Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Nadere regels BIBOB Gemeente De Fryske Marren 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels BIBOB Gemeente De Fryske Marren 2019
CiteertitelNadere regels Bibob gemeente De Fryske Marren 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum inwerkingtreding wijkt af van de in artikel 5.1 genoemde datum.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 3 van de Drank- en Horecawet
  4. artikel 27 van de Drank- en Horecawet
  5. artikel 30a van de Drank- en Horecawet
  6. artikel 31 van de Drank- en Horecawet
  7. artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  8. artikel 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  9. artikel 30b van de Wet op de kansspelen
  10. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/De%20Fryske%20Marren/CVDR613283/CVDR613283_1.html
  11. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/De%20Fryske%20Marren/CVDR452936.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-04-2019nieuwe regeling

01-04-2019

gmb-2019-89061

194019186

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels BIBOB Gemeente De Fryske Marren 2019

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente De Fryske Marren, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbepalingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank & Horecawet, de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 2:25, 2:28, 2:31a, 2:40aa en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), en de Algemene Subsidieverordening;

 

Besluiten vast te stellen de:

 

Nadere regels voor de toepassing van de Wet Bibob 2019.

Paragraaf 1: Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 lid 1 van de wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze nadere regels, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente De Fryske Marren;

  • b.

    Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente De Fryske Marren;

  • c.

    Betrokkene: zowel de aanvrager van een vergunning/beschikking als de houder van een reeds verleende vergunning/beschikking. Hierbij gaat het om alle geldige vergunningen/beschikkingen;

  • d.

    RIEC: het regionaal informatie en expertise centrum (noord), dat in het leven is geroepen om de partners binnen het samenwerkingsverband met betrekking tot de aanpak van georganiseerde criminaliteit te faciliteren en te ondersteunen.

  • e.

    LBB: Landelijk Bureau Bibob: Het Bureau Bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur (als bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob);

  • f.

    (Generieke) Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet Bibob door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn, ontleend aan de wet, om de aanvraag te weigeren, de beschikking in te trekken, of voorschriften aan de (al dan niet) te nemen beschikking te verbinden;

  • g.

    Eigen onderzoek: de wijze van behandelen (als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob) van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Landelijk Bureau Bibob (voortaan het Bureau) aan te vragen;

  • h.

    Bibob-vragenformulier: het door het bestuursorgaan, in overeenstemming met de ministeriele regeling Bibob-formulieren, vastgestelde vragenformulier dat door de betrokkene volledig ingevuld en ingediend moet worden;

  • i.

    Risicogebied: een door het bestuursorgaan aan te wijzen (geografisch afgebakend) gebied waarbinnen zich meerdere (wettelijk toegestane sectoren/branches) bedrijven bevinden waarbij risico-indicatoren bestaan die de inzet van Bibob rechtvaardigen;

  • j.

    (Risico)branche: een door het bestuursorgaan aan te wijzen (economisch afgebakende) bedrijfsgroep, los van hun geografische vestiging, waarbinnen zich bedrijven bevinden waarbij risico-indicatoren bestaan die de inzet van Bibob rechtvaardigen;

  • k.

    Gevaar: de mate van gevaar die op grond van het Bibob-onderzoek blijkt te bestaan in welke mate uit strafbare feiten verkregen vermogen wordt benut, dan wel dat de beschikking/vergunning wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen.

 

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe aanvragen.

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke nieuwe aanvraag (van een nieuwe ondernemer) voor een beschikking als bedoeld in:

  • a.

    Artikel 3 van de Drank- en horecawet (vergunning horecabedrijf);

  • b.

    artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke Verordening (seksinrichting, escortbedrijf);

  • c.

    artikel 2:40aa van de Algemene Plaatselijke Verordening (speelautomatenhal);

  • d.

    artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning horeca);

 

Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij alle mogelijke aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 1 Wet Bibob.

  • 1.

    Naast de in artikel 2.1 aangeduide gevallen, kan het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de beschikkingen genoemd in artikel 1 Wet Bibob overgaan tot een Bibob-toets, als:

  • vanuit eigen informatie en/of

  • vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet Bibob,`

er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob.

  • 2.

    Bovendien kan een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

 

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan kan de wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een (risico)branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

  • 3.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;

  • 4.

    informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet Bibob verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;

  • 5.

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

 

Artikel 2.2a Toepassing bij weigering verschaffen gegevens

  • 1.

    Bij een weigering (bij een bestaande beschikking) om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 4 jo 3 van de wet Bibob en zal de bestaande vergunning/beschikking als gevolg daarvan worden ingetrokken.

  • 2.

    Bij een weigering als bedoeld in dit artikel bij een nieuwe aanvraag, zal die aanvraag conform artikel 4:5 Awb buiten behandeling gesteld worden.

 

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij subsidies

(gereserveerd)

 

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

(gereserveerd)

 

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

(gereserveerd)

 

Paragraaf 4: Uitvoering van de Bibob-toets

 

Artikel 4.1 het Bibob-onderzoek

  • 1.

    Betrokkene zal na invulling van de aanvraagformulieren, het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig ingevuld en van alle nodige/genoemde bijlagen voorzien bij het bestuursorgaan in moeten dienen. In geval van een aanvraag voor een nieuwe beschikking, maken de Bibob-gegevens deel uit van de aanvraag.

  • 2.

    De aanvraag zal eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

  • 3.

    Wanneer er geen reguliere weigeringsgronden zijn gebleken en er wel aanleiding bestaat de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob te onderzoeken, zoal dit onderzoek met inachtneming van de in artikel 4.1a van deze nadere regels genoemde stappen worden uitgevoerd.

 

Artikel 4.1a Uitvoering Bibob-onderzoek

  • 1.

    Stap 1 (eigen onderzoek)

    Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/houder van de vergunning aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en);

  • eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • open en gesloten bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, justitiële en strafvorderlijke gegevens, politiegegevens enz.).

  • Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen van welke mate van gevaar (geen gevaar, een mindere mate van gevaar, of ernstig gevaar) sprake is, kan zij overeenkomstig een besluit nemen. Wanneer er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

2. Stap 2 (adviesaanvraag Bureau)

  • Aanvullend op de controle en analyse van de verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen overige betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

  • e.

    Het Bureau de gemeente desgevraagd bericht als bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob.

  • Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) beschikking wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten kan het bevoegd gezag extra voorschriften aan de vergunning verbinden. Deze voorschriften dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

  • Bij ‘geen gevaar’ kan de beschikking worden verleend of in stand blijven.

  • Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

  • Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open.

 

Artikel 4.2 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag bij het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de wet Bibob. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet Bibob.

 

Artikel 4.3 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet Bibob, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet Bibob.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet Bibob, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet Bibob.

  • 3.

    Het Bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet Bibob, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

Artikel 4.4 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet Bibob genomen besluit op de aanvraag voor een beschikking, is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 4.

    Het bestuursorgaan, dat een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

 

Paragraaf 5: Invoering

 

Artikel 5.1 Invoeringsdatum

Deze nadere regels treden in werking op 8 april 2019.

 

Artikel 5.2 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: nadere regels Bibob gemeente De Fryske Marren 2019.

 

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente De Fryske Marren op 1 april 2019.

de burgemeester,

F. Veenstra

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren op 1 april 2019.

De gemeentesecretaris De burgemeester

mw. D.J. Cazemier dhr. F. Veenstra