Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Velsen |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag 2009 gemeente Velsen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Per 1 april 2012 vervalt:
Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009 gemeente Velsen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-04-2012 | nieuwe regeling | 15-01-2009 De Jutter/Hofgeest, 22-1-2009 | R09.0003 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
De wet: de Wet werk en bijstand.
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
Bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;
II. Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 3 – Langdurig, laag inkomen
Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven de bijstandsnorm.
Artikel 4 – Hoogte van de langdurigheidstoeslag
De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar 40% van de toepasselijke bijstandsnorm bedoeld in artikel 21 van de wet vermeerderd met de toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de wet, voor één maand.
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Toelichting Verordening Langdurigheidstoeslag
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB zoals dat vanaf 1 januari 2009 luidt, dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. Tevens dient in de verordening de hoogte van de toeslag te zijn vastgelegd.
Artikel 36 lid 1 WWB vermeldt tot slot als criterium dat belanghebbende (op de peildatum) geen uitzicht heeft op inkomensverbetering. Volgens de toelichting wordt hiermee gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt een wetstechnische imperfectie weggenomen.
Met de omschrijving van het begrip ‘peildatum’ wordt beoogd dat de langdurigheidstoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd, namelijk vanaf de datum waarop men aan alle voorwaarden voldoet.
Bij beoordeling van het recht op de toeslag voor 1 januari 2009 gelden de criteria zoals die tot deze datum in de wet waren opgenomen.
Een referteperiode van vijf jaar (60 maanden), zoals artikel 36 WWB (tekst tot 1-1-2009) voorschreef wordt als te lang ervaren. Nadat belanghebbenden drie jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Deze termijn wordt nu ook al bij het minimabeleid gehanteerd (o.a. bij de voorwaarde om voor een bedrag om niet voor duurzame gebruiksgoederen in aanmerking te komen en bij de aflossing van leningen.. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden.
Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 100% van de bijstandsnorm. Marginale overschrijdingen van de grens staan niet aan het toekennen van de Langdurigheidstoeslag in de weg (zie CRvB 19-8-2008).
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is bij benadering gebaseerd op de toeslagen zoals die onder de tot 1-1-2009 geldende bepalingen golden. De nu gekozen 40% van de voor de betrokkene geldende bijstandsnorm plus de maximale gemeentelijke toeslag ligt iets hoger dan de tot 1-1-2009 in de wet vastgelegde bedragen. Voor gehuwden en alleenstaande ouders is dat ongeveer € 18,00 en voor alleenstaanden € 12,00.
Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het desbetreffende jaar.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 (bv. de niet rechtmatig hier verblijvende vreemdeling) of artikel 13 lid 1 WWB (bv. detentie). De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.
NB: Dit derde lid ziet uitsluitend op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.