aanleg van een inrit, uitrit of het veranderen van een weg kan een onveilige verkeerssituatie ontstaan als dit zonder of in afwijking van een vergunning wordt gedaan. De kans hierop is klein.
De programmatische aanpak is een methode om tijdelijk doelgericht extra aandacht voor een noodzakelijke ontwikkeling of maatschappelijke opgave te organiseren, waarbij activiteiten in onderlinge samenhang worden opgepakt en aangestuurd en daarmee het strategisch vermogen van de organisatie wordt versterkt. Een programma aanpak is cluster- en teamoverstijgend en verbindt beleid met uitvoering en organisatie ontwikkeling. Zie ook: http://cms2015-intra.sittard-geleen.lan/intranet/Actueel/Nieuwsberichten/Archief_nieuwsberichten/Archief_2016/juli_2016/Zoeken_naar_nieuwe_manieren_van_samen_werken