Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Velsen |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering 2010 gemeente Velsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
De Verordening Wet inburgering 2009 is komen te vervallen per 1 juli 2010.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 20-05-2010 De Jutter/Hofgeest, 27-05-2010 | R.10.050 |
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet inburgering;
Hoofdstuk 2. Het vaststellen van een voorziening aan inburgeringsplichtigen
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:
Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een (duale) inburgeringsvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:
Het college keurt het voorstel van de inburgeringsplichtige voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2, de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:
De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.
Artikel 7 Opleggen van verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Artikel 8 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot toekenning van de voorziening bevat in ieder geval:
ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.
Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
De bestuurlijke boete bedraagt € 100,= indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.
De bestuurlijke boete bedraagt € 200,= indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7 van deze verordening.
De bestuurlijke boete bedraagt € 500,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
De bestuurlijke boete bedraagt € 1.000,= indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars
Artikel 11 Voorziening door college
Het aanbieden van een voorziening beperkt zich tot diegenen die door hun arbeidsverleden, woonsituatie en/of overige gedragingen aannemelijk hebben gemaakt dat zij de intentie hebben zich blijvend in Nederland te vestigen en waarvan het inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Artikel 12 De samenstelling van de voorziening
Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.
Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een (duale) inburgeringsvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II; de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:
Het college keurt het voorstel van de vrijwillige inburgeraar voor het volgen van een taalkennisvoorziening goed, indien deze voorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een middelbare beroepsopleiding op niveau 1 of 2, de kosten niet meer bedragen dan € 6.000,= en de opleiding wordt verzorgd door een inburgeringsbedrijf dat voldoet aan de volgende eisen:
De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.
Artikel 15 Opleggen van verplichtingen
Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:
Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
De boete bedraagt € 500,= indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid onder a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Artikel 18 Verhoging van de boete bij herhaling van de overtreding
De boete bedraagt € 1.000,= indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
De boete bedraagt € 1.000,= indien de vrijwillige inburgeraar niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.
Artikel 19 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar
Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Artikel 20 Voorzieningen door college
In gevallen die de uitvoering van de verordening betreffen en waarin deze niet voorziet, beslist het college.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 mei 2010.
De griffier, De voorzitter,
mr. J.P.E.M. Huijs F.M. Weerwind
Met ingang van 1 januari 2010 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:
1. Opname van de vrijwillige inburgering in de wet
Met deze wijziging moet zowel de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod, als de criteria die daarbij worden gehanteerd in de verordening worden opgenomen.
Ook moet in de verordening worden vastgelegd hoe het college in overleg treedt met een vrijwillige inburgeraar om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening.
2. Opname van het persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) in de wet
Op verzoek van de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar kan een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget worden aangeboden.
Elke inburgeraar kan een PIB aanvragen, en de gemeente kan een PIB in principe aan iedereen aanbieden. Het ligt voor de hand hierover regels te stellen in de gemeentelijke verordening. Mogelijke doelgroepen voor een PIB zijn:
Maar ook andere doelgroepen kunnen in aanmerking komen voor een PIB.
Het is aan de gemeente om dit te beoordelen.
3. Harmonisering van de handhavingstermijnen
De twee handhavingstermijnen die in de wet waren opgenomen zijn geharmoniseerd. Voor alle inburgeringsplichtigen geldt eenzelfde termijn van drieënhalf jaar.
De handhavingstermijn van 5 jaar blijft in stand voor inburgeringsplichtigen voor wie tot en met 18 december 2009 de handhavingstermijn van 5 jaar is gesteld.
4. Verlengde handhavingstermijn voor analfabeten
Indien een inburgeraar een alfabetiseringscursus volgt, wordt de handhavingstermijn eenmalig met ten hoogste 2,5 jaar verlengd.
5. Gemeentelijke vrijheid vaststellen eigen bijdrage
Door de wetswijziging wordt gemeenten de mogelijkheid geboden om zelf te bepalen of (bepaalde groepen) vrijwillige inburgeraars een eigen bijdrage moeten betalen.
Voorts is een aantal technische wijzigingen aangebracht in het Besluit inburgering en de Regeling inburgering.
De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. Deze kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).
Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen.
Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.
Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.
In de verordening wordt gesproken wordt gesproken over voorziening. Daaronder wordt zowel de inburgeringsvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen.
Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.
In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:
De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
Artikel 8 en artikel 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de WI
Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringsoplichtigen
Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.
Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een voorziening kan ook duaal zijn dat wil zeggen zowel gericht op taalverwerving als op werk of bijvoorbeeld sociale activering.
Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).
De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).
De WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI):
De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening
Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening op taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:
In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking geven (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer);
Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.
Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete
Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars.
De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringsplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringsvoorziening die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.
Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.
De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).
Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI).
De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.
Het persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.
Een inburgeringsplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringsbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringsbedrijf dat een inburgeringsprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringsbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringsprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringsplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringsprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringsbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.
De inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringscursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringsbedrijf.
De gemeente moet in haar verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Omwille van de leesbaarheid van de verordening wordt de term voorziening gehanteerd. Dit kan zowel een (duale) inburgeringsvoorziening zijn als een taalkennisvoorziening. Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering.
Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting.
Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen
In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een voorziening vaststellen.
Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.
Artikel 4 De samenstelling van de voorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende voorziening, met in begrip van de totstandkoming en samenstelling daarvan.(artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.
Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget als de inburgeringsplichtige daarom verzoekt.
Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij de toekenning van een persoonlijk inburgeringsbudget.
In de verordening is gekozen voor een schriftelijke en in tijd begrensde aanvraagprocedure. Op die manier wordt voorkomen dat ruis ontstaat omdat een trajectvoorstel uitblijft. De eisen die gesteld worden aan het inburgeringsbedrijf zijn erop gericht om de kwaliteit van het traject te borgen. De kosten zijn gerelateerd aan de gemiddelde rijksvergoeding per traject. Deze bedragen kunnen afhankelijk van de loon- en prijsontwikkelingen jaarlijks door het college worden aangepast.
In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).
In de verordening is gekozen voor betaling van de eigen bijdrage in ten hoogste 18 termijnen van € 15,= Als de inburgeringsplichtige het examen heeft behaald, kan de betaalde eigen bijdrage tot maximaal € 270,= als beloning worden terugontvangen.
Artikel 7 Opleggen van verplichtingen
Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de toekenning van de voorziening deze verplichtingen vast.
Artikel 8 De inhoud van de beschikking
In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.
De inburgeringsplichtige heeft de mogelijkheid om tegen het besluit bezwaar en beroep in te stellen.
Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.
Wij relateren de boetebedragen aan de bedragen zoals opgenomen in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2006.
Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
Dit artikel biedt het college de ruimte om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is.
Artikel 11 Voorziening door college
In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening. Het ligt voor de hand om bij vrijwillige inburgeraars dezelfde criteria te hanteren als bij inburgeringsplichtigen (artikel 3 van de verordening).
Wel wordt in het tweede lid een verbijzondering aangebracht om te bevorderen dat schaarse middelen zo effectief mogelijk worden ingezet.
Artikel 12 De samenstelling van de voorziening
Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.
Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening. De noodzaak tot het opnemen van een termijn waarbinnen een schriftelijk verzoek voor een persoonlijk inburgeringsbudget moet worden ingediend ontbreekt bij deze categorie.
Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar voor wie bij overeenkomst een voorziening is vastgesteld een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 14 van de verordening is de uitwerking van deze verplichting.
Artikel 15 Opleggen van verplichtingen
In dit artikel zijn de verplichtingen benoemd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als voor inburgeringsplichtigen (zie artikel 7 van de verordening).
Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst
De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar betreffende het toekennen van een voorziening zal inhoudelijk zo goed als gelijk zijn aan de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst
Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt.
Gekozen is voor een zelfde systematiek als geldt voor inburgeringsplichtigen.
Artikel 18 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar
Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel is een uitwerking van deze verplichting. Het artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringsplichtige vaststelt.