Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hendrik-Ido-Ambacht

Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHendrik-Ido-Ambacht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie Raads- en commissieleden gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2020
CiteertitelVerordening rechtspositie raads- en commissieleden Hendrik-Ido-Ambacht 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 95 van de Gemeentewet
  2. artikel 96 van de Gemeentewet
  3. artikel 97 van de Gemeentewet
  4. artikel 98 van de Gemeentewet
  5. artikel 99 van de Gemeentewet
  6. https://wetten.overheid.nl/BWBR0041522/2020-01-01
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-04-202001-01-2019Nieuwe regeling

03-02-2020

gmb-2020-94874

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie Raads- en commissieleden gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2020

De raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht

 

gelezen het voorstel van het seniorenconvent van 19 november 2019;

 

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en

de ]artikel[en] [3.1.1, vijfde lid,] 3.1.3, eerste lid[, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2] en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers; besluit

 

1. vast te stellen de volgende verordening: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 2020;

2. De verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Hendrik-Ido-Ambacht 2017 in te trekken;

 

 

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid/burgerraadslid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd;

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

 

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties wordt herzien.

 

Artikel 3. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • a.

    Een (burger)raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van € 120,-- per maand (Artikel 3.1.3. Rechtspositiebesluit). (De toelage is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.)

  • b.

    Een (burger)raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van maximaal € 120, - per maand.

  • c.

    Een (burger)raadslid dat lid is van een vertrouwenscommissie en rekenkamercommissie zoals bedoeld in artikel 3.1.2 wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend van maximaal € 120, - per maand.

 

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten en binnen de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

  • a.

    de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

  • b.

    bij gebruik van een eigen auto de vergoeding zoals deze geldt in de gemeente voor zakelijk verkeer.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4.

    Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

  • 6.

    Voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

  • a.

    de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

  • b.

    bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

 

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Hiervan wordt geen gebruikgemaakt.

 

Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Is niet van toepassing gezien de grootte van de gemeente.

 

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden (voorheen artikel 5)

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

  • a.

    € 500 per jaar per raadslid;

  • b.

    € 250 per jaar per commissielid.

  • 4.

    De griffier beslist op de aanvraag op basis van de bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

  • 5.

    Een fractie kan deze gelden ook inzetten voor een training van de fractie al dan niet uitgebreid met leden van de schaduwfractie.

  • 6.

    Jaarlijks wordt per fractie één afvaardiging aan het VNG congres vergoed.

 

Artikel 8. Vergoeding voor de werkzaamheden van commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen (overgangsregeling tot en met verkiezingen maart 2022)

Een commissielid ontvangt maandelijks een vergoeding voor de werkzaamheden die gelijk is aan tweemaal het bedrag, vermeld in 3.4.1. van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, rekening houdende met artikel 3.4.2. "hogere vergoeding zoals dit bedrag jaarlijks op basis van artikel 3.4.1. van de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers Volksvertegenwoordigers onder 3 wordt herzien.

 

Artikel 8. Vergoeding voor de werkzaamheden van commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen (vanaf de raadsperiode/verkiezingen 2022)

Commissieleden ontvangen een vergoeding per vergadering volgens tabel IV zoals dit bedrag jaarlijks op basis van artikel 3.4.1. van de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers volksvertegenwoordigers onder 3 wordt herzien.

 

Artikel 9. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden (voorheen artikel 6)

  • 1.

    Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Hiervoor is een model van de bruikleenovereenkomst vastgesteld.

  • 2.

    Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

  • 3.

    De gemeente draagt zorg dat alle informatie- en communicatievoorzieningen volgens de instellingen van de fabrikant worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen en de door de gemeente beschikbare accounts worden van gemeentewege geblokkeerd.

 

Artikel 10. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

 

Artikel 11. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.1.4 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats.

 

Artikel 12. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

  • a.

    betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

  • b.

    betaling vooruit uit eigen middelen of

  • c.

    betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken. Eventueel/zo nodig kan ook gebruik worden gemaakt van de wijze van declareren via het salarissysteem van ADP.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 2 maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 2 maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

 

Artikel 13. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Hendrik-Ido-Ambacht 2017 wordt ingetrokken.

 

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van [de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met] 1 januari 2019.

 

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Hendrik-Ido-Ambacht 2020.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht 3 februari 2020,

De griffier, De voorzitter,

G.H. Logt J. Heijkoop

Toelichting Model Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2020

 

Algemeen deel

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

 

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

 

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

 

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

 

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

 

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Definitiebepalingen

Deze bepaling bevat de definities van raadslid, commissielid en griffier. Onder commissieleden worden in dit verband niet de raadsleden verstaan, maar de burgerraadsleden. Raadsleden ontvangen daarom geen aparte vergoedingen voor het lidmaatschap van de raadsadviescommissies.

 

Artikel 2. Vergoeding voor de werkzaamheden van raadsleden

Een raadslid ontvangt voor haar of zijn werkzaamheden een vergoeding per maand. De hoogte van deze vergoding is afhankelijk van de inwonersklasse van de gemeente, waarin zij of hij raadslid is. Hendrik-Ido-Ambacht valt in de inwonersklasse 4 (24.001-40.000 inwoners. De raadsleden ontvangen daarom een vaste vergoeding van € 990,55 per maand. (2019) De raad kan bij verordening bepalen dat ten hoogste 20 % van de vergoeding wordt uitgekeerd op basis van het aantal bijgewoonde vergaderingen. Voorgesteld wordt om deze bepaling NIET over te nemen. In het recente verleden is deze optie al eerder besproken en is hiervan afgezien. Ook als een raadslid vanwege ziekte of afwezigheid vanwege werk verhinderd is, moeten we dit voor een ieder toepassen en administratie voor bijhouden, ook voor de raadscommissies.

 

Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding. Een akte van cessie waarbij de raadsvergoeding direct aan een politieke groepering wordt overgemaakt is juridisch niet toegestaan. De reden hiervoor is dat het raadslid een onafhankelijke positie heeft en niet financieel afhankelijk mag zijn van de politieke groepering.

 

Artikel 3. Toelage lid onderzoekscommissie [en bijzondere commissie] van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

 

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 (2019) per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

 

Toekenning aanvullende toelage voor raadsleden die lid zijn van een onderzoekscommissie of bijzondere commissie:

  • Toelage lid vertrouwenscommissie (artikel 3.1.2)

  • Toelage lid onderzoekscommissie (artikel 3.1.3)

  • Toelage lid bijzondere commissie (artikel 3.1.4)

 

Raadsleden die deelnemen in een bijzondere commissie van de raad met een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag dat dit niet tot het reguliere werk geacht kan worden, kunnen een toelage ontvangen van maximaal € 120,00 per maand.

 

Voor de (her)benoeming van een burgemeester stelt de raad een vertrouwenscommissie in. De vertrouwenscommissie heeft als taak de aanbeveling voor de (her)benoeming van een burgemeester voor te bereiden. Een raadslid dat lid is van de vertrouwenscommissie ontvangt voor de duur van de activiteiten een toelage van € 120, - per maand. Daarnaast hebben we jaarlijks het klankbordgesprek met de burgemeester over het functioneren van de burgemeester en van de raad. Hiervoor is de regeling niet bedoeld, tenzij er zodanige omstandigheden zijn dat de werkzaamheden onevenredig meer tijd kosten.

 

De raad kan een commissie instellen die een onderzoek doet naar het door het college gevoerde bestuur. Ook kan de raad bijzondere commissies instellen. Het tijdsbeslag voor deelname aan deze 'zware' commissies kan uitstijgen boven van wat normaal van een raadslid mag worden verwacht. In dat geval kan de raad besluiten, voor de duur van de activiteiten van de commissies, een toelage te kennen aan de leden.

 

Hendrik-Ido-Ambacht kent een rekenkamercommissie met (burger)raadsleden. Tot op heden kregen deze (burger)raadsleden geen vergoeding. Op basis van het nieuwe rechtspositiebesluit is dit een verplichte wijziging. De (burger)raadsleden dienen nu ook een vergoeding te krijgen van € 120, - per maand gedurende de duur van de activiteiten. De andere leden krijgen per vergadering een vergoeding. Voorgesteld wordt om in de maanden dat een vergadering plaatsvindt deze (burger)raadsleden een maandelijkse vergoeding te geven van € 120,00. De rekenkamercommissie komt eens per maand bij elkaar, soms in kader onderzoek iets vaker en ongeveer 8 keer per jaar.

 

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten en binnen de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten en binnen het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten en binnen het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, kan aansluiting worden gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

 

Tot voor kort kwamen de reis- en verblijfkosten (artikel 3.1.7) voor reizen binnen de gemeente niet in aanmerking om te worden vergoed. Met de inwerkingtreding van het nieuwe Rechtspositiebesluit heeft een raadslid ook aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten voor reizen binnen de gemeente. Denk aan reiskosten voor het bijwonen van raad- en commissievergaderingen. Deze worden beschouwd als kosten voor woon-werk verkeer in de vervulling van het raadslidmaatschap. Ook de reis- en verblijfkosten voor reizen die een raadslid binnen de gemeente maakt voor het bijwonen van andere bijeenkomsten die verband houden met het raadswerk komen in aanmerking te worden vergoed.

 

De reis- en verblijfkostenvergoedingen zijn nader uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de Regeling. Artikel 3.1. van die Regeling bepaalt dat als een raadslid gebruik maakt van het openbaar vervoer die kosten volledig vergoed worden. Bij gebruik van eigen auto wordt het maximale bedrag vergoed dat een werkgever onbelast mag vergoeden aan een werknemer. Dat is op dit moment €0,19 per kilometer. Voor zakelijk verkeer buiten de gemeente geldt al jaar en dag een vergoeding van € 0,28 per kilometer.

 

In het kader van Drechtraadsvergaderingen vergoeden wij op dit moment de reiskosten niet. Binnen de Drechtraadsregeling is het mogelijk de reiskosten te vergoeden: artikel 9 lid 4 van de GR: De leden van de Drechtraad en hun plaatsvervangers kunnen een vergoeding voor hun werkzaamheden en/of tegemoetkoming in de kosten ontvangen, een en ander overeenkomstig artikel 21 van de Wgr. In dat geval stelt de Drechtraad de bedragen van de vergoeding en de tegemoetkoming op jaarbasis vast.

 

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Volgens de Nederlandse Vereniging van raadsleden, ondersteund door een rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur, besteedt een raadslid gemiddeld tussen de 16 en 20 uur per week aan het raadswerk. Het spreekt vanzelf dat het feitelijk tijdsbeslag sterk afhankelijk is van de persoonlijke invulling die elk raadslid geeft aan haar of zin raadslidmaatschap.

 

Raadsleden zijn daardoor vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. Een faciliteit om een voorziening te treffen kan bijdragen aan een mogelijk betere werkbalans in combinatie met een eventuele hoofdfunctie. In artikelen 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

 

De collectieve verzekering

Sommige gemeenteraden willen deze voorziening treffen voor de raadsleden vanaf de start van de raadsperiode per maart 2018. Terugwerkende kracht is niet mogelijk. De bepaling geldt vanaf 1 januari 2019. Maar, zoals gezegd, kan de raad bij verordening bepalen dat raadsleden eenmaal per jaar een bedrag ontvangen. De raad kan dus binnen een jaar na het aantreden van de nieuwe raad kiezen voor een grondslag in de verordening. Om in dit kader aan raadsleden een bedrag toe te kennen voor hun eerste jaar als raadslid, zou die grondslag dus moeten zijn opgenomen in de verordening tussen 1 januari 2019 en 28 maart 2019. Een dergelijke keuze is gezien het ritme van de zittingstermijn van gemeenteraden ook alleszins verdedigbaar. Aldus worden gebroken jaren in de uitbetalingssystematiek zoveel mogelijk vermeden.

 

Op basis van artikel 5.1, zevende lid, van het besluit geldt overgangsrecht. Voor zover voor raadsleden al op grond van het (oude) Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden collectieve verzekeringen zijn afgesloten voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden, kunnen die gehandhaafd blijven. De betrokken raadsleden ontvangen in dat geval uiteraard geen bedrag om zelf een dergelijke verzekering en/of voorziening te treffen.

 

De bepaling verplicht er niet toe dat het raadslid ook daadwerkelijk een aanvullende verzekering of een aanvullend pensioen afsluit. De wijze waarop zij of hij invulling geeft aan deze mogelijkheid staat vrij.

 

Daarnaast ontvangt een raadslid een tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering van € 109,24 per jaar. Dit bedrag wordt met ingang van 1 januari 2020 verhoogd naar € 111,42 per jaar. Ook hier is de achterliggende gedachte bij deze bepaling dat raadsleden weliswaar niet in dienst zijn van de gemeente, maar toch een aanzienlijk deel van hun tijd in het raadswerk steken (artikel 3.1.10).

 

Artikel 6. Loopbaanoriëntatie raadsleden

Niet alle gemeenten hebben in dezelfde mate behoefte aan deze regeling. De grondslag voor deze regeling is daarom nog niet ingevoerd voor alle volksvertegenwoordigers, maar alleen voor raadsleden van gemeenten groter dan 100.000 inwoners (artikel 3.1.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers). In deze bepaling is mogelijk gemaakt dat een raadslid in deze inwonersklassen ten laste van de gemeente kosten kan maken voor activiteiten, cursussen, opleidingen en dergelijke die betrokkene voorbereiden op een volgende stap in de carrière, maar die géén sollicitatieactiviteiten behelzen. Dus een cursus «Ken u zelf», het leren schrijven van een bedrijfsplan of een sollicitatietraining kwalificeert wel, maar netwerkgesprekken of outplacement kwalificeren niet. Overigens kan het raadslid die in aanmerking komt voor deze regeling, deze ook gebruiken om zich voor te bereiden op de beëindiging van zijn raadslidmaatschap.

 

Aangezien Hendrik-Ido-Ambacht in inwonersklasse 4 valt is dit artikel uit het rechtspositiebesluit niet van toepassing. Deze bepaling is daarom niet overgenomen.

 

Artikel 7. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

 

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

 

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

 

Elk jaar is discussie over het VNG congres. Voorgesteld wordt dit nu te regelen. Per fractie wordt één raadslid/burgerraadslid de mogelijkheid geboden naar het VNG congres te gaan ten laste van de gemeente. Per fractie is daarnaast een scholingsbudget beschikbaar op basis van werkelijke kosten, vooraf voorgelegd aan de griffier, zo nodig met consultatie van seniorenconvent en/of burgemeester voor maximaal € 500, - per raadslid en maximaal € 250, - per burgerraadslid. De procedure is conform de huidige regeling. Daarnaast kan scholing plaatsvinden/vindt scholing plaats via gezamenlijke trainingen of informatiebijeenkomsten door de griffie georganiseerd.

 

Artikel 8. Vergoeding voor de werkzaamheden van commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

 

In de huidige regeling kregen de burgerraadsleden een vergoeding voor de werkzaamheden die gelijk is aan tweemaal het bedrag, vermeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlands Zaken en Koninkrijkrelaties wordt herzien. Dit is nu een bedrag van € 164,28 aan presentiegelden. In de nieuwe regeling is dit komen te vervallen.

 

Artikel 3.4.1. geeft aan dat een commissielid per bijgewoonde vergadering een vergoeding krijgt, afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente: Aantal inwoners 20.001 – 50.000 zijnde € 82,46.

 

Dit betekent dat de griffie per vergadering weer bij moet houden via een handtekeningenlijst wie wel en niet aanwezig is. Is aanwezig ook luisteren op de tribune of zitting aan de vergadertafel zonder inbreng? Het seniorenconvent heeft besloten voor te stellen ene overgangsregeling te creëren. Immers voor een commissielid de vergoeding nu halveren, terwijl er niets veranderd dan het besluit wordt niet redelijk en reëel geacht. Staat dat in redelijke verhouding staat tot de huidige taak en de omvang van de door hem of haar te verrichten arbeid. Hiermee wordt recht gedaan hoe een en ander al was geregeld. Na de verkiezingen in maart 2022 zal overeenkomstig de rechtspositieregeling gehandeld worden: per vergadering een vergoeding toe kennen.

 

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

 

In artikel 3.3.2 staat dat van gemeentewege raadleden en burgerraadsleden voor de duur van de uitoefening van de functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld. Hierbij horen ook bijbehorende abonnementen.

 

Als een raadslid zijn iPad inlevert maakt de griffie de iPad volgens de fabriekshandleiding leeg waardoor wordt aan de eisen van de BIO. Formeel levert de gebruiker dus de iPad in. Aan het begin van de periode tekent de ontvanger een bruikleenovereenkomst voor de duur dat hij/zij raadslid is. Aan het einde van de periode levert de ontvanger de iPad weer in en het (burger)raadslid krijgt een ontvangstbevestiging dat de iPad is ingeleverd (op dat moment wordt voldaan aan de eisen van de BIO art. 7.3.1)

 

Daarbij komt dat een (burger)raadslid bij het aantreden de belofte of de eed aflegt en verklaart daarbij geen vertrouwelijke informatie te lekken (tijdens en na het dienstverband).

 

De App (op dit moment Notubox) controleert d.m.v. online inloggen of de gebruiker/het raadslid nog toegang mag hebben tot de gegevens die in Notubox staan. Na de raadsperiode wordt deze door de griffie geblokkeerd. Dat betekent zonder geldig account geen toegang tot gegevens.

 

Artikel 10 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

 

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 11 Betaling vaste vergoedingen & artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.

 

Artikel 12 Betaling en declaratie van onkosten

Deze bepaling regelt de wijze waarop de raadsleden kosten kunnen declareren. Voor de wijze van declareren kan ook aansluiting worden gezocht bij het systeem dat de werknemers gebruiken.

 

Artikel 13 Intrekking oude verordening

De huidige verordening wordt ingetrokken.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

De verordening treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2019 in werking. Dat is de datum van inwerkingtreding van het rechtspositiebesluit. Op deze wijze kunnen de leden van de raad met terugwerkende kracht gebruik maken van de mogelijkheden die de verordening biedt.

 

Artikel 15 Citeertitel

Spreekt voor zich.